We draaiden 0001-DE-HEMEL… Calling Elvis… Happy birthday! Want gisteren was de King jarig. Op 8 januari zou Elvis Presley 88 jaar zijn geworden, als hij niet in ’77 zo triest van ons was heengegaan. Dood of levend, Elvis was de grootste. En dat wordt onderkend door de hele muziekindustrie. Niet voor niets zijn er zoveel verschillende liedjes gemaakt óver de King. Wij battlen hier met de mooiste.

Keuze Alex van der Heiden: Janis Ian – New Christ Cardiac Hero (1967)

Elvis is de ware held

Inmiddels is misschien bekend dat ik geen mogelijkheid onbenut laat om mijn muziekliefde voor Janis Ian te laten blijken. Waar ik het jaar 2022 nog uitluidde met het laatste van Janis Ian, ga ik nu helemaal terug naar het prille begin. Een hele jonge Ian krijgt al vrij veel over zich heen bij het uitbrengen van Society’s Child, die op veel Amerikaanse zenders geweigerd wordt, omdat het over een interraciale relatie ging en Janis Ian ging nog een stap verder; het behandelde de racistische reacties vanuit de omgeving die deze relatie teweeg bracht. Ian was haar tijd ver vooruit.

Het nummer van deze blog staat op hetzelfde album van Ian en geeft alvast een disclaimer: I’d like to say before singing this controversial song, take 32. That this isn’t about anyone’s god in specific. On account, some of my best friends are gods. This is about New Christ Cardiac Hero, who is the latest hero. And the latest leader of the young generation.

Er waren diverse speculaties over wie deze protestsong zou gaan en in een interview met Studs Terkel in 1970, vertelt Janis Ian dat ze dit nummer heeft geschreven met Elvis in haar hoofd. Het nummer gaat over het ‘eerste, beste nieuwe idool, die het leven leeft wat de fans verwachten’, ofwel de New Christ Cardiac Hero. Elvis is voor haar juist een tegensymbool, want hij rent niet klakkeloos achter de ‘Beatlesmanie’ aan die er op dat moment heerst. Dat is wat Janis Ian in 1970 zei en ze had het nummer enkele jaren eerder al geschreven. Elvis heeft natuurlijk ook een aantal Beatles nummers opgenomen in zijn live repertoire. Maar in het interview stelt Ian: Elvis blijft gewoon zijn eigen ding doen en daarom is hij als het ware de ‘tegenpersoon’ in dit nummer. Hij bewijst de ware held te zijn en niet de zoveelste New Christ Cardiac Held. Het uiteindelijke verloop van Elvis zijn leven was half jaren ’60 uiteraard ook nog niet bekend.

Keuze Tricky Dicky: Jack Jersey – I Wonder (1975)

Tegen wil en dank

Elvis kent nog steeds vele fans en hij heeft meer dan 600 miljoen platen verkocht. Slechts een bandje uit Liverpool deed het nog beter en de nummer drie uit de lijst moet het toch met 200 miljoen minder doen. Een enorme prestatie voor een man die in 1977 overleed. Na zijn dood zijn er vele liedjes over hem gezongen, waaronder I Remember Elvis Presley door Eddy Ouwens a.k.a. Danny Mirror en The King Is Gone van Ronnie McDowell. Beiden die-hard fans. Een van de mooiste is Walking In Memphis door Marc Cohn, maar die is terecht (maar veel te laag genoteerd) vaste klant in die andere jaarlijst. In deze battle moet het liedje over Elvis gaan, maar ik heb gekozen voor een liedje dat Elvis gezongen zou kunnen hebben. En bovenal de sfeer van The King ademt. Zijn naam wordt weliswaar niet in het gekozen liedje genoemd, maar soms zijn woorden overbodig.

