Ol’ Blue Eyes zong het al in zijn ode aan de stad. The city that never sleeps is tevens de plaats waar de meeste liedjes over geschreven zijn. Veel meer dan over Parijs. Wat is de aantrekkingskracht van New York? We hebben een aantal liedjes, en hopelijk antwoorden, op een rij gezet.

Keuze Marcel Klein: Laura Nyro – New York, Tendaberry (1969)

Verschillende lagen

New York, the city that never sleeps. Veel mensen hebben een haat-liefdeverhouding met de stad en eerlijk gezegd heb ik dat ook wel een beetje. Ik weet nog de laatste keer dat ik uit de taxi stapte toen ik in New York aankwam en dat stad met al zijn geluiden mij echt overviel. Maar aan de andere kant krijg ik er ook geen genoeg van. De fantastische musea, Chinatown, de toeristen op Brooklyn Bridge, een honkbalwedstrijd bij de New York Mets, een theatershow op Broadway, gebouwen als Grand Central Station en de rust die intreedt als je een paar meter Central Park inloopt.

En natuurlijk de geschiedenis van de stad, met als dieptepunt 9/11. Het mooiste nummer over New York heb ik al eens de revue laten passeren.  Hoe Tori Amos de stad bezong na deze gebeurtenis gaat door merg en been. I Can’t See New York.  Lees de blog en bezoek misschien wel één van de meest indrukwekkende musea in de wereld.

New York heeft vele lagen. Niemand bezong dit zo mooi als Laura Nyro. New York Tendaberry gaat over die haat-liefdeverhouding, over die verschillende lagen van de stad. Ik heb al eerder over Laura geschreven (hier en hier) en alhoewel het niet mijn gewoonte is, doe ik dat toch opnieuw. Niemand weet zo goed de sfeer van de stad neer te zetten.

New York tendaberry
Blue berry
Rugs and drapes and drugs
And capes
Sweet kids in hunger slums
Firecrackers break
And they cross
And they dust
And they skate
And the night comes
I ran away in the morning
Now I’m back
Unpacked
Sidewalk and pigeon
You look like a city
But you feel like a religion
To me

Het nummer komt uit 1969, maar eerlijk is eerlijk, zoveel is er niet veranderd. Misschien is de staat van de stad wel heel anders dan in de zestiger en zeventiger jaren. Waar tegenwoordig in Bryant Park elke dag mensen veel met sport bezig zijn, liepen er in de zeventiger jaren alleen drugsverslaafden. En wijken als Harlem, Brooklyn en Queens worden stuk voor stuk opnieuw opgebouwd en de stad heeft steeds meer een ander gezicht gekregen.

Laura Nyro lijkt dit als geen ander te weten. Relatief onbekend in Nederland, maar door diverse musici (Alice Cooper, Paul Stanley, Joni Mitchell, Bob Dylan) genoemd als inspiratiebron. Actief eind zestiger, begin zeventiger jaren, maar al op 24-jarige leeftijd teruggetrokken uit de muziekbranche. Geen interesse om op de voorgrond te staan, ondanks uitnodigingen van diverse Amerikaanse TV-shows. Uiteindelijk in de jaren tachtig en negentig nog een aantal albums gemaakt en getourd. Maar helaas al jong (net als haar moeder) in 1997 overleden. Lees ook mijn andere blogs over haar voor meer achtergronden.

New York houdt een grote aantrekkingskracht, 24/7. De stad voelt als een warme jas, die wellicht niet helemaal comfortabel zit, maar die je elke keer toch weer aantrekt.

Keuze Willem Kamps: Diana Ross – Ain’t No Mountain High Enough (1970)

Central Park

Bij ons thuis was Jimi Hendrix lange tijd de enige zwarte artiest die over de vloer kwam. Op vinyl dan. Verder was er weinig binding met toen, vooral, soulmuziek. Blues, pop, rock en jazzrock werden beter gepruimd. Zo druppelden na Jimi bijvoorbeeld Sonny Boy Williamson, Stanley Clarke en Billy Cobham binnen en weer veel later de mannen van Living Colour en Lenny Kravitz, maar toen leefde ik al lang en breed op mezelf. Gaandeweg was ik ook soul wel meer gaan waarderen. Niet dat ik het kocht, maar wanneer het langskwam gewoon lekker om te luisteren en, bij een feest, om te dansen. Knappe jongen die stil blijft staan bij James Brown of Otis Redding.

Ook van veel andere soulmuziek kan ik blij worden, anders dan toen ik het vroeger hoorde. Het zal de leeftijd zijn. Met muziek keer je nou eenmaal vanzelf terug naar je jeugd. Dat gevoel, weer even terug te zijn in die zorgeloze tijd in het ouderlijk huis waar altijd de radio aanstond, is onbetaalbaar, om het op z’n Mastercards te zeggen. Ik heb dat met sixtiesmuziek. Niet bij alles, want er is nog steeds genoeg wat ik kut vond en wat nooit zal veranderen. Die ommezwaai heeft zich dus wel voorgedaan bij zwarte muziek (mag ik dat eigenlijk nog zo zeggen?).

Nu neurie of zing ik mee met bijvoorbeeld The Supremes. De sprankeling van I Hear a Symphony, de opgewondenheid van Nothing But a Heartache, de lyriek van You Keep Me Hanging On. Het zijn drie nummers die werden geschreven door het gouden trio Holland-Dozier-Holland, huisschrijvers van liedjesfabriek Motown. The Supremes waren een schitterend uithangbord voor het label, je zou kunnen zeggen, de communicatiemedewerkers, de woordvoerders. Of, beter, de zangvoerders.

