Deze week delen we liedjes waarvan ons hart sneller gaat kloppen over… het lichaam! We hebben er allemaal een en het is lastig een leven voor te stellen zonder. Ook niet onbelangrijk, zoals Willem beschrijft, is dat het lichaam een fundamentele vereiste is om van muziek te kunnen genieten. En om erover te kunnen schrijven natuurlijk. Dus zet je oren open, voel het ritme door je bloed heen stromen en dans met zoveel mogelijk ledematen mee!
Keuze Willem Kamps: The Famous Myers Jubilee Singers – Dry Bones (1928)
Hallucinaties
Een mens heeft gemiddeld 206 botten en botjes in zijn lijf. Sommigen hebben een ander aantal kleine botjes in wervelkolom, hand of voet. Met de spieren erbij houden zij ons overeind. Voor de fictieve detectiveschrijver Philip E. Marlowe geldt dit echter niet. Voor zijn arthritis psoriatica (chronische huid- en gewrichtsaandoening) ligt hij in het ziekenhuis – wat het uitgangspunt is van een prachtige televisieserie: The Singing Detective. Die serie, uit 1986 alweer, kent drie verhaallijnen. Over de zieke schrijver, zijn detectiveroman en zijn jeugd op het platteland waarin zijn moeder zelfmoord heeft gepleegd (vóór de Tweede Wereldoorlog). Dit alles komt naar boven door de hallucinaties die Marlowe krijgt van de helse pijnen die hij moet doorstaan.
Yep, natuurlijk zit er muziek in The Singing Detective. Muziek uit de periode voor de oorlog. Twee liedjes springen er voor mij uit: The Teddy Bears Picnic en Dry Bones, dat wordt gezongen door de artsen aan Marlowes bed (oorspronkelijk The Famous Myers Jubilee Singers). Het gaat over al die botten in ons lijf en hoe die met elkaar verbonden zijn, te beginnen bij de voet en via alle verbindingen te eindigen bij het hoofd. Het is een gospel, want de Lord wordt er zelfs bij gehaald. De verbinding naar het kleinste, maar een van de belangrijkste botjes, de stijgbeugel, wordt niet gelegd, terwijl die nota bene zorgt voor de overdracht van de geluidstrillingen. Zonder stijgbeugel geen geluid. Erger: geen muziek. Tja, dan kunnen we hier ook wel ophouden. Gelukkig is dat niet nodig en genieten we dagelijks van goeie muziek, maar om daar nou de Lord de credits voor te geven. Het zullen de hallucinaties zijn.
Keuze Leendert Douma: Blaine L. Reiniger – Broken Fingers (1982)
Sombere Brusselse sfeer
Wat een ramp moet het zijn om je vingers te breken als je violist bent! Het overkwam Blaine L. Reiniger (violist, zanger en multi-instrumentalist van avantgarde-band Tuxedomoon) toen hij werd overvallen nadat ‘ie een concert gaf in Rotterdam. Reiniger verwerkte de ervaring tot een even gloedvolle als misantrope ballad. Gebroken vingers als metafoor voor het leven: het leverde een haast Bowieaans prachtnummer op.
Blaine L. Reiniger speelde met iedereen die ertoe deed in de vroege jaren tachtig, van Durutti Colum tot Anna Domino, van Snakefinger tot Savage Republic. Maar je kent hem waarschijnlijk het best van de eerste drie platen van Tuxedomoon (waaronder de klassiekers Half-Mute en Desire). Die band werd populairder in Nederland en België dan in thuisbasis San Francisco en dus verhuisden ze deze kant op. Ze gingen opnemen voor het befaamde Belgische label Les Disques du Crépuscule. De sombere Brusselse sfeer hoor je goed terug op de eerste soloplaten van Blaine L. Reiniger. En dus ook in Broken Fingers:
Underneath gray Belgian skies the ground is slick and wet
There must be some place else to live
I haven’t found it yet
Keuze Joop Broekman: The Flesh Eaters – Eyes Without A Face (1983)
Zombies en toffe muziek
Soms verschijnt er een erg leuke film met een nog leukere soundtrack. The Return of The Living Dead uit 1985 is zo’n film. De 4 sequels haalden dat niveau bij lange na niet. Waar gaat de film over? Een giftig gas ontsnapt door menselijk toedoen per abuis uit een medisch magazijn en komt via de regen op een nabijgelegen begraafplaats terecht, waar wat jongeren aan het chillen zijn. De doden komen uit hun graven gekropen op zoek naar verse menselijke hersenen. Een recept voor een ramp, dus. En daar hoort passende muziek bij. De toon wordt meteen al gezet door The Cramps (Surfin’ Dead), maar ook The Damned en Roky Erickson dragen geweldig bij aan het komisch enge sfeertje. Net als The Flesh Eaters.