Jack de Nijs had diverse baantjes, maar zijn hart lag in de muziek waarin hij in 1969 definitief terug keerde met optredens en werk bij een productiemaatschappij. Hij schreef vele hits; enkele werden zelfs wereldhits. Zelf had hij als soloartiest ook kleine hits, maar toen hij in Cannes zijn laatste pennenroersel I’m Calling aan de man probeerde te brengen stelde Veronica DJ Will Luikinga hem voor het zelf in te zingen. Hij koos voor de naam Jack Jersey. Zelf had hij het niet in de gaten, maar steeds meer mensen vonden hem vanwege zijn stem een Elvis-imitatie. Uiteindelijk besloot hij het spel maar mee te spelen en trad hij vaak op in eenzelfde outfit als Elvis. In 1974 kwam het album In The Still Of The Night uit en kreeg hij een uitnodiging van Capitol Records in de V.S. Ze wilden dat hij een elpee in Nashville met The Jordaniares – de begeleidingsgroep van Elvis – opnam. Dat ging heel relaxed, maar binnen 12 uur stond de hele elpee op de band in tegenstelling tot de stress in de Nederlandse studio’s en de lange tijd van opnamen (soms tot 14 dagen aan toe). De hit van het album was I Wonder, dat op een prettige manier tegen It’s Now Or Never aan schuurt.

In 1977 organiseert radio Veronica op de verjaardag van The King een Elvis-dag: zes uur lang alleen maar muziek van Elvis. Jack Jersey spreekt een aantal jingles in. Een jaar later krijgt hij een uitnodiging van Jerry Weintraub en Neil Diamond, die kansen zagen op voorwaarde dat hij zich zou aanpassen aan de Amerikaanse stijl en dat betekende minimaal een jaar in de V.S. wonen. Hij sloeg het af, want behalve dat zijn kinderen dan daar naar school moesten kon hij de vele werkzaamheden als producer niet meer uitvoeren. In 1979 neemt hij op verzoek van de Elvis-fanclub in Nederland een album op: The King And I.

Jack Jersey wordt in Nederland als zanger ondergewaardeerd en te vaak wordt zijn muziek als MOR betiteld. Onterecht, want zijn muziek heeft weliswaar een Elvis-gevoel maar zijn zijn eigen creaties. Overigens is hij in I Said No van Gruppo Sportivo (met een link naar Elvis) ook benoemd.

Keuze Marco Groen: Generation X – King Rocker (1979)

Let’s Get Ready to Rumble!

In medialand loopt de emmer over van artiesten die elkaars bloed wel kunnen drinken. Taylor Swift en Kanye West vechten elkaar al jaren de tent uit, Morrissey en Robert Smith zijn als de Hatfields & McCoys van de muziekwereld en de gebroeders Gallagher maken elkaar bij elke mogelijkheid het leven zuur. De eeuwigdurende vijandschap tussen die laatste twee werd ooit gevisualiseerd in de Celebrity Deathmatch, een MTV-programma dat vrij populair was aan het begin van het millennium. Het ging hierbij om kleien poppetjes in de stijl van Shaun the Sheep, waarbij de ledematen regelmatig over het scherm vlogen. De ‘feud’ tussen Liam en Noel werd hierin bijvoorbeeld opgelost door ze beiden de kop in te slaan met een hamer. En de wereld zag er weer een klein stukje beter uit.

Het idee om artiesten tegen elkaar te laten vechten in een ring is niet nieuw. In 1979 opperde de Engelse punkband Generation X al de mogelijkheid om Elvis te laten vechten met The Beatles. Ze schreven er een leuk, kort liedje over: King Rocker. Wie is de king? We laten ze het zelf uitvechten. Het klinkt simpel en dat is het ook. Het liedje is flinterdun, maar uiterst hoorbaar. Zo dachten de Britten er ook over. King Rocker was het grootste hitje van Generation X binnen het Verenigd Koninkrijk, hoewel het later qua bekendheid werd voorbijgestreefd door Dancing With Myself. Maar die kwam minder hoog op de lijsten van het eiland.

In de clip valt meteen op dat frontman Billy Idol nog niet de Billy Idol is zoals we hem kennen: hij doet nog geen rare dingen met zijn bovenlip. Wel raar, heel raar zelfs, is zijn haar. Aan de andere kant had vrijwel iedereen in 1979 wel een raar kapsel. Althans, degenen die daar de mogelijkheid toe hadden. Ook opvallend is dat bassist Tony James nog een vrij reguliere coupe heeft. In zijn latere carrière, waarbij hij voor Sigue Sique Sputnik en The Sisters of Mercy bast, laat hij een stuk meer creativiteit zien op dat gebied.

