In de tweede helft van de jaren ’80 ging afgezien van hiphop ook house overground en was er voor het eerst sinds de hoogtijdagen van de punk weer eens sprake van een heuse muzikale revolutie. Onder het motto If you can’t beat them, join them stonden er in Manchester een paar gitaarbands op die house-invloeden nadrukkelijk in hun geluid verwerkten. Nou had die stad op muziekgebied een reputatie hoog te houden: aan het illustere rijtje Buzzcocks, Joy Divsion & The Smiths kon je dus in 1989 ook The Stones Roses toevoegen. Door hun toedoen veranderde de stad en de (Engelse) hitlijsten in een gekkenhuis: Madchester! Zelfs in het nuchtere Nederland haalde Fools Gold de Top 10, maar collega-vaandeldragers als Happy Mondays, The Charlatans en A Guy Called Gerald hoorde je alleen bij de VPRO. Daarom vandaag een battle over de also-rans en bandwagon-jumpers.

Keuze Marco Groen: The Stone Roses – Waterfall (1989)

Sex and drugs and baggy sound

Zijn ouders hebben ooit de naam Gary voor hem bedacht, maar vrijwel elke muziekliefhebber kent Gary Mountfield beter onder zijn bijnaam Mani. Over het algemeen werd deze Mani gezien als het meest toegankelijke en aardigste lid van de Stone Roses. Een eigenschap waar je verder niet zoveel aan hebt, behalve dat het op je persoonlijke Wikipediapagina komt te staan, zodat een buitenlandse blogger dat in zijn stukje kan zetten.

De Stones Roses was een van de bekendste exponenten van de Madchester-beweging, wat eind jaren ’80, begin jaren ’90 een soort mengelmoesje was van dance en (vaak duistere) gitaarmuziek. Het epicentrum van de Madchester-scene lag in nachtclub Haçienda, waarbij er korte verbindingen waren met platenmaatschappij Factory Records. Dat was geen toeval, want beide hadden ze journalist Tony Wilson als mede-eigenaar. Tony komt uit Salford en dat is dan weer een mooi bruggetje naar voetbalclub Salford City FC, waar ik eerder iets over heb geschreven. Mocht je dit hebben gelezen, dan weet je dat er bij deze club fantastische muziek wordt afgespeeld. Niet zelden Madchester-muziek. De Stone Roses op de afspeellijst is een vast gegeven, net als The Charlatans trouwens. Met Stone Roses komen we op onze Mani. Deze basgitarist maakte zijn opwachting in de documentaire The Class of ’92, een film over een zeer succesvolle generatie Manchester United-spelers. Spelers die later eigenaar zouden worden van Salford City FC. Buiten het voetbalelement om (voetbaldocu’s hebben dat nu eenmaal) zou je The Class of ’92 kunnen zien als een opstapje naar de muziek van Madchester. Onder meer The Farm, The Charlatans en (uiteraard) Stone Roses komen voorbij in deze film (waar heb ik dat eerder gehoord?).

Een nog beter instapje in de Madchester-waanzin is docudrama 24 Hour Party People. Een vrij absurdistische film die verhaalt over de opkomst en ondergang van de Madchester-scene. Een absolute must-see voor de zichzelf respecterende muziekliefhebber, sprak hij zonder enige overdrijving. Het middelpunt van de film is de al genoemde Tony Wilson, hoewel we ook een inkijkje krijgen in de vroege jaren van Joy Division, The Happy Mondays en A Certain Ratio. De Stone Roses komen niet echt prominent naar voren in deze film, maar de oplettende kijker zal een paar keer het blije gezicht van Mani voorbij zien komen. Want zonder Mani kan je natuurlijk geen echte film over Madchester maken. Onnodig om te zeggen dat de muziek ongekend goed is in deze film. Bijna net zo goed als de gemiddelde playlist bij Salford City FC.

