Lome hiphop-beats, veel elektronica, breekbare vrouwenstemmen en rap. De combinatie werd een jaar of dertig geleden heel populair, met Massive Attack, Portishead en Tricky als vaandeldragers. Je had er als genrenaam een Madchester-variant op Bristol van kunnen maken, want daar kwamen de bands vandaan. De Britse muziekpers koos echter voor de naam triphop. Zeer tegen de zin van Massive Attack en Tricky zelf, want hun muziek was veel breder dan alleen maar trippy hiphop. Ondanks decennia aan muzikale verbreding en verdieping treedt Tricky aankomende donderdag op met een integrale uitvoering van zijn debuutalbum Maxinquaye. Ook zijn oude makkers van Massive Attack (waar we afgelopen zomer nog een playlist en podcast over maakten) treden binnenkort op: 27 juni in Tilburg. Het leken ons mooie aanleidingen om het genre en de artiesten eens wat beter en in de volle breedte onder de loep te nemen.

Keuze Quint Kik: Massive Attack – Karmacoma (Portishead Experience) (1995)

In een hokje gestopt

Natuurlijk mogen usual suspects Massive Attack, Tricky en Portishead niet ontbreken in een battle over triphop. Deze slagschepen van het subgenre liggen immers aangemeerd in havenstad c.q. epicentrum Bristol. Behalve Tricky en Massive Attack zal in mei van dit jaar ook nog Portishead-zangeres Beth Gibbons haar opwachting maken: in een uitverkocht Tivoli, met nieuw solowerk op eigen titel.

Vanwege dat laatste neigde ik aanvankelijk naar iets van de alom geprezen comebackplaat Third. Al had het net zo makkelijk iets van het ietwat onderkoeld ontvangen Heligoland van Massive Attack kunnen zijn. De triphop avant-la-lèttre van Bomb the Bass en Maureen was ook een optie. Hun cover van Aretha Franklin’s I Say A Little Prayer (1988) stamt uit de tijd dat we nog maar net kennis gemaakt hadden met hiphop (laat staan dat we enig benul hadden van wat triphop was).

Dat laatste gold destijds ook voor veel artiesten die tegen wil en dank door de gemakzuchtige dames en heren recensenten bij elkaar in een hokje werden gestopt. In de liner notes van deel 5 uit de jazzy verzamelreeks Rebirth of the Cool is hierover een mooi exposé te vinden. In een notendop: nieuwe muziek is op zijn meest opwindend in de korte tijdspanne dat er nog geen etiket op is geplakt door de pers. De artiesten op deze verzamelaar hadden als credo: Real cool is when nothing is uncool.

Dus kies ik voor een rolled-into-one benadering, die ik aantrof op dat verzamelalbum: de Portishead-remix van de door Tricky gezongen Massive Attack-single Karmacoma. Waarbij het oosterse motief is ingeruild voor een sample van iemand die bovengenoemd credo tot een levensmotto verhief: Serge Gainsbourg. Ook hij muteerde voortdurend en kende geen regels, afgezien van de vrijheid om te creëren. Onwaarschijnlijke aartsvader van triphop?

Keuze Leendert Douma: Tricky – Hell Is Round The Corner (1995)

Gruizig, groezelig, grofkorrelig, grauw en grimmig

Vergeet alles wat nadien gemaakt is (en alles wat hier nog beweerd gaat worden), want… Dit Is Het Ultíeme Triphop Nummer. Luister maar! Het is gruizig, groezelig en grofkorrelig. Of zoals de Engelsen zo mooi zeggen: ‘gritty’. Maar ook grauw en gevaarlijk. Het is genadeloos. Neem de vertaling van de titel maar letterlijk: de hel ligt om de hoek.

Let me take you down the corridors of my life

Het gaat hier om Knowle West, het grimmige vastgoedproject middenin Bristol waar Adrian Thaw alias Tricky leefde. (Een groot contrast met het serene Somerset daar vlakbij, waar Martina Topley-Bird opgroeide, de engelachtige zangeres die we ook op dit nummer horen.) De kleine Adrian staarde op 4-jarige leeftijd in de doodskist van zijn moeder Maxine, die zelfmoord pleegde. Hij leefde een leven van kleine criminaliteit. Gevangenis in, gevangenis uit. De wereld van 2 Tone ska, soundsystems en de Specials hielden hem op de been. En Massive Attack werd zijn redding. Hij was parttime-lid ten tijde van hun eerste album. Maar het ging hem teveel op een ‘echte baan’ lijken.