In King Rocker eindigt het gevecht onbeslist. De scheidsrechter maakt een einde aan de wedstrijd in ronde 11. Er zou een rematch in de hemel komen, volgens het liedje. Overigens hebben zowel Elvis als The Beatles hun 6 minutes of fame gehad bij Celebrity Deathmatch. Elvis nam de vuisten op tegen Greatful Dead-icoon Jerry Garcia, terwijl John Lennon en Paul McCartney samen Ringo Star en George Harrison tot pulp sloegen. Yoko Ono overleefde helaas de strijd.

Keuze Klaas Kloosterman: Kirsty McColl – There’s A Guy Works Down The Chip Shop Swears He’s Elvis (1981)

Pechvogel

Voor Corona, Twitter, Thierry en Facebook had je dus óók al nepnieuws en complottheorieën. Ook in de muziek. Je had de hoezenstaarders en de plaat-achterste-vorendraaiers, die zeker wisten dat Paul dood was: absoluut zeker! En je had die gasten die Elvis hadden zien zitten koffie drinken bij een of andere truckstop: absoluut zeker!

Dat laatste zou kunnen kloppen. Op een gegeven moment scheen Elvis zelfs te werken in een Chip Shop waar ook Kirsty McColl wel eens aanwipte voor een portie Fish and Chips. Uiteindelijk blijkt het een ‘imposter’ te zijn. Een van de vele: There are heavily-bearded Elvii, four-year-old Elvii, and Elvis duos; Italian Elvii, Greek Elvii, Fat Elvii, a Lady Elvis, even a Black Elvis. (Wikipedia)

Elvis valt snel door de mand (he’s a liar!) Iets genuanceerder in dit liedje van McColl ligt het met ‘the best thing new in Hicksville’, met zijn mohair pak en zijn Italiaanse schoenen. Het type foute man waarvan iedereen heel hard roept: wegwezen! Advies dat maar mondjesmaat doorsijpelt.

There’s a guy works down the chip shop swears he’s Elvis
Just like you swore to me that you’d be true
There’s a guy works down the chip shop swears he’s Elvis
But he’s a liar and I’m not sure about you

Als de man uit Hicksville, wanneer die zit te bellen met een vage kennis uit New York, zichzelf weer eens opzichtig in de etalage zet, valt ook bij McColl het kwartje:

I can hear you laughing now
And I can’t help feeling that somehow
You don’t mean anything you say at all

Als je niet beter zou weten zou je denken dat we hier te maken hebben met een Nick Lowe productie/ compositie uit de beginjaren van Stiff Records, met Rockpile als begeleidingsband. Had gekund: McColl begon haar carrière bij Stiff. Het is echter een compositie van McColl zelf en de gitarist die je hoort heet geen Dave maar Lu Edmunds.

In haar persoonlijke leven was Kirsty McColl nogal een pechvogel: een van haar eerste singles voor Stiff Records, They Don’t Know’ flopte, omdat Kirsty niet overweg kon met platenbaas Dave Robinson. Hij deed niks aan promotie en het plaatje was nergens verkrijgbaar. Later werd het een kneiter van een hit voor Tracey Ullman, nota bene ook op Stiff Records.

Kirsty trouwde met de toonaangevende producer Steve Lillywhite (U2, XTC, Peter Gabriel), kreeg twee zoons met hem, maar overleed toen ze werd overvaren door een motorboot bij een poging een van haar zoontjes voor een aanvaring met die boot te behoeden.

Als klap op de vuurpijl: De klassieke singels There’s A Guy Works Down The Chip Shop Swears He’s Elvis’ en They Don’t Know staan beiden niet in de Top 2000. Zelfs niet in de Snob 2000. Daar gaan we in ieder geval volgend jaar verandering in brengen.

Keuze Halbe Kroes: U2 – Elvis Presley And America  (1984)

An unforgettable fire

U2 behoeft eigenlijk geen verdere introductie. De band is verre van ondergewaardeerd, maar gelukkig is er naast de grote stadionhits nog veel moois te ontdekken van de vier Ierse muzikanten. Zelfs als je de hits buiten beschouwing laat en er een ondergewaardeerde playlist op los laat, zelfs dan hou je nog muziek over die weinig mensen kennen. Sterker nog, de heren uit Dublin hebben dit nummer over de king nimmer live gespeeld. 