Ook Ashford & Simpson waren vaste liedjesschrijvers bij Motown die meerdere hits leverden. Een hele grote was Ain’t No Mountain High Enough voor Marvin Gaye & Tammy Terrell. Later deden The Supremes ‘m met The Temptations en weer later Diana Ross zelf, toen zij The Supremes had verlaten, en scoorde meteen een #1. De inspiratie voor het lied deed Nick Ashford op toen hij door Central Park liep, net verhuisd naar een vreemde stad. Ga ik het hier redden?, moet hij gedacht hebben, tot hij plots besefte die spreekwoordelijke berg, hoe hoog dan ook, te overwinnen.

Is het bij de versie van Marvin en Tammy een heuvel waar zij vlotjes in iets meer dan twee minuten overheen huppelen, bij Diana is het een berg van formaat, een top uit het Himalayagebergte. Zij staat prevelend onderaan, gelukkig begeleid door een groep sherpa’s. Met veel pathos antwoorden zij telkens in koor om vervolgens in ruim zes minuten tezamen de berg te slechten. Ruim zes minuten!? denk je misschien. Toch, voor je het weet is het voorbij: niet iets om als een berg tegenop te zien. Juist een door New York geïnspireerde berg om lief te hebben.

Keuze Guido de Greef: Simon & Garfunkel – The Only Living Boy In New York (1970)

Ontheemd

De muziek van Simon & Garfunkel is doordrenkt van melancholie. Van de duisternis die als een oude vriend welkom wordt geheten in doorbraakhit The Sound Of Silence, via de heimwee in Homeward Bound dat Paul Simon schreef tijdens z’n verblijf in Engeland, naar het jonge stel dat al liftend door de Verenigde Staten reist, op zoek naar Amerika.

Tegelijkertijd zitten de liedjes vol met verwijzingen naar New York, de stad waar de folkscene in de jaren vijftig en zestig bruiste. The Boxer gaat over de singer-songwriter die ondanks alle tegenslagen weer opstaat. Bleecker Street en de 59th Street Bridge kun je op de plattegrond van New York terugvinden, At The Zoo gaat over de dierentuin in Central Park. Het zijn stuk voor stuk odes aan de thuisstad van het duo.

Maar op het album Bridge Over Troubled Water had de duisternis van The Sound Of Silence de overhand gekregen. De verhouding tussen de twee muzikanten was bekoeld. Simon schreef de songs, Art Garfunkel probeerde z’n acteercarrière van de grond te krijgen. Terwijl hij op pad was voor de opnames van z’n eerste film, Catch-22, schreef Simon de eenzaamheid van zich af in The Only Living Boy In New York.

Tom get your plane right on time
I know your part ‘ll go fine
Fly down to Mexico

De Tom is een sluwe verwijzing naar Garfunkels alter ego toen het duo eind jaren vijftig nog muziek uitbracht als Tom & Jerry. Dat de opnames van de film uitliepen deed de verhouding tussen de twee geen goed.

In The Only Living Boy In New York komen geen geografische referenties voor, behalve dan dat vliegtuig naar Mexico. Maar de song gaat daar niet over. In plaats daarvan wilde Simon de eenzaamheid vangen die hij voelde toen hij alleen in die heel grote stad was. Omdat hij, met z’n zangmaatje in het buitenland, niks anders te doen had dan vriendelijk glimlachen.

The Only Living Boy In New York werd de laatste song die het duo opnam voor Bridge Over Troubled Water. Vlak na de release van het album in januari 1970 gingen Simon en Garfunkel uit elkaar.

Als je goed luistert kun je het einde al horen. Dat fenomenale basloopje, en het koortje uit het outro dat langzaam wegebt: het is eigenlijk een groot afscheid.

Keuze Tricky Dicky: Aretha Franklin – Spanish Harlem (1971)

Spreek je moerstaal

Nederlanders zouden best wat trotser op hun geschiedenis moeten zijn. We hebben de wereld bevaren en anders dan de Spanjaarden en Portugezen wilden wij de koloniën niet het Christelijk geloof opdringen, maar gewoon handelen. De reden waarom de Portugezen uit Japan gegooid zijn en de Nederlanders gewoon mochten blijven. Bovendien hebben we heel veel belangrijke uitvindingen gedaan (nog steeds) en zijn we het enige land dat drie keer in een WK-finale gestaan heeft zonder te winnen. Doe dat maar eens na.

Vandaag staat New York centraal en ook hier is de Nederlandse hand terug te vinden! The Big Apple heette oorspronkelijk Nieuw Amsterdam (1626-1674), maar we hebben het met de Britten voor Suriname geruild. Excuses daarvoor. Maar tot op de dag van vandaag is de Nederlandse invloed nog terug te vinden: de naam Brooklyn komt van Breuckelen en Harlem was Haarlem met buurten als Bowery (van bouwerij/boerderij), Greenwich Village (Greenwijck/Noortwijck) en Broadway is een vertaling van brede weg. Coney Island is een verbastering van konijneneiland (Conyne Eylandt). Daar vind je de buurten Gravesend (’s Gravenzande), Bushwick (Boswijck) en New-Utrecht. Het stadsdeel Flushing (in Queens) heette eerst Vlissingen en de bewoners werden Vlishing genoemd. Nassau Country vindt haar oorsprong in de naam van de koninklijke familie en Hempstead is een verbastering van Heemstede. En dan de eilanden: Long Island heette eerst Het Lange Eylandt en Staten Island was ooit Staaten Eylandt. Rikers Island is vernoemd naar de kolonist Abraham Rycken. Battery Island was de plaats waar de batterij kanonnen stond. Straatnamen: Stuyvesant Street, Beekman Street, Yonkers (jonker/jonkheren) en Gerritsen Beach.