My brain thinks bomb-like
beware of my appetite

Tricky zocht duisterder hoeken in het triphop-universum. En zijn Akai S1000-sampler bracht hem dichter bij de hel. Hell Is Round The Corner is opgebouwd uit de ritmetrack van Glorybox, de melancholische hit van stadsgenoten Portishead – alleen klinkt het daar cleaner en meer klinisch – en bizar vertraagde delen van Ike’s Rap II van Isaac Hayes. En alles is gedrenkt in het getik en geruis van een grijsgedraaide plaat. Het is spookachtig. Het is bizar. Het is adembenemend.

Keuze Remco Smith: Hoover – 2Wicky (1996)

Voor eeuwig Nieuw-Zeeland

In november 1996, net afgestudeerd, stond ik op Schiphol om naar Australië te gaan voordat ik aan mijn werkend leven zou beginnen. Een jaartje voordien had ik in mijn stamkroeg Kandinsky in Tilburg tegenover studievriend Bas gezeten en aan hem gevraagd: “Wat ga je doen als je klaar bent?” Al pratende hadden we opeens het plan opgevat om Down Under te gaan. Net voordat we op het vliegtuig stapten zei ik tegen mijn ouders nog zoiets als: “Zul je zien dat deze winter een Elfstedentocht zal plaatsvinden.” Ik ben echt liefhebber van seizoenen, dat het nu al een jaar of 25 nauwelijks heeft gevroren is mij een gruwel. De winter zou ik vanwege mijn wereldreisplannen missen.

Na zes weken Sydney, waar ik kabel-TV en stropdassen heb verkocht, vatten Bas en ik opeens het plan op om naar Nieuw-Zeeland te gaan. Wel om te werken uiteraard. Oudejaarsavond hebben we nog in Auckland in pub Amsterdam gestaam, voor veel te veel Nieuw Zeelandse dollars Grolsch beugels wegdrinkend. De volgende dag gingen we naar Waiheke Island. In het plaatselijke restaurant zouden we gaan werken als afwashulp en short-order-cook. De restauranthouder was zich bewust van de prijs van backpackers in het restaurant; buiten ons waren nog twee Duitse meiden en een Australische jongen daar aan het werk. Voor nauwelijks meer dan kost en inwoning.

Twee dingen kan ik mij goed herinneren van die drie weken restaurantwerk. De krant op de bar waarin op 4 januari 1997 een verslag stond van de verreden Elfstedentocht, met een kaartje erbij waar Nederland in Europa lag en waar in Nederland die rare tocht plaatsvond. En A New Stereophonic Sound Spectacular, de eersteling van toen nog Hoover, nadien omgedoopt tot Hooverphonic. Na het werken in het restaurant zochten de backpackers elkaar op en werd de prachtplaat van deze geweldige Belgische band, die de Australiër ergens op de kop had getikt, veelvuldig gedraaid. Hoor ik 2wicky, dan ben ik weer in Nieuw-Zeeland.

Keuze Alex van der Heiden: Morcheeba – Small Town (1996)

Glimlach

Het jaarlijkse dorpsfeest eindigde altijd met de grote afsluiting in de feesttent op het parkeerterrein van de voetbalclub. Het bier vloeide rijkelijk en de lokale coverband speelde meer dan goed. Al een tijdje had ik een oogje op het overbuurmeisje en die avond zou het gebeuren. We zoenden hartstochtelijk op het eerste beste sluipnummer en onderweg naar huis stonden we om de tien meter stil om die oefening te herhalen. De volgende morgen vroeg mijn moeder of het ‘aan’ was, want de buurvrouw van drie huizen verder had datgene wat ze gezien had al doorgebriefd aan mijn ouders.

