Tijdens de coronajaren gingen we noodgedwongen massaal in eigen land op vakantie. En blijkbaar viel dat niet tegen. Sterker nog: het bleek voor velen een verrassing hoeveel moois ons land te bieden heeft. Zo hoeven we ons qua prachtige oude binnensteden nergens voor te schamen, of je moet toevallig in Eindhoven wonen. En persoonlijk word ik zielsgelukkig van een bezoekje aan de Waddenzee, een uniek en adembenemend mooi landschap bijna letterlijk om de hoek.

Nou houden we in Nederland traditioneel van klagen over alles wat hier mis is, maar dan kan het een verademing zijn om ons land eens door de ogen van een buitenstaander te zien. Zoals het YouTube-kanaal Not Just Bikes van Jason Slaughter, een Canadees die helemaal lyrisch is over Nederland Fietsland. Verwacht geen toeristische praatjes, maar iemand die vanuit een planologische en financieel-economische invalhoek analyseert waarom het hier zo fantastisch is. Zaken die voor ons volstrekt normaal zijn, en die we amper nog opmerken, worden bij het kijken van deze filmpjes hoogst bijzonder.

In de battle van vandaag kijken we dus naar Nederland, in de hoop dat we hetzelfde effect bereiken: dat we ons realiseren dat we het best goed hebben hier.

Keuze Annemarie Broek: Sylvain Poons en Oetze Verschoor – De Zuiderzeeballade (1960)

Het mooiste oer-Hollandse lied ooit

Het nummer kent een vrij grillige ontstaansgeschiedenis: Willy van Hemert en Joop de Leur componeerden het in 1959 voor een groot Vara-feest met voor iedere provincie een speciaal lied.

Dit werd bij die gelegenheid vertolkt door Sylvain Poons en Godert van Colmjon. Namen die ons niet zoveel meer zeggen, maar Godert van Colmjon vormde met zijn grote broer Luc tiener-zangduo The Butterflies, terwijl Poons al een uitgebreide carrière achter de rug had als zanger en acteur.

De Zuiderzeeballade, volgens sommigen bedoeld als parodie op de smartlap, sloeg zo goed aan, dat er een plaatopname van moest komen. Helaas, dat ging niet zomaar… Poons was onder contract bij Dureco en Godert zat bij Philips dus moest er een andere oplossing gezocht worden.

Toen kwam de jeugdige IJmuidenaar Oetze Verschoor in beeld, die al onder contract stond bij Dureco en de nodige zangervaring had opgedaan bij optredens in zijn woonplaats samen met zijn vader. Oetze moest het lied inzingen terwijl hij het nog maar drie keer gehoord had. Het werd een groot succes; in 1967 kregen Sylvain en Oetze er een gouden plaat voor, tot 2005 figureerde het in de lagere regionen van de Radio 2 Top 2000 en zelfs nu nog geldt het als clublied van Wielertourclub Wilhelmina bij de jaarlijkse fietsroute langs de havens van de toenmalige Zuiderzee.

Onze overgrootmoeders kennen Sylvain Poons nog wel van liedjes als ‘Omdat ik zoveel van je hou’ en ‘Goocheme Sally’; hij had een goede, karakteristieke, stem. Oetze was een mooi zingend jongenssopraantje, die in zijn zang iets IJmuidens wist te leggen; hoe passend voor een lied over de zee.

Voor de opname met Godert van Colmjon werd als opa Jan Lemaire sr. ingezet, beroemd als acteur/auteur/regisseur, maar zeker niet als zanger. Hij declameerde (zingzegde) zijn tekst en Godert mocht de hoofdmoot zingen, maar met een vet Gooische accent, wat helemaal niet passend is bij het nummer. Vermoedelijk zong zijn broer Luc daarbij de tweede (jongens)stem.

Verschoor heeft later nog meer plaatopnames gemaakt, maar het succes van de ballade mocht hij niet meer beleven. Naar verluidt treedt hij heel soms nog in het Zuiderzeemuseum met dit nummer op, maar dan wordt zijn partij-van-toen gezongen door zijn kleinzoon.