Maar ook woorden in de taal: yankees was een scheldwoord (door de Britse kolonisten gebruikt) en is een verbastering van Jan-Kees  en het nationale betaalmiddel is afgeleid van daalder. Cookie, mud, waffle, rover, blunderbuss, landscape, cole-slaw, etch, boomslang, leak, stoop, geek, spook, brandy, winkelhawk, cruise, still life, hankering, dapper, tickle, luck, sloop, hoist, scup, boss, wentletrap, keelhauling, gin, berm, spree, polder, holster, walrus, quack, bluff, snicker, measles, buckwheat, school, buoy, splinter, manikin, ezel, scum, offal, fraught/freight, trigger, smuggler, gruff, slurp, iceberg, knapsack, rucksack, slim, morass, pump, sketch, vang, yacht en als laatste Santa Claus en zijn sled/sleigh. Je ziet het: Nederlands had een wereldtaal kunnen zijn.

Maar goed, ik heb voor een wijk in New York gekozen: Harlem en voor Spanish Harlem van Aretha Franklin. Het origineel is van Ben E. King, maar net zoals bij Don’t Play That Song (You Lied) werd haar uitvoering een veel grotere hit. Misschien door het pianoloopje, maar waarschijnlijk door de geweldige stem van Aretha. Alhoewel de meningen verdeeld zijn, lijkt het lied over het seksueel uitbuiten van jonge meisjes te gaan in een wijk waar de armoede gigantisch was. Gelukkig is het stadsdeel sindsdien sterk verbeterd. Overigens bracht de armoede ook grote namen uit de muziekwereld voort: Sammy Davis Jr., Harry Belafonte, Kurtis Blow, Tom Morello, Moby, Tupac Shakur, Bud Powell, Sean Combs, Kelis, Robert Ginyard en Rodney Bryce (Rob Base & DJ E-Z Rock) en A$ap Rocky.

Keuze Peter van Cappelle: Bruce Springsteen – New York City Serenade (1973)

Het muzikale script voor een Scorsese-film

Voor velen zal een reis naar New York slechts een stedentripje zijn, maar voor mij was het als een wereldreis die ik altijd al eens wilde maken. Toen ik in 2017 eindelijk zelf naar The Big Apple ging en ik op de top van het Empire State Building stond, was dat voor mij een ervaring alsof ik de Mount Everest had beklommen. Ik moet toegeven dat New York altijd een sprookjesachtig randje voor mij heeft gehad door de vele films en de vele liedjes die erover zijn gemaakt. Toch wilde ik daar maar al te graag in mee gaan toen mijn reis ernaartoe eenmaal zover was.

Iemand die voor mij mede dat beeld van het onbereikbare New York schiep, was mijn held Bruce Springsteen met het 10 minuten durende epos New York City Serenade op zijn tweede album The Wild, The Innocent and the E Street Shuffle. Zijn tweede album in een jaar tijd, en hij was duidelijk nog op zoek naar een eigen stijl. Uiteindelijk vond hij die op het daaropvolgende album Born To Run. Met ook daarop een ander lang epos over New York: de voormalige Snob 2000-nummer 1 Jungleland. Maar van een grote doorbraak was ten tijde van dit album nog lang geen sprake.

New York City Serenade ontstond uit twee schetsen voor twee nummers die uiteindelijk zijn samengevoegd: Vibes Man en New York City Song. Beginnend alsof het klassieke filmmuziek is voor een film van Martin Scorsese, die vervolgens uitmondt in een Van Morrison-achtige compositie (het album Astral Weeks van Van Morrison is in de begindagen van Bruce dan een belangrijke inspiratiebron geweest). Het verhaal dat Bruce zingt had ook een filmscript van Scorsese kunnen zijn. Over crimineel Billy die samen met zijn vriendin Diamond Jackie een grote slag wil slaan om samen de stad te veroveren. Afgezien van dit misdaadverhaal schets Bruce ook een romantisch beeld van de straten van Manhattan: de altijd brandende lichten op Broadway, the night that never sleeps.

Hoe frappant was het dat ik op de op één na laatste avond tijdens mijn reis naar de stad dit nummer op mijn hotelkamer luisterde. Ik was die dag nog langs het Walter Kerr Theatre gewandeld waar The Boss een maand later zou beginnen met zijn Broadwayshow. ‘Net te vroeg,’ dacht ik nog. Niet wetende dat ik hem de volgende avond alsnog zou gaan zien. Toen ik een concert van Paul McCartney bezocht in Madison Square Garden, en waarbij aan het einde van het concert vanuit het niets opeens Bruce en Little Steven zich bij McCartney op het podium voegden. Dat dit nou net gebeurde toen ik erbij aanwezig was. Ook zo’n belevenis heeft het romantische beeld van New York alleen maar voor mij versterkt.

Keuze Hans Dautzenberg: Bobby Womack – Across 110th Street (1973)

Zo dichtbij en toch zo ver weg

We kennen ze allemaal wel: de scheidslijnen die door steden lopen als sociale barrières. Ogenschijnlijk normale wegen of straten die maatschappelijk onoverbrugbare obstakels vormen tussen het ene leven en het andere. Opgroeien links of rechts, ten noorden of ten zuiden van zo’n weg, bepaalt of je maatschappelijk kansen krijgt of verdoemd bent. Slechts weinigen is de oversteek gegeven. 110th Street in New York is in de jaren 70 zo’n weg. De straat vormt op Manhattan de grens tussen Central Park en het ten noorden ervan gelegen Harlem.

Het gebied dat door de Nederlandse kolonisten in de 17e eeuw Nieuw Haarlem wordt gedoopt, werd al langer bewoond. Onder Peter Stuyvesant wordt de plek in 1660 onderdeel van de kolonie Nieuw Nederland. Rond dezelfde tijd gebeurt hetzelfde met Rustdorp waarover ik eerder schreef. Nieuw Haarlem komt enkele jaren later onder Engels bewind. Nieuw Amsterdam wordt New York en Haarlem wordt Harlem. Een poging van de Engelsen de naam te veranderen in Lancaster beklijft niet.