EP&America komt voor op de langspeler The Unforgettable Fire uit 1984, een tijd waarin de megalomane gedachtegang van Bono een enorme focus had op de wereldverbeteraars uit Amerika. Na deze plaat kwamen er nog twee albums die de Amerikaanse cultuur en hun helden verheerlijkten, met als hoogtepunt de docu behorend bij Rattle And Hum. In die tijd waren de bandleden nog helemaal niet veel in de VS te vinden. De opnames vonden plaats in het welbekende Slane Castle, en sommige nummers waren in een eerste aanzet geschreven na hun tour in Japan. 

EP&A lijkt een soort doorgeslagen sample van de openingstrack van het album, A Sort Of Homecoming. Waar bij de eerste drie albums gitaar overheerste in een soort post-punk vibe, is de gitaar nu aanwezig als vulling voor de ruimte. Misschien ben ik hier iets te oneerbiedig, want The Edge levert natuurlijk fantastische kwaliteit af. Zo ook op dit nummer, het zou zeker niet misstaan op een laatste plaat van The War On Drugs. Bono zal later over de tekst  toegeven dat hij net de biografie van Elvis Presley had gelezen, geschreven door Albert Goldman.

Nu staat Goldman niet echt bekend als een positieve schrijver, getuige ook de biografie van Lennon die later verscheen. (Waar U2 trouwens het nummer God Part II over schreef). In de biografie over Elvis Presley komt deze er een beetje bekaaid vanaf, Goldman schetst en focust met name op de tijd waarin Presley vooral King was in maatvoering van zijn kleding. Dit stak Bono erg, en zoals we de liedjessmid inmiddels kennen moet daar een welgemeende preek over gemaakt worden. De tekst is ingezongen met het verhaal van Goldman in het achterhoofd, terwijl Bono de muziek voor het eerst hoorde, in een zogeheten one-taker. Al met al een toch mooi eerbetoon aan mister Presley. 

But you know
Though the king that howls has howled
But you feel like sentimental
But you don’t care

Keuze Leendert Douma: Nick Cave & The Bad Seeds – Tupelo (1985)

Jezus’ tweelingbroer en de tornado van Tupelo

In april 1936 kwam ‘The Beast’ naar Tupelo Mississippi, de geboorteplaats van Elvis Aaron Presley. Het ‘beest’ was een tornado. Met meer dan 230 doden op haar geweten was het de op drie na dodelijkste storm in de geschiedenis van de Verenigde Staten. De kleine Elvis, die toen een jaar oud was, overleefde. Hij wel. Dat scheelde trouwens niet veel. Baby Elvis schuilde in de armen van zijn moeder, nauwelijks beschermd in hun clapboard shack with a roof of tin.

De beroemde storm en de geboorte van de King of Rock ’n Roll komen allebei terug in deze tweede single van Nick Cave & The Bad Seeds (met op de B-kant een coverversie van In The Ghetto). De geboorte van Elvis Presley wordt hier vergeleken met die van Jezus Christus, hoe kan het ook anders. Maar we horen ook fragmenten van het verhaal dat bijna niemand kent: dat van Jesse Garon, de tweelingbroer van Elvis Aaron die maar een paar uur heeft geleefd.

Well Saturday gives what Sunday steals
And a child is born on his brothers heels
Sunday morning the first-born dead
In a shoebox tied with a ribbon of red

Is Jesse dus een beetje de tweelingbroer van Jezus? Het nummer is een vreemde literaire mengeling van al dan niet apocriefe teksten en invloeden. We horen Bijbelse thema’s als De Zondvloed en de geboorte van De Verlosser: het kindeke de koning. Maar we horen ook een Australiër (Cave) die – op het hoogtepunt van de Koude Oorlog, in de Hansa Ton Studios bij de Berlijnse Muur – zingt over Amerikaans erfgoed: Elvis Presley, John Lee Hooker en Leadbelly. En dan zitten er nog referenties in naar het gedicht The Rime Of The Ancient Mariner van Samuel Taylor Coleridge (Water water everywhere).