Er zijn verschillende covers gemaakt van dit nummer, o.a. door Jantje Smit + Normaal en Astrid Nijgh (Markerwaard). Maar alleen de versie van Poons en Verschoor behaalde de eeuwige roem. In muziekblad Oor werd het betiteld als het mooiste oer-Hollandse lied ooit gemaakt. Ere wie ere toekomt.

Keuze Jeroen Mirck: Jacques Brel – Amsterdam (1964)

Amsterdam of Antwerpen?

Het meest bezielde lied over Nederland is gezongen door een Belg. En eigenlijk gaat het niet eens over Nederland. Jacques Brel zette het nummer Amsterdam nooit op een studioalbum, maar het is wereldberoemd geworden in de live-versie op de concertregistratie ‘Enregistrement Public à l’Olympia 1964’.

Jacques Brel (1929-1978) behoeft natuurlijk geen introductie. Zijn intense wijze van performen heeft hem tot een van de grootste zangers van de vorige eeuw gemaakt. De kracht van zijn optredens komt optimaal tot zijn recht in deze live-opname, waarin hij de zelfkant van de havenstad bezingt. De tekst gaat over matrozen, hoeren en drank. Brel schreef het nummer in het Amsterdamse café Bolle Jan, dat werd gerund door de vader van René Froger. De Belg had net een tocht over de Wallen gemaakt om sfeer te proeven.

Toch gaat het in Amsterdam geschreven nummer Amsterdam niet over de stad Amsterdam. Eigenlijk heeft Brel het over Antwerpen, maar het Franse woord voor die stad (Anvers) kwam een lettergreep tekort, waardoor het niet lekker klonk op het ritme van de muziek, die Brel had gebaseerd op het Engelse volksliedje Greensleeves. Volgens biograaf Henk van Gelder kun je ook aan de tekst horen dat het niet over Amsterdam gaat, want Brel bezingt een grote haven vol matrozencafés. Amsterdam heeft een kleine haven zonder veel kroegen. Op de Wallen kwam en kom je weinig matrozen tegen.

Ongeacht dit geografische gehussel denkt iedereen die deze Brel-klassieker hoort natuurlijk direct aan de Nederlandse hoofdstad. Het woord Amsterdam wordt door de Belg met ongeëvenaarde kracht gezongen, waardoor het gegrift staat in je ziel. Dat maakt het tot een episch lied over Nederland, dat later ook gecoverd zou worden door onder meer David Bowie, Liesbeth List, John Denver en De Dijk.

Keuze van Erwin Herkelman: Kris de Bruyne – Amsterdam (1975)

“Moet je er écht om 5.00 uit om de koeien te melken?”

Amsterdam heeft een speciaal plekje in mijn hart. Ik vind het fijn om er te zijn. Al die verschillende talen en culturen die je de hele dag om je heen hoort en het is er nooit saai, stil of uitgestorven. Het maakt er niet uit wie je bent en hoe je eruit ziet, je wordt gewoon geaccepteerd. En ik kan geweldig genieten van dat heerlijke accent en die typische, harde humor.

Jarenlang werkte ik er bij een verzekeraar en ik heb dat als een erg plezierige tijd ervaren. Maar.. ik was ook altijd blij als ik weer thuis op de Veluwe was. Geen haar op mijn hoofd die eraan dacht om ooit in de hoofdstad te gaan wonen. Al die drukte, moeten vechten voor een parkeerplek en wonen in een veel te klein appartementje omdat fatsoenlijke huizen er voor een gewone sterveling simpelweg niet te betalen zijn. En al dat beton en steen de hele dag om je heen. Nee, dan liever toch maar elke dag forensen en eenmaal thuis binnen een kwartier middenin in de uitgestrekte bossen van de Kroondomeinen zijn.

Een wereld die voor de gemiddelde Amsterdammer overigens verder lijkt dan andersom. Al kijken de meesten met wie ik te maken had heus wel verder dan De Ring. Maar ik heb ze ontmoet, de mensen die mij in alle oprechtheid vroegen of ik er écht elke ochtend om 5.00 uit moest om de koeien te melken. Of die riepen: “Hee! Groningen! Erwin, dat is toch bij jou in de buurt?”