De ontwikkeling van Harlem komt na de Amerikaanse burgeroorlog in een stroomversnelling, maar de economische depressie van 1873 zorgt voor een terugval. De lage woningprijzen leiden tot een instroom van arme Joodse en Italiaanse migranten. En tevens tot de opkomst van Joodse en Italiaanse criminele organisaties, die voornamelijk vanuit East Harlem werken.
Vanaf ongeveer 1910 groeit de zwarte gemeenschap in het stadsdeel fors. Dit neemt een nog grotere vlucht als gevolg van de Great Migration – de trek van de zwarten van het zuidelijke platteland naar de grote industriesteden in het noorden (waarover ik in de Rolling Stones cover battle schreef). Het is ook in deze periode dat de beroemde muziekclubs Apollo Theater (1916) en The Cotton Club (1920) in Harlem hun deuren openen. Tussen 1920 en 1930 verhuizen meer dan 80.000 zwarten naar de wijk, terwijl ruim 100.000 mensen uit andere bevolkingsgroepen wegtrekken. Vanaf de jaren 1940 arriveren ook veel Puertoricanen, wat East Harlem de naam Spanish Harlem oplevert.

De nog steeds voornamelijk zwarte wijk verarmt in de jaren 1960 verder met het wegtrekken van middenklassegezinnen naar de voorsteden. Overbevolking en slechte huisvesting verergeren de situatie. In de jaren 1970 bereikt de criminaliteit zijn hoogtepunt. Het grauwe New York vormt in die periode een dankbaar decor voor diverse soorten gangsterfilms. Harlem is in het bijzonder de plek waar blaxploitation films zich afspelen en worden opgenomen. Shaft, Super Fly, Black Ceasar zijn bekende voorbeelden. Zelfs James Bond pikt een graantje mee van het genre door in Live And Let Die de opper-bad guy, gespeeld door Yaphet Kotto, in Harlem te situeren. Diezelfde acteur zie we in 1972 ook al in Across 110th Street. Dit keer als een eerlijke (!) politierechercheur in Harlem die samen met een collega van Italiaanse achtergrond (Anthony Quinn) moet voorkomen dat een roofovervaller in handen van de maffia valt.

Net als bij de films Shaft en Super Fly schrijven voor Across 110th Street zwarte artiesten de soundtrack: de op dat moment sterk opkomende zanger/gitarist Bobby Womack, samen met jazz trombonist J.J. Johnson. Womack heeft achter de schermen zijn sporen al verdiend als gitarist en liedjesschrijver. Zo is It’s All Over Now, bekend van de Rolling Stones, door hem geschreven. En speelt hij gitaar op de albums There’s A Riot Goin’ On van Sly & the Family Stone en Pearl van Janis Joplin. Womack onderhoudt in zijn leven een nauwe band met Sam Cooke. Hij baart opzien door 3 maanden na diens dood in het huwelijk te treden met de (bijna 10 jaar oudere) weduwe van Cooke, Barbara Campbell. Ze scheiden als ze erachter komt dat Bobby een affaire heeft met haar 17-jarige dochter Linda. Dat verhindert niet dat Linda later trouwt met zijn jongere broer Cecil Womack. Als Womack & Womack weet dit duo in 1988 een enorme hit te scoren met de oorworm Teardrops.

Met de titelsong van Across 110th Street levert Womack in sfeer en tekst een typische 1970s blaxploitation hit. De protagonist schetst een beeld van het smoezelige criminele bestaan in Harlem en de worsteling om eraan te ontsnappen. Precies die sfeer zoekt Quentin Tarantino voor zijn blaxploitation-hommage Jackie Brown (1997), waarin de sfeervolle song een verdiend nieuw en prominent podium krijgt.

Met Harlem gaat het na het dieptepunt in de jaren 1970 weer bergopwaarts. Delen van de buurt kennen vormen van gentrificatie, inclusief de bijbehorende schaduwkant van de daarmee gepaard gaande verdrijving van de lagere klassen.

Keuze Lido Schuffelers-Bron: Fear – New York’s Alright (If You Like Saxophones) (1981)

New York gezien vanuit Los Angeles

31 Oktober 1981. Het is een zaterdagavond in New York. Donald Pleasence presenteert de Halloween-aflevering van het succesvolle TV-programma Saturday Night Live. Zoals elke week op zaterdagavond is er ook nu een muzikale gast.

Deze avond is het Fear, een punkrockband uit Los Angeles: een band die tegenwoordig wordt gezien als de grondlegger van de California Hardcore punk en na deze avond berucht zou zijn in heel Amerika.

Niet alleen Fear, maar ook een grote groep fans die als speciaal publiek optreden maken hun opwachting. Het originele Saturday Night Live-publiek wordt volgens de overlevering totaal overvallen door de punks die zich voor het podium met daarop Fear verzamelen, en waarmee opeens de underground punkstroming op mainstream TV te zien is. Mensen springen op het podium, slamdancen zich een weg naar de rand en stagediven er vervolgens weer af. De band wordt overlopen en het is totale chaos – iets wat op geregisseerde Amerikaanse televisie niet vaak gebeurt.

Het is historische televisie, maar de grote bazen zien dit vooral als iets wat nooit had mogen gebeuren. FEAR wordt levenslang verbannen van Saturday Night Live en het optreden dat vier nummers had moeten duren wordt afgekapt.

Na de opening neemt zanger Lee Ving even de tijd om het publiek te bedanken: Thank you very much, it’s great to be here in New Jersey. Er klinken enkele verwarde lachjes en wat gemor. Een soort van begin jaren ’80 East Coast – West Coast beef en wat volgt is het nummer New York’s Allright (If You Like Saxophones).

En dit zegt veel over hoe in de vroege jaren 80 aan de West Coast gedacht werd over New York. Of in ieder geval door FEAR werd gedacht.