Muzikaal is Tupelo ook een mengelmoesje, al horen we vooral een apocalyptische mutatie van de vuig hortende en stotende blues van John Lee Hooker (die trouwens een nummer schreef met dezelfde titel). En The Bad Seeds zijn hier op dreef, zeg! Barry Adamson laat een donkere drumroffel rollen, inktzwart als de nacht. Mick Harvey ondersteunt hem met een stompende bas. Einstürzende Neubauten-lawaaimaker Blixa Bargeld laat zijn gitaar pervers krassen, als de donder en bliksem in de tornadostorm. Het is allemaal zo duister en zo unheimisch. Een nog jonge Nick Cave gromt, schreeuwt en spuugt zijn Bijbelse declamaties uit, maar bij tijd en wijle is hij ook zoetgevooisd. O mama, rock your lil’ one slow / mama, rock your baby, zingt hij met een volleerde Presley-croon in zijn stem.

Uit de duistere ellende van die epische storm kwam ook iets moois voort: Elvis Presley Pantocrator. De overlever werd onoverwinnelijk. Koning. Hij stond op en bracht de wereld seks en drugs en rock ’n roll.

Yeah, the King will walk on Tupelo
He carried the burden outta Tupelo
You will reap just what you saw
O Tupelo

Keuze Annemarie Broek: Ray Stevens – I Saw Elvis In A U.F.O. (1989)

Twee-in-eentje

Toen ik de lijst met Elvis-Presley liedjes bekeek, viel mijn oog op I Saw Elvis In A U.F.O. door Ray Stevens. Over hem wilde ik al een tijdje iets schrijven; vandaar deze keuze. Stevens is niet zo heel bekend in Nederland, maar hij heeft een heel groot oeuvre van minstens 50 studio-albums, drie live-albums en een onnoemelijk groot aantal verzamelalbums op zijn naam staan.

Als luisteraar naar het bekende rijtje buitenlandse popstations kende ik van hem het enorm grappige Ahab The Arab, The Sheik Of The Burning Sands uit 1962, voor mij naadloos verbonden met The Swiss Maid van Del Shannon. Twee van mijn allereerste singletjes overigens. Het nummer drijft op een aantal verschillende stemmetjes en wordt een beetje laatdunkend weggezet als novelty hit. In Nederland deed het niks, maar in Amerika en Engeland was het een groot succes.

De meeste Nederlanders kennen hem waarschijnlijk van Bridget The Midget, zijn enige vermelding in de Nederlandse hitparade. Maar naast het hieronder te bekijken I Saw Elvis In A U.F.O. schreef hij ook bijvoorbeeld Taylor Swift is stalking me. Drijvend op beroemde medemuzikanten en dus een geheid succes. Want hij was een handig en scherp zakenman, die ook uitstekend zijn eigen producten (zoals de video met Bridget The Midget) aan de man kon brengen. In de video’s neemt hij zelf trouwens steeds de hoofdrol voor zijn rekening, alsmede een paar bijrollen. Zijn humor werd overigens in Nederland wel opgepikt door het Cocktail Trio, ook al zo’n groepje uit oma’s muziektrommeltje, dat onder andere Harry De Harige Aap van zijn hand opnam.

Een andere kant van zijn zeer succesvolle repertoire bestaat uit nummers als Everything Is Beautiful en Misty, ballads op de grens tussen country en gospel. Iedereen kent deze nummers wel, maar dit soort repertoire heeft bepaald niet mijn voorkeur.

Stevens is ook nu nog actief op de Amerikaanse televisie. Een carrière van ruim 65 jaar: wie doet hem dat na?

Introductie op het Snobpad

Iedere snob heeft, om op het snobpad terecht te komen, een duwtje in de rug nodig. Vaak een oudere broer of zus, die in de naastgelegen slaapkamer de muziek veel te hard aan heeft staan. Mijn jongere zus was eerst van Kinderen voor Kinderen en daarna van Dolly Dots; zij heeft mij niet op het snobpad gekregen. Mijn vader had zijn Bluesliefde vrij lang verborgen gehouden. Ook van klasgenoten kreeg ik op muzikaal gebied weinig inspiratie. Eind jaren ’80 kwam via vrienden cross-over in beeld. Het mengsel van punk, rock, funk ging er bij mij in als koek. Freaky Style en Mothers Milk van The Peppers, de eerste Urban Dance Squad, ietsje later Fishbone, het waren mijn opstapjes naar rock en alternatief.