Het heeft alleen maar bijgedragen aan mijn liefde voor onze hoofdstad. En ik ben niet de enige. Er zijn een paar prachtige odes gemaakt. Bijzonder genoeg vooral door buitenlanders. En dit is, mede dankzij een stemmige commercial van een kaasmerk, degene die er daarbij toch echt voor mij bovenuit springt.

Keuze van Vincent van der Vlies Herman Berkien – Als Ik Boven Op De Dom Sta/Utereg Me Stadsie (1976)

Informele volkslied

Bij de liedjes over Nederland-battle mag dit nummer niet ontbreken. Waarom? Omdat dit lied wordt meegeschald van brallende studentikoze types op doordeweekse nachtelijke feestjes tot miljoenste generatie seizoenskaarthouders op de Bunnikside. Het informele volkslied als specie tussen totaal verschillende mensen die een gezamenlijke liefde hebben voor een stadsie dat ons allemaal gehypnotiseerd en in de ban heeft.

Rijk de Gooijer heeft in de jaren 50 al het nummer geschreven (maar dan als ‘als ik bovenop de Dom kom‘), maar de ‘echte’ versie is die van de Utrechtse cabaretier Herman Berkien. Met name zijn medley van het nummer, vermengd met zijn eigen nummer ‘Utereg me stadsie’ is een Uteregse evergreen geworden in het eigen dialect.

Is het het beste nummer ooit? Nee natuurlijk niet. Maar liefde moet je niet met het hoofd willen verklaren, maar vanuit het hart ondergaan. En er is geen mooier plekkie als Utereg me stad waar een miljoenmiljard persoonlijke herinneringen liggen langs het Ouwe Gragie, in de Zakkendragersteeg, maar ook op vele andere plekken die nóg mooier zijn dan de plekken uit zijn lied. Denk aan de Munt, de Kromme Nieuwegracht, het Julianapark, Ledig Erf, de singels, de Vecht en nog veel meer.

Dat Utrecht niet zoveel bezongen wordt als andere steden doet me eerlijk is eerlijk wat pijn en daarom koester ik dit nummer wellicht nog meer. Niet alleen als symbool van binding, maar ook gelijk als symbool van een Utrechts gevoel: een combinatie van een soort van bescheidenheid, vermengd met een minderwaardigheidscomplex en onverwoestbare trots ten opzichte van grotere steden.

En nu ik hier al meer dan de helft van mijn leven woon moet ook ik eens in de zoveel tijd de Dom gezien hebben. Ik kan kippenvel krijgen als ik aan kom lopen via de Zadelstraat of, nog beter, de Domstraat. Ik vraag jullie niet te begrijpen waar dit gedweep vandaan komt, maar me hartsie spring open en ik ben trots wat dag ie wat dat ik in deze geweldige stad mag wonen. Ech waor!

Keuze Der Webmeister: The Squats – Chaos in Nijmegen (1981)

Het magisch centrum van de Punkbeweging

Nederland is natuurlijk het land van de eeuwigdurende wooncrisis. Al vele decennia heeft het land er last van, hooguit uit zich dat in steeds een andere vorm, en het is redelijk veilig om te voorspellen dat we er nog vele decennia last van blijven hebben.

40 jaar geleden leidde de woningnood tot een enorme golf van Kraakacties. In het Nijmegen van 1981 was de Krakersbeweging zo’n beetje op z’n hoogtepunt, met de welbekende Piersonrellen. Deze waren het gevolg van een besluit van de Gemeente om, ondanks 18.000 woningoekenden, een aantal huizen in de Nijmeegse binnenstad te slopen voor de komst van een bovengrondse parkeergarage. Krakers maakten een heuse vesting van de panden, en het leger stuurde zelfs tanks de stad in om de ME te helpen. De huizen werden alsnog gesloopt, maar de parkeergarage is er nooit gekomen. Ja, dat waren nog eens andere tijden!