Small Town met zijn kleinzielige roddelpraat. Ontvlucht het en zoek je eigen weg is de boodschap van Morcheeba. Na dit voorval was me één ding duidelijk; ik wil naar de stad, en een paar jaar later verhuisde ik naar Den Haag. Met een glimlach denk ik terug aan een mooie tijd in dat dorp waar ik nog steeds met grote regelmaat kom om mijn ouders te bezoeken. De glimlach wordt nog groter bij de relaxte triphop muziek van Morcheeba en vooral bij het nummer Small Town.

How’s it going but it’s not their concern
They talkin’ stuff about you
That you never learn

Smile, you’re on your own
Smile, ’cause you’ve outgrown
Smile, you lost your home
Smile to yourself

Keuze Marco Groen: Cornershop – It’s Indian Tobacco My Friend (1997)

Lobelia Inflata

Vreemde albums waar ik na meerdere luisterbeurten nog geen chocolade van kan maken hebben bij mij een streepje voor. Het zijn de albums van bands die een genre op zichzelf lijken te zijn. Voorbeeldje? When I Was Born For the 7th Time van Cornershop. Uitgebracht in 1997, gekocht in 1998. Niets is standaard aan dat album. Neem nu bijvoorbeeld alleen al het gegeven dat er enkele nummers worden gezongen in het Punjabi, een lot dat ook hun cover van Norwegian Wood ten deel viel. Of de hitsingle Brimful of Asha; een nummer dat een inkijkje geeft in de wereld die Bollywood heet. Er komen namen van Indiase beroemdheden langs die hier op straat niet zo snel herkent zullen worden. En dat door een band die zijn oorsprong heeft in Leicester!
Flauw natuurlijk, want Cornershop heeft een niet te miskennen band met India. De ouders van gitarist/zanger Tjinder Singh komen er vandaan, de Sitar wordt moeiteloos ingepast in diverse nummers en vooral in het nummer When the Light Appears Boy kun je de Punjabi Somasa bijna proeven.

Een extra raar nummer op een toch al niet zo gebruikelijk album is It’s Indian Tobacco My Friend. De b-kant van Brimful of Asha. It’s Indian Tobacco My Friend is een heus triphopnummer dat fungeert als overbrugging tussen een countrynummer en een psychedelisch hiphopnummer, want Cornershop is nu eenmaal helemaal Cornershop. Zij doen dat soort dingen. Het nummer gaat (waarschijnlijk) over de blaaslobelia. Dit is een als giftig bestempelde plant waar allerlei geneeskrachtige en hallucinante eigenschappen aan worden toegedicht. Misschien moet ik ‘m maar eens op mijn to do-lijstje zetten, want er kunnen blijkbaar prachtige dingen uit voortkomen, zoals Cornershop bewijst.

Keuze Erik Stam: Portishead – Humming, Roseland NYC Live (1998)

Klassiek

Triphop is een genre dat leunt op elektronische muziek maar toch sterk neigt naar het analoge. Is er dan een beter voorbeeld te bedenken dan de combinatie van een triphopband met een 28 hoofden sterk orkest? Portishead nam op deze manier een plaat op en het resultaat mag er zijn. Eigenlijk al vanaf de allereerste klanken. De eerste tonen van het nummer nummer Humming waarmee de plaat opent zijn het laatste stemmen van het orkest, waarna het zwevend digitale geluid van een theremin opkomt. Ik schijf overigens bewust ‘het geluid van’ want hoewel het echt als een theremin klinkt is het ‘gewoon’ een Moog synthesizer. Een detail dat voor het gevoel weinig uitmaakt.

Als na een minuut of twee de stem van Beth Gibbons de hoofdrol overneemt is het plaatje wat mij betreft rond. Niets meer aan doen. Zo is triphop bedoeld.

Keuze Joris van der Aart: Death In Vegas – Dirge (1999)

Dit blijft door je hoofd spoken

Ik moet toegeven dat ik even moest zoeken naar welke artiesten, buiten de geëigende namen, allemaal tot de triphop gerekend worden. Maar toen ik Death In Vegas tegen kwam, was mijn keuze snel gemaakt. Ik heb hun album The Contino Sessions namelijk best een tijdje grijs gedraaid en als ik er over nadenk, dan past het helemaal in het hokje van de triphop.