De eerste muziek die voor mij ‘van mij’ voelde, was Living Colour. Dat ik die op Parkpop in 1989 heb gemist – omdat ik Living Colour nog niet kende, het bij dat podium best druk was en we toch een keer moesten eten – ervaar ik nu nog steeds als een groot gemis. Het is niet meer terug te draaien: ook al treedt Living Colour nog steeds op, het wordt niet meer als toen. Vivid was al geweldig. Time’s Up was in 1990 niet meer dan een sensatie. Wat bij herbeluistering vooral opvalt, is hoe ongehoord goed de leden van Living Colour waren. Vernon Reid werd destijds de beste gitarist genoemd; ook drummer Will Calhoun was van grote klasse. En Corey Glover is voor mij nog steeds één van de beste rockzangers, die net een laagje soul aan de rock van Living Colour toevoegt.

Elvis is dead toont de militante kant van Living Colour. Presley was a hero to most but that’s beside the point. A black man told him how to sing, and then he was crowned. Elvis heeft het aan de zwarte muziekhistorie te danken, wil Living Colour maar zeggen. Dankzij Living Colour waren voor mij de deuren naar rock geopend.

Keuze Carlo Deuten: Skik – Elvis (As Ik Hum Was) (1994)

Er is geen bal op de TV!

Er zijn artiesten die al mijn hele leven meegaan. Met dank aan de platencollectie van mijn ouders. Van Boudewijn de Groot tot Buddy Holly en van Jim Reeves tot The Cats. En niet te vergeten Elvis. Als klein muziekfreakje tover ik regelmatig een verzamelaar van Elvis Presley uit het platenrek tevoorschijn. Als tiener ontdek ik een andere verzamelelpee in de platenkast van vrienden van mijn ouders. Het is één van de eerste albums die ik op een cassettebandje opnam.  Inmiddels staan de 50’s, 60’s en 70’s masters boxen gebroederlijk naast elkaar in mijn muziekhok. Onlangs heb ik daar nog een aantal fraaie live-albums aan toegevoegd: The Complete ’68 Comeback Special en Aloha From Hawaii. De muziek van The King galmt bijna dagelijks door het huis.

In dit geval ben ik niet de enige veroorzaker van dit muzikale gebeuren. Integendeel. Dochters Nova en Tirsa doen ook een duit/deut in het zakje. Wat een avondje bios wel niet kan losmaken. Met dank aan Baz Luhrmann’s film Elvis. Sinds dat ene avondje is Elvis de muzikale koning in huize Deuten-Eisma. Alle streaming-records worden verbroken. Presley is inmiddels doorgedrongen tot de Top 3 van meest gestreamde artiesten van jongste dochter Tirsa. Nog even en dan staat Elvis fier op 1. Haar favoriet? If I Can Dream. Zij zingt deze van begin tot eind mee. Vanuit haar tenen. Dochter Nova geniet op het moment van schrijven van His Ultimate Collection, haar eerste gekochte LP. Kortom de Elvis-battle komt als geroepen. Ondanks dat het niet om Elvis-songs gaat maar liedjes over deze muzikale legende. Het ultieme eerbetoon komt voor rekening van Phil Lynott: King’s Call. All-time favoriet die ik regelmatig draai. Maar voor deze battle ga ik toch voor iets anders. Eén met een vette knipoog. Uit de categorie And now for something completely different.

De ingrediënten! Het intro? Een fijn stukje krakend vinyl. Gevalletje gooi een kwartje in de jukebox? In muzikaal opzicht een fijn Rock & Roll muziekje. Rechtstreeks over komen waaien vanuit de 50s. Elvis met een Drèentse tongval. En de tekst? Gortdroge humor met een verwijzing naar het verhaal dat Elvis op een gegeven moment zijn TV kapot schiet als er een programma op is dat hem niet bevalt. Vanzelfsprekend vertaald naar de jaren ’90. Een zwartkieker?!