In willekeurige volgorde:

New York’s alright if you wanna freeze to death
New York’s alright if you wanna get pushed in front of the subway
New York’s alright if you like drunks in your doorwayNew York’s alright if you wanna get mugged or murdered

Keuze Alex van der Heiden: Luka Bloom – Cold Comfort (1994)

Zonder onze geliefden

Valentijnsdag 2016, het was koud. IJzig koud zelfs, met een temperatuur van min dertig en gevoelstemperaturen die richting min veertig gingen volgens de berichten en vele kouderecords werden deze Valentijnsdag verbroken. In het hart van New York waar vele stelletjes de warmte hadden gevonden in hippe restaurants om hun Valentijn te vieren. Ik was er ook, samen met mijn collega en wij moesten op zoek naar een eetgelegenheid zonder onze geliefden die een kleine zesduizend kilometer verderop al op één oor lagen. Alles was volgeboekt vanwege Valentijnsdag, dus we zochten onze toevlucht in een Ierse Pub. Daar is in ieder land wel wat pubfood te krijgen en in de meeste gevallen goede muziek. Zo ook hier in het hart van New York. Het geval wilde dat iedereen die geen partner had, zijn of haar toevlucht had gezocht tot deze Ierse pub en het deed aangenaam nerdy aan. Mijn collega en ik vielen in geen geval uit de toon.

Daar zaten we dan zonder onze geliefde. Niet dat ik zo’n uitgesproken Valentijn vierder ben; integendeel zelfs, ik vind het een nogal commercieel opgesmukt feestje. Het eten, de muziek, het gezelschap en het bier was goed. De volgende dag moesten we aan het werk en na de lange reisdag gingen we niet al te laat terug naar het hotel met de metro. Wat me opviel is dat er heel veel zwervers in de metrostellen sliepen. Niet zo gek ook, want buiten zou een ieder doodvriezen met deze temperaturen, dus mijn aanname was dat er meer tolerantie was voor deze ‘overnachters’. In dat schrille contrast hadden we het maar al te goed met onze van alle gemakken voorziene klantentrip naar de V.S. Echter zonder onze geliefden op deze Valentijnsdag.

I swear that’s cold comfort
On a freezing New York night
Without my baby

Voor iedere situatie kun je terecht bij Luka Bloom met zijn prachtige teksten, dus vandaar deze New York nacht, zonder zijn geliefde baby. De entourage van de Ierse Pub en Luka Bloom…. wat kan ik nog meer zeggen over de associaties met New York, mijn eerste en enige ervaring met de stad en de kou aldaar. Niets, dus Cold Comfort.

Keuze Alex van der Meer: Nas – N.Y. State Of Mind (1994)

Niet slapen

In New York City is de hiphop geboren. In de zomer van 1973 werden de eerste hiphop-feestjes gegeven in The Bronx, en in de 50 jaar daarna is dat genre nooit meer uit de stad verdwenen. De stad heeft zoveel hiphoptalent voortgebracht, het is haast niet te bevatten. Wie kent de namen niet? DJ Kool Herc, Doug E-Fresh, Kool Keith, Mos Def, LL Cool J, Rakim, De La Soul, Run-DMC, Beastie Boys, en nog veel meer. 

In 1994 kon aan die illustere lijst de naam van Nas worden toegevoegd, de rapper die zichzelf met zijn debuutalbum Illmatic keihard op de NY-hiphop-kaart wist te zetten. Illmatic wordt gezien als één van de allerbeste hiphopalbums aller tijden, en is oprecht voor iedereen die een beetje van muziek houdt aan te bevelen. Het besef dat je naar iets bijzonders aan het luisteren bent komt direct al bij je binnen zodra je de eerste klanken van N.Y. State Of Mind hoort, een nummer geproduceerd door DJ Premier. 

DJ Premier is bekend van Gang Starr, ook al zo’n hiphop-held. Maar het is niet alleen Primo’s prima productie, het is ook Nas zelf – door zijn manier van rappen en met zijn teksten – die keihard bij je binnen weet te komen. Nas laat je écht voelen hoe het is om rond te lopen als jongeling op straat in de jaren 90 in het getto van Queensbridge, NYC. Hij laat je onder andere horen wat de drugsverslaafden doen, en hoe de politie praat, en wat ze allemaal denken. Je ruikt de stad zowat, het is zoveel meer dan alleen maar beeldend. Met N.Y. State Of Mind word je deelgenoot van Nas’ gemoedstoestand. En ook bij Nas wordt er niet geslapen. Niet omdat New York de stad is die nooit slaapt, maar omdat slaap familie is van de dood.

Keuze Jeroen Mirck: Soul Coughing – The Brooklynites (1995)

Noise, hiphop en stuiterende jazz-grooves

Misschien wel de mooiste film over het dagelijkse leven in New York is Smoke uit 1995, een arthouse-klassieker die regisseur Wayne Wang maakte met schrijver Paul Auster, die ook het script schreef. Harvey Keitel speelt Auggie, die een sigarenzaakje runt in Brooklyn. We leren de wijk kennen door de mensen die de winkel bezoeken. Smoke was een culthit en kreeg nog datzelfde jaar een follow-up, bestaande uit geïmproviseerde scènes door de acteurs uit de eerste film: Blue In The Face. Befaamd zijn de cameo’s van onder meer Madonna, Lou Reed, RuPaul en Michael J. Fox. De toef op de taart van beide rolprenten is hun geweldige muzikale omlijsting.

Dankzij de soundtrack van Blue in the Face leerde ik de Newyorkse band Soul Coughing kennen. Hun speciale bijdrage aan de film heet The Brooklynites en is exemplarisch voor hun muzikale stijl: een mix van jazz-grooves, hiphop, noisy gitaren en samples. Hun muziek stuitert alle kanten op, heerlijk. Het collectief bestond niet lang, want door interne ruzies viel het doek al in 2000 na drie albums. Zanger/gitarist Mike Doughty startte erna een wisselvallige solocarrière, waarin hij wel trouw bleef aan de oude sound van Soul Coughing. Voor mij is en blijft dat de band van The Brooklynites. Een heerlijke ode aan de stad die nooit slaapt.

