Wie liggen er ‘s nachts onder je bed, en wie eten telkens al je koekjes op? Het zijn de monsters! Monsters kom je overal tegen. Soms doen ze zich voor als lieve, normale mensen. Maar dan weten ze alsnog je hart te breken en gaan ze ervandoor met je beste vriend. Snik. Sommige monsters zijn minder wreed en verscheuren slechts je vlees en knauwen vervolgens kwijlend op je botten. Andere monsters kom je vooral tegen in laboratoria. Veel monsters zijn afzichtelijk lelijk en heel gevaarlijk, en hebben totaal geen leuke humor. En ze ruiken vaak ook niet fris. Ondanks dat zijn er toch veel liedjes gemaakt over monsters. Waarom, dat weten we niet. Het is gewoon een ijselijk feit. Gruwelijk genoeg wisten onze bloggers zelfs over een aantal monstertracks iets moois te schrijven. The Horror!!

Keuze Jeroen Mirck: Bobby Pickett – Monster Mash (1962)

Ode aan Boris Karloff

Er zijn zo ontzettend veel ijzersterke nummers over monsters dat ik moeite had met kiezen. Even verderop in deze monster-battle (rond de eeuwwisseling) lees je mijn absolute favoriet, maar ik vond dat ik het niet kon maken om deze briljante klassieker onvermeld te laten.

Bobby Pickett bracht in 1962 samen met zijn band The Crypt-Kickers een heel album uit met monsterliedjes. De all-time Halloween-hit Monster Mash springt eruit door de podiumpresentatie die onlosmakelijk aan dit nummer is verbonden: Pickett doet al zingend een geniale imitatie van Boris Karloff, de beroemdste horroracteur aller tijden.

Dat idee ontstond als grap, want Pickett was zelf een beginnende acteur die indertijd van auditie naar auditie struikelde zonder veel succes. Zijn muzikale ode aan Karloff, resulterend in de bijnaam ‘Boris’ Pickett, opende nadien veel deuren, maar een echt groot acteur en zanger werd hij nooit. Toch zal hij tot in lengte van dagen worden herinnerd vanwege deze ene unieke monster-performance.

Keuze Leendert Douma: The Meteors – My Daddy Is A Vampire (1981)

The world’s most warped minds

Dat vampiers de ergste monsters zijn wisten we al sinds Bela Lugosi, Christopher Lee, Klaus Kinski in Nosferatu of Gary Oldman in Bram Stoker’s Dracula. Maar wat nou als een van die monsters je papa is?

Als tienerjochie spelde ik halverwege de jaren tachtig Muziekkrant OOR van A tot Z (toen nog wel). In die tijd stond het blad vol met zogenaamde garagerock: rammelende bandjes uit de jaren zestig die de meest gekke, psychedelische takkeherrie maakten. Heerlijk! Het is ook niet zo gek dat bijna twintig jaar later allerlei retro-collectiefjes hetzelfde gingen doen. Van zowel ‘the real thing’ als ‘the retro thing’ wilde ik wel wat in huis hebben. In de onvolprezen coffeeshop annex platenzaak The Flying Teapot in Arnhem kocht ik – naast een goed stuk rooie lieb – de verzamelelpee Rockabilly Psychosis And The Garage Disease. Het was denk ik 1985.

Ik kocht de plaat puur op de hoes. Die was felroze en naast alle trashy bandlogo’s stond een grote striptekening vol monsters. Een skelet met een hanenkam ramde een gitaar die op een bijl leek, een Frankenstein-achtige muzikant had een voodoo-hoofd op zijn staande bas gepriemd, een viking-achtige Hulk boog over iedereen heen en achter een grafsteen met de tekst ‘RIP disco’ verrees een vervaarlijke mummie. Geweldig! The most devastating trip into the world’s most warped minds, zo beloofde de albumhoes.

Nou, dat bleek niet te veel gezegd. Een aantal van de grootste jaren zestig-klassiekers stonden erop. Wat te denken van waanzin als The Crusher van The Novas, Psycho van The Sonics, of Surfin’ Bird van The Trashmen? En niet te vergeten de obscure outsider-art van Paralysed door de geweldige Legendary Stardust Cowboy? En de jaren tachtig waren ook goed vertegenwoordigd met The Gun Club, Jim Dickinson, The Cramps, Tav Falco en The Guana Batz. Met dit verzamelalbum heb je eigenlijk het hele spectrum te pakken…

Van één band staan er twee nummers op de plaat en juist van hen had ik nog nooit gehoord. Of wel? Ik was verward. Ik kende The Meteors wel, maar dan als de Nederlandse band van Hugo Sinzheimer die in de jaren zeventig succesjes vierde in het kielzog van Herman Brood & His Wild Romance. Maar deze – Engelse – The Meteors was andere koek! De band uit Zuid-Londen werd gezien als de uitvinders van de psychobilly: een mengeling van punk en rockabilly. Dat is hard en rauw en de teksten klinken als het script van een B-film. De fans van The Meteors hadden hun eigen variant van pogo bedacht, een soort van kruising tussen dansen en vechten in de moshpit en dat noemden ze ‘going mental’. Ter verhoging van de feestvreugde werden ze dan door de band bespuugd met bloed (echt of nep).