Hun track Eyes Without A Face komt van het twee jaar eerder verschenen album A Hard Road To Follow, dat vol staat met avontuurlijke en gevarieerde punkrock. Vlak daarna stopte de band er mee. In 1990 was er een herstart, maar dat duurde ongeveer 3 jaar. En zes jaar later was er wéér een reanimatie. Met het verschil dat de band nu nog steeds bestaat.
Keuze Erik Stam: Bettie Serveert – Leg (1992)
Ook als het niet over een been gaat
Mag in een battle over lichaamsdelen een nummer voorkomen dat weliswaar de naam draagt van een lichaamsdeel maar eigenlijk helemaal niet over een been gaat? Ik vind van wel, en daarom deze bijdrage over Leg van Bettie Serveert. Het eerste nummer van de eerste plaat van misschien wel de beste Nederlandse band ooit. Een nummer over het einde van een liefde. Untie the knot zingt Carol van Dijk. Sterker nog, ze smeekt het bijna.
En zo was het ook op 22 september vorig jaar in Paradiso. Hier speelde de Betties de plaat Palomine integraal. Het nummer is 32 jaar oud, maar staat voor mij nog steeds als een huis. Ze treden niet heel vaak meer op, maar als je het zelf nog eens mee wilt maken speelt de band op 29 september in Patronaat, Haarlem. Ik zeg het maar even. En dat been dan? Dat komt natuurlijk van de uitdrukking to pull someone’s leg, het bij wijze van spreken pootje lichten (officieel: in de maling nemen), in dit geval van een geliefde.
Keuze Stefan Koopmanschap: Underworld – Tongue (1994)
Underworld is veel meer dan alleen Born Slippy
Underworld had in de jaren ’80 al 2 albums gemaakt (Underneath The Radar en Change The Weather). Toch kwam de echte populariteit pas in de jaren ’90, na de release van het legendarische album Dubnobasswithmyheadman. En hoewel Underworld vooral bekend staat om hun hypnotische techno, staat op dit album al een track die echt heel anders is dan die hypnotische techno. Het is, onder andere dankzij het herkenbare stemgeluid van Karl Hyde, wel duidelijk een Underworld-track, maar echte beats ga je niet horen in dit nummer.
Wat je wel hoort zijn dromerige gitaren, die heerlijke Underworld-vocalen en op een gegeven moment heel lichtelijk wat percussie. Dit is een kant van Underworld die meer mensen wat mij betreft moeten leren kennen. Want ook dit is Underworld. Underworld is veel meer dan alleen Born Slippy.
Keuze Marco Groen: Prong – Snap Your Fingers, Snap Your Neck (1994)
Even prakken
Je zal er maar mee te maken hebben als band: een fanbase die min of meer van jou verlangt dat je gedurende je hele muziekcarrière exact dezelfde muziek blijft spelen. Alsof je een soort van AC/DC bent. Het is dat deel van de fanschare die, wanneer je een andere muzikale richting inslaat, dit uitlegt als ‘verraad’. Metallica weet er alles van. Sommige fans waren woedend na het verschijnen van ‘The Black Album’. Verder kan ik mij de schokgolf herinneren die Radiohead teweegbracht door het uitbrengen van Kid A, en waren vroege volgers van de Bee Gees meer dan een beetje verontwaardigd toen de gebroeders Gibb opeens disco gingen spelen.
In mindere mate gebeurde hetzelfde bij Prong. Nadat Snap Your Fingers, Snap Your Neck was uitgekomen gaven sommige metalheads er de brui aan. Dit was helemaal geen metal! Sell-out! Gelukkig dachten de bekende muziekcritici Beavis & Butthead hier heel anders over (al vonden ze de songtekst wat vreemd) en werd Snap Your Fingers uiteindelijk het meest bekende Prong-nummer. Vermoedelijk bracht het Prong meer fans op dan dat er zijn weggelopen. Dat is mooi, want jezelf artistiek laten gijzelen lijkt mij een slecht idee, hoewel een band als Muse soms toch echt wel de randen van deze tolerantie opzoekt.