Hoe goed? Nou… onderstaand nummer werd gedraaid bij de laatste thuiswedstrijd van afgelopen seizoen. Het is eveneens te vinden op de soundtrack van The Class of ’92.

Keuze Vincent van der Vlies: Guru Josh – Infinity (1990)

Een tragisch requiem

Ergens in 1989 kreeg DJ Mike Pickering een singeltje in handen van een House DJ die nog geen succes had geboekt. Pickering draaide het vaak in de legendarische club de Haciënda, waarna het tractie kreeg buiten Madchester en het zowaar een hit werd voor Paul Walden, oftewel Guru Josh.

Het is een echte house klassieker met ouderwetse break-beats, synthesizer sound en een klassiek geworden melodie. Op dat singeltje had hij een kennis met een saxofoon een melodie in laten spelen wat een vrij ongebruikelijk instrument was in dat genre, maar wat het nummer wel echt een goede anthem achtige sound geeft.

Toen het uitkwam was ik te jong en daarna ook niet echt geïnteresseerd in house muziek. Pas toen ik zelf met een goede vriend als DJ duo op studentenfeestjes en -partijtjes draaide raakte ik wat meer in de houseklassiekers. Ik heb het nummer dan ook pas veel later, ik denk een jaar of vijftien/ zestien, na uitkomen leren kennen via F. Hij liet het horen na ongetwijfeld een van de vele spelletjesavonden die we hadden met vrienden. Hij vertelde er bij waarom het een klassieker was, om daarna op zijn eigen synthesizer en drumcomputer zijn eigengemaakte nummers te laten horen: acid house achtige liedjes, happy hardcore deuntjes, dat soort zaken. Een gozer met een onwaarschijnlijke historie van ongeluk, pech en tegenslag en een gebruiksaanwijzing dikker dan zijn eigen bijbel.

Dat succes heeft Walden daarna niet meer weten te evenaren, buiten het feit dat een remake van zijn eigen nummer in 2008 als The Guru Josh Project (met DJ Klaas) een nog grotere hit werd. Op zich begrijpelijk want de remake was veel beter geproduceerd en borduurde voort op de herinnering van een house klassieker in een legendarische club in een legendarische muziekperiode. En nu zat er ook wat meer tekst bij:

Here’s my key philosophy
A freak like me just needs infinity

Walden ging op Ibiza wonen en werd beeldend kunstenaar met niet al te veel succes. En hij werd niet oud. Een nare geschiedenis met de drie D’s: drank, drugs, depressie zorgde ervoor dat hij op 51-jarige leeftijd een einde maakte aan zijn leven. Niet bepaald de filosofie die hij voor zich gezien zal hebben, wat het met de kennis van nu een tragische afdronk geeft.

Het leven van F. was zeker geen kopie van dat van Walden, maar had meermaals een tragische afdronk. F’s leven nam onderweg een wending waar hij niets aan kon doen, maar wat zeer nare effecten op anderen, naasten van ons, had. Hierdoor moesten wij voor een ander pad kiezen en verloren wij elkaar helaas uit het oog. Sporadisch kwam ik hem tegen en leek het wel okee te gaan met hem, wat ik fijn vond. Afgelopen week begreep ik echter dat hij wederom door een heel tragische samenloop van pech, ongeluk en ziekte ineens om het leven is gekomen.

En nu hoop ik dat God een DJ is, dat je nu wonderful days hebt en dat je daar tot Infinity je muziek kunt laten horen. Deze dagen heb ik die laatste in ieder geval stevig in mijn hoofd zitten voor je. Het ga je goed man.

Keuze Hans Dautzenberg: James – Sit Down (1990)

De tweede poging

Begin jaren 1980 verhuisde ik van de ene uitgebluste industriestad naar de andere. Al ruim een decennium lang had de aftakeling van de maakindustrie in Nederland zijn sporen achter gelaten. In de textielstad waar ik neerstreek waren ze letterlijk waar te nemen in de vorm van enorme oude leegstaande fabriekscomplexen of als met onkruid overwoekerde vlaktes tussen woonwijken. De stad als een verder gaaf gebit met rotte kiezen en her en der een donker gat. Deze stille getuigen van het einde van het industriële tijdperk gaven de stad een ruw kantje. Maar ze creëerden ook ruimte voor vernieuwing en experiment, brachten – letterlijk – doorbraken tot stand en waren fantastische feestlocaties.

Dat laatste weten ze in die tijd vooral in Engeland tot grote hoogten te brengen. De bakermat van de industriële revolutie beschikt immers niet alleen over voldoende leegstaande hallen, maar haakt ook al vroeg in op de nieuwe ‘house’ muziek rage, die zijn oorsprong vindt in Chicago. 1988 wordt uitgeroepen tot de Second Summer of Love en geldt als het jaar nul van de rave cultuur, die als EDM nog altijd bestaat. Het is typisch zo’n conjunctief moment in de jeugdcultuur waarin opeens alle ontwikkelingen samenvallen en een beslissende duw geven aan het tijdsgewricht.

De band James, uit Manchester, timmert in 1988 al een paar jaar aan de weg in de folk rock hoek. Opgericht in 1982, weet de band, die een sterke live-reputatie heeft, al vrij snel de aandacht te trekken van Tony Wilson, de baas van Factory Records en (o.a.) van de beroemde Haçienda club in Manchester. Wilson zal uitgroeien tot een absoluut sleutelfiguur in de hele Madchester beweging, maar daarover later meer.
De eerste twee EP’s die James opneemt worden goed ontvangen in de indie scene. En ook de derde release, de Sit Down EP (1986) waarop 3 nummers, maar niet Sit Down, krijgt positieve reacties. Datzelfde jaar brengt de band zijn debuut album uit: Stutter. Een tweede album volgt in 1988. In 1989 verschijnt vervolgens het nummer Sit Down als single. Het liedje haalt plaats 77 in de Engelse hitparade.

James wordt uitgebreid en hervormd en neemt in nieuwe samenstelling het derde album Gold Mother op, dat medio 1990 wordt uitgebracht. Hierop vinden we een nieuw opgenomen, kortere, versie van Sit Down. Het album komt uit op het hoogtepunt van de Madchester hype. In Madchester, de term komt van eerder genoemde Tony Wilson, horen we een mix van house cultuur en indie muziek uit Manchester. Deze indie dance muziekstijl voor de E generatie krijgt het etiket ‘baggy’, passend bij de kledingstijl.

James surft mee op de hype en weet met Sit Down (tweede poging) een flinke hit te scoren.

Keuze Der Webmeister: Inspiral Carpets – This Is How It Feels (1990)

Working Class

Het is uiteraard tamelijk uniek dat een complete muziekstroming is terug te voeren tot één enkele stad. Nashville is natuurlijk een bekende, en tegelijk met Manchester was ook Seattle even het kloppend muzikale hart van de wereld. En in Nederland hebben we met Volendam natuurlijk ook een mooi voorbeeld.

Zoals in het intro al gezegd, de Stone Roses waren met afstand de bekendste van van de Madchester-beweging, maar er was zoveel meer. Ik studeerde in de tijd van de Madchester-welle, en het heeft een diepe indruk op me gemaakt. In de jaren ervoor was ik gegrepen door Punk, maar ik had ook wel een zwak voor de psychedeliche muziek uit het midden van de jaren 60. En plots kwam dit dus samen, al dan niet met een danssausje er overheen.

Als ik dan nog meer mag inzoomen heb ik altijd een zwak gehad voor dampend, repeterende orgeltjes. The Doors uiteraard, het vroege werk van Green on Red, of zZz. En rond 1990 dus de Inspiral Carpets. Wellicht de meest Working Class tak aan de Madchester-boom, want de Carpets onderscheiden zich door hun sociaal-bewogen teksten, en daarmee waren ze niet de meest vrolijke act. Het dampend, repeterende orgeltje ging samen met teksten over de onderkant van de samenleving, de grauwe kant van Manchester. De vrolijke Madchester beweging was wellicht ook een tegenreactie op de sombere jaren van tegenspoed vlak ervoor, maar de Inspiral Carpets konden dat recente verleden blijkbaar niet makkelijk vergeten.