De meest indrukwekkende track op Rockabilly Psychosis And The Garage Disease is de spookachtige sludgy song My Daddy Is A Vampire. Zanger P. Paul Fenech schreeuwt de longen uit zijn lijf. Zijn mede-Meteors lijken op hun instrumenten aan te vallen met een allerlaatste uiterste krachtinspanning. De zombies zijn al leeggezogen door de vader van Fenech, maar dat mag de pret niet drukken. My Daddy Is A Vampire blijft een devastating trip into the world’s most warped minds.

Keuze Der Webmeister: The Cramps – Creature From The Black Leather Lagoon (1989)

Gestileerde Gothic

Afgelopen jaar is de gestileerde gothic rock-‘n-roll van The Cramps door een compleet nieuwe generatie opgepikt, dankzij deze scene uit de gestileerde gothic-Netflixserie Wednesday. Wat natuurlijk goed nieuws is, want The Cramps zijn de verpersoonlijking van een muzikaal subgenre dat weliswaar in de marge bestaat, maar dat simpelweg te belangrijk is om in de vergetelheid te raken. We hebben het hier over psychobilly. Zoals de naam al aangeeft een psychedelische vorm van Rockabilly, de blanke ‘hillbilly’-uiting van rock-‘n-roll.

Muzikaal houden The Cramps het lekker simpel: een minimaal drumstel en twee gitaren, zonder bas, volgen strak de geijkte rock-‘n-roll patronen, terwijl ze tekstueel (en ook qua groepsimago) een voorliefde hebben voor retro horrorfilms vol vreemde monsters, overgoten met een flinke hoeveelheid seksuele dubbelzinnigheid.

Onderstaande Creature From The Black Leather Lagoon is wat dat betreft wellicht de ultieme Cramps-song. Het is uiteraard een verwijzing naar de film Creature from the Black Lagoon, op het eerste gezicht een dertien-in-een-dozijn jaren ’50-horrorfilm met een voorspelbaar, flinterdun verhaallijntje, maar blijkbaar dermate het prototype binnen het genre dat de film een cultstatus verwierf, en er in tal van culturele uitingen naar wordt gerefereerd.

Zo dus ook in onderstaand nummer van The Cramps, die er een fijne draai aan gaven door de Black Lagoon om te bouwen tot een Black Leather Lagoon. Want zwarte, leren jasjes zijn sinds de vroege rock-‘n-roll het kledingstuk bij uitstek van de rebel. En in het vocabulaire van The Cramps klinkt het direct ook als een SM-verwijzing. Een rock-‘n-roll monster in een zwart jasje, zo ongeveer het beeld dat godvrezend Amerika moet hebben gehad van Elvis Presley.

Keuze Hans Dautzenberg: Annie Lennox – Love Song For A Vampire (1993)

Een cocktail van onschuldig liefdesverlangen en monsterlijke overgave

Als een bleke engel, gezeten in een donkere tuin, verschijnt Annie Lennox in het licht. Haar ijle, glasachtige stem wordt gedragen door tonen van een synth-harmonium. In zich gekeerd is haar sluike oogopslag. Haar armen bewegen zich naar haar keel, naar haar hart. Langzaam bouwt haar stem zich op. Bij de woorden

It beats for you, it bleeds for you

komt haar gezicht vol in beeld, kijkt ze op met een duistere blik in haar ogen en zien we haar lange witte nagels opvlammen terwijl ze haar handen naast haar hoofd houdt. We zoomen uit en meteen is de dreigende uitstraling ingewisseld voor een onschuldige, verlangende blik. Na een paar tellen zoomt de camera weer in op een furieus ogende Annie. Er schuilt een monster in haar hart.

Once I had a rarest rose
That ever deigned to bloom
Cruel winter chilled the bud
And stole my flower too soon

zingt ze. De vampierachtige, half doorschijnende gestalte krijgt de overhand als de muziek verder aanzwelt voor een dramatisch refrein met meerstemmig gezongen ‘love, oh love’-s. Terug bij het volgende couplet daalt een hemels licht neer als we Annie weer in haar menselijke kwetsbare verschijning zien. Het licht begeleidt haar naar het einde.

Love Song For A Vampire is een iconisch nummer van de Schotse zangeres Annie Lennox. Het werd uitgebracht voor de soundtrack van de film Bram Stoker’s Dracula van Francis Ford Coppola. Het nummer is geschreven door Lennox zelf. Overigens is het niet haar enige liedje voor een soundtrack. Ook het Oscar-winnende Into The West van de film The Lord Of The Rings: The Return Of The King is (mede) door haar geschreven en uitgevoerd.

Love Song For A Vampire is een mooi voorbeeld van wat ‘ambiance’ kan doen voor een relatief simpel liedje met een overigens hele mooie melodie. De prachtige beheerste expressie van Lennox’ stem(men), in combinatie met het ‘donkere’ gothic muziekgeluid, weerspiegelt precies de vreemde cocktail van onschuldig liefdesverlangen en monsterlijke overgave waartussen de protagonist heen en weer wordt geslingerd.

Het nummer is uitgegroeid tot een klassieker onder de fans van Lennox. Volgens The Guardian is het zelfs haar op één na beste liedje.

Keuze Willem Kamps: Monster Magnet – Negasonic Teenage Warhead (1995)

Monsterlijk hard

Ik ben niet gealarmeerd. Geen wetenschappelijke waarschuwing of anderszins. Ja, m’n bezorgde moedertje heeft meermaals gezegd Kan dat niet een beetje minder? Dat is niet goed hoor! maar dat lapte ik natuurlijk aan mijn puberlaars.

Tegenwoordig is dat wel anders en bemoeit ook de overheid zich ermee. De geluidsnorm bij concerten en festivals moet namelijk omlaag en oordoppen worden aangeraden, dit vanwege (blijvende) gehoorschade door langdurige blootstelling aan te veel decibels. Die decibels moeten terug naar maximaal 103 db, wat door velen dan weer wordt gezien als de ondergrens, want bij metal, hardcore, techno en dubstep hoort nou eenmaal een hard geluid; het moet door je lijf en hoofd gieren.

Ondertussen zit ik hier wel met de tinnitus. Alweer een jaar of zeven, schat ik zo. Een voortdurende ruis in m’n oren. De ene keer nadrukkelijker dan de andere, maar vervelend blijft het. Tot overmaat van ramp liep ik tweeënhalf jaar geleden ook nog OPD op: Onverklaarde Plotselinge Doofheid. Van het ene op het andere moment is je gehoor weg omdat de gehoorzenuw ermee stopt. Waarom die stopt, is medisch meestal niet te verklaren. Het kan zichzelf enigszins herstellen, maar dat geluk had ik niet. Muziek luisteren en maken blijft m’n ding, maar de echte lol is er wel van af. Het is behelpen.

Onverklaard, maar wat wel bekend is, is dat die OPD niet ontstaat door teringherrie. De tinnitus wel. Ik heb de nodige concerten bezocht waarvan meerdere behoorlijk luid waren en zo een bodem voor de gehoorbeschadiging zullen hebben gelegd. De twee die me het meest zijn bijgebleven: Black Sabbath in het Scheveningse Circustheater op 27 oktober 1975 – de gigantische piep drensde nog lang na – en Monster Magnet in Nighttown te Rotterdam, 14 april 1995. Dat sloeg werkelijk alles. Zo godvergeten hard. Het was een vrijdagavond en maandag zat er nog een fluit in m’n hoofd! Overigens, de enige oordop die ik toen kende was het bosje peterselie uit Asterix, om de bard niet te hoeven horen. Nighttown. Peterselie? Nee.

Maar ja, moet ik nu Dave Wyndorf en consorten aanklagen, of Ozzy en co? Ik had hen niet willen missen en ben toen zelf blijven staan, ondanks dat ik zowat omver werd geblazen in deze geluidsorkaan. Monster Magnet was monsterlijk hard maar heavy muziek moet heavy klinken, dat is nou eenmaal onderdeel van de belevenis. De band maakt een soort van stoner spacerock; rauwe zang en heavy gitaren, met veel gesuis en weinig melodie. Luister naar hun grootste succes, Negasonic Teenage Warhead (vorig jaar 865 in de Snob2000), een titel die de inspiratie vormde voor een karakter in een Marvel Comic en latere X-Men-films. Luister, maar let wel op het volume. Ik raad veiligheidshalve 103 db aan.

Keuze Marco Groen: Eels – My Beloved Monster (1996)

Feed My Frankenstein

Aan het woordje monster hangt doorgaans een negatieve connotatie. Het roept meestal beelden op van figuren als Godzilla, de chupacabra of een wat minder populair lid van de eventuele schoonfamilie. Dankzij gezaghebbende programma’s als Sesamstraat en de Muppet Show weten we nu dat er heus ook wel lieve monsters te vinden zijn. Monsters zoals de drummer van Dr. Teeth and the Electric Mayhem, of een veelvraat als koekiemonster.

Een vrij recente loot aan de bedrijfstak ter imagoverbetering van monsters is Shrek, een monster dat zelfs mag trouwen met Cameron Diaz. Althans, het personage dat haar stem gebruikt. En nu we toch bij Shrek en Fiona zijn aangeland, in de eerste Shrek-film zit een scène waarin een muzikaal juweeltje van Eels te vinden is: My Beloved Monster. Een verrassend positief nummer klinkend van Eels. Het is afkomstig van het debuutalbum Beautiful Freak, het album waarop ook Susan’s House en Novocaine for the Soul op staat.

Waar het over gaat? Op een forum kwam ik de mening tegen dat My Beloved Monster zou gaan over een hond. Maar dat slaat natuurlijk helemaal nergens op. Want wat doe je dan met de tekst ‘My beloved monster is tough, If she wants, she will disrobe you’? Mij zijn geen gevallen bekend van honden die dat kunnen, laat staan doen.

Gelukkig biedt Mark Everett, het enige vaste bandlid van Eels, uitkomst. In zijn autobiografie Things the Grandchildren Should Know vertelt hij dat hij in het verleden tot over zijn oortjes verliefd was op het meisje van het postkantoor. E (zoals Everett zich ook wel noemt) ging daar onnodig vaak heen om postzegels te kopen of brieven te versturen, alleen maar om haar te zien. Nu heeft E, zoals het een geweldig artiest betaamt, een leven vol misère en tegenslag. Zijn omgang met het postkantoormeisje was hier geen uitzondering op. Op een dag had E voldoende moed verzameld om haar mee te vragen op een date. Zij stemde hiermee in. Tot zover: lekker voor E.

Alleen…. nog tijdens de date werd E te verstaan gegeven dat het postkantoormeisje al een verloofde had. De teleurstelling die daar uiteraard uit voortvloeide leverde twee nummers op: The Girl At The Post Office Is Getting Married, een nummer dat E nooit heeft uitgebracht. Naar mijn weten is het zelfs nooit opgenomen. Het andere nummer is vanzelfsprekend My Beloved Monster. En zo werd er toch nog iets moois uit de ellende van E geboren.

My Beloved Monster staat vrijwel altijd op de setlist tijdens een concert van Eels. De kans dat je daarbij twee keer dezelfde versie hoort is vrij klein, want naar verluidt zijn er iets van twaalf verschillende uitvoeringen. Dat heb ik helaas (nog) niet kunnen controleren, want ik heb Eels pas twee keer live gezien. Met het uitvoering van het album meegerekend ken ik nu (dus) twee versies. Binnenkort hoop ik hier een derde aan toe te voegen.

Keuze Naomi Mertens: Nick Cave – The Curse Of Millhaven (1996)

Het monsterlijke in de mens

Als je wilt griezelen over monsters, dan kunnen de Murder Ballads van Nick Cave niet ontbreken. Het monsterlijke in de mens inspireerde hem tot een hele plaat vol min of meer traditionele liederen over gepleegde moorden, die in 1996 uitkwam. Ik koos uit deze set voor The Curse of Millhaven, het zesde nummer op dit album, waarvan met name Where The Wild Roses Grow en Stagger Lee de meeste bekendheid verwierven.

In dit nummer worden we meegenomen in het perspectief van het nog net niet vijftienjarige meisje Loretta, of Lottie, die een uitgebreide bekentenis doet. Die ongelukken die het dorpje Millhaven teisterden, die bleken toch niet zo spontaan gebeurd te zijn.

Yes, it is I, Lottie, the Curse of Millhaven
I’ve struck horror in the heart of this town

Zoals gebruikelijk in murder ballads, kiest Nick Cave als verteller voor een spreekzang en een relatief monotoon melodieverloop. Om de spanning op te voeren, loopt er een repetitief ritme en een orgeltje mee. The Moron Tabernacle Choir doet mee op de achtergrond en brengt het herhalende ‘La la-la-lie’ (dat we overigens ook kennen uit Henry Lee) tot leven.

Terug naar het ‘monster’ Lottie. Het is maar een jong, klein meisje.

Since I was no bigger than a weevil they’ve been saying I was evil
That if “bad” was a boot that I’d fit it
That I’m a wicked young lady, but I’ve been trying hard lately
O fuck it! I’m a monster! I admit it!

Toch voel je als luisteraar met haar mee. Ergens bekruipt je het idee dat er in haar jeugd iets ernstig misgegaan is met haar beelden over het leven en de dood. In de laatste regel van elk couplet zingt ze dat we allemaal dood moeten gaan en dat haar moeder haar dat geleerd heeft. Aan het eind van het lied wordt ze opgenomen in een psychiatrische inrichting en daar voelt ze zich ‘happy as a lark’. Het monsterlijke en duistere in de mens, ligt dat niet dichterbij dan je denkt?

Keuze Erwin Herkelman: T. Raumschmiere – Monstertruckdriver (2003)

Op het uiterst dunne raakvlak van alternative en house

T. Raumschmiere… Zoals de naam van de artiest klinkt, klinkt het nummer ook. Rauw, hard, compromisloos en niet bepaald geschikt om op de radio te worden gedraaid. Snoeiharde electro uit het land van onze oosterburen.

Zijn artiestennaam ontleende hij aan een kort verhaal genaamd Die Traumschmiere (The Dream Cops) van William S. Burroughs. Een boek dat hij toevallig aan het lezen was toen hij een naam voor zijn muzikale project zocht. Door een punt toe te voegen tussen de eerste twee letters leek het net een naam en T. Raumschmiere was geboren.

Ik was verrast toen ik te gast was bij Klub KINK en hoorde dat het een echte Kink-klassieker was, die in het vorige leven van de radiozender daar regelmatig de voetjes van de vloer kreeg. Maar duik je dieper in de geschiedenis van de Duitse producer is het eigenlijk ook wel weer verklaarbaar.

Marco Haas begon zijn muzikale carrière bij de hardcore punkband Zorn. En die invloeden hoor je duidelijk terug in zijn track Monstertruckdriver. Veel noise, veel distortion maar toch samen gesmeed tot een smakelijk en ritmisch geheel.

Daardoor is het zo’n track geworden die zich bevindt op het uiterst dunne raakvlak van house en alternative. Een nummer dat in beide scenes hoog wordt aangeslagen. En dus ook door mij. Want wat een monsterlijk goede plaat is dit!

Keuze Jeroen Mirck: Radiohead – A Wolf At The Door (2003)

Sprookjeswolf als metaforisch angstvisioen

Monsters bestaan in alle soorten en maten. Een klassieke monsterfiguur is de wolf uit het sprookje van de drie biggetjes – al kan ook Roodkapje meepraten over deze agressieve opponent. Wellicht klinken zulke sprookjes je heel onschuldig in de oren, maar mijn zoontje van vier is altijd zwaar onder de indruk als we hem vertellen over de wolf die huisjes omver komt blazen.

Een enge en naargeestige compositie over deze sprookjeswolf is het slotnummer van Hail To The Thief, het zesde studio-album van Radiohead. De door zanger Thom Yorke bij hoge uitzondering gerapte tekst is venijnig en indringend. Hij gebruikt de sprookjesmetafoor om kritiek te leveren op de maatschappij waarin wij leven.

Walking like giant cranes and
With my X-ray eyes, I strip you naked
In a tight little world and are you on the list?
Stepford wives, who are we to complain?
Investments and dealers, investments and dealers
Cold wives and mistresses
Cold wives and Sunday papers
City boys in first class don’t know we’re born at all
Just know someone else is gonna come and clean it up
Born and raised for the job
Someone always does
Oh, I wish you’d get up
Get over, get up, get over, turn your tape off

De cryptische woorden van Yorke lijken te gaan over kapitalisme, machtsmisbruik, bankiers, activisme en arme sloebers die worden vermalen door het kafkaëske rechtssysteem. Tegelijk beschrijft de rockster hoe hij zichzelf aan het verliezen is. De wolf blijft de kersverse vader bellen totdat hij losgeld betaalt voor zijn meegenomen kinderen.

Nee, je wordt niet vrolijk van dit metaforische angstvisioen van Radiohead. En wee je gebeente als je de politie belt. Of zoals Yorke het zingt/spreekt/rapt:

I’ll never see them (my children) again if I squeal to the cops

Mooie vondst, want squeal is het geluid dat varkens maken, zeker als een wolf hun huis omver dreigt te blazen. Kortom: een geniale tekst. Begeleid door al even geniale muziek, die onderkoeld klinkt maar tegelijk zwanger is van dreiging. Speciaal voor iedereen die dacht niet veel te hebben met Radiohead: probeer dit nummer en laat je bij de kladden grijpen door het monster.

Keuze Remco Smith: Ryan Adams – I See Monsters (2003)

Zelfdestructief

Ryan Adams is een meester in zelfdestructie en dat is hij eigenlijk altijd al geweest. De man met de gouden melodieën heeft het altijd in zich gehad om zichzelf en zijn status de nek om te draaien. Enkele bespiegelingen over de man:

Ryan Adams is met Heartbreaker verantwoordelijk voor één van de allermooiste platen van dit millennium;

Heartbreaker was een startsein voor een hele grote lading platen, zoals Cold Roses, 29 en Easy Tiger, die op zijn meest positief gezegd het predicaat ‘wisselvallig’ verdienden: te vaak geneuzel in een te laag tempo zonder spanning en urgentie. Je gunde de man een entourage die hem hielp met selecteren van de liedjes, dan had hij ongetwijfeld meer klassiekers uitgebracht;

Hij heeft een stevige MeToo beschuldiging aan zich hangen. Het kostte hem de steun van zijn platenmaatschappij maar ook zijn carrière. Opeens moest hij weer terug naar de kleine zaaltjes. Hij is uiteraard een ontzettende lul als het klopt waarvan hij wordt beschuldigd. Maar in vergelijking met andere MeToo beschuldigden lijkt Adams wel heel hard getroffen. Jeroen Mirck schreef er ook al over;

Adams is daarnaast ook nog eens verantwoordelijk voor één van de vreemdste concertervaringen die ik had: in 2017, TivoliVredenburg. Vooraf werden we gewaarschuwd: geen foto’s want Adams kan niet tegen flitslicht, dan gaat hij onderuit. De man komt vervolgens op onder stroboscopisch licht, waarna hij het concert neerlegt omdat er toch zou zijn geflitst. Zijn woede bleek zich te richten op een nooduitganglampje. Waarna hij een al te zeer elektrisch concert aflevert, ondanks een hele batterij aan akoestische gitaren opgesteld naast hem. Vreemd.

Je zou dus haast de schoonheid van zijn muziek vergeten. Het glasheldere van de beste liedjes. De prachtige melodieën met dan ook nog zijn stem. Zoals in I See Monsters, één van de prijsnummers op het donkere Love is Hell uit 2004. Toen zijn muziek donker was en zijn toekomst nog rooskleurig leek.

Bijdrage Lenny Vullings: Sufjan Stevens – They Are Night Zombies!! They Are Neighbours!! They Have Come Back From The Dead!! Ahhhh! (2005)

Angstaanjagende titel, bloedmooi nummer

Oh, wat is er gebeurd met titels als Love Me of Don’t Cry? Coldplay gebruikt al emoji’s als songtitels, en om maar te zwijgen over titels die IN HOOFDLETTERS moeten… Walgelijk. In dit tempo werken platen over een paar jaar als die geurboeken van Geronimo Stilton, en heeft elk nummer een chemisch geurtje als titel.

En ik ben niet tegen lange songtitels, in tegendeel! Lange songtitels kunnen prachtig zijn, zoals The Loneliness Of A Tower Crane Driver, of Where The Whippoorwill Is Whispering Good-Night, of – mijn persoonlijke favoriet – 99% Of Gargoyles Look Like Bob Todd.

Echter, mijn sympathie voor je titel vermindert aanzienlijk wanneer je besluit dubbele uitroeptekens te gebruiken. Je weet gewoon dat Sufjan Stevens zichzelf hierin de meest pientere songwriter van het noordelijk halfrond voelde. Wat moet hij zich tof hebben gevoeld toen hij met een kleine zwaai van de pen zijn magere songtitel net dat beetje extra panache gaf. En dan nog de inconsequentie om de Ahhhh! één uitroepteken te geven. Wat een branie.

Nu was Stevens sowieso niet in een subtiele bui op het dubbelalbum Illinois (of voluit: Sufjan Stevens Invites You To: Come On Feel The Illinoise). Neen, de Amerikaan geeft de voorkeur aan rijke arrangementen en ingewikkelde harmonieën, waar de teksten van de nummers gaan over alles wat te maken heeft met de staat Illinois. Dat laatste deed hij al eerder, maar dan voor zijn geboortestaat Michigan. Leuk concept, mits het goed wordt uitgevoerd; en laat dat maar aan Sufjan Stevens over.

Het baslijntje in dit nummer alleen is al genoeg reden om je leven aan hem toe te vertrouwen. Dat lijntje had een geheel eigen nummer kunnen zijn, ware het niet dat Stevens besloot om een bloedmooi nummer er omheen te bouwen. De spaarzame viool en glockenspiel, en het schitterende koortje laten je haast vergeten wat voor een monsterlijke (ha!) titel dit nummer draagt.

Luister eens met een goede koptelefoon naar de laatste minuut en focus op hoe alle verschillende lagen opbouwen: fantastisch. De tekst verwijst naar verschillende spooksteden in Illinois, wat in een licht melancholische ondertoon terug te vinden is in de muziek. Het is niet het meest angstaanjagende nummer over monsters (al doet de titel dat wel vermoeden), maar het is wel een wonderschoon en briljant uitgewerkt stuk muziek.

Keuze Tricky Dicky: The Automatic – Monster (2006)

Shrek

In alle eerlijkheid is het mij volledig ontgaan dat Monster in 2006 een hitje in Nederland is geweest. Ik zal het vast wel eens op de radio gehoord hebben, maar het maakte geen onuitwisbare indruk op me. Gewoon een lekker deuntje. Kennelijk vonden de eilandbewoners dat ook, want daar werd het een vette Top 10-hit.

Toen de keuze van de battle bekend werd was het eerste dat in mijn hoofd schoot Frankenstein van de Edgar Winter Group. In de jaren ’70 in de V.S. een megahit, hetgeen verbazingwekkend is voor een instrumentaal nummer. Het probleem was dat ik al eens over hem geblogd heb en het monster Frankenstein niet inspirerend voor een verhaal is. Wie kent hem niet, tenslotte. Vierkant hoofd, spijkers in de nek en een heel gebrekkige spraak.

Afgelopen donderdag heb ik maar eens een stukje dart op de TV gekeken. En daar zag ik het groene monster. Shrek, die van die rare gezichtsuitdrukkingen heeft wanneer hij een pijltje goed gooit. Nou hebben de meeste darters wel een vreemd trekje of beweging, maar onze vlijmscherpe darter heeft er ook nog een beetje slissende spraak bij. Een beetje Frankenstein dus.

Misschien is de bijnaam Sliske The Dart beter voor hem dan Mighty Mike, want zo onoverwinnelijk als voor corona is hij niet meer. Natuurlijk is hij nog steeds een heel goede darter, maar wat mij wel stoort is dat afgeven op de tegenstanders en het gebrek aan zelfreflectie wanneer hij als een puddingbroodje gooit.

En daarom wil ik de suggestie doen dat hij Seven Nations Army als ‘oplooplied’ teruggeeft en met Monster van The Automatic doorgaat. Het past dan onder alle omstandigheden bij hem.

Keuze Alex van der Meer: Richard Dawson – Ogre (2017)

Boeman beauty

Een ogre is bekend van diverse legendes en fabels. Vaak is het een grote, en erg lelijke man. Soms is hij groen, met een pratende ezel in zijn gezelschap. Dit monster zou een menseneter zijn, met vooral baby’s op het menu. Richard Dawson uit Newcastle upon Tyne zingt over een ogre op zijn album Peasant uit 2017. En ook al gaat het nummer over een boeman, het is een Neo-folk beauty van de buitencategorie. 

Het is niet de eerste keer dat ik over een nummer van Richard Dawson schrijf. En het zal niet de laatste keer zijn. Zijn manier van zingen en musiceren is uit duizenden herkenbaar. Ook al hoor je duidelijk waar hij muzikaal gezien de mosterd vandaan haalt, zijn aanpak is volledig uniek. En zeer verslavend. Zodra je eenmaal een beetje gewend bent aan zijn specifieke geluid wil je echt niks anders meer horen. 

Het nummer Ogre, met de alternatieve titel The Parent’s Crusade, gaat over het vinden van een zondebok. De bewoners van een middeleeuws dorp worden geconfronteerd met vermiste kinderen. Ze denken te maken te hebben met een mythisch monster, en zoeken naar irrationele oplossingen om deze tegen te gaan. Zonder dat er maar ook wordt overwogen dat iemand uit de eigen gemeenschap wel eens de schuldige zou kunnen zijn. Uiteindelijk gaat een hysterische menigte op boeman-jacht.

Deze track over een monster van vroeger kan nog prima naar de huidige tijd worden getransformeerd. En daarin zit voor een deel ook de kracht – en tegelijk ook het onheilspellende – van dit buitengewone nummer. Het is simpel om problemen af te schuiven op een minderheid, of op iemand die anders is, of op het onbekende. Te weinig woningen? Geef de schuld aan vluchtelingen! Dat mechanisme. Het is eigenlijk niet veel beter geworden. We weten wellicht wel meer, maar wijzer zijn we nog niet echt. Nog steeds maken we als een zinneloze horde jacht op monsters die niet bestaan.