Keuze Marco Groen: Fun Lovin’ Criminals – King of New York (1996)

I don’t fly coach, never save the roach

Vooral vroeger had ik nogal een fascinatie voor alles dat met de maffia te maken had. Dit is ontstaan na het zien van The Godfather, een magistrale film waarin een maffiafamilie centraal staat. Het was het startsein om alle boeken van Mario Puzo te lezen, me te verdiepen in de achtergrond van deze criminelen en andere gerelateerde films te bekijken. Ondertussen was ik mij welbewust van de romantisering van deze uitwas van de Zuid-Italiaanse cultuur. Buiten de ‘mooie’ verhalen van eer, omerta en de verheerlijking van het eigen piepkleine ego om, is de maffia niets anders dan een club van meedogenloze mannetjes bij wie rücksichtslose zelfverrijking het hoogste doel is. Erg nare figuren waar je liever geen biertje mee drinkt. Desondanks zijn er nog steeds naïevelingen die er een irreële voorstelling op nahouden van de maffia. Dat is niet helemaal hun eigen schuld. Films en bovengenoemde boeken hebben een beeld geschapen waarin het lijkt alsof een lidmaatschap van de Cosa Nostra of de ‘ndrangheta iets nobels is, ridderlijk bijna.

Prima schrijfvoer voor een liedje natuurlijk. Het liefst eentje waarin sarcasme en spot de boventoon voeren. Een opdracht die welbesteed is aan de heren van de Fun Lovin’ Criminals. Op hun eerste (en beste) album staat een nummer genaamd King of New York, een nummer waarin wordt gepleit voor de vrijlating van John Gotti. De tekst van het nummer is vanuit het perspectief van een hierboven beschreven naïeveling. Het type persoon dat maffiosi als een soort moderne variant van Robin Hood beschouwt. In werkelijkheid deed het hoofd van de Gambino-familie niet zijn destructieve werk in Nottinghamshire, maar in de jaren ’80 en ’90 te New York. Niet een pijl en boog, maar afpersing, extreem geweld en narcisme waren zijn handelsmerk. Het nummer King of New York is veel leuker dan de werkelijke dapper don. Het is vrijwel onmogelijk om het refrein niet mee te zingen.

Voor zover mij bekend staat King of New York altijd op de setlist van de Fun Lovin’ Criminals. De keuze was overigens reuze, want de band heeft wel meer nummers over de Grote Appel geschreven. Te weten: 10th Street, Coney Island Girl, I Love Livin’ in the City en Ballad of NYC.

Keuze Kari-Anne Fygi: Ryan Adams – New York, New York (2001)

Liefdesliedje voor NYC

Of ik niet een beetje smokkel met deze bijdrage? Is New York, New York van Ryan Adams eigenlijk wel ondergewaardeerd? Ik houd het er maar op dat ondergewaardeerd een subjectief begrip is. Ik bedoel, we denken nog altijd vooral aan Frank Sinatra als we de titel New York, New York spotten.

Of men neme het nummer van Taylor Swift (gebruikt in de NYC-citymarketingcampagne), Welcome To New York. Zelfs gecoverd door Ryan Adams! Of New York Minute van Don Henley.

Adams’ New York, New York is een ode aan de stad. Het New York van Ryan Adams is niet vunzig, vuil, ruig, ruw als in de jaren zeventig en tachtig: hoeren op 42nd Street, drugsverslaafden, verlaten panden, criminaliteit en graffiti. Zoveel graffiti! Nee, Adams’ stad is vrolijk, dynamisch en toch melancholisch. Want het is uit. De liefde voor het meisje is voorbij. Maar de liefde voor de stad blijft, voor altijd. En is eigenlijk veel belangrijker!

Well, I shuffled through the city on the 4th of July
I had a firecracker waiting to blow
Breakin’ like a robber who was makin’ his way
To the cities of Mexico
Lived in an apartment out on Avenue A
I had a tar-hut on the corner of 10th
Had myself a lover who was finer than gold
But I’ve been broken up and busted up since
And love don’t play any games with me
Anymore like she did before
The world won’t wait, so I better shake
That thing right out there through the door
Hell, I still love you, New York

Dit nummer doet Springsteenesk aan. Luister maar eens goed!

Het New York van Ryan Adams is voor altijd ook het World Trade Center. Adams nam op 7 september 2001 de video voor het nummer op, met op de achtergrond die twee New Yorkse iconen. Vier dagen voordat de vliegtuigen zich in die torens boorden.

Adams wilde in eerste instantie niet dat de video uitkwam, maar contractueel was dat wat gedoe. Daarom stond hij erop dat aan het begin werd gemeld dat de video op 7 september was opgenomen. De video is opgedragen aan de slachtoffers van 11 september en de hulpverleners.

Adams gaf toestemming aan baseballclub The Yankees, NYPD en de brandweer om het nummer te gebruiken als zij dat wilden. Zo werd het een nummer over New York en van alle New Yorkers.

New York heeft wel vaker een rol in Adams’ liedjes – Steven Edelstone van Observer heeft ze voor je op een rijtje gezet in Ryan Adams’ Guide To New York City (2017).

Keuze: Jan-Dick den Das: Renaud – Manhattan-Kaboul (2002)

Verbonden door geweld

New York, de stad die nooit slaapt. Voor veel artiesten, tekstschrijvers een grote bron van inspiratie. Van 57th Avenue tot Broadway tot Manhattan. De stad, en dan met name Manhattan, werd ook gebruikt in een liedje van de Franse grootheid Renaud. Deze keer in duet met Axel Red.