‘t kost mij kapitalen
an kiek en luuster geld
Zölfs nou met zo’n kabel
‘t is nog altied triest gesteld

Geïnspireerd door The Boss? In het nummer 57 Channels (And Nothin’ On’) verwijst Springsteen ook naar dit rock and roll verhaal.

So I bought a .44 magnum it was solid steel cast
And in the blessed name of Elvis well I just let it blast
‘Til my TV lay in pieces there at my feet
And they busted me for disturbing the almighty peace
Judge said What you got in your defense son?
Fifty-seven channels and nothin’ on

De conclusie? Er is geen bal op de TV. Daar zit inderdaad een knop op. Druk ’em in en ga maar mee. De bloemen buiten zetten. Een goed bedoeld advies van een andere muzikale legende. The Boss en Lohues volgen echter het voorbeeld van The King. As ik Elvis was, dan peuk ik mij ‘n Smith & Wesson en ik scheut mien hiele beeldbuus vol.

Tja toe nou maar zo kan’t ok. Makluk zat!

Keuze Quint Kik: El Vez – Immigration Time (1994)

 

We’re caught in a trap
I can’t walk out
Because my foot’s stuck in this border fence

Voor deze battle liep ik niet gelijk warm. Niks mis met Elvis natuurlijk, maar net als bij James Brown moet het kwartje nog altijd vallen. Ik heb in de loop der jaren van alles gedaan om hem in mijn hart te sluiten. De verzamelaar Elvis Forever – 32 Hits liet ik daarbij links liggen – nee, ik stortte me gelijk op de legendarische Sun Sessions, worstelde me door Peter Guralnick’s tweedelige biografie, bezocht Graceland èn de shotgun shack in Tupelo waar hij zijn kinderjaren doorbracht en onderging de film Viva Las Vegas. Dat laatste was een slecht plan, maar niemand kan zeggen dat ik het niet heb geprobeerd. Enerzijds wil ik best meegaan in de niet te onderschatten rol van Elvis als wegbereider van de moderne popmuziek, anderzijds zie ik hem nog altijd als een Amerikaanse André Hazes.

Zowel de King als de Godfather blijven in mijn ogen altijd iets karikaturaals houden. En dan is er nog die dikke kinderhekel (de ergste!), die nooit helemaal is over gegaan: op de basisschool mocht ik op vrijdagmiddag graag playbacken (daar schreef ik al eens over in een van mijn eerste blogs voor OL) en probeerde daarbij altijd klasgenootjes over te halen om met mij de tennisrackets en de waspoedertrommels op te pakken. Michael Jackson, Duran Duran en Prince hadden de voorkeur, maar mijn overbuurjongen en beste vriend wilde die ene keer persé dat we het singletje van zijn opa instudeerden: het in mijn kinderoren tamelijk lullig klinkende (You’re The) Devil In Disguise. Rock & Roll was daarna lange tijd aan mij niet besteed; geef mijn portie maar aan hound dog, hield ik stug vol.

Tot ik midden jaren ’90 getuige was van een spetterende show van El Vez, de Mexicaanse Elvis. Een grappenmaker en overtuigend showman ineen, die moeiteloos nummers van Elvis, James Brown en David Bowie aaneenreeg (dikwijls binnen hetzelfde nummer). Met Está Bien Mamacita en En El Barrio legde hij het er dik bovenop, maar hij draaide ook zijn hand niet om voor de kersthit Feliz Navi-Nada (waarin José Feliciano’s Sky Radio-favoriet wordt gekruisigd met Public Image Ltd. van PIL). Dat El Vez daarbij zijn roots niet verloochend en het raken van een politiek gevoelige nimmer schuwt, maakt hem in mijn ogen stukken genietbaarder dan The King. Immigration Time (hekkensluiter van het debuut album Graciasland, check ook even die hilarische albumcover-verwijzing naar Paul Simon) is daarbij zoveel meer dan een parodie op Suspicious Minds; het is een aanklacht tegen Trump’s muur avant la Lettre en een onweerstaanbare oproep tot vrijheid, gelijkheid en broederschap ineen.