Wie krakers zegt, zegt punk, en Nijmegen was in die tijd het magisch centrum van de Punkbeweging. Zelf nam ik als minderjarige wannabe punker met vrienden af en toe de bus naar Nijmegen, om alle punkwinkeltjes af te struinen, maar voornamelijk om er gewoon te zijn. Nijmegen als Punkhoofdstad was ook inspiratie voor de plaatstelijke band The Squats, dat welgeteld één EP getiteld “Noise-Overdose” op toen nog vinyl uitbracht, in een oplage van 500 stuks. Daarop stond onder andere 1 minuut en 45 seconde puberleed getiteld “We Hate School“, en onderstaande punkclassic “Chaos in Nijmegen”. The Squats is een bandnaam die anno 2023 aan warming-up oefeningen doet denken, en Chaos in Nijmegen een titel die doet vermoeden dat het over het fameuze Keizer Karelplein gaat; de horror-rotonde in het centrum van Nijmegen. Had gekund, maar uiteraard gaat het over de Pierson- en andere krakersrellen uit die tijd.

Het nummer zou in die tijd waarschijnlijk volledig onopgemerkt zijn gebleven, als het niet de aandacht had getrokken van John Peel, die het een aantal keren op de radio draaide. Waarschijnlijk het gevolg van de verrassend goede meezingbaarheid van het couplet.

Keuze Remco Smith: Nits – In The Dutch Mountains (1987)

Tegenwind

Eén van de belangrijkste bands van de afgelopen vijftig jaar dreigt onder de radar te raken. Nits kwam afgelopen jaren eigenlijk alleen in het nieuws door de tragische brand van de studio en oefenruimte. Dat is ten onrechte. Nits is een hele, hele grote band. Niet alleen in Nederland, maar in heel Europa.

Ik heb ooit de mazzel gehad om Nits live te zien, een jaar of 25 geleden, in de schouwburg in Den Bosch. Het aanstekelijke was, dat Nits twee eigenlijk ogenschijnlijk tegenpolen kon verenigen: heel precies musiceren – er kleefde altijd wel iets elitairs aan Nits – met een ongelooflijk enthousiasme. Een avond bij Nits deed je ook beseffen hoe verschrikkelijk veel muziek ze heeft gemaakt. En constant op een hoog niveau.

Ik blijk In The Dutch Mountains altijd verkeerd te hebben geïnterpreteerd. Bij het zoeken naar de betekenis ben ik er achter gekomen dat het een nummer vanuit het oogpunt van een jonge jongen is, die de stad vertrekt en voor hem onbekend terrein ontdekt. Voordat hij zover is, gebruikt hij zijn verbeeldingskracht om te bedenken hoe de rest van Nederland maar ook de omringende landen er uit zijn. Nederlandse bergen die alleen in het hoofd bestaan, zoiets.

Ik hou me maar vast aan mijn interpretatie. Aangezien Nederland het zonder bergen moet doen, moet de Nederlandse wielrenner/fietser zich op een andere manier uitdagen, meten. Niet door zo snel mogelijk vanaf het dal een col op te rijden, maar door zich te meten met de Nederlandse Berg der Bergen: tegenwind. Mits de juiste kant op gereden ook nog eens altijd aanwezig.

Keuze Quint Kik: Baden Baden Heartcore – Ga Je Mee Naar Loosdrecht? (1990)

Voor alle tweedehands platenzaken

Denkend aan Holland zie ik niet gelijk brede rivieren, traag door oneindig laagland gaan. Als fervent onderzoeker van de stand van de lokale journalistiek mag ik graag afreizen naar de verste uithoeken van het land, waar ik me anders niet zo gauw zou vertonen. Het al dan niet wassende water heeft daarbij niet mijn speciale belangstelling, een zekere fascinatie met natuurrampen ten spijt. Nee, mijn hart gaat vooral sneller kloppen van de tweedehands platenzaken die ik, op pad in de regio, niet aan me voorbij kan laten gaan. Geen gelegenheid laat ik liggen om na een afspraak nog even snel binnen te lopen bij die ene lokale platenboer aan de rand van de stad. Want daar zijn ze in de meeste gevallen te vinden, gezien de hoogte van de huurprijzen in de meer centraal gelegen winkelstraten.