Hoe een meisje uit Kaboel en een kleine Puertoricaan geen weet van elkaars bestaan hebben en toch de hoofdrol vervullen in dit prachtige liedje. Twee werelden ver van elkaar, niet met elkaar te vergelijken en toch sterke overeenkomsten. De overeenkomst die we kennen van aanslagen, bermbommen en een vliegtuig dat een flat binnenvliegt.

Renaud is een man die de kunst verstaat om met prachtige zinnen een verhaal te vertellen. Een groots onderwerp en toch blijft het klein en tastbaar. Levend in een ander deel van de wereld onder totaal verschillende omstandigheden en beide ontkomen er niet aan. De waanzin, de haat, de gekte waar niet de leiders voor boeten maar de gewone mensen. Dat kleine meisje uit Kaboel, die kleine Puertoricaan uit New York. En dat allemaal geschreven door een Fransman uit Parijs.

Les dieux, les religions
Les guerres de civilisation
Les armes, les drapeaux, les patries, les nations
Font toujours de nous de la chair à canon

Deux étrangers au bout du monde, si différents
Deux inconnus, deux anonymes, mais pourtant
Pulvérisés, sur l’autel, d’la violence éternelle

De Amerikaanse droom en Afghaanse droom zullen ze ooit uitkomen? Je kan het alleen maar hopen, maar de sterren staan niet erg gunstig. Want olie, geld en invloed zijn over het algemeen toch wat belangrijker dan de levens van dat meisje Kaboel uit Kaboel en die kleine Puertoricaan uit New York.

Keuze Leendert Douma: William Basinski – The Disintegration Loops/dlp 1.1 (2002)

Afscheid van het oude Amerika

11 september 2001. De beelden zijn iconisch. Het gebeurde twee keer een paar seconden lang. Voor een helblauwe lucht doorboorden lichtgrijze vliegtuigen de even lichtgrijze torens van het WTC. Het vuur was feloranje en de rook was pikzwart. Een fascinerend kleurenpalet: zo’n gruwelijke schoonheid had de wereld nooit eerder gezien. Een uur lang volgden dramatische beelden van de instortende torens, in slow-motion zo leek het wel. En daarna een dagenlange rookpluim boven New York – de skyline zou nooit meer hetzelfde zijn. Die iconische rookpluim vormt het beeld bij The Disintegration Loops van William Basinski.

Een paar dagen voor de aanslag begon William Basinski met het digitaliseren van oude tapeloops – letterlijk in een rondje geplakte stukjes tape om in een bandrecorder te draaien. Hij had ze twintig jaar eerder opgenomen van een Amerikaanse muzak-radiozender. Tijdens het proces gebeurde er iets wonderlijks. Terwijl de loops draaiden, liet de magnetische laag los en verkruimelden de stukjes tape als het ware. Ze vergingen tot stof. En dus ook de muziek. Elke loop orkestmuziek vervaagde tot glitches en ruis, en vervolgens tot helemaal niets. Op deze manier bewerkte Basinski een aantal loops van enkele seconden tot een dramatisch ambient-werkstuk van ongeveer vijf uur.

Het is een pathetisch stuk muziek – in de positieve zin van het woord. Die ‘snippets’ orkestmuziek uit de jaren tachtig hadden sowieso al iets mysterieus (William Basinski is een uitgekiende hometaper/verzamelaar). Ze lijken een soundtrack van het oude bucolische, of beter gezegd pastorale Amerika. Denk Edward Hopper in zijn beste momenten. Dat naïeve Amerika wordt – door het vergaan van de tapes – letterlijk verleden tijd.

En figuurlijk door die aanslag. Het appartement van William Basinski en zijn vriend – waar Antony Hegarty/Anohni overigens kind aan huis was – keek uit op downtown Manhattan. Op de dag van de aanslag stonden Basinski en zijn vrienden op het balkon te kijken naar de brand en het puin, terwijl ze de opnames van de langzaam verdwijnende muziek beluisterden. Vanaf een uur voor zonsondergang filmde iemand de rookpluimen boven het donker wordende New York. Het werd de dramatische ‘videoclip’ bij het eerste deel van The Disintegration Loops: dlp 1.1, dat ook precies een uur duurt. Jaren later werd die aangekocht door het National September 11 Memorial & Museum. Stills uit de video werden gebruikt voor de albumhoezen van de vier albums waarop het ambient-werkstuk vanaf 2002 werd uitgebracht. Zo groeide The Disintegration Loops uit tot een van de belangrijkste en meest aangrijpende werken over 9/11. En een afscheid van het oude Amerika.

Keuze Remco Smith : Beastie Boys – An Open Letter to NYC (2004)

New York, New Yorker, New Yorkst

New York. Er is geen stad zo vaak bezongen als New York. Van Frank Sinatra tot Jay-Z. De Stad Die Nooit Slaapt.

Geen stad heeft zoveel bands, artiesten voortgebracht met een overduidelijke signatuur. Interpol, Velvet Underground, Ryan Adams, acts die je je niet in een andere stad kunt voorstellen dan in New York. Acts die daarmee koketteren. New York zit in het bloed van deze en heel veel andere artiesten. Voor mij is New York onlosmakelijk verbonden met de reis naar North Carolina, waar mijn lief het bruidsmeisje was van een oude vriendin die daar een hillbilly-man was tegengekomen. Na enkele dagen met haar en haar nieuwe schoonfamilie te zijn opgetrokken hadden we kunnen vaststellen: de geografische afstand tussen Europa en New York is kleiner dan de afstand van North Carolina tot The Big Apple. Gevoelsmatig, cultureel, noem maar op, is New York stiekem gewoon een Europese stad, toevallig liggend aan de andere kant van de oceaan.