Het nummer van dit album dat vooral nog door mijn hoofd spookt (ik kan het helaas niet anders omschrijven), is Dirge. En de belangrijkste reden daarvoor is zangeres Dot Allison. Al na een paar gitaarakkoorden komt zij binnen met het refrein: Laa la laaa. En dat is letterlijk ook alle tekst in het nummer. Hoe kan dat zo pakkend zijn dan, vraag je je af? Ik weet het niet, maar dat doet het. Het blijft zich continue herhalen, het kruipt onder je huid en nestelt zich in je hoofd. Het klinkt gelijkertijd zowel lieflijk als angstaanjagend. Het laat je nooit meer los.

Op de achtergrond zwelt de muziek, na een rustig begin, steeds verder aan. Gitaren worden steeds meer overstemd door elektronica en langzaam maar zeker wordt het nummer opgebouwd naar een climax.. en al die tijd hoor ik het refrein dat zich maar blijft herhalen: Laa la laaa. Of is dat wel zo? Nee, de zang is allang weggestorven, maar dat merkte ik niet eens. Het blijft slechts voortgaan in mijn hoofd.

En nu ook in dat van jou!

Keuze Willem Kamps: Goldfrapp – Lovely Head (2000)

Meer trip dan hop

Als ik érgens een pesthekel aan heb zijn dat fluitende mensen, zomaar op straat of op het werk. Van die types die een soort van improviseren. Het liefst zou ik ze een nekslag geven. Anders is dat met fluiters in de muziek. Heerlijk, John Lennon in Jealous Guy of Bowie in Golden Years, om er enkele te noemen. Bij Goldfrapp hetzelfde. Gedurfd, een fluiter aan het begin van Lovely Head, de opener van hun debuutplaat, maar wat het mooiste is dat, al ken je het niet, je iets vertrouwds hoort en voelt. Het heeft iets waar ken ik dit van?, een beetje slaapliedje-achtig.

Ook als Alison Goldfrapp na het fluiten fluisterend begint te zingen zet dat idee van een slaapliedje zich voort totdat na de eerste zangregels de synth erin komt; een kruising tussen een neusfluit en het maandelijkse luchtalarm. Je zit meteen recht overeind, klaar om die wekker een gooi te geven, maar Alison neemt het weer fluisterend over en sust je weer richting slaap.

Alison Goldfrapp (begonnen bij Tricky) ging haar eigen muziek schrijven en kwam in contact met Will Gregory, die alle instrumenten bespeelt. Het zo gevormde duo is meer trip dan hop. Wel hebben ze dat relaxte downtempo en bovenal dat filmische karakter; je waant je als vanzelf in jaren vijftig zwartwitfilms, alleen met wat explicieter teksten (no time to fuck). Wat ontbreekt zijn samples, breakbeat en gescratch. Toch, daarom niet minder mooi. Lovely kun je gerust zeggen.

Keuze Hans Dautzenberg: Tosca – Suzuki (2000)

Sweet spot

Ergens op het kruispunt tussen ambient, breakbeat, dub, lounge en muzak, bevindt zich Suzuki van Tosca. Het nummer weet daar de sweet spot te vinden. Niet te sloom, (nét) niet te gladjes en vooral niet te veel liftmuziek. Maar ook niet de zware dub of agressieve toon die bijvoorbeeld Massive Attack juist zo boeiend kan maken. Kortom: aangenaam interessant.

Tosca is een project van Richard Dorfmeister, die we vooral kennen van zijn samenwerking met Peter Kruder. In Tosca werkt hij met Rupert Huber, een componist van moderne (en experimentele) elektronische en piano muziek. Hij werkt voor zijn composities vanuit ruimtelijke concepten, soms ook letterlijk door installaties te creëren waarin de interactie tussen plek, mens en ruimte een muzikale uitwerking tot stand brengt.

Dorfmeister kent Huber uit zijn schooltijd, waar beide heren een gedeelde interesse hebben in ‘Indiase muziek, tape machines en poëzie’. Na school gaan ze elk hun eigen weg, om vanaf 1994 weer te gaan samenwerken in Tosca. En hoe! – luister eens naar de lekker groove van Fuck Dub pt. 1 & 2. Sindsdien zijn er circa 20 albums verschenen.