Keuze Lenny Vullings: Gillian Welch – Elvis Presley Blues (2001)

Algoritmes, naïeve koningen, nieuwe liefdes

De streamingdiensten zijn niet alleen maar kommer en kwel voor de moderne muziekliefhebber. Natuurlijk, ook ik ben niet onvatbaar voor de charme van het uitwisselen van cassettebandjes of het bladeren in de vinylbakken, maar algoritmes… daar ontdek je ook heerlijke nieuwe muziek mee. Toegegeven, je hoort ook een flinke lading bagger via streamingdiensten. Zo luisterde ik op mijn koptelefoon via mijn telefoon naar een onaangenaam album tijdens een onaangename treinreis. Het album was aangeprezen door een vriend van me, en in mijn barmhartigheid wilde ik het toch afluisteren. Vastbesloten deze auditieve kwelling uit te zitten, was Spotify druk bezig met het bedenken wat de automatisch afspelende albumradio moest inhouden. Toen mijn beproeving eindelijk was beëindigd in een zucht van verlichting, een half uur vertraagd wachtend in de kou van Eindhoven Centraal, stuurde het algoritme me een kusje op de wang in de vorm van Gillian Welch.

De eerste tonen van die warme tokkel, gevolgd door die prachtige stem. Ik ging rechterop zitten en verstond de zin:

I was thinking that night about Elvis
Day that he died

Bijna vijf minuten lang hing ik aan de lippen van deze zangeres die zingt over een naïef, aandoenlijk, revolutionair beeld van de alom geprezen King. Ik moet toegeven dat ik niet per se de grootste fan van Elvis Presley ben, al houd ik enorm van zijn muziek en de poëzie van zijn beeltenis, maar na het luisteren van Gillian Welch’s Elvis Presley Blues voelde het alsof ik al zijn nummers perfect kende en hem nog zijn TV-debuut heb zien maken. Het voelde alsof ik mijn ouders nog afkeurend naar die heupen heb zien kijken. Elvis Presley stierf bijna vijfentwintig jaar voor mijn geboorte, en voor een vluchtig moment voelde het alsof ik hem nog de hand schudde voor hij zijn grote doorbraak maakte.

Het nummer ging nog een keer aan op dat koude perron, waarna ik het gehele album Time (The Revelator) besloot te draaien. Eer ik thuis was, had ik het gehele album al twee keer geluisterd en selectieve nummers nog een paar keer vaker dan dat. Gillian Welch strooit met magie op dit album. In korte tijd is het uitgegroeid tot een absolute favoriet van me, en deze liefde is – zoals zoveel – begonnen bij Elvis.

Keuze Jeroen Mirck: Herberg De Troost – Graceland (2009)

Eer die ere toekomt

Nee, dit is geen cover van het tekstueel briljante Elvis-eerbetoon van Paul Simon, over de tocht naar Memphis met zijn negen jaar oude reisgezel uit een eerder huwelijk. Het is een eigen compositie van Rowen Hèze-voorman Jack Poels, die ook op weg is naar het landgoed van The King. Herberg De Troost is een apart muziekcollectief van Poels, dat is gevormd naar aanleiding van gedichten die de zanger publiceerde in Dagblad de Limburger. De teksten van enkele van deze gedichten werden op muziek gezet door hemzelf en enkele collega-muzikanten. De opnames verschenen in november 2009 op het album Langs De Weg.

Het nummer Graceland is een parel die uitblinkt in eenvoud, zowel muzikaal als tekstueel. Poels legt de inmiddels bekende parallel tussen de twee America’s die hem als muzikant inspireren in de openingsregels waarin hij vertelt onderweg te zijn naar Elvis, ‘Amerikaan onder de kont’. Daarna verwijst hij naar Riding With The King en het beloofde land, om af te sluiten met een prachtige omschrijving van wat Elvis bij hem en miljoenen anderen teweegbrengt:

Het verliezen, het verlangen
De triomfen en tragiek
In gelukzaligheid gevangen
De valse vrijheid van muziek

Deze Graceland is niet het bekende Graceland, maar eert Graceland net zo oprecht. Mooi gedaan, Jack Poels!

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.