Van alle New Yorkse acts is Beastie Boys misschien wel de Newyorkste. Alles van Beastie Boys straalt New York uit, van Paul’s Boutique, No Sleep Till Brooklyn tot To The 5 Boroughs. Beastie Boys noemen kan niet zonder te verwijzen naar de Ondergewaardeerde Playlist, met zo vreselijk veel achtergrondinformatie over dit fenomeen en zoveel heerlijke muziek. Op To The 5 Boroughs staat An Open Letter to NYC, stuiterend, bruisend en vol energie. Ch-ch-check it out!

Keuze Freek Janssen: R.E.M. – Leaving New York (2004)

Een tekst die prachtig en gruwelijk tegelijkertijd is

Kan een liedje tekstueel zowel prachtig als gruwelijk zijn? Ja, dat kan. Leaving New York van R.E.M. bewijst dat.

Laten we beginnen met het positieve. ‘It’s easier to leave than to be left behind’ is een regel die bij mij elke keer weer mijn fantasie prikkelt. En dan hebben we het natuurlijk vooral over weggaan van plekken waar je liever nog even was blijven hangen. Vakantie, je gaat naar huis: ook jammer voor je vrienden die nog even achterblijven, maar vooral spijtig voor jou.

Is dat een briljante zin? Zonder muziek misschien niet, maar op de melancholische bitterzoete klanken van Leaving New York schiet deze altijd raak. Michael Stip heeft in interviews laten vallen dat het liedje gaat over een moment waarop hij in een vliegtuig boven de stad hing. Jammer van de aftocht, maar er zat ook een zilveren randje aan; hij merkte dat de stad, drie jaar na de aanslagen op de Twin Towers, eindelijk weer een beetje begon op te krabbelen.

Speaking of which: New York, New York van Ryan Adams was destijds een prachtig maar pijnlijk testament van hoe zorgeloos de stad voor 11 september was geweest. De video werd 4 dagen daarvoor opgenomen.

Maar dat terzijde.

De gruwelijke zin is Leaving New York, never easy. Die tekstregel komt altijd net wat te letterlijk bij me binnen. Never easy. Je schrijft een heel liedje over hoe moeilijk het afscheid is van een van je lievelingssteden en zegt dan ‘never easy’. Dat klinkt als een Groninger die ‘kon minder’ zegt als hij iets geweldig vindt. Waar is het hartenzeer, het leed, de kwelling? Of had je gewoon vier lettergrepen over en was ‘nana nana’ ook niet bijster aantrekkelijk?

Geinig dingetje voor de muzikanten onder ons: het akkoordenschema van Leaving New York is vrij bizar. Maar dat hoor je niet omdat Michael Stipe er zo’n fraaie melodie overheen heeft gedrapeerd.

Dat is ook never easy.

 

Keuze Stefan Koopmanschap: LCD Soundsystem – New York, I Love You But You’re Bringing Me Down (2007)

Er zijn weinig steden waar ik me zo snel thuis voelde als in New York

New York. Het is een stad waar ik pas één keer ben geweest. En omdat ik er was voor een tech-conferentie en invloog op de middag voor de conferentie en terug naar huis vloog op de laatste dag van de conferentie, heb ik niet heel veel meegekregen van de stad. Hoewel, toch wel een beetje. Door de jetlag was ik iedere ochtend al vroeg wakker. Vanwege mijn korte bezoek heb ik niet erg mijn best gedaan om te wennen aan de tijdszone, dus ik stond op en ging wandelen. Of ik naam de metro naar een stuk verderop en ging dan verderop wandelen. Ik was op slag verliefd op de stad. De stad waar het niet uitmaakt hoe laat je naar buiten gaat, er zijn altijd mensen op straat. Op de kleine winkeltjes die overal zitten. Ground Zero was toen nog een ding, er was nog geen monument, en dat was enorm indrukwekkend om te bezoeken. Langs de East River en de Hudson wandelen. Heerlijk. Mijn soundtrack voor die trip is niet waar ik nu over schrijf, maar de versie van Empire State Of Mind van alleen Alicia Keys.

Maar Alicia Keys, daar wou ik helemaal niet over schrijven. Ik wou schrijven over LCD Soundsystem. Iedereen kent Daft Punk Is Playing At My House denk ik wel. En als mensen aan LCD Soundsystem denken, dan denken ze ook aan de uptempo indie sound waar James Murphy en zijn band vooral bekend om zijn geworden. Ik maakte ook die associatie toen ik Sound of Silver binnen kreeg. Sound of Silver is het tweede album van LCD Soundsystem en dus het vervolg op het debuut waar Daft Punk Is Playing In My House op stond. Ja, dat leverde hoge verwachtingen op natuurlijk, maar die werden ook wel waar gemaakt. Al vanaf Get Innocuous! is het album echt te gek, en brengt het de energie die je zou verwachten. En dan, ineens, op het einde… een ballad? Maar niet zo maar een ballad, wat een track. Meeslepend en met toch ook dat LCD Soundsystem-sausje.

Het is een liefdesliedje naar de stad New York. Naar hoe mooi de stad is, maar ook kritisch, bijvoorbeeld op de burgemeester:

New York, you’re perfect, oh, please don’t change a thing
Your mild billionaire mayor’s now convinced he’s a king

In mijn korte tijd in New York heb ik die slechte eigenschappen nauwelijks gezien, maar ik begrijp dat ze er zijn. De tegenstellingen in zo’n grote stad zijn ongetwijfeld groot. Maar ik heb veel steden bezocht voor conferenties, en er zijn weinig steden waar ik me zo snel thuis voelde als in New York. Ondanks de negatieve aspecten. Ondanks de drukte. Ondanks, of misschien wel dankzij al die dingen.

Ooit. Ooit ga ik terug, maar dan om meer te zien, langer te kunnen genieten van deze prachtige stad, waar zo mooi en meeslepend over wordt gezongen. New York, I love you, perhaps you can bring me down another time.

 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.