Neem rustig de tijd en kies een goed moment om Suzuki te beluisteren en er ontvouwt zich een ruimtelijk scala aan geluiden waar geleidelijk steeds meer kleine dingen zijn te ontdekken. Juist de subtiliteiten in wat ogenschijnlijk een betrekkelijk simpele herhalende breakbeat is, geven het nummer voldoende kleur om ook op de langere duur niet te gaan vervelen.

Keuze Jeroen Mirck: Lamb – What Sound (2001)

Het geluid van de liefde

Muziek prikkelt je zintuigen, speelt met je gevoelens. Muziek is intimiteit, samen beleven, je laten meeslepen door de beats. Dat effect ervoer ik rond de eeuwwisseling heel intens bij de zoete triphop van Lamb.

Deze Britse band van produceren Andy Barlow en zangeres Lou Rhodes zag ik in 2001 live in Amsterdam, vlak na het verschijnen van hun derde album What Sound. Dat intense effect van muziek komt wat mij betreft het best tot uiting in het titelnummer van die plaat. Het geluid waar Rhodes over zingt is hier trouwens niet de muziek zelf, maar het kloppen van twee harten. Ze zingt over het geluid van de liefde. Waarna een indringende drum het nummer op gang trekt. We horen de liefde, maar ook de muziek. Het geluid van Lamb is betoverend. Of zoals Rhodes zelf zingt: het is the sound that makes the world go round.

Keuze Stefan Koopmanschap: Tricky – Evolution Revolution Love (2001)

Het werkte beide kanten op erg goed

Samenwerkingen van artiesten die opereren in verschillende genres kunnen heel goed of heel slecht uitpakken. Soms zijn de samenwerkingen ook heel verrassend. Zo had ik in 2001 niet kunnen zien aankomen dat Ed Kowalczyk en Tricky samen iets zouden gaan doen. Het werd een soort exchange, waarbij Kowalczyk meedeed op een track van Tricky, en Tricky meedeed op een track van Live. En grappig genoeg werkte het beide kanten op erg goed. Dat het goed werkte was misschien ook wel het resultaat van de vriendschap tussen Tricky en Kowalczyk, waardoor ze elkaar goed aanvoelden.

Nu heeft Tricky nooit echt muziek gemaakt die het goed deed in de hitlijsten. Sterker nog, zijn enige notering in de Top 40 haalde hij in de bovengenoemde samenwerking met Live. De bijdrage van Ed Kowalczyk zorgde wel voor iets wat anders al niet gebeurde: Evolution Revolution Love haalde de tipparade. En hoewel dat voor zijn Tricky oeuvre een hoogtepunt is durf ik nog steeds wel te zeggen dat deze samenwerking enorm ondergewaardeerd is. De combinatie van het donkere van Tricky en de wat hogere en zeer karakteristieke stem van Kowalczyk werkt heel erg goed samen. In de videoclip wordt de samenwerking ook prachtig gevisualiseerd doordat er wordt geimpliceerd dat ze 1 persoon zijn die steeds een ander gezicht heeft. En door de bijdrage van Kowalczyk is het een prima entrypoint voor het fantastische oeuvre van Tricky en voor het triphop-genre.

Keuze Freek Janssen: Arsenal – Longee (2003)

Bepalen jullie maar of dit ook echt triphop is

Ik vind genres soms echt een bitch. Wanneer is iets triphop? Okay, hiphop-beats, zware bas, vaak gezongen door een vrouw. Als dat ook nog eind jaren negentig werd geproduceerd, dan is de kans groot dat het raak is.

In België had je destijds Hooverphonic. Zeker triphop, want eigenlijk gewoon een Vlaamse variant op Portishead. Hun Mad About You kwam best wel in de buurt van Glory Box. Een paar jaar geleden schitterde de band nog op het Eurovisie Songfestival.