Hun bekendste nummer, This is How It Feels To Be Lonely, gaat over depressies. Het vertelt het verhaal van een alleenstande moeder, en haar (getrouwde) minnaar die zelfmoord pleegt. Niemand weet van de affaire, wat maakt dat ze haar enorme verdriet alleen moet ondergaan. Best zware kost voor wat te boek staat als een vrolijke muziekbeweging. Zo zwaar zelfs dat het tweede couplet flink is aangepast in de “radio edit” versie, hieronder te beluisteren in de official video. En even over die video: het sombere grofkorrelige gespeel met scherpte herkent u natuurlijk uit duizenden,. Jawel, dit is geregiseerd door niemand minder dan “onze” Anton Corbijn. Nog een andere fun fact: Noel Gallagher was voordat hij doorbrak met Oasis twee jaar lang roady bij de Carpets.

De originele tekst ging als volgt:

There’s a funeral in the town
Some guy from the top estate
Seems they found him under a train
And yet he had it all on a plate

Keuze Jeroen Mirck: Jesus Jones – Who? Where? Why? (1991)

Vertwijfelde vragen, perfect geluid

Madchester kent vele vaders en moeders. De Britse bundeling van indie-rock en dance werd breed omarmd en legde de basis voor zo’n beetje alles wat een beetje alternatief en dansbaar is. Grote namen zijn Primal Scream, Happy Mondays en The Stone Roses, die allemaal de mosterd haalden bij de absolute voorloper New Order.

Voor mij persoonlijk was het promo-album Ein Abend in Wien uit 1991 een belangrijke kennismaking met nieuwe bands uit deze muzikale melting-pot, zoals 808 State, James en de Nederlandse (!) act Charmin’ Children. Het dansgeluid dat me van die cd het meest is bijgebleven zijn de psychedelische klanken waarmee Jesus Jones aftrapt. Hun tweede album Doubt zorgde voor een doorbraak naar een breder publiek, met name dankzij de single Right Here, Right Now. Zelf vind ik hun bijdrage aan Ein Abend in Wien minstens zo lekker: Who? Where? Why? is een exploratief experiment dat perfect uitpakt.

Have you ever felt that it’s someone else living your life?
The image of you only better, it’s true at the outside
Who am I? Where am I?
Why do I feel this way?

De existentiële tekst van het nummer staat symbool voor de zoektocht van Madchester-bands naar een nieuw geluid. Ook shoegazers en introverte alto’s wilden dansen, dus werd rock dansbaar. Zonder het alternatieve geluid geweld aan te doen. Ook Jesus Jones vond de sleutel naar deze ultieme crossover, ondanks de vertwijfelde vragen over wie, waar en waarom.

Keuze Leendert Douma: Primal Scream – Higher Than The Sun (Higher Than The Orb Mix) (1991)

Ergens tussen Manchester en miljarden lichtjaren hiervandaan

Weg uit Londen! Hit the north! Maar we stoppen niet in Manchester, we rijden nog een stukkie door. Naar Glasgow om precies te zijn. Daar startte voormalig Jesus And Mary Chain-drummer Bobby Gillespie de band Primal Sream. Die kwam onder contract van Creation Records toen labelbaas Alan McGee verhuisde van Londen naar Manchester. De ‘primals’ maakten in 1991 hun topplaat Screamadelica, de ultieme combi van postpunk, pop, rave en acid met daarop de wereldhit Loaded. Maar veel fascinerender is het nummer Higher Than The Sun.

Hoe high waren zij in die dagen? Op internet zwerft een leerzame én grappige illustratie rond: The Observable Universe , from top to bottom – on a log scale. Het is een overzicht van de complete ruimte – van een grasspriet op aarde tot de verste sterren op 46 miljard lichtjaar afstand. Zo zien we de Apollo’s en ISS, Voyager, Jupiter en Pluto, de Oort-wolk, Alpha Centauri en Betelgeuze, Crab Nebula… Hahaha, en ergens bij de maan cirkelt Snoop Doggy Dogg dichtbij het ‘human altitude record’. Maar eigenlijk denk ik dat Primal Scream en The Orb nog hoger kwamen. Hoger dan de zon.

Want hun track druipt van de drugs. Screamadelica werd gemaakt op een cocktail van speed, cocaïne, heroïne, lsd en vooral xtc, en Higher Than The Sun is daarvan de ultieme uiting. Die stonede zang, die gekke geluiden, die slome wat zweverige sfeer, die over-the-top productie… het nummer is één grote trip. Heerlijk om nog een beetje op te dansen aan het einde van een nachtenlange rave.

Je kunt er uren over soebatten – en fans doen dat dan ook – wie verantwoordelijk is voor dat druggy geluid: postpunkdrummer Bobby Gillespie, acid-producer Andy Weatherall of soundwizard Alex Paterson alias The Orb. Het maakt niet zoveel uit. Voor mij persoonlijk was het The Orb die mij naar dit nummer trok. Niet Gillespie Ik was nogal gecharmeerd (understatement) van die eerste plaat van The Jesus And Mary Chain (Psychocandy), maar met Primal Scream had ik eigenlijk niks. Ja, ik vond Loaded wel leuk. Maar toen ik die far-out klanken hoorde van de vierde track op Screamadelica, was ik helemaal verkocht! Er staat overigens nóg een versie van Higher Than The Sun op het album. Die is gemaakt met dubbassist Jah Wobble, maar mist de magie van de Orb-mix.

Alleen met track vier blijf je zweven, ergens tussen Manchester en miljarden lichtjaren hiervandaan.

Keuze Tricky Dicky: Charmin’ Children – Chew It (1991)

De beste Madchester komt uit Nederland

Laat ik maar gelijk een deur intrappen! Vrijwel alle Madchester-bands zijn saai. Natuurlijk hebben ze her en der een aardig hitje, maar geen van allen zullen over een decennium nog in het muziekgeheugen staan. Misschien The Stone Roses en New Order (met dank aan de Snob 2000). En voor je denkt, maar Oasis dan? Die vallen niet onder de officiële definitie van Madchester. Gek waren ze overigens wel.

Elke battle is voor mij een reden om in het onderwerp te duiken; een verbreding van mijn kennis op popmuziek. Maar bij Madchester moest ik voet bij stuk houden dat de levensvatbaarheid van de muziek beperkt is en slechts een tijdsbeeld. Ook de bekende hits hobbelen maar door en wanneer het eind jaren ’80 op de radio te horen was zocht ik vaak een andere zender. Dus na veel beluisteren en na lang wikken en wegen was de keuze teruggebracht tot World Of Twist (Sons Of The Stage) of een Nederlandse band die zwaar door de Madchester-scene beïnvloed was: Charmin’ Children.

Deze Zeeuwse band heeft maar een EP en een album gemaakt, maar mede door het geweldige gitaarwerk van een van Nederland’s beste gitaristen (J.B. Meijers) waren ze heel veel beter dan al die Madchesterbands uit Engeland; zelfs beter dan bijvoorbeeld The Charlatans waar zij eens het voorprogramma voor verzorgden. En voor wie J.B. Meijers niet kent: hij speelde met Richard Janssen in Shine en daarna in Supersub. Hij produceerde en produceert albums voor tal van bekende muzikanten. In 2014 schreef hij Calm After The Storm voor The Common Linnets en zat in de begeleidingsband om na het vertrek van Waylon de vaste zanger in de band te worden.

Keuze Erwin Herkelman: Electronic – Disappointed (1992)

Supergroup

Met veel plezier, maar ook met stijgende verbazing, heb ik Peter Hook’s boek over How Not To Run A Club gelezen. De bassist van Joy Division, de band die na de dood van hun frontman Ian Curtis New Order werd, was samen met de zijn collega’s de financiële motor achter de legendarische club The Haçienda. Hét middelpunt van de Madchester-scene eind jaren ’80.

Megalomane ideeën, een grenzeloze naïviteit en een ongekend talent om keer op keer de verkeerde beslissingen te nemen deden de club uiteindelijk de das om. Maar het vormde een belangrijke bouwsteen in de geschiedenis van de housemuziek. En hoewel Madchester méér omvat dan alleen house, is het uiteraard toch dát deel van de scene dat ik graag in de spotlights zet.

Electronic was een zogenaamde supergroep. Het werd opgericht door een collega-bandlid van Peter Hook, Bernhard Sumner, én Johnny Marr van The Smiths. Beiden afkomstig uit Greater Manchester maar, anders dan hun achtergrond misschien zou doen vermoeden, behoorlijk geëngageerd in elektronische muziek.

Toen Sumner bij New Order bot ving in zijn aspiratie om méér synthesizers in hun muziek te verwerken, besloot hij zelf een album te maken. Hij kwam er echter al snel achter dat het alleen werken niets voor hem was. Hij benaderde daarom Marr en ze gingen samen aan de slag, daarbij inspiratie vindend in de Italo-house en acts als Technotronic.

Neil Tennant kreeg lucht van de samenwerking en stelde zijn diensten beschikbaar. Het bleek een goede match: met de vocalen van de Pet Shop Boy ging de eerste single Getting Away With It een kwart miljoen keer over de toonbank. En ook het bijbehorende album verkocht flink.

De drie gingen daarna weer hun eigen weg maar zochten elkaar in 1992 opnieuw op. Ze brachten vervolgens Disappointed uit. Hierbij nam Tennant de volledige vocalen voor zijn rekening. Het werd uiteindelijk hun hoogst genoteerde plaat. Al bleef het succes beperkt tot hun eigen landsgrenzen. In Nederland haalde het niet eens de Tipparade.

Keuze Quint Kik: Flowered Up – Weekender (1992)

Onvoorspelbare gasten

Rozen verwelken, schepen vergaan, maar ook veel muzikale substromingen is geen lang leven beschoren. Net als bij een bepaalde periode in de geschiedenis is het alleen lastig vast te stellen wanneer het een overliep in het ander. Op zeker moment maakten de Middeleeuwen plaats voor de Renaissance, maar wanneer precies hing af van waar je in Europa verkeerde. Het begin van Madchester is met de The Stone Roses en Happy Mondays eenvoudig te duiden, maar op welk moment raakte die Indie-dance koekjestrommel leeg en nam Grunge het stokje definitief over?

Na het lezen van de The Making of… Weekender van Flowered Up in de editie van het tijdschrift Uncut van vorige maand vind ik dat er wel wat te zegen valt voor mei 1992. Dit magnum opus van maar liefst 12 minuten haalde de twintigste plek in de Britse hitlijst, maar de lol was er duidelijk af.

Weekender! Weekender! Go out! Have a good time!

Alleen al het dedain waarmee zanger Liam Maher het refrein uitspuugt, sprak boekdelen: al die gasten die vastzaten in geestdodende baantjes en er in het weekend op uittrokken om zich met een pilletje achter hun kiezen over te geven aan de zoveelste rave; wat een in -en intrieste bedoening!

Evengoed luistert het nummer weg als een groots anthem, eentje die wat mij betreft thuishoort in het rijtje Step on, The Only One I Know, Fool’s Gold & Loaded. Toch zullen er onder ons snobs velen nooit van hebben gehoord. Zelf leerde ik het nummer ook pas kennen, toen ik circa 2008 gevraagd werd om een avondje Madchester te draaien in Ekko. Tijdens de voorbereiding stuitte ik via de cd-compilaties Sorted – 40 Madchester Baggy Anthems en Bez’s Madchester Anthems op een zwik also rans en bandwagon jumpers: Paris Angels, Northside, Utah Saints & Candy Flip. En Flowered Up dus.

‘Het Londense antwoord op Happy Mondays’ was niet alleen een bedenksel van marketing, qua buitensporig gedrag overtroffen de broertjes Maher met gemak de Ryders. Achter Barry Mooncult – Flowered Up’s eigen Bez, met in plaats van sambaballen een panfluit en reuzebloem om zijn nek (check de video bij hun eerste hitje It’s On) – ging een geharde Chelsea-hooligan schuil. Onvoorspelbare gasten, oordeelde producer Clive Langer (bekend van Madness en Dexy’s), die er tijdens de opnamen van Weekender geregeld op los sloegen. Zo maar, zonder duidelijke aanleiding.

Vier singles bij een independent hadden ze er op zitten, toen London Records de band tekende. Een volwaardig album flopte, waarna Langer en tal van sessiemuzikanten (Steve Nieve van Costello’s Attractions op orgel, de saxofonist uit Bowie’s Absolute Beginners) erbij werden gehaald. Met het eindresultaat Weekender wist de major zich geen raad; editten voor de radio leek de voor de hand liggende optie. Ontdekker en Heavenly-baas Jeff Barrett ging er voor liggen en bedacht een epische minispeelfilm bij het nummer. Over het volstrekt inhoudsloze leven van een clubber circa 1992.

Gedurende de opeenvolgende muzikale secties van het nummer (rock, dub, techno) zien we acteur Lee Whitlock gejaagd van baan naar flat naar club hobbelen. Een visueel hoogstandje is het moment waarop je hem ziet rennen voor zijn leven door de groeven van een plaat, achterna gezeten door het element van de platenspeler. Iconisch, alleen jammer dat Flowered Up er zo laat mee voor de dag kwam; Nirvana was intussen doorgebroken en in dezelfde maand dat Weekender in de hitparade stond, liep Blur zich met There’s No Other Way warm voor alweer de volgende substroming.

Keuze Stefan Koopmanschap: Primal Scream – Jailbird (The Dust Brothers Remix) (1994)

De snerpende gitaren van rock, de beats uit de hiphop, de acid baslijntjes uit de house

Probeer je eens voor te stellen dat je in 1989 naar de universiteit gaat in de belangrijke universiteitsstad Manchester. Je komt in Manchester, een stad middenin een muzikale revolutie. The Stone Roses, A Guy Called Gerald, Primal Scream, natuurlijk ook de legendarische nachtclub The Hacienda. Op de universiteit ontmoet je iemand met wie je een klik hebt. En muzikaal al helemaal.

In de mengelmoes die in die tijd ontstaat tussen verschillende muzikale stijlen, die de naam Madchester krijgt, woon je, studeer je en luister je naar muziek. Je raakt geinspireerd en samen met je studiegenoot besluit je zelf ook muziek te maken. Het combineren van verschillende stijlen is populair, dus je denkt: Dat is leuk, eens kijken hoe het werkt als we de snerpende gitaren van de rock combineren met de beats uit de hiphop, en de acid baslijntjes uit de house. Je bedenkt een leuke naam voor je act: The Dust Brothers. Je maakt wat muziek en weet dat ook uit te brengen, en mensen zijn enthousiast. Zo enthousiast dat je gevraagd wordt om grote namen uit je eigen stad te remixen.

Helaas, er blijkt een andere band met dezelfde naam, dus je wordt gedwongen je naam aan te passen. Weg met The Dust Brothers, lange leve The Chemical Brothers. Als knipoog naar de verandering noem je je debuutalbum Exit Planet Dust.

The Chemical Brothers worden meestal niet genoemd als het over de Madchester sound gaat. Maar eigenlijk, als je gaat kijken naar hun muziek, dan horen ze er wel bij. Ze hebben de juiste geografische roots, ze combineren verschillende stijlen. Dat ze vervolgens de grondleggers waren van een nieuw hokje in het muzikale landschap (de big beat, ook wel chemical beats genoemd) dat maakt het eigenlijk des te mooier. Maar tussen die remixes die ze maakten, zowel als The Dust Brothers en als The Chemical Brothers, zitten meerdere fantastische combinaties. Zo namen ze meerdere keren Madchester iconen The Charlatans onder handen. Maar 1 van hun beste remixes is van die andere Madchester helden, die hun grote doorbraak aan wijlen Andrew Weatherall te danken hebben: Primal Scream. In 1994 brachten die het vervolg uit op hun grote doorbraakalbum Screamadelica. Give Out But Don’t Give Up was misschien niet zo’n groot commercieel succes als Screamadelica, maar bevatte veel goede tracks, waaronder de hitsingle Rocks. En ook Jailbird. En voor de single van Jailbird werd niet alleen Andrew Weatherall uitgenodigd om een remix te maken, ook Tom Rowlands en Ed Simmons, toen werkzaam onder de naam The Dust Brothers, mochten hun eigen versie maken. En daarmee brachten ze een prachtige fusie van hun Madchester roots en hun nieuwe big beat-stijl.

Keuze Remco Smith: Black Grape – Reverend Black Grape (1995)

Je plek verdienen

Via kantoorgenoot en vriend Peter kwam ik op een donderdagavond, een jaar of twintig geleden, in een Ierse pub terecht voor een pubquiz. Wat ik voordien niet wist en toen kneiterhard achter kwam, is dat een pubquiz geen gebbetje is. Een goede pubquiz dien je bloedserieus te nemen. Als team tegenover de andere teams: na iedere twaalf vragen werd de stand genoemd en je wilde toch niet onderaan staan. Maar ook binnen een team: heeft jouw team wel wat aan je? Weet je wel voldoende om de plek binnen een pubquizteam te verdienen?

“Shaun Ryder was the lead singer of The Happy Mondays. After the split he formed a new band. What was the name of the album of that new band?” Voor een beetje snob gesneëen koek maar mijn teamgenoten keken alsof ze water zagen branden toen ik voorover boog en zo hard mogelijk fluisterde (zodat degene met pen en papier het antwoord wel, en de andere teams het antwoord niet, konden horen): Reverend Black Grape. We bleken de enige met het juiste antwoord. Toen ik vervolgens ook nog de volledige titel van Dr. Strangelove wist, was mijn positie binnen ons pubquizteam voor dat moment veilig gesteld. Dat ik inmiddels met het meisje ging op wie meerdere teamgenoten verkikkerd waren was geen probleem: zolang ik maar onzinnige feitjes kon oplepelen.

Toen het onderwerp van deze battle bekend werd, stond het liedje voor mij vast. Ik zou het hebben over Black Grape. Als eerbetoon aan de pubquiz en die keren dat wij tegen twaalven te horen kregen dat we hadden gewonnen, een fles whisky kregen die daarna nog verorberd moest worden. Met cola, en nog een werkdag te gaan.

Black Grape dus. YouTube aan. Tsja, die Shaun Ryder kon er eigenlijk niets van hè. Zingen niet in ieder geval. Hij declameert de teksten niet bepaald toonvast. Dat was bij Happy Mondays ook al het geval maar bij Black Grape werd het er niet beter op. Muzikaal toch wat minder interessant dan zijn voorganger. Geen Kinky Afro of Step on, zullen we maar zeggen. Madchester was in 1995 al behoorlijk op zijn retour. Bij nader inzien: de aanleiding voor mijzelf was leuker dan het liedje zelf.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.