Keuze Vincent van der Vlies: Ghost – Dance Macabre (2018)

Lekkere apocalypse

Prequelle is het vierde studioalbum van Ghost, de band van de geniale muzikant Tobias Forge. Het album is niet echt een conceptalbum, maar centreert wel een beetje rond de thema’s dood, pest en middeleeuwen. Altijd gezellig, nietwaar? Maar hoewel de eerste regel aangeeft dat de bellen zullen luiden rond middernacht (het spookuur), lijkt het in eerste instantie alsof het om een liefdesliedje gaat. Het nummer wekt, zeker als je de geschreven tekst er niet bij hebt, zeker die indruk op:

How could it end like this?
There is a sting in the way you kiss me

Dan denk je al snel dat het gaat over een relatie die eindigt. Helemaal als je daarna ‘Just wanna be with you in the moonlight’ hoort. Maar als je dieper er in duikt, dan is het niet ‘be with you’ maar bewitch you in the moonlight en wordt de tekst later aangevuld met woorden als cataclysm en armageddon. Tel daarbij op dat de titel van het nummer een verwijzing is naar De Dodendans, een gedicht van de Fransman Camille Saint-Saëns, en dat er wordt gerefereerd aan definitieve eindes en blijkt het zowaar een apocalyptisch nummer te zijn.

Maar wel een apocalyptisch nummer met een verdomd goede sound. Ghost heeft als band met occulte teksten altijd een toegankelijk eigen geluid gehad. Geen loodzware death- of blackmetal gitaren, keiharde grunts en splijtende blast-beats, maar eerder een toegankelijke en aanstekelijke 80’s glamrock en hairmetal vibe. Eentje waarbij je automatisch gaat meetikken op de muziek, meeknikken met je hoofd en uiteindelijk met je vuist in de lucht gaat meebrullen.

Kortom: bij een battle over monsters mogen spoken en de pest niet ontbreken. Want een apocalyptische plaag heeft nog nooit zo lekker geklonken als op dit geniale nummer.

Keuze Freek Janssen: Chromatics – Famous Monsters (2020)

Door ChatGPT herschreven als een kort verhaal van H.P. Lovecraft

By Famous Monsters van Chromatics krijg ik altijd beelden in mijn hoofd van een horrorboek. Dus ik dacht: ik kan zelf een verhaal schrijven, of ik vraag of ChatGPT er een Stephen King-verhaal van kan maken.

Dat mislukte.

Maar toen ik het nog een keer probeerde, en vroeg of ChatGPT dit verhaal in de stijl van H.P. Lovecraft kon navertellen, kwam er iets heel aardigs uit. Dus tip: zet het liedje op, terwijl je dit korte verhaal leest van één van de godfathers van de horror (samen met Edgar Allan Poe).

The author, enthralled by the tales of madness and terror, was drawn to the account of a young woman’s dream. It was a dream of famous monsters and forbidden places, a dream of unspeakable horrors that lay beyond the boundaries of human comprehension.

In her dream, the young woman found herself in a towering edifice, overlooking the full moon’s light that shone upon a solitary palm tree. A single cigarette lit the hallway, as she made her way down to the hotel lobby where she encountered beings beyond description. They were famous monsters of legend and lore, creatures of the underworld that defied any attempt at rational explanation.

They spoke to her in tongues she had never heard before, and their words were filled with terror and promise. They told her that they were her dream, and that she was theirs. And so, she followed them on a tour of their realm – a world of ancient mansions and secluded gardens, where the blood of the strange was imbibed.

In the night, the young woman cruised the hills, where the monsters would come alive in black and white, and met her in cemeteries to dance amidst the graves. It was a world of darkness and terror, where violence was the only language that was understood.

But she could not escape their grasp, for they held her captive in their never-ending dream. The young woman could not wake up from the horror that held her in its thrall, nor could she die to escape the embrace of the famous monsters.

As she awakened from her dream, the young woman knew that she had experienced a glimpse of a world beyond human comprehension. She put pen to paper and wrote of the famous monsters and their high-rise, their manicured lawns, and private parties where strange blood was consumed. She wrote of their insatiable hunger for violence and their never-ending dream that held them captive.

Her tale was one of cosmic horror, a tale that would chill the bones of even the bravest of readers. For the young woman had experienced a glimpse of the unspeakable, and now her readers would know of the horrors that lay beyond the veil of sanity.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.