Maar je hebt in België ook nog Arsenal. De band is er wereldberoemd, mag je wel zeggen; hun songs Melvin, Estupendo en Lotuk staan altijd hoog in eeuwigheidslijstjes zoals de Tijdloze van Studio Brussel. Maar om nu te zeggen dat Arsenal een typische triphop-band is? Nee. Indie? Zeker. Maar toch eerder raakvlakken met wereldmuziek en dance dan met triphop.

Behalve Longee, hun meest onweerstaanbare nummer als je het mij vraagt. En ja, dat komt door het basje en het (hiphop)drummetje. Het wordt gezongen door een vrouw, voilà, weer een vinkje. Longee is ook best loom, laid back.

Mogen jullie uitmaken of dit triphop is. Ik ga er erg lekker op in elk geval.

Keuze Erwin Tijms: Sevdaliza – Hubris (2017)

Rotterdams eigen triphop

Je zou misschien denken dat triphop iets is van de jaren ’90, met uitlopers naar de jaren ’00. Maar het genre is nog steeds terug te horen, bij artiesten zoals FKA Twigs en de Rotterdamse Sevdaliza. Zij kwam medio jaren ’10 met een aantal EP’s en een album vol eigen, innovatieve triphop.

Na een carrière als professioneel basketballer (ze speelde voor Oranje) en een blauwe maandag in communicatie besloot ze dat het maken van muziek de manier was om haar eigen pad te volgen en haar gevoelens te laten spreken. Nadat ze zichzelf leerde zingen en editen, leidde haar samenwerking met producer Mucky tot grensverleggende muziek, vaak ook nog vergezeld door gedurfde videoclips vol statements en symboliek.

Het nummer dat ik heb gekozen, Hubris, komt van ISON, haar eerste volledige album. Het laat wat mij betreft prachtig de triphopkant van haar eerdere werk horen. Sindsdien heeft Sevdaliza zichzelf uiteraard nog muzikaal verder ontwikkeld, net als eerder Tricky, Massive Attack en Portishead dat deden. Haar laatste album Shabrang  was wat minder uitgesproken triphopperig: het leunde wat meer richting traditioneel singer-songwriterschap, maar dan met elektronische en soms zelfs klassieke begeleiding. Kort geleden verraste Sevdaliza met een samenwerking met Grimes: het nummer Nothing Lasts Forever, dat weer een heel ander geluid heeft.

Sevdaliza is ondertussen wereldberoemd, zij het dat ze in Nederland waarschijnlijk nog steeds niet heel bekend is. Het zal alle bezoekers van haar concerten, van Mexico tot Georgië, weinig uitmaken. Haar muziek is simpelweg briljant.

Keuze Halbe Kroes: UNKLE feat. Michael Kiwanuka – On My Knees (2019)

Zwakke knieën

Als James Lavelle in 1992 begint met het project UNKLE (of U.N.K.L.E.) is het woord Triphop als genre nog niet gekenmerkt. Dat gebeurde dus pas 2 jaar later. Lavelle weet het debuutalbum uit 1998 eigenlijk direct al vol met beroemde samenwerkingen te krijgen. Namen als Thom Yorke (waar collega-blogger Stefan in 2015 al naar refereerde) en Richard Ashcroft. Geen onbekenden van de jaren ‘90 Britpop. De daaropvolgende decennia blijven die samenwerkingen dan ook doorgaan. Josh Homme, Ian Brown en Tom Smith zijn maar een paar voorbeelden. Maar waar mijn oor op viel is de collaboratie met Soul-zanger Michael Kiwanuka (nog maar 1x over geblogd alhier!!).  De stem van Kiwanuka is altijd magisch, heb de beste man mogen zien in 2019 in de Afas Live. En zal hier later hopelijk zeker nog eens op terugkomen. Dan over deze plaat, opgenomen voor de Oscar winnende film Roma in 2018. Het nummer beschrijft hoe de hoofdpersoon van de film terugkijkt op fouten uit het leven. Het daar zwaar mee heeft, op de knieën valt en dan toch ook weer de hoop vindt voor de toekomst. Maar wat een muziek, wat mij betreft de jaren ‘90 Bristol-vibe helemaal terug, strings uit synths, ghostnote-drumming on top of it. Met daar de fantastische zang van Kiwanuka nog bij. Garantie voor succes. En voor kippenvel, althans bij mij.

 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.