Opgroeiend in Eindhoven was ik bekend met platenzaak Bullit, aan het begin van Stratums Eind. Een begrip onder muziekliefhebbers, al zou het na een onfortuinlijk verhuizing naar de Kleine Berg in een veel te groot pand belanden en roemloos ten onder gaan. Wat de laatste 20 jaar voor lokale nieuwswebsites geldt, ging in de jaren ervoor op voor tweedehands platenzaken: ze schieten als paddenstoelen uit de grond, maar verdwijnen na een tijdje weer net ze geruisloos. Sommige zaakjes groeien echter uit tot een begrip: Da Capo nabij de Utrechtse Bemuurde Weerd was er zo eentje. Ik leerde de eigenaar Michel kennen tijdens mijn jaren als geschiedenisstudent (1992-1998). Een liefhebber van de beter 60’s muziek, die naast twee verdiepingen vinyl ook een platenlabel runde.

Daar stopte hij me ooit de compilatie Le Brest De KELT toe. Uit de liner notes leerde ik dat het label er eerder was dan Michel’s platenzaak. De letters KELT stonden voor de achternamen van de leden van The Otherside (de T voor zanger Michel Terstegen), de band die de verzamelaar opent. Op KELT bracht Michel in de tweede helft van de jaren 80 singletjes uit van sindsdien lang vergeten garagerockers als The Comedown en The Kliek (beide met gitarist en ex-Othersider Marcel Kruup in de gelederen, de K in KELT). In de vroege jaren 90 documenteerde KELT ook de eerste stapjes van The Treblespankers (opnieuw met Kruup) en Daryll-Ann uit Utrecht. En niet te vergeten het even grandioze als illustere Baden Baden Heartcore, currently-residing-in-the-where-are-they-now-files.

The Beach Boys meets de Ramones van hun voor zover ik weet hun enige single Ga Je Mee Naar Loosdrecht? Schoot me na lang denken te binnen als bijdrage voor deze battle. B-kant Mag Ik Even Naast Je Zitten? Geniet in mijn vriendenkring een cultstatus, nadat het tijdens een van onze jaarlijkse bezinningsweekenden-in-de-regio zorgde voor consternatie bij onze vriendinnen. Wat is DIT nou weer voor nummer, vroegen zij zich af, dat hun wederhelften uit het hoofd wisten mee te brullen?

Hoe geniaal ik die B-kant ook vind (Mag ik even ruiken aan je haar? Mag ik even net doen ALSOF WIJ HOREN BIJ ELKAAR?!), de A-kant is de onbetwiste kneiter. Ik nomineer het bij deze als anthem voor alle tweedehands platenzaken in de verste uithoeken van het land. Voor mij dubbelt het ook een beetje als een eerbetoon aan Michel die – voor mij geheel onverwacht, ik viel eind 2011 niets vermoedend de wake in Da Capo binnen – op 50-jarige leeftijd overleed na een strijd met kanker.

Keuze Jan-Dick den Das: Frederique Spigt – Rotterdam (2001)

De liefde voor je stad bezingen het is niet iedereen gegeven. Frederique Spigt is daar wel in geslaagd. Een lied over haar stad Rotterdam, niet alleen maar hoe mooi het is maar ook de schaduwzijde die ze op een prachtige manier bezingt. Ze schreef de tekst zelf in 2000 en de muziek is van de onvolprezen Jan van der Meij, de gitarist die veel mensen kennen van Vitesse en Powerplay. Het album Droom herbergt dit pareltje. Je vraagt je af waarom een nummer soms zo mooi is, waarom het je pakt, je meevoert naar in dit geval de stad Rotterdam? De stem die de prachtige tekst voordraagt en in 3 minuten een 22 seconden de geschiedenis van de stad weet weer te geven. De liefde voor de stad doorklinkt in elk woord, zonder sentimenteel te worden beschrijft ze haar stad, de mooie kant maar zoals ook gezegd de minder fraaie kant.

Hoge hakken, natte klinkers
Korte rokken, lippen rood
Verbergen haar verwoest gezicht
Op de markt van de dood

Al ben je er nooit geweest, je gaat vanzelf van de stad houden als je dit lied hoort. De muziek die het allemaal nog net iets mooier maakt. Het is een kunst als je met weinig woorden je stad tot leven weet te wekken. Korte pakkende zinnen die het verhaal vertellen en dat verhaal kan Frederique Spigt als geen ander.

