Het aantal instrumentale liedjes in de Top 2000 is op één hand te tellen. In de Snob 2000 zijn het er niet veel meer. Een kneiter van een soul-instrumental als Green Onions van Booker T & The MG’s stond tussen 2006 en 2016 gewoon nog in de Top 2000, maar is sindsdien AWOL. Naar een essentiële rock & roll-instrumental als Link Wray’s Rumble is het in beiden lijsten tevergeefs zoeken. Theme For Great Cities, een kneiter van een postpunk-instrumental van de vroege Simple Minds, duikelde in 2021 uit de Snob 500. Voegt dat zingen dan echt zoveel toe? Twee keer eerder raakten we aan het onderwerp, drie keer is scheepsrecht: spreken is zilver…

Keuze Quint Kik: David Axelrod – The Human Abstract (1969)

Adembenemend mooi

Crate diggers, dat zijn van die gasten die door platenbakken struinen, op zoek naar die ene vergeten parel van een drumbreak, zo leerde ik van een voormalig collega. Die hergebruiken ze dan in hun DJ-set of verwerken ze tot een eigen hiphop-creatie. Een goede drumbreak is een geïsoleerd moment in een nummer, waarvan je een mooie loop kunt maken en zo de extase van de momentopname kunt verlengen tot in het oneindige. Iemand die een neus had voor een obscure break was Josh Davis a.k.a. DJ Shadow. In 1996 construeerde hij een van de geniaalste platen van de jaren ’90: Endtroducing.

Eigenlijk zou ik liever van componeren willen spreken; in mijn oren klonk Shadow’s instrumentale hiphop als een vorm van klassieke muziek. Daar sta ik niet alleen in, zo las ik in een bijdrage van collegablogger Willem Kamps. In zijn bewieroking van het nummer Stem / Long Stem haalde hij er Vivaldi bij en verbaasde hij zich over samplekeuze van maestro Davis: een keur aan Finse, Duitse en Italiaanse symfo. Nou heb ik weinig met symfo – hoofdverantwoordelijke voor de aderverkalking in de Snob 2000, als je het mij vraagt – maar Midnight In A Perfect World (een andere single van Endtroducing) bevatte een symfonische sample van de legendarische producer David Axelrod.

Ongelooflijk hoe een straatschoffie uit Los Angeles, die als puber meeliep met gewelddadige gangs en al op vroege leeftijd verslaafd raakte aan de heroïne, uit kon groeien tot zo’n visionaire studio-tovenaar. Een jazzmuzikant nam de jonge Axelrod onze zijn hoede en schoolde hem in muzieknotatie, een bevriende bokskampioen hielp hem met afkicken. Als loopjongen voor de muziekindustrie rolde hij in een productieklus voor Harold Land, wier The Fox (1960) bewondering opriep bij Julian ‘Cannonball’ Adderly. Met deze altsaxofonist vervaardigde Axelrod talloze, baanbrekende albums en bouwde hij een vriendschap voor het leven op. Bijna net zo veel maakte hij er met de soulzanger Lou Rawls en ook met de garagerockers van The Electric Prunes wist hij raad: hun Kyrie Eleison belandde in de film Easy Rider.

De rode draad door al die albums, afkomstig uit zulke uiteenlopende genres? Om te beginnen dirigent en meesterarrangeur H.B. Barnum, die niet op een strijkje meer of minder keek. Minstens zo belangrijk was de befaamde wrecking crew, peperdure studiomuzikanten van wier diensten ook Beach Boy Brian Wilson geregeld gebruik maakte. Elementair voor de Axelrod-sound, een meeslepende soundtrack die iedere film overbodig maakte, waren bassiste Carol Kaye en drummer Earl Palmer, verantwoordelijk voor de heilige graal der drumbreaks. Waar Axelrod dat allemaal van betaalde? Dankzij de bakken met geld die hij platenmaatschappij Capitol had opgeleverd met een aantal albums voor televisiester David – The Man from U.N.C.L.E. – McCallum, kreeg hij praktisch carte blanche om zijn eigen dingetje te doen.

Daar rolde om te beginnen twee instrumentale soloplaten uit, met muzikale interpretaties van de gedichten van William Blake: Songs Of Innocence (1968) en Songs Of Experience (1969). Van de laatste samplede DJ Shadow The Human Abstract, een nummer dat introvert uit de startblokken komt, maar toewerkt naar een psychedelisch hoogtepunt. In dit geval was het de sample-goeroe niet eens te doen om de drumbreak, maar een hypnotiserend pianomotiefje. Je hoort het al in de 40ste seconde voorbijkomen: zo adembenemend mooi, dat je de woordloze gedichten zelf niets eens mist.

Keuze Alex van der Heiden: Hatfield And The North – Shaving Is Boring (1974)

Scheren is helemaal niet saai

Shaving Is Boring en in zekere zin heeft Hatfield And The North daar natuurlijk wel een punt. Echter een activiteit die een heel groot deel van de wereldbevolking dagelijks of met grote regelmaat doet, zo’n activiteit moet je natuurlijk zo leuk mogelijk maken.

Als kind keek ik met een grote fascinatie naar mijn vader die iedere avond zijn gezicht inzeepte met een romig scheerzeep op een scheerkwast. Daarna krabde hij met een uiterste precisie de zeep er baan voor baan van af. Ik stond er als jongetje vaak naast en kreeg dikwijls een dot schuim op mijn gezicht die ik er dan met een beschermkapje over het mesje afkrabde, net zoals mijn vader dat deed. Nadat de laatste restjes scheerzeep waren verwijderd met een washandje werd het ritueel afgesloten met het inslaan van de aftershave. Dat smeer je niet over de huid uiteraard, maar met kleine klapjes maak je de huid gewillig voor opname. Het is een ritueel dat veertig jaar na dato nog steeds plaats vindt, inclusief de kleine jongen die met regelmaat naast zijn vader staat om deze belangrijke activiteit na te doen en spelenderwijs te leren.

Gister was het vaderdag en ik heb een goede Italiaanse kwaliteitszeep aan mijn vader gegeven om zijn scheerplezier ook in de laatste fase van zijn leven (hij is de 90 gepasseerd) hoog te houden. Want elektrisch scheren….. dat nooit! Een échte man scheert zich nat! Degenen die mijn blogs een beetje volgen, weten dat ik redelijk wars ben van macho culturen en opzichtig hetero gedrag. Nat scheren heeft dan ook helemaal niets met geaardheid te maken, maar elektrisch scheren, dat doe je gewoon niet. Want inderdaad… dan is het saai. Dan mis je ieder gevoel met wat er gaande is wanneer je de net aangegroeide stoppels verwijderd. Dat hoort met het mes op de huid en dat weet iedereen met gezichtsbeharing.

Dat mes op de huid kun je nog een stukje spannender maken door over te gaan op de meer klassiekere vormen van scheren. Alleen al vanuit milieuoogpunt maak ik graag gebruik van klassieke scheermesjes, zodat er geen onnodig plastic wordt weggegooid. Nog spannender maak je het met een open scheermes die je middels de scheerriem in gereedheid brengt. Het is wat werk, maar zeker niet saai. Mocht het toch een beetje fout zijn gegaan, dan is daar natuurlijk het aluinblok om de huid even te prikkelen en de bloedblaasjes te doen stelpen. Is het iets fouter gegaan dan is er natuurlijk het kleine stukje papiertissue dat je tegen je gezicht plakt. Is het echt helemaal fout gegaan en zijn er pleisters of hechtingen nodig, dan is het aan te raden om een kleine scheercursus of workshop te volgen.

Een goede scheersensatie moet je natuurlijk ook zo aangenaam mogelijk maken door gebruik te maken van een goed schuimende, welriekende scheerzeep. Natuurlijk kun je een goedkope spuitbus kopen om je huid mee te verstikken, maar er gaat natuurlijk niets boven een lekkere Engelse, Schotse of Italiaanse scheerzeep. Een goede zeep kun je eerst in een kom opschuimen en breng je natuurlijk ook aan met een goede scheerkwast. Alleen al dat ritueel van het eerst opschuimen in de kom, zodat er een romig schuim ontstaat, maakt de dagelijkse scheerbeurt tot een feestje dat helemaal niet saai is. Het is ook heerlijk om een paar goede zepen naast elkaar te hebben, zodat u geur en substantie een beetje kunt afstemmen op uw bui of bijvoorbeeld het weer. Datzelfde geldt voor de aftershave balsem dan wel lotion. De ene keer mag het flink prikkelen en de andere keer liever verzachten, met bijbehorende geuren uiteraard.

Ik luister regelmatig naar de oude prog van deze Hatfield And The North en het nauw verwante (qua stijl en bandleden) Caravan uit de Canterbury scene, waarbij ik de zang niet altijd even goed vind en daarom ook graag een instrumentaaltje tussendoor luister. Valt er verder nog iets te zeggen over dit nummer Shaving Is Boring? Vast wel, maar ik heb geen flauw idee waarom ze deze titel kozen. Wanneer je een beetje geroutineerd bent om een goede en volledige scheerbeurt te doen, dan zou je de scheerbeurt net binnen de tijd van dit nummer kunnen beëindigen. Zet dit prachtige muziekstuk dus vooral op tijdens het scheren, om deze eeuwenoude activiteit nog iets minder saai te maken.

Keuze Joop Broekman: Aswad – Ethiopian Rhapsody (1976)

Een juweeltje

Midden jaren ’70 kon de Reggae-explosie in Engeland niet uitblijven. Veel migranten uit het Caribisch gebied hadden de muziek meegenomen in de koffer (al eerder deden ze dat ook met Ska). En de op plaat verschenen live-opnames van Bob Marley & The Wailers in het Lyceum Theatre (No Woman, No Cry, weten we nog?) waren het laatste zetje. In Londen wordt Aswad opgericht en hun titelloze debuut uit 1976 is meteen raak. Een rootsreggae-juweeltje van jewelste. Tot en met hun liveplaat Live And Direct (1983) houden ze mijn aandacht vast. Daarna wordt ook deze band gevangen in de Elektronika-fuik en verwatert de liefde.

Toch laat ik me op een zomerse avond in 1988 overhalen door een vriend om mee te gaan naar een optreden van Aswad in het Tilburgse Noorderlicht. Ik zie een band in vorm, het geluid is goed en stil staan is geen optie. Zoals een goed Reggaeconcert hoort te zijn, een klein feestje. In een opperbeste stemming rijden we met de ramen open (want nog een beetje nadampend) naar huis.
Daarna trek ik al die Elektronika niet meer. Dancehall en ik waren vanaf het begin al vijanden. De zoektocht naar bands die nog rootsreggae spelen is al snel gestaakt, doordat intussen andere (sub)genres mijn interesse gewekt hebben.

Er was een tijd dat ik met weemoed terug dacht aan mijn tienertijd met rootsreggae op cassettes. Of ik zag mezelf nog zitten met een hoofdtelefoon op in de platenzaak. Af en toe pak ik er nog een album bij uit die tijd en komt er nog nog wel eens een herinnering in een flits voorbij. Er gaat tenslotte niks boven de classics. De eerste schijf van Aswad is er nog steeds een. En bij instrumentale Reggaesongs denk je dan misschien meteen aan dub, maar dat hoeft niet altijd. Alhoewel, als je dan van Ethiopian Rhapsody een nóg mooie versie ontdekt uit de Peel-sessiereeks….

Keuze Tricky Dicky: Tangerine Dream – Grind (1977)

Intrigerend

Eind jaren zeventig was ik veel in de bioscoop te vinden. In het gezellige lokale filmhuis waren twee keer per week nieuwe films te zien en dus ging ik steevast twee keer per week (voor een prikkie) langs, want op de televisie was het (toen al) geen feest.

In 1977 was Sorcerer aan de beurt. Een remake van een Franse film uit 1953. Het verhaal in het kort: Vier gezochte criminelen houden zich schuil in een afgelegen dorp in Nicaragua. Een oliebron enkele honderden kilometers verderop is in brand gevlogen en kan alleen met explosieven worden geblust. De criminelen krijgen de kans veel geld te verdienen door twee vrachtwagens met dynamiet naar de brand te rijden. Onderweg loeren er verschillende gevaren waaronder een touwbrug en een groep bandieten. Heel veel gebeurt er niet, maar de spanning is voelbaar. De gril van de oude vrachtwagens bieden om de een of ander reden een duivelse aanblik en de intrigerende muziek van Tangerine Dream versterkt het  unheimische gevoel.

De dag na het bezoek aan de bioscoop ben ik naar de platenzaak gegaan en de soundtrack gekocht. Tussen mij en Tangerine Dream is de echte liefde nooit opgebloeid, maar deze elpee vindt nog regelmatig zijn weg naar de draaitafel.

Keuze Alex van der Meer: Harald Grosskopf – So Weit, So Gut (1980)

Zo goed!

Ergens in de jaren zestig was hij drummer bij The Stuntmen, een beatbandje. Aan het eind van dat decennium zat hij heel kort bij een ander bandje, toen nog onbekend: Scorpions. In de jaren zeventig maakte hij meer progressieve muziek en drumde hij bij veel Krautrockbands. Bekende namen waar hij mee samenwerkte waren onder andere Ash Ra Tempel, Klaus Schulze, en Cosmic Jokers. Zijn solodebuut – Synthesist – kwam uit in 1980.

Harald Grosskopf is niet een heel bekende naam maar zijn palmares is dus wel heel bijzonder. Het was in 1979 dat hij muzikaal gezien voor het eerst geheel op eigen benen ging staan. Hij trok met een MiniMoog en een Revox taperecorder vanuit Berlijn naar het West Duitse platteland om zijn eigen muzikale ideeën uit te gaan werken. Na veel vallen en opstaan wist hij uiteindelijk acht prachtige Berliner Schule-tracks op te nemen. Het resultaat? Een geweldige en baanbrekende synthese van Krautrock, Ambient, en spacey New Age muziek.

Eén van de prachtige tracks is So Weit, So Gut, tevens het iconische startpunt van het album. Het nummer roept bijzondere associaties op: het gaat zoveel verder dan een simpel synth-deuntje. De percussie van de track is warm en nog heerlijk geworteld in de jaren zeventig. Het biedt je een anker om niet volledig verloren te raken in de onmetelijk grote kosmos van muzikale mogelijkheden waar je verder mee wordt geconfronteerd. De synthesizer laat je kennismaken met onbekende oorden ver weg, maar ook met onbetreden plekken diep binnen in jezelf. Deze invloedrijke muziek was toen het uitkwam grensverleggend. Maar ook nog na ruim veertig jaar blijft het indrukwekkend om naar te luisteren.

Keuze Annemarie Broek: Diethelm & Famulari – The Flyer (1983)

Meeslepende muziek

Zwitserland is niet echt bekend om zijn rock-helden. Toch is dit het geboorteland van de heren Yello, progrocker Patrick Moraz, en de éne helft van Diethelm & Famulari.

Niet iedereen zal verrast opveren bij het lezen van deze naam. Toch vind ik hun bekendste nummer, The Flyer, interessant genoeg om in deze rubriek te vermelden. In 1983 bracht dit duo een LP uit, ook The Flyer geheten, die door een optreden in een programma van Sonja Barend onder de aandacht van het Nederlandse publiek kwam. Het was dan ook voor die tijd een ongebruikelijk duo: Thomas Diethelm op de Spaanse gitaar met nylon snaren en Santino Famulari op een FM synthesizer; dat was de voorloper van de beroemde Yamaha DX7.

Ik hoorde dit nummer één of twee keer op de radio en wist niet hoe gauw ik naar de platelaar (zoals we destijds onze muziekleverancier wel noemden) moest om deze plaat te bemachtigen. Veel gedraaid, grijs gedraaid, maar dan wel alleen het eerste nummer van kant 1, dat ruim negen minuten duurde. De muzikale carrière van het duo duurde van 1982 tot 1984; daarna gingen de heren hun eigen weg. In die tijd maakten ze twee elpee’s, die in 2015 en 2018 digitaal geremastered en integraal op YouTube te beluisteren zijn.

Thomas Diethelm was een Zwitser, die al vroeg experimenteerde met aanvullende geluidseffecten. Na de breuk met Santino Famulari was hij nog enige tijd actief met zijn Thomas Diethelm Band, waarmee hij drie albums uitbracht. In 2009 nam hij een solo-album op, dat door zijn oude makker Famulari aangevuld en geproduceerd werd. Hij was overigens één van de eersten die met de livelooping gitaar experimenteerden. Helaas overleed hij onder armelijke omstandigheden in 2013.

Santino Famulari is eigenlijk uit Italië afkomstig. Hij begon op jeugdige leeftijd al te stoeien met allerlei elektronische apparaten zoals de FM Synthesizer. Na het uiteenvallen van het duo bleef hij actief in de muziekwereld, onder andere bij New Age-harpspeler Andreas Vollenweider. Op Soundcloud is ook nu nog veel van zijn nieuwere muziek te beluisteren. Heel boeiend, met een hoog abstractieniveau, dus niet voor iedereen weggelegd.

Maar nu meer over The Flyer. Lang heb ik me afgevraagd wat er nu zo boeiend is aan dat nummer. Ik heb sterk het idee dat Famulari daarmee een artistieke staalkaart schiep van de mogelijkheden met de FM synthesizer. Op de hoes van de elpee staat een gedeelte van een zeil afgebeeld met een duidelijk zichtbaar serienummer. Het is een ode aan Conny van Rietschoten, een schipper die in 1978 en in 1982 de Whitbread Round the World  Race (de zwaarste zeilrace ter wereld) won met zijn schip, The Flyer. Niet dat ik ook maar iets geef om dit soort sportevenementen maar bij het beluisteren van het nummer The Flyer kreeg ik – en krijg ik nog steeds – het gevoel dat de muziek mij meesleept in zijn vaart, snel en onstuimig in volle zee maar kalm en rustgevend in de luwte. Probeer dat als muzikant maar eens te evenaren!

Keuze Erwin Herkelman: Jens – Loops & Tings (1993)

Drie keer

Het werd maar liefst drie keer een hit. In 1994 in de originele versie, in 1998 in de remix van de heren van Rank 1 en in 2004 in de relooped versie door Marco V. Het geeft maar eens aan hoe ongelooflijk tijdloos deze plaat is. En nog steeds zet je de dansvloer op zijn kop met deze track.

Jens Mahlstedt werd in 1964 geboren in Bremen, Duitsland. Hij begon zijn DJ-loopbaan in techno-hoofdstad Berlijn. Hij werd echter al snel naar Hamburg gehaald waar hij een eigen residentie kreeg. Uiteindelijk belandde hij weer in zijn geboortestad, waar hij naar zijn DJ-werk ook aan de slag ging als componist voor het plaatselijke theater.

Die ervaring kwam goed van pas toen hij tijdens de Love Parade de Duitse producer Humate tegen het lijf liep. Een artiest die een andere legendarische plaat op zijn naam had staan: Love Stimulation. Hij bood aan om Mahlstedt te helpen bij zijn eigen producties en dat resulteerde in 1994 in een EP. En op die EP stond Loops & Tings. Anno 2022 zijn er zo’n 40 versies van het nummer bekend. En hoewel Jens veel méér platen maakte en zelfs een album uitbracht, zal hij toch voornamelijk herinnerd worden van deze klassieker.

Inmiddels heeft hij zijn werk als componist voor het theater weer opgepakt maar heeft hij, mede dankzij zijn muzikale loopbaan, zijn werkveld flink kunnen uitbreiden naar o.a. modeshows, expo’s en musea. Maar achter de draaitafels staat hij nog zelden.

Keuze Remco Smith: The Treble Spankers – Red Hot Navigator (1996)

Niet gebruikte soundtrack

Dagenlang hebben de hoofdpersonen door de Amerikaanse woestijn gelopen. De brandende zon, de allesverzengende hitte. De flessen water die zij bij zich hadden zijn al leeg, de mannen drinken inmiddels hun eigen urine. De tas met zeven miljoen dollar er in, slepen zij mee. Over de schouder kijkend, de Mexicaanse maffia is nooit ver weg. Hagedissen schieten weg, kaktussen bieden geen enkele beschutting. Zullen zij het overleven?

De liefhebber heeft deze (te summier beschreven) scene mogelijk wel herkend. The Bagman, in het vijfde seizoen Better Call Saul. Als bekend verondersteld: Better Call Saul is een spinoff/prequel van Breaking Bad, over de drugsmaffia in New Mexico. Beide series behoren tot de beste series die je ooit zult zien. Ik heb nu in een jaar of anderhalf al was vouwend en strijkend (de was is immers een mannentaak) beide series achter elkaar gekeken. Heb je het nog niet gedaan: doe het alsnog. Heb je het al gedaan, bereid je voor op de laatste zeven afleveringen, waarin Better Call Saul eindelijk Breaking Bad gaat inhalen.

Wat beide series zo goed maakt – behoudens het verhaal, de geweldige hoofdrolspelers, de tijd die het scenario neemt om de karakters te laten ontwikkelen – zijn het gebruik van kleur en muziek. De warmte en het beklemmende van New Mexico, zijn door de kleuren haast voelbaar. En met de muziek kom ik bij The Treble Spankers. De instrumentale muziek van dit Nederlandse viertal roepen beelden op van warmte. Van zon. Van wegschietende hagedissen en de op voorhand mislukte poging om onder een cactus te schuilen. Soms een beetje cheesy. Maar veel vaker en veel beter springend in het gat ergens tussen The Shadows The Beach Boys, The Pixies (Cecilia Ann had ook van The Treble Spankers kunnen zijn) en Calexico. In dat gat is het gevoel van woestijn, van warmte, van zon niet ver weg. Het gevoel van New Mexico. Had Vince Gilligan, de maker van deze series, ietsje verder geluisterd, dan was hij zeker bij The Treble Spankers uitgekomen en had Red Hot Navigator dezelfde faam kunnen bereiken als, bijvoorbeeld, Little Green Bag dankzij Reservoir Dogs.

Keuze Lido Schuffelers-Bron: Patric C – You’re A Hero (1997)

Patric Cremer is A Hero

Op 24 April 1982 vind het Eurovisie Songfestival plaats in Harrogate, Engeland. Niks geen voorrondes; gewoon 18 landen en hun liedje. Voor Nederland is Bill van Dijk van de partij, geniale choreografie en een drumster van wereldniveau leverde uiteindelijk acht punten op, drie van Zweden en vijf van Duitsland. Als beloning voor de vijf punten mocht Duitsland winnen, al gaf Nederland Duitsland ook maar zes punten. De winnares was de 17-jarige Nicole met haar eeuwige klassieker Ein Bisschen Frieden.

Tien jaar na deze overwinning ging een andere 17-jarige aan de haal met de Duitse klassieker. Patric Cremer uit Keulen produceerde Hardcore en Gabber en onder zijn DJ naam E-De-Cologne schopte hij het zelfs tot de tracklist van het vierde deel van de succesvolle Thunderdome serie. Als 15de track op CD1 knalde zijn variatie op Ein Bisschen Frieden de wereld in. Cremer werd gebombardeerd tot #1 Gabber-DJ van Duitsland en trok zo de wereld over met zijn Commodore en Amiga 500 computer. Erg lang bleef hij echter niet in de gabberwereld hangen, want in 1995 vestigde E-De-Cologne zich in Berlijn waar hij zich aansloot bij het door Atari Teenage Riot frontman Alec Empire geleide Digitale Hardcore Label. Patric verandere zijn artieste naam naar Patric Catani of kort Patric C en begon samen met Cobra Killer, een andere artiest van het DHR label, het duo EC8OR.

In 1997 verschijnt de eerste soloplaat van Patric C genaamd The Horrible Plans Of Flex Busterman de soundtrack voor een niet bestaande game totaal gemaakt op de Commodore 64. Je hoort de liefde voor de 8-bit games en de eigen interpretatie op dit genre. Maar het belangrijkste; gooi dit door de speakers in een club of op een festival en ik ga los.

Keuze Jasmijn Godding: Yo La Tengo – Green Arrow (1997)

Spreken is zilver…

Het vinden van de juiste woorden om muziek te omschrijven is geen gemakkelijke opgave. Soms is taal simpelweg ontoereikend, en kun je teksten dus beter achterwege laten. Dit is immers ook niet voor niets de instrumentale battle part 3.

Oorspronkelijke wilde ik mijn bijdrage deze week wijden aan Avril 14th van Aphex Twin. Helaas lukte het vinden van de juiste woorden daarvoor dus totaal niet, en eigenlijk is het nummer ook niet echt ondergewaardeerd. Gelukkig viel me in dat mislukte schrijfproces iets anders in: Ik heb het! Op zijn Spaans: Yo La Tengo (excuses voor deze afschuwelijke woordgrap). In dit geval met het prachtige  Green Arrow, terug te vinden op het album I Can Hear The Heart Beating As One.

Voordat ik een battle-bijdrage schrijf doe ik altijd wat oppervlakkig, ver-van-serieus onderzoek via Google, Reddit en RateYourMusic, om een nummer en de ontvangst ervan wat beter te begrijpen. Bij Green Arrow is de conclusie van dit onderzoek(je) dat er eigenlijk geen pijl (haha, nog een slechte woordgrap) op de interpretaties te trekken valt. Zo stelt Ben Beaumont-Thomas van the Guardian zich een benauwde nacht in Tenessee voor, terwijl een blogger van Beautifulsongofteweek.com allerlei honkbal-referenties hoort, en Dale Berning Sawa in the Quietus het nummer associeert met een zonnige, eindeloos uitgestrekte snelweg. Voor mij klinken de dromerig uitgestrekte gitaar, het dansende baslijntje, de krekelgeluiden en de zachtjes ruisende drums (die pas later worden ingezet) als een zwoele zomeravond, waarin de lucht doordrongen is van insecten, aangename warmte, en herinneringen; je kunt de citronella-kaarsen bijna ruiken. Wat de ware inspiratie achter het nummer is? Schijnbaar honkbal noch citronella-kaarsen, maar in plaats daarvan een luidruchtige airconditioner in de oefenruimte van de band: We’d record ideas with a crummy cassette recorden in the room, and a lot of the time, unless we weren’t reaching a certain volume, we heard this air conditions, says McNew. And it sounded fantastic! (the Guardian, 2018)

Ik kan nog lang blijven zoeken naar de juiste woorden om Green Arrow en de herinneringen die ikzelf en anderen eraan hebben te omschrijven, maar de conclusie van dit lulverhaal is eigenlijk dat je beter kunt luisteren en je eigen interpretaties en herinneringen kunt vormen; zwijgen is goud.

Keuze Der Webmeister: Anoushka Shankar – Pancham Se Gara (2000)

Hallucinante Geluiden

Mijn instrumentale battlebijdrage had prima vorige week mee kunnen doen, met de beroemde zonen/dochters familievete. Sitarspeelster Anoushka Shankar is namelijk de dochter van 60’s icoon Ravi Shankar. Om de familiestamboom gelijk compleet te tekenen: de beroemde Norah Jones is ook een dochter van Ravi Shankar en een halfzus van Anoushka.

Met zulke beroemde familieleden kun je jezelf natuurlijk prima redden zonder onze ondergewaardeerde aandacht, maar ik beschouw dit maar als een ondergewaardeerd genre. Ik ben best wel liefhebber van Sitarmuziek, zeker als die verweven is met popmuziek. George Harrison en The Byrds waren de bekendste vroege grondleggers, en in de 90’s was er een heuse Sitar-Welle vanuit de Indische gemeenschap in Engeland, met bands als Kula Shaker en Cornershop in de voorhoede. Er ligt al een tijdje een verzoek om de relatie Sitar-popmuziek middels een battle verder uit te diepen, dus wie weet binnenkort meer.

Waar mijn liefde voor het geluid van de Sitar vandaan komt is me niet helemaal helder. Het zijn bijna therapeutische klanken, rustgevend, bijna hypnotiserend. De Sitar is een buitengewoon complex instrument, met aparte snaren voor melodie en voor het ritme, en daarnaast nog snaren die niets anders doen dan lekker mee resoneren. Je kunt er eindeloos naar luisteren en steeds iets anders horen.

Ik groeide daarnaast op in een tijd dat jong volwassenen zich massaal bezighielden met alles wat uit India kwam: muziek, voedsel en de religie. Via een bizarre omweg heb ik als student nog een tijdje gewerkt in de keuken van een Indiaas instituut dat voornamelijk door voornamelijk westerlingen werd bevolkt. De weeïge zoete geur van kaneel en gember staat in mijn geheugen gegrift, en deze passen prima bij de hallucinante geluiden van de Sitar. Scherp smakende ingrediënten, zoals uien, peper of knoflook, waren slecht voor je, zo geloofden ze, net zo min als dat de muziek scherpe randjes heeft.

Anoushka Shankar leerde al op zeer jonge leeftijd van haar vader om de Sitar te bespelen, en begeleide hem tijdens optredens. Vader Ravi maakte de Sitar, en de bijbehorende Hindoestaanse klassieke muziek, letterlijk in zijn eentje wereldberoemd in de jaren 50, 60 en 70. Hij kreeg hulp van beroemde vrienden, en stond op beroemde festivals als Montery en Woodstock. Dochter Anoushka heeft het stokje overgenomen, en de Sitarmuziek stilaan gemoderniseerd door de subtiele introductie van electronische beats, en door naast traditionele muziek ook populaire westerse composities te spelen.

Onderstaande Pancham Se Gara is een traditioneel stuk, en verscheen op haar eerste solo-album uit 2000, toen Anoushka 17 jaar jong was. De titel betekent iets als Vijf Muziekstukken: het nummer is namelijk opgebouwd uit vijf varianten op eenzelfde muziekstuk.

Keuze Freek Janssen: Jaga Jazzist – Spiral Era (2000)

Hallucinante Geluiden

Als je de afgelopen tien jaar in Maastricht bent geweest dan ken je wellicht de ‘boekhandel in de kerk’. In de voormalige Dominicanenkerk, vlakbij het toeristische Vrijthof, kun je urenlang langs schappen met boeken en LP’s struinen.

In de zomer van 2021 waren we daar, en in die tijd draaide ik vaak Devil Worm van Ola Kvernberg. Er kwamen prachtige klanken door de speakers; beetje jazzy, relaxed en toch een beetje onheilspellend, repetitief maar toch houdt het je in je greep. Het leek ook nog eens op Devil Worm.

Ik wist niet welk liedje ik moest kiezen; ze zijn me eigenlijk even lief. Spiral Era is iets minder ontoegankelijk, dus je mag kiezen – maar in deze battle nomineer ik graag Jaga Jazzist. De DJ van dienst van de kerk wist me te vertellen dat het om een Noors Electro-jazz gezelschap ging, dat live ontzettend indrukwekkend is. De kans om ze live te zien heb ik nog niet gehad, maar ‘op de plaat’ verveelt Spiral Era in elk geval nooit:

Devil Worm van Ola Kvernberg dan; ook experimentele jazz, ook uit Noorwegen, maar net iets ondoordringbaarder. Je moet iets langer wachten voordat je behoefte aan bevrijding wordt bevredigd. Maar dan heb je ook wat.

Keuze Mersad Rebronja: Max Richter – On The Nature Of Daylight (2004)

Emotionele impact

Instrumentale muziek betekent voor mij voornamelijk rust en een ultiem gevoel van wegdromen. Of dat nou verdrietig is of vrolijk. Vaak is het een combinatie van beide. Muziek die je doet wegzweven naar een andere wereld en die je op een andere manier over het leven laat nadenken dan alle andere muziek. Ik moet er meer blogjes over schrijven, daarom doe ik maar al te graag aan deze battle mee. De meeste instrumentale nummers die ik luister zijn het beste geschikt om te ervaren met een goede koptelefoon op want dan kun je het beste genieten van alle details van de muziek.

Max Richter is een hele inventieve componist die vaak klassieke en elektronische elementen met elkaar combineert. Hij componeert eigen albums en muziek voor films en series. Het eerste nummer van Max dat ik leerde kennen is een schitterend, delicaat snaarstuk: On The Nature Of Daylight, dat op het album The Blue Notebooks staat. Het nummer heeft grote emotionele impact en is betoverend mooi. Het hele album, en ander werk van Max, is het luisteren waard. Of je nou houdt van elektronische of klassieke muziek of van subtiele, betekenisvolle en doordachte muziek, het is gewoon schitterend.

Keuze Jeroen Mirck: Dirty Three – Doris (2005)

Ongeremd

Instrumentals zijn er in alle soorten en maten. Soms tussendoortjes, soms juist de essentie van waar een band toe in staat is. Wat een instrumental uniek maakt, is dat hij je verrast en genadeloos bij de keel grijpt. Die knockout tussen mijn ogen kreeg ik jaren geleden vanuit het niets van Dirty Three.

Dit muzikale project van de Australiërs Warren Ellis (bekend als violist van The Bad Seeds), Mick Turner (gitaar) en Jim White (drums) was me tot die toevallige kennismaking op Spotify geheel ontgaan, maar kwam bij me binnen als een mokerslag. Dirty Three draait om instrumentale muziek en is daar briljant in, maar er is één nummer dat er wat mij betreft uitspringt: het drie minuten durende Doris van hun zevende album Cinder uit 2005.

Harde drums die steun krijgen van een funky rockgitaar en uiteindelijk tot een ontlading komen met het geluid van doedelzakken, gespeeld door Mark Saul: je wordt helemaal weggeblazen door Doris. Ik kan het nummer eindeloos herhalen, het verveelt nooit. Geen zang, geen refrein, geen conventionele compositie, maar wel muziek zoals muziek moet klinken: puur, rauw en ongeremd.

Keuze Lenny Vullings: Jason Lytle – Don’t Wanna Be There For All That Stuff (2019)

Ambient nylon: rust en zingeving

Om heel eerlijk te zijn vind ik dit onderwerp voor een battle wat vreemd. Ineens is nagenoeg alle jazz en klassieke muziek beschikbaar, terwijl deze in hun eigen kracht de aandacht verdienen bij allerlei andere thema’s die zij aansnijden. Dat gezegd hebbende interpreteer ik dit thema dan ook meer als ‘instrumentale popmuziek’. Ik ben een snob. Ik ben verschrikkelijk.

Ook ik houd van harmonische ingewikkelde muziek, verweven in de meest waanzinnige composities. Maatwisselingen en ritmische trucs tintelen ook mijn innerlijke metronoom, en poëzie in teksten kan mij raken tot op de kern. Echter, minimalisme kan dit ook, en soms zelfs meer. Ambient is dan ook een genre wat mij enorm trekt (ik vind de Ambient-werken van Bowie dan ook misschien de hoogtepunten in zijn oeuvre). De rust, de ingetogen emotie voelt zo werkelijk en daarmee intens. Jason Lytle leverde in 2019 een prachtig Ambient-album af, getiteld Arthur King Presents Jason Lytle: Nylonