Vastelaovend! Carnaval! Men trekt in bonte kleuren, kielen, en helaas ook in onesies de straten op om te genieten van gezelschap en muziek in ’s lands grootste viering van het leven. Per dorp kunnen tradities al verschillen en de belevenis is overal anders; dit geldt ook voor de muziek. Toegegeven, er is veel meuk op de markt – wat je bij elk genre hebt – maar de parels zijn om te koesteren. Geniet nog van de laatste loodjes en wie weet is deze battle handig in het cureren van je eigen playlist.

Keuze Hans Dautzenberg: Wiel Knipa – D’r Lange Jan (1950)

Trots en traditie

De duisternis is gevallen. Rustig rijden we door. De contouren van het landschap glijden langzaam aan ons voorbij. Dan ontwaren we in de verte rode lichtjes, als hoog in de lucht verheven ringen. Ze komen langzaam dichterbij, vastgemaakt aan twee pilaren die uitsteken boven een zee van lampen. Een warm gevoel trekt door mijn lijf. We zijn bijna thuis.

Voor wie zich enkel oppervlakkig inlaat met carnavalsliedjes, lijkt dit genre te bestaan uit twee typen: onzinliedjes en schunnige liedjes. Gezien de titel zou je gemakkelijk kunnen denken dat D’r Lange Jan behoort tot de laatste categorie.

Maar dat is niet zo. Lange Jan was de naam van een schoorsteen die zo’n 40 jaar de skyline van Heerlen domineerde. Samen met de nog hogere en jongere Lange Lies. Beide schoorstenen, respectievelijk 135 en 155 meter hoog, waren decennia lang een landmark voor de stad en voor de mijn(streek). Achtereenvolgens gebouwd in 1938 en 1955, behoorden ze tot de hoogste gebouwen van Nederland. De rode markeringslichten, op verschillende hoogtes aangebracht op de schoorstenen, maakten dat ze van verre zichtbaar waren.

Ondanks hun symbolische betekenis, werden de twin chimneys in 1976 gewoon opgeblazen in het kader van de sluiting van de laatste Nederlandse steenkolenmijn. Met de schoorstenen begroef de streek ook haar rijke mijnverleden. Heerlen bleef verwelkt achter in ellende, terwijl amper 30 jaar eerder de stad nog volop in bloei had gestaan. In de jaren 1950 was het een jonge, energieke stad, waar hard werd gewerkt en goed werd verdiend. Een magneet voor arbeiders en ondernemers. Een stad, kortom, om trots op te zijn. Hoe mooi is het dan om in een carnavalsliedje ook uitdrukking te geven aan die trots.

Wiel Knipa (Heerlen, 1921) schreef in 1950 voor de jaarlijkse wedstrijd van carnavalsvereniging De Winkbülle een lied over het meest markante symbool van mijnwerkersstad. D’r Lange Jan werd prompt een jaar later uitgeroepen tot winnend lied. Sindsdien is het niet meer weg te denken uit de (lokale) carnaval playlists en hoewel ik niet erg chauvinistisch ben en ook al tientallen jaren geen carnaval heb gevierd, heb ik nog steeds een zwak voor dit liedje.

Knipa schreef nog meer hits en werd een lokale en later zelfs landelijke bekendheid. Vanaf 1962 was hij – als opvolger van Willem ‘O’ Duys – tien maanden presentator van het televisieprogramma Sterren En Streken. Pogingen om hem een standbeeld te geven, sneuvelden toen bleek dat hij lid was geweest van de NSB. Hij heeft nu een lantaarnpaal.

Toen de Lange Jan werd opgeblazen, viel hij de verkeerde kant op. Hij verpletterde in zijn val het (leegstaande) voormalige bureau voor mijnschade. Heerlenaren die weemoedig de sloop van het roemrijke verleden van hun stad hadden aanschouwd, vermoedden dat de schoorsteen stevig wraak had genomen. Er is tegenwoordig, op een enkele uitzondering na, vrijwel geen materieel erfgoed meer te vinden dat nog getuigt van de mijnhistorie. Des te belangrijker is daarom het behoud van het immaterieel erfgoed: een liedje dat – passender kan niet – een combinatie is van trots en traditie.

Keuze Quint Kik: Johnny & Rijk – Ik Ben Zo Blij (Dat Mijn Neus Van Voren Zit En Niet Opzij) (1957)

De sweet spot tussen levenslied en carnavalshit

Op de basisschool herbergde carnaval nog iets magisch. Verkleed als piraat (of eigenlijk Adam Ant, die ik bij Toppop had gezien) hoste ik door de gymzaal. Die was voor de gelegenheid omgetoverd tot een bonte kermis van maskers en serpentine. Iedereen hoste mee op Mamma Woar Is Mien Pils. Als je bij Hoevelaken linksaf ging, moest je je best doen om niet onderuit te gaan in de bergen confetti.

Op de middelbare school kwam een ander soort charme van carnaval om de hoek kijken: een polonaise van kroegen op het Stratums Eind. Waar je met je dronken harses ieder avond een ander zoende en nog weken nagenoot van een stevige verkoudheid. De muziek zelf begon me echter steeds meer tegen te staan, al bleek die achteraf weinig met het échte carnaval van doen te hebben.

Hoewel ik Maastrichtse roots heb, heeft ook de regionale variant me nooit echt gegrepen. Een introductie via Marieke ten spijt, een vriendin en hardcore carnavalsvierder waar ik al eens eerder over blogde. Misschien was het anders gelopen als mijn ouders me van jongs af aan op sleeptouw hadden genomen. Van hun spaarzame carnavalsjaren is echter maar één foto overgeleverd.

Iéts van carnaval moet toch echt in mijn bloed zitten; mijn opa aan moederskant was tekstdichter. In zijn jonge jaren werkte hij samen met componist Sjeng Kraft, vader van carnavalsicoon Beppie. Sjeng kwam vroeger geregeld bij mijn moeder thuis over de vloer, waar hij samen met opa Leo aan levensliederen en carnavalshits werkte. Met het debuut van Johnny & Rijk stuitten ze op de sweet spot tussen die twee genres.

Keuze Lenny Vullings: Hôrster Zengers – Dreumel, Dreumel, Dreumel (1963)

Mien beste gelukswensen vur mien dûrp en eur vierders

Ik zieh ni perse de groeëtste vierder van de vastelaovend – dieëls umdat ik tot mien verdreet momenteel neet mier in ’t Zuuje woeën: ik bin de Dreumel die zich joomerlijk los het gemakt. En toch kriebelt ’t idder jaor wir ’n bitje op de joeks-en-jenklieren rond ’t begin van fibberwari.

Nostalgie makt zich redelijk snel van meej meister en ik denk terug an de knoeperts die ik vroeger op de basisschoeël meizong in café de Leste Geulde. De link met de traditionele textielindustrie is meej lang ontgaon, mar as ik “os” leed huur, dan kan ik mei de traone met gen meugelijkheid bedwingen. Driej daag vastelaovend, driej daag aan ieën stuk! Driej daag vastelaovend, jong, wat ’n geluk!

Ik haop dat idderieën di dit lest in gooije gezondheid de vastelaovend met diens beste kammeruj en diens familie mog afsloeten. Drinkt d‘r enne vur meej as ik ’t neet mier red um nar Hôrs te komen dit jaor. En as ik ’t wal red, tik meej ’s aan en dan zingen we samen dit schitterende nummer mei.

Keuze Erwin Wijman: Adèle Bloemendaal – Wat Heb Je Gedaan, Daan? (1972)

Aan het einde is er niets meer aan

Een geslaagd carnavalsliedje heeft twee eigenschappen.

1. Iedereen moet het kunnen meezingen.

En 2. iedereen moet het kunnen meezingen.

Het liedje hoeft nergens over te gaan. Dat is zelfs beter, want dan is het ook beter te verstaan. Of wacht, het moet wél ergens over gaan maar daar kom ik zo nog op. Het liedje moet dus het liefst gaan over dingen. Meer niet. Nog beter: over die dingen.

In de klassieker Wat Heb Je Gedaan, Daan? heb je die dingen al na drie keer ‘Wat heb je gedaan, Daan?/ Waar kom je vandaan?’: ‘In de hele met zijn allen van die dingen/ Niets meer aan’.

Ja, het staat er goed: ‘In de hele met zijn allen van die dingen/ Niets meer aan’. Dat betekent niets maar iedereen kan het na één keer meezingen.

In de echte echte carnavalsliedjes, de zuidelijke dus, gaat het óf over Hoes óf over Huus. Altijd. Die liedjes gáán echt ergens over, over verlangen, verdriet, vreugde, heimwee, thuis zijn, je roots, nostalgie, van die dingen. Maar iedereen die niet echt van dat Hoes komt, zingt Huus en wie niet van dat Huus komt, zingt al gauw Hoes. Dat maakt meezingen moeilijker.

Net als met Zuiden. Alleen de insider ehh insuider weet dat je Zude moet zingen of juist Zuuje of juist Zoede. Terwijl in Wat heb je gedaan, Daan woorden als de volgende de meest betekenisvolle zijn (ik citeer het eerste couplet):

Kedinkedonkedinkedonkeding, mijn ome Daan

Kezinkezonkezinkezonkezink, er tegenaan

Kewinkewonkewinkewonkewinke, op bezoek

Kerinkeronkerinke, onderbroek

Kriebeldekrab!

Ze zijn zo betekenisvol omdat ze niets betekenen en tegelijkertijd alles betekenen. De tekstdichter van dit lied, Drs. P, ook wel bekend als Drs. Onomatopee, kende zijn klassiekers. Kijk naar, ehh, luister naar:

Notte belle margarinetta

moetjes watt oore

notte belle margarinetta

smoesjes d’amore

loena loena

fietsebel armonica

loena loena

nel koppie tee

En naar:

Tararaboemdiejee

En ook van

je Aja jippie jippie jee

heeft niemand een idee maar iedereen zingt het mee. Nog één couplet uit Wat heb je gedaan, Daan:

Temitsemotsernitsemotsenlitse, carnaval

Tefritsefrotsefritsefrotsefritse, raar geval

Teblitseblotseblitseblotse, feestneus opgezet

Tekwitsekwotsekwitse, in zijn bed

Hallekidee!

Dit liedje gaat niet over carnaval, dit liedje gaat over het liedje zelf. Over een liedje, over hét liedje. Over elk liedje.

Keuze Freek Janssen: Wiel Vestjens – As De Sterre Dao Baove Straole (1976)

Venlose muziek gaat niet over Marietje van achter bij de schouders grijpen, maar over het leven

Ik ben geboren en getogen in Noord-Limburg, studeerde in Maastricht, woonde tien jaar in Den Bosch en nu alweer bijna even lang in Veldhoven. Carnaval heb ik dus in heel veel verschillende verschijningsvormen gezien.

Nu ben ik van nature totaal niet geneigd tot enig chauvinisme. Maar voor carnaval maak ik een uitzondering. Carnaval in de buurt van Venlo is niet te vergelijken met Veldhoven. Ik ben nu verplicht om te zeggen dat het één niet beter of slechter is dan het ander, maar van binnen voel ik iets anders. Als ik in Veldhoven langs de kant van de weg naar de optocht kijk of in een zaaltje biertjes sta te drinken, dan bekruipt mij heel vaak het gevoel: ‘Deze mensen snappen het niet’.

Ik schreef daar in 2013 al eens over. In 2017 vertolkte de documentaire Nao ‘t Zuuje van Lex Uiting perfect dat gevoel. Hij beschrijft hoe de Venlose carnavalsbeleving niet alleen gaat om zuipen en feesten, maar om samen het leven vieren. Daar hoort geluk bij, verdriet, verliefdheid en nostalgie. De door het jaar een enigszins gereserveerde Limburger zet met carnaval zijn masker af en geeft zich over aan al het moois wat het leven te bieden heeft.

De Venlose traditie van carnavalsmuziek weerspiegelt dat. Je hoort daar in de kroegen geen skihutmuziek of platte liedjes over Marietje achter bij de schouder grijpen. Venlose vasteloavesliedjes zijn kleine chansons.

Dat waren ze althans in mijn jeugd, de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat carnaval en ik elkaar een beetje zijn kwijtgeraakt in de loop der jaren. Als ik terug ga naar Limburg, ken ik de nieuwe liedjes niet meer. In Brabant vind ik het niet.

Maar de Venlose liedjes van vroeger, daar denk ik nog steeds met heel veel plezier en geluk aan terug. Van Zutjes Aan (Laot maar lekker gaon zoë wie ‘t geit, laeve wie de wind mien jeske weijt) tot Gelok van De Vrijbuiters, dat we zowel bij de bruiloft van mijn broer als de uitvaart van mijn vader hebben gedraaid.

Archetypisch voor de traditionele Venlose vasteloavesmuziek is voor mij As De Sterre Dao Baove Straole van Wiel Vestjens. Het eindigde ooit op de eerste plaats in de Vasteloaves Top 555 die jaarlijks wordt uitgezonden door Omroep Venlo.

Overigens haalt Lex Uiting met het liedje Noa ‘t Zuuje, uit de gelijknamige documentaire, al jaren de Top 2000.

Keuze Leendert Douma: De Breedbekkikkers – Maak Van Uw Scheet Een Donderslag (1979)

Brood op z’n Broodst

Vooropgesteld: ik heb totaal niets met carnavalskrakers. Maar als ze worden gebracht met de sjeu van pure rock ’n roll, dan ben ik er wel voor te porren. Bovendien: elke keer als Herman Brood iets uitstootte, dan snoof ik het met genoegen op. Dus deze carnavalsscheet met His Wild Romance verkleed als Breedbekkikkers ging erin als koek. Nog steeds.

Wat denk je van die hilarische teksten? Maak van jouw scheet een donderslag / Spaar ze toch niet op voor je ouwe dag en Maak van jouw scheet een donderslag / Ik hoop dat ik er nog een zooitje laten mag. Et cetera. De coupletjes zijn een beetje flauw, zeker als het gaat over Ome Karel en zijn PSV. Maar dan halverwege komt Brood met iets op de proppen, hoor! Ik denk dat het een al wat ouder gedicht is dat hij er gewoon tussen improviseert.

Hete tranen, vissersvet
Nymfomanen, goudrenet
Pedomanen, frietje met
Pedofielen, vroeg naar bed
Autobanen, goeie coke
Rooie hanen, kachelpook
Werkelozen, boerenkool
Monofielen, stereo

Melodrama, narcotica
Hopeloos in Appelscha
Kop met pukkels, aan het gas
Wees de beste van de klas

Dit soort half-filosofische woordassociaties verwacht je niet in een doorsnee carnavalsnummer. En dat maakt deze onzin een stuk beter verteerbaar dan de gemiddelde biermuzak of hoempa-techno. En dan hebben we het nog niet eens gehad over die typische Herman Brood-dictie. Zowel geil smachtend als grappig subversief. En ook met Nederlandstalig is hij ongeëvenaard. Deze donderslag is Brood op z’n best, of beter gezegd: Brood op z’n Broodst!

Keuze Jeroen Mirck: Natalie Merchant – Carnival (1995)

De ultieme verkleedpartij

Een echte snob vindt carnaval maar een plat zuipfeest. Daarom draag ik geen dijenkletser van de Deurzakkers of wijlen Arie Ribbens bij aan deze carnavaleske battle. Het fenomeen carnaval reikt ook veel verder dan ten zuiden van de Nederlandse rivieren, zeker muzikaal. Denk alleen al aan Le Carnaval des Animaux (1887) van de Franse componist Camille Saint-Saëns. Ook in de popmuziek is ‘carnival’ een veelvoorkomende term, heus niet alleen als het om schaarsgeklede Braziliaanse danseressen gaat.

Daarom breek ik een lans voor de allereerste solo-single van Natalie Merchant, de Amerikaanse zangeres die in de jaren tachtig doorbrak als frontvrouw van 10.000 Maniacs. Na twaalf succesvolle bandjaren ging ze alleen verder en overtuigde direct met haar eerste eigen album Tigerlily uit 1995. Een van de mooiste nummers van die plaat heet Carnival, waarin ze de metropool New York vergelijkt met een extraverte carnavalsoptocht.

Well I’ve walked these streets
A virtual stage it seemed to me
Makeup on their faces
Actors took their places next to me

Merchant groeide op in ruraal Amerika en bezocht The Big Apple voor het eerst als puber. De vrijheid aldaar om alles te kunnen zijn wat je maar wil zijn, hoe excentriek ook, maakte een onuitwisbare indruk op haar. Daarom heeft ze het ook over geschminkte acteurs, thrill-seekers, handelaars en dealers, maar ook over de armoede en de misfits op elke straathoek. New York City is de ultieme verkleedpartij, een metaforisch carnaval.

Keuze Henk Tijdink: Pater Moeskroen & Lawineboys – Joost (2011)

What’s in a name…

Als geborene van boven de rivieren ben ik niet opgegroeid met carnaval. Het motto was vooral “doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg”. Bovendien aten we daar gewoon patat en geen friet. Ik ben er inmiddels ruim twintig jaar weg, maar dat zal nog niet veranderd zijn.

Een jeugdvriend is echter samen met een Brabantse schone en zodoende heb ik enkele keren een carnavalsweekend doorgebracht in Stijlorenrijk of Ut Zwaajgat. Voor de topografen onder de lezers: dit zijn respectievelijk Etten of Leur tijdens carnavalstijd. Het eerste bezoek was een belofte op hun bruiloft. De keren daarna was ik daar volledig vrijwillig.

Sindsdien kan ik de carnavalskrakers wel waarderen, hoewel mijn brein na twee dagen geen hoempa en polka meer kan horen. Mijn favoriet is eigenlijk ook helemaal geen carnavalsnummer, maar een nummer van Pater Moeskroen. Uiteindelijk hebben de Lawineboys er nog een carnavalssausje overheen gegoten. Waar ik normaal gesproken voor het origineel zou gaan, ga ik dit keer toch voor de samenwerking met Lawineboys.

Er is nog een andere reden dat ik dit nummer heb gekozen. Zelf heb ik een broertje en een oom, die allebei Joost heten. Het toeval (of misschien wel niet) wil dat beiden, net als de Joost in dit liedje “anders geaard” zijn.

Keuze Johan Hol: Ferry van de Zaande & Veul Gère – De Gròzzie Van Mèn Buurvrouw (Derin, Deruit) (2014)

Platter dan plat

Ieder jaar voel ik me rond deze tijd weer een vreemde in mijn eigen stad. Want ondanks dat ik hier ondertussen al 25 jaar woon, heeft het carnavalsvirus me niet weten te grijpen. Een beetje chauvinistisch ben ik dan weer wel, dus bij deze een echte Tilburgse inzending.

Veel Tilburgser dan Ferry van de Zaande vind je ze niet. En veel platter dan deze inzending samen met carnavalsvereninging Veul Gère trouwens ook niet. Typisch carnaval waarschijnlijk, maar denk niet dat mijn buurvrouw er de humor van in kan zien.

Naast Ferry komt ook zijn goeie maat Fred van Boesschoten (jazeker die van (Dès ‘n) Schôôn Waoge) langs. Niet geheel toevallig allebei typetjes van Frans van der Meer die geheel terecht een onnavolgbaar multi-talent in de Tilburgse cultuur wordt genoemd. Poppenspeler, muzikant, zanger, beeldend kunstenaar, tekstdichter, presentator en componist. Kan Frans daar binnenkort ook nog winnaar van de carnaval-battle aan toevoegen?

Keuze Karin de Zwaan: Björn & Mieke – 1000 Sterre (2016)

Het feest doorgeven

Carnaval, vasteloavond – hoe je het ook noemt het is een prachtig feest. Een feest dat je samen viert – met vrienden, familie, oud en jong. Een feest dat je geboren in Brabant ook al van keinds af aan viert.

Al jaren woon ik boven de rivieren, toch keer ik deze dagen terug en slaap ik bij mijn ouders vlakbij de Oeteldonkse binnenstad. Over dat terugkeren heeft Lex Uiting een mooi nummer geschreven: Nao ‘t Zuuje. Ik luister het altijd in de trein op weg naar het feest. De docu met dezelfde naam die gemaakt is het jaar dat Lex prins was in Venlo geeft het echtste beeld van het feest dat je kunt krijgen als je het niet zelf viert.

Toch kies ik niet dit nummer, ook ga ik niet voor de mooie Bossche nummers met hun Bossche dreun zoals Lekker Lôpe, Blauw of een van mijn favorieten Anouschka. Het nummer dat mij elke keer tranen in mijn ogen geeft is 1000 Sterre van Björn en Mieke. Ook een Limburgs nummer. Een nummer dat dat stukje samen vieren van het feest zo mooi vangt. Over het feest doorgeven. Over hoe je ouders het doorgeven aan jou en jij weer aan jouw kinderen.

As ik ‘r stráks nie mèr bin, daenk dan án dizze zin, dan binde noeëts allieën.

1000 sterre baovenán

Daor bin ik ‘r ieëne van

Lách nor baove, laot ze straole van geluk

Geen idee wat hierboven staat? Even hardop lezen dan  begrijp je het wel 🙂

Keuze Erwin Herkelman: Frans Duijts & Sound Rush – Gezelligheid Kent Geen Spijt (2019)

Wonderlijke cross-over

Ik ben geen typische carnavalsvierder. Ik vind het vooral een mooie gelegenheid om weer een heleboel oude bekenden te zien en te spreken. Dat je daarbij verkleed gaat is voor mij eerder bittere noodzaak dan dat ik het echt leuk vind. Maar uiteindelijk blijk ik dan toch óók maar gewoon een kuddedier: ik ga de carnavalsvreugde niet doorbreken door ‘als mijzelf’ te gaan.

Carnaval vieren doe ik ook niet in het zuiden, maar in het dorp waar ik opgroeide: Vaassen, ofwel Rossumdaerp in carnavalstijd. En daar leeft het enorm. Tot voor kort hadden ‘we’ zelfs de grootste carnavalsvereniging van het land. Want werkelijk iedereen uit de regio wil erbij zijn.

Het voordeel van carnaval in Rossumdaerp is dat het lekker overzichtelijk is. Anders dan in het zuiden, waar je van kroegje naar kroegje trekt, concentreert het carnaval in Rossumdaerp zich op één locatie: het lokale dorpscentrum. Daar drink je je biertje met oude jeugdvrienden, ex-teamgenoten en je voormalige buren, daar treden de artiesten op en daar draait de DJ van dienst de ene na de andere carnavalskneiter.

En ik mag dan wel wat gereserveerd zijn wat betreft het fenomeen ‘carnaval’. Maar die carnavalskneiters, dáár zul je mij nooit over horen klagen. Helemaal nu de hardstyle er zijn intrede heeft gedaan. De onwerkelijke combinatie van Hollandse meezingers en snoeiharde beats begon als een gimmick, maar is inmiddels uitgegroeid tot een serieus muziekgenre. Er zijn zelfs hele festivals aan gewijd. Al hebben de organisatoren de editie van dit jaar helaas moeten afgelasten vanwege de gevolgen van de overvloedige regenval van de afgelopen maanden.

Ik zie het als een mooie bonus voor mij als carnavalsmuziek-minnende ex-gabber. En daarbij gaat mijn bewondering vooral uit naar de artiesten, met name vanuit de hardstyle, die het aandurfden om deze wonderlijke cross-over te maken. En nee, op de hardstyle-stage van Mysteryland zul je deze muziek niet snel horen, maar tijdens carnaval zorgt deze muziek wel voor de soms broodnodige oppepper.

Keuze Der Webmeister: Lamme Frans – Handjes Handjes Bloemetjesgordijn (2020)

Een Vrolijk Eerbetoon

Carnaval is in z’n meest slechte vorm natuurlijk niks meer dan stom zuipen, begeleid door zo mogelijk nog stommere muziek, maar ieder jaar is daar gelukkig ook weer mijn eigen cultheld Lamme Frans. Nou ben ik persoonlijk geen groot liefhebber van die hoempapa meuk die voor carnavalsmuziek moet doorgaan, maar Lamme Frans is toch wel effe andere koek. Daar spat het talent letterlijk van het scherm af.

Hij verblijdt ons ieder jaar met tot in de puntjes verzorgde carnavalsclipjes waar werkelijk ieder detail klopt, maar je zou toch af en toe willen – ik in ieder geval wel – dat de man z’n talenten eens wat breder zou inzetten dan alleen voor carnavalsmuziek.

Lamme Frans mag dus in dat opzicht een ondergewaardeerde artiest worden genoemd. Volgens niemand minder dan Giel Beelen is Lamme Frans “Geniaal”, dus vanuit dat perspectief gezien moet Frans aardig dicht tegen een modaal IQ aanhikken. Geintje, mensen! Dat Giel deze mening heeft over Lamme Frans is overigens niet eens zo vergezocht, Lamme Frans is namelijk een act van zijn ex-3FM collega Rob Janssen.

Lamme Frans parodieert doorgaans bestaande nummers van zeer uiteenlopende artiesten, zo’n beetje alles tussen Adele en Kinderen voor Kinderen in, en geeft er steevast een eigen, herkenbare draai aan. Op het eerste gehoor gaan ze over het belang van bier of iets dergelijks, maar Lamme Frans stopt aardig wat laagjes in z’n liedjes die maken dat ze het niveau van carnavalsmeuk ontstijgen. Hier de playlist met al zijn carnavalsvideo’s van de afgelopen jaren, klik er gerust eens een paar aan.

In onderstaand video blijkt hoe erg Lamme Frans zijn tijd vooruit is, want hier gaat hij met Artificial Intelligence aan de slag. Alle carnavalsklassiekers van de afgelopen 75 jaar worden in de mixer gestopt, en het resultaat is een vrolijk eerbetoon aan de grootheden die Lamme Frans voorgingen in het ambacht van carnavalsnummers maken. Wat maar weer onderstreept dat Lamme Frans een groot carnavalshart heeft.

One comment

  1. Iech bin zelf ‘nen Hollender dee de Limbörgse cultuur later heet oontdèk. Vastelaovend huurt veur miech dus zeker debij. Zelf bin iech nog ummer fan vaan eint vaan de ierste Mestreechter leedsjes die iech lierde: Verleef op ‘t Mooswief. E sambaleedsje, wie dat dao al jaore gewoen is.

    (Een verklaring voor de Hollanders: het Mooswief is een pop van groenten, die op carnavalszondag op de Vrijthof wordt opgehesen.)

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.