Elke zeeman of hij die gaat
Kent een liefde voor de stad die zich niet beschrijven laat

Spigt zingt vol hartstocht over een stad zonder hart, het is een lied van weinig woorden maar wel ontroerend mooi. De Rotterdamse tongval van Spigt geeft het nog wat extra kleur en al kom ik niet uit Rotterdam maar als ik kleur moet bekennen, dan ik hou van Spigt en haar Rotterdam.

Keuze Marco Groen: Heidevolk – Opstand der Bataven (2008)

Vae Victris!

Hier in de kast staan een paar boekjes met de werken van Publius Cornelius Tacitus. Een persoon die ik hoog heb zitten, want zonder deze consul, redenaar, maar vooral historicus hadden we vrijwel niets geweten van het reilen en zeilen in het Europa van de tweede eeuw. Zo is hij zo ongeveer de enige die een inkijkje geeft in een Germaanse opstand die het Romeinse Rijk op zijn grondvesten deed schudden: de Bataafse Opstand. Een revolte die zijn basis had in het gebied dat we (veel) later Nederland zijn gaan noemen.

Het verhaal speelt zich voornamelijk af rond de Bataafse edelman annex Romeins staatsburger Julius Civilis. Hij en zijn broer werden in het jaar 68 beschuldigd van rebellie, hoewel daar niet veel van bleek te kloppen. Niet dat Civilis’ broer daar iets aan had, want hij werd vrijwel meteen na de valse beschuldiging geëxecuteerd. Dat vond Civilis niet zo leuk. Na zijn vrijlating zinde hij op wraak. Gelukkig was het Romeinse Rijk na de dood van Nero een grote puinhoop en sloegen meerdere troonpretendenten elkaar de hersenen in. Dit bood kansen. Het werd zelfs nóg beter voor Civilis toen een van die pretendenten, ene Vespasianus, hem het verzoek stuurde om een opstand op te zetten teneinde diens concurrent Vitellius te zieken. Dat was niet aan dovemansoren gericht. Civilis trommelde een alliantie van meerdere Germaanse stammen (Frisii, Cananefaten, Chauken en natuurlijk Bataven) bij elkaar. De opstand ging Civilis en zijn kornuiten goed af, totdat Vespasianus daadwerkelijk de macht greep. Toen kon Civilis niet meer doen alsof het hem om Romeinse machtspelletjes te doen was. De zogenaamde opstand was een feitelijke opstand geworden. Tegen een wat meer stabiel Romeins Rijk konden de Bataven natuurlijk niet op. Ze hadden nog wel hun hoogtepuntjes met de verovering van Castra Vetera I (een belangrijk fort dat bij het huidige Xanten lag) en het schenken van Romeinse officieren als slaaf aan een toverkol, doch op de lange duur viel het niet vol te houden. In het jaar 70 was het gedaan met de pret.

Goed materiaal om een liedje over te schrijven, zou je denken. Dat is exact wat de heren van Heidevolk ook dachten. Hoewel zij eerder uit Chamaven- dan Batavengebied afkomstig zijn. Het inspireerde ze tot het nummer Opstand Der Bataven. Een lied waarbij de focus eerder ligt bij de wens naar vrijheid en het aanroepen van heidense goden, dan het opportunisme van Civilis. Qua drumgeluid lijkt Donar (Thor) zelf achter de trommels te zitten en wordt het gitaarspel schijnbaar door Tiwaz verzorgd. Nu is het verleidelijk om te zeggen dat de zangpartij van de katten van Freya afkomstig lijkt, maar doet doen we even niet. Algeheel een heerlijk nummer. Wellicht het beste van het album Walhalla Wacht. Het onderwerp beviel Heidevolk blijkbaar wel, want vier jaar na het verschenen van Opstand Der Bataven kwam er een conceptalbum uit dat geheel in het teken van die gebeurtenis staat: Batavi. Bovengenoemde toverkol wordt daarop nog even in het zonnetje gezet met een instrumentaal nummer.