Prong leerde ik pas op latere leeftijd kennen en waarderen. Daar heb ik blijkbaar nogal een handje van, want hetzelfde had ik bij een band die zichzelf Slayer noemt. Mijn excuus dat ik in die tijd geen oog en oor had voor Prong zit ‘m waarschijnlijk in het jaartal dat Snap Your Fingers verscheen: 1994. In dat jaar kwamen er albums uit als Superunknown (Soundgarden), Dummy (Portishead), Definitely Maybe (Oasis), Dookie (Green Day) en nog veel meer van soortgelijk geweld. Dan sneeuw je als Prong natuurlijk wel een beetje onder. Wellicht was hun timing niet optimaal. Bij deze zet ik het recht.
Keuze Jasmijn Godding: Ween – Waving My Dick in the Wind (1997)
Typisch hè, hoe de lichaamsdelen (en andere zaken in het leven) die we zelf niet hebben altijd het meest interessant zijn om over te leren. Wellicht dat er daarom deze week door de mannen over kutten en tieten wordt geschreven en trouwens ook over fantoomledematen. Ik ben geen uitzondering op die regel en besteed graag wat aandacht aan het nummer Waving My Dick in the Wind van het crimineel ondergewaardeerde duo Ween.
Waving My Dick in the Wind is te vinden op het concept-album the Mollusk, geproduceerd door Gene en Dean Ween in 1997. Een meesterwerkje waarop psychedelische zeemansliedjes en progressieve rock samensmelten tot je lichaam ervan begint te tintelen. Hoewel het album zelf niet extreem bekend is, heeft het met zijn onderwater-thematiek wel een van de meest iconische kinder-TV-series aller tijden geïnspireerd. Geloof het of niet, the Mollusk vormde de directe inspiratie voor Spongebob fucking Squarepants. Dat was overigens met het nummer Ocean Man, niet Waving My Dick in the Wind (gelukkig).
Waving My Dick in the Wind is wat mij betreft Ween ten voeten uit. Grappige en enigszins onnozele teksten, maar zo goed afgeleverd dat het opeens hartstikke logisch in elkaar klikt. Deaner zelf omschrijft het als een ‘trucker-type song’, met teksten zoals
If it all goes right I’ll be in your arms tonight (but I’m waving my dick in the wind)
Het uitgangspunt is een man die zes dagen lang onderweg is, maar achtervolgd wordt door de politie en zichzelf steeds kwijtraakt ‘in de saus’. Hij doet maar wat, hij zwaait met zijn lul rond in de wind en hoopt dat hij snel weer in de armen van zijn liefje kan zijn. O, en dan is er nog Jimmy Wilson, die vroeger heel goed kon dansen, maar inmiddels niet meer. Het is grappig en absurd en je hoort aan alles dat de jongens zelf lol gehad hebben tijdens de opnamens.
Toch is het, zoals eerder al benoemd, lang niet zo plat als het allemaal klinkt. Muzikaal gezien zit het goed in elkaar, de humor en het ritme werken aanstekelijk. Ik wil maar zeggen, als ik een lul had zou ik er gerust op deze plaat mee in de wind zwaaien!
Keuze Johan Hol: Seabear – Arms (2007)
IJsland boven
Een muzikale battle over lichaamsdelen. Mijn bijdrage is een nummer van Seabear met de titel ‘Arms’. Na of misschien zelfs wel naast de stem het belangrijkste lichaamsdeel waarmee heel veel muziek gemaakt wordt.
Seabear is een indie-folkband uit IJsland: gestart als een eenmansproject van Sindri Már Sigfússon in 2003 en uitgegroeid tot een zevenkoppig gezelschap in 2006. Arms komt van het debuutalbum The Ghost That Carried Us Away uit 2007. Een tweede album volgde in 2010 en daarna was het wachten tot 2022 totdat het derde album volgde. Waarom het zolang duurde? De bandleden waren druk met andere projecten en solocarrières. Zo bracht grondlegger Sigfússon onder de naam Sin Fang twee solo-albums uit (met als bekendste – en naar mijn mening nog steeds ondergewaardeerde – liedje Look At The Light). Het bekendste lid van Seabear is ongetwijfeld zangeres Sóley.
Arms is een nummer waarbij je niet stil kunt zitten. Het zet je in beweging en is daarmee nog eens extra toepasselijk voor deze battle. Voetjes van de vloer en armen in de lucht!
Keuze Remco Smith: The Shins – Phantom Limb (2007)
Hemelse melodie
Eén van de meeste fascinerende dingen aan het menselijk lichaam is fantoompijn. Het been of de arm is afgezet, zit niet meer aan je lijf, maar jeukt nog wel. De hersenen kunnen niet registreren dat je been weg is en blijven pijnsignalen sturen. Pijnsignalen naar een niet-bestaande ledemaat. Wonderlijk. Fascinerend. Zo gaat deze bijdrage in deze battle over lichaamsdelen over een been dat er niet meer is. Of zoals The Shins zingen: There’s no connection.
The Shins bestaan al sinds 1997. Sinds 2018 is er geen nieuw materiaal verschenen, zanger James Mercer had het wellicht te druk met het project Broken Bells, samen met producer Danger Mouse. Wat The Shins vooral tussen 2001 en 2007 hebben uitgebracht, is van zo’n ongelooflijke schoonheid. Schoonheid waar je wel even moeite voor moet doen. De wat naïeve klank van de stem van James Mercer is niet zomaar te doorgronden, kan ook wat tegenstaan wellicht. Maar als je er moeite voor doet is er zoveel te genieten.
Over New Slang van Oh! Inverted World is al eerder geschreven op dit onvolprezen forum. Chutes too narrow (ook Kissing the lipless had niet misstaan in deze battle: weer een lichaamsdeel dat er niet is) en vooral Wincing the Night Away zijn van een ongrijpbare klasse. Luister ernaar en nog eens en nog eens, en voel hoe hemels de melodie in het refrein is. Prachtig.
Keuze Guido de Greef: The Naked And Famous – Young Blood (2010)
Dromen
De eerste keer dat ik van The Naked And Famous hoorde, was bij de BBC Sound Of 2011 Poll. Ze deinden mee op de golf van synthpopbands als MGMT, Empire Of The Sun en Yeasayer. Ze wonnen de poll niet, maar mijn interesse was gewekt: synthpop én Nieuw-Zeelands? Het maakte me meteen fan.
The Naked And Famous bleek het geesteskind te zijn van producer Thom Powers, die op z’n slaapkamer in Auckland met muziek aan het fröbelen was. Met single Young Blood had hij goud in handen. Het is een track die uit z’n voegen barst van onstuimig optimisme: een stuiterende synthesizerriff, die ‘yeah yeah yeah’ hook en een onmogelijk mooie, dromerige bridge. En dan die tekst; het gevoel dat de wereld aan je voeten ligt, al zijn ze er nog niet helemaal.
We’re only young and naive still
We require certain skills
The Naked And Famous scoorde wereldwijd een grote hit, al bleef Young Blood in Nederland steken in de Tipparade. Niettemin deed de groep tijdens hun tournee Utrecht en Amsterdam aan. Ik mocht ze interviewen. Een groep gretige jonge honden, begin twintig, zichtbaar onder de indruk van de droom waarin ze leefden. Het is het leukste interview dat ik ooit heb gedaan.
Keuze Alex van der Heiden: Unheilig – Hand In Hand (2014)
Saamhorigheid (Teil 2)
Enkele weken terug blogde ik over Xmal Deutschland in de postpunk battle. De titel Hand In Hand geeft een gevoel van saamhorigheid. Zeker als je in Rotterdam woont natuurlijk. Naast de Duitse postpunkers van Xmal Deutschland gaat er nog een band in diezelfde muzikale traditie voort en dat is Unheilig. Ik heb ze al eens geïntroduceerd, maar ze hebben zoveel meer moois gemaakt. Hand In Hand staat op hun afscheidsalbum en daar heeft dit nummer ook alles mee te maken volgens zanger Der Graf.
Unheilig wil hun fans, familie en geliefden aan de hand nemen op weg naar een nieuw avontuur naar… Ja, waarnaartoe eigenlijk? Het zou tenslotte ophouden na dit album Gipferlstürmer, maar er kwam uiteindelijk toch nog een allerlaatste album. Nu is het zo dat dit Hand In Hand van Unheilig vrij algemeen is en mijn eerste gedachten gingen uit naar een liefdesrelatie die wordt beschreven.
Wir ziehen uns hinauf ins GlückDie Höhe ruft, niemand sieht zurück Blick frei, Gipfel klar Nimm meine Hand, heute ist unser Tag Hand in Hand wir gehen auf die Reise Über alle Gipfel wir gehen unseren Weg Hand in Hand
Je zou het zo ten gehore brengen tijdens een huwelijksceremonie. En in ander geval geeft het dat universeel gevoel van saamhorigheid: Hand In Hand.
Keuze Henkjan Olthuis : Lewsberg – In Your hands (2021)
Mooi kaal
Lewsberg verstaat als geen ander de kunst om muziek uit te kleden tot het minimum, om zo de schoonheid open te leggen. Iets meer dan een minuut, met 2 korte coupletten – meer heeft In Your Hands niet nodig om het verhaal te vertellen met alleen zang en gitaar. Wonderschoon.
Give me your hands
They look so cold and dry
I’ll make them glow tonight
Show me your skin
It looks so pale and white
I’ll let you in tonight
Keuze Jeroen Mirck: Joost Klein – Kut! (2021)
Running out of luck
Hoe Joost Klein zich daags na zijn diskwalificatie op het Eurovisie Songfestival zal voelen, heeft hij drie jaar geleden al verwoord in een liedje met een vlezige titel: kut. Met de emotionele danskraker Europapa creëerde hij een muzikale hype die in zijn gezicht ontplofte. Running out of luck, zingt hij in het nummer Kut!, dat hij maakte samen met Stefano Keizers (tegenwoordig Gover Meit), de man die zijn ESF-show regisseerde. Het is de B-kant van een single over zijn overleden vader en moeder, waarin hij zijn depressies bezingt. Maar hoe kut het leven soms ook is, Joost blijft proberen ervan te genieten. Hopelijk ook nu.
Het gaat kut, kut
Het is altijd kut geweest
Mijn depressie heeft geen nut
Dus we vieren nog een feest
Keuze Alex van der Meer: Allie X – Off With Her Tits (2024)
Fijne retro en vurig venijn
We zijn bij Ondergewaardeerde Liedjes niet vies van een beetje jaren zeventig- en jaren tachtig-nostalgie. Maar het zijn lang niet alleen de ondergewaardeerde muziek-snobs die de sound van die tijd kunnen waarderen. Neem nou zangeres, songwriter en visueel artiest Allie X uit Canada: zij is duidelijk door een soort van retrosound-virus bevangen. En dat levert heerlijke muziek op.
Dit jaar kwam Girl With No Face uit, een album met een zwaar synthesizer-retropop geluid. Je hoort invloeden van onder andere Vince Clarke, Giorgio, New Order, The Human League en Michael Sembello’s Maniac. En het knappe is: ondanks de meer dan herkenbare invloeden klinkt het geheel erg fris. Check bijvoorbeeld maar Off With Her Tits, de derde single van Girl With No Face.
Als het nummer begint moet je direct heel erg denken aan het eerste couplet van Don’t Go van Yazoo. Maar vervolgens krijgt het al snel een eigen identiteit. Dat komt niet alleen door een meer dan uitstekende opbouw, maar met name ook door een welgemeend portie vurig en spottend venijn. Het nummer gaat over tieten. Maar niet om plat te zijn. Het is volgens Allie X meer een belachelijke satirisering van martelende gedachten, waarbij ze het gevoel had dat ze wat macht terug kon nemen door er gewoon de spot mee te drijven. Die intensiteit is voelbaar en dat is mede wat het nummer onweerstaanbaar maakt.
Keuze Renate van Klinken: Frank Turner – Never Mind The Back Problems (2024)
Punk is niet dood
Frank Turner is veelzijdig. Van harde hardcore punk op zijn vorige album FTHC tot aan gevoelige ballads waarvan de tranen me na tig keer luisteren nog steeds in de ogen springen. Hij is een verhalenverteller, een troubadour, maar boven alles is en blijft hij een punker.
Enkele weken geleden bracht Frank Turner een nieuw album uit, Undefeated. Bij de aankondiging van dit album in januari schreef hij er zelf het volgende over: ‘It’s a defiant, energetic record about growing old disgracefully and making peace with that. I’m still standing up, still have something to share with the world, and I’m excited to let you know about it.’ En precies dit is waar Never Mind The Back Problems over gaat. Want je kan dan misschien ouder worden, en je misschien wel wat minder fit en soepel voelen, maar een punker ben je en blijf je.
Zelf houd ik van punkmuziek maar ik ben geen punker. Mijn man wel. Hij is 44, maar ik weet nu al dat als we in oktober weer naar Frank Turner gaan, ik hem op een gegeven moment kwijt ben en af en toe zijn blije hoofd in de circle pit zie. Never mind the back problems.