Keuze Leendert Douma: André Manuel & De Ketterse Fanfare – Een Goeie Tukker Is Geen Motherfucker (2009)

Een anthem voor Twente

Nederland, o Nederland… Wie was toch die motherfucker die achter het raam zijn blote republikeinse reet stond te ‘moonen’ toen Willem-Alexander in 2001 zijn kersverse bruid Maximá kwam voorstellen? Dat was André Manuel, zanger van bands als Fratsen, Krang en De Ketterse Fanfare. Maar het enfant terrible was ook cabaretier, columnist en soapster op TV Oost. Over al die dingen kwam ik hem in 2009 interviewen in zijn huis in Diepenheim (of ‘Deep’n’, zoals de Twentenaren zeggen). Ik wilde onder andere weten waarom André Manuel zijn laatste album de geheimzinnige titel Tjuup had meegegeven.

Tjuup bleek de bijnaam van Henk Nieuwenhuis. Die begon in 1973 het jongerencentrum Het Pand van Janna, dat overigens nog steeds bestaat. De jonge André zat er dag en nacht bier te drinken en muziek te luisteren. In Het Pand van Janna maakte Manuel kennis met de muziek van Frank Zappa, Pink Floyd en Deep Purple. En werd hij zelf gitarist. Eerst in het schoolbandje The Cuts, vanaf 1988 in Fratsen en later in het avantgardistische Krang. Fratsen werd een begrip in Twente. Krang in heel Nederland. Tjuup bleef een begrip in Deep’n. Hij verzon de tegeltjeswijsheid ‘een goeie Tukker is geen motherfucker’. De Ketterse Fanfare zette het in 2009 op muziek.

Het nummer heeft iets van een ‘anthem’. Het had uit kunnen groeien tot het volkslied van Twente, als RTV Oost het wat vaker zou hebben gedraaid, vond André Manuel toen. Het bleek een briljante vondst om het refrein te laten zingen door een kinderkoortje. Dat vormt een mooi contrast met de onderhuidse spanning en de stiekem cynische tekst van het nummer.

Ze zaaien hier geen haat
Ze oogsten hier geen lof
Ze doen hier overal aan mee
Maar dan altiet net alsof

In alle stilte, nooit hardop, geen aanleiding willen geven
Hier gaat het volk met de grootste bek fluisterend door het leven

Een brommer om te neuken, vrienden voor het bier
Ik sla ze hartelijk op hun bek, terwijl ik jubelend ‘n feestje vier

Ja, André Manuel schopt overal tegenaan, tegen het koningshuis en ook tegen zijn eigen streekgenoten. Hij neemt geen blad voor de mond, maar heeft het hart op de juiste plaats. Manuel is geen motherfucker. Hij is gewoon een goeie Tukker.

Keuze Marcel Klein: Crowded House – Amsterdam (2010)

Schilderij

Liedjes over Nederland. Die zijn er natuurlijk genoeg. Voor mij springt er dan toch eentje uit en die gaat over Amsterdam.

You and me got the whole day offTake a trip to Vincent Van GoghBut the line went halfway round the blockAnd we’re looking for a place to restEvery seat in every bar was setSo we turned back to the Grand Hotel

They’re the darkest days of a free manLying in the streets of AmsterdamNearly fell underneath the tramBut I picked myself upEvery temptation up in lightsall the diamonds and the spiceCould take profit from the viceOf another man

Neil Finn is meesterlijk in het neerzetten van de situatie. Ten tijde van het album Woodface werden hij en zijn broer Tim zelfs regelmatig vergeleken met het illustere duo van dat bandje uit Liverpool. Zover wil ik zeker niet gaan, maar de songteksten zijn over het algemeen beeldend en duidelijk. Zeker als het over iets bekends gaat.

In dit geval dus Amsterdam. Ik stel mij een donkere, regenachtige namiddag voor.  En hoor dan deze tekst. Net of je zelf in Amsterdam rondloopt, bij het Van Gogh museum, over het Museumplein, langs de trambaan, de toeristen, de achterkant van de samenleving.

En dan de stem. Meesterlijk gezongen en ook de band weet muzikaal uitstekend uit te stralen wat Neil Finn met zijn woorden wil uitbeelden.

Een schilderij om aan de muur te hangen.

Keuze van Jeroen Mirck: 257ers – Holland (2016)

Holland is geil

Liedjes over Nederland kunnen je serieus aanvliegen, zoals ik hierboven deed met Jacques Brel, maar er is ook veel leuke meligheid. Natuurlijk vinden we ons eigen land uniek en fantastisch, maar hoe zien buitenlanders dat eigenlijk? En dan bedoel ik niet het beleefdheidspraatje van toeristen. Alle moddervette clichés komen lekker kritisch en stevig uitgesmeerd langs in de Duitse clubhit Holland van het Essense hiphopcollectief 257ers. Als heuse toeristen noemen ze Nederland abusievelijk Holland. Sterker nog: eigenlijk bedoelen ze Amsterdam, getuige de kwalificatie dat Holland de geilste stad ter wereld is. En de ironie gaat nog veel verder. Neem alleen al het met Nederlandse woorden doorspekte refrein:

Strand und lekker Meisje, lekker Vaka-antie
Lekker Chocomel und Vla, denn wir sind hi-i-igh
Lekker neuken op de Wallen zonder te betalen
Holland ist die geilste Stadt der Welt

En inderdaad komen alle open deuren langs: frikandellen, bitterballen en bier (dat ook echt bier heet, juichen de Duitsers), drugs, fietsen en voetbal. Zelfs de Joppiesaus wordt niet vergeten. En de rappers van 257ers wrijven er ook nog even lekker in dat we vaak van de Duitsers verliezen met voetballen. Het is allemaal niet hoogdravend, maar het heeft eenzelfde charme als The Opposites – en live is het echt een feestje.

Keuze Tricky Dicky: Pokey LaFarge – Rotterdam (2021)

Aanstekelijk

Ik heb veel door Nederland en België gereisd en veel steden bezocht. Daar zitten teleurstellingen en hoogtepunten tussen. Amsterdam staat hoog op mijn lijstje van gezellige en leuke steden, evenals onder andere Groningen, Venlo, Zwolle, Nijmegen, Brugge, Amersfoort, Maastricht en Leeuwarden. Utrecht is daar de laatste decennium bijgekomen, want dat is inmiddels misschien wel de gezelligste stad van Nederland geworden.

Er zijn ook steden waar saaiheid troef is. Mijn geboortestad (Den Haag) valt in die categorie: geen echt uitgaanscentrum en tegenwoordig is het een verschrikking met al die misplaatste hoogbouw. Arnhem ligt weliswaar middenin een mooi gebied, maar de stad is lelijk en vies. De meest steden in Noord-Brabant, evenals Enschede, Heerlen, Almere en Den Helder kunnen mij niet bekoren. En…… Rotterdam. Ik heb nooit begrepen waarom Rotterdammers zo dwepen met hun stad. De stank van Pernis doet het metaal in mijn mond opspelen en het verkeer is al decennia een ramp. Natuurlijk, de meeste geschiedenis is in de Tweede Wereldoorlog plat gebombardeerd, maar de wederopbouw was fantasieloos en in een poging een wereldstad te worden worden de meest lelijke gebouwen de grond uit gestampt. Wat mij als muziekliefhebber overigens wel aantrekt zijn de vele muziekwinkels. Dat dan weer wel. Met name op de Binnenweg vind je er op korte afstand van elkaar meerdere. Lekker, want dan kan ik uren en uren naar de ontbrekende parels zoeken.

Iemand die misschien wel voor dezelfde reden warme gevoelens over Rotjeknor heeft is Pokey LaFarge. Pokey omdat zijn moeder altijd een pepertje in z’n kont moest duwen; hij was niet vooruit te branden. In Rotterdam bezingt hij de verslechterde omstandigheden in zijn moederland, maar waar Het Goede Doel naar België wil kiest Pokey dus voor Rotterdam en de Nieuwe Binnenweg. Met zulke reclame zijn alle platenzaken aan de Binnenweg wel verplicht om zijn volledige oeuvre in de bakken te hebben staan.

LaFarge nam in 2006 zijn eerste album (in eigen beheer) op en heeft daar inmiddels acht studioalbums bij gevoegd plus een livealbum (Live In Holland). De muziek is een combinatie van Americana, Jazz, Ragtime, Country Blues en Vaudeville en swingt de pan uit. Rotterdam is zo aanstekelijk dat ik (bijna) overweeg om het van mijn saaie lijst af te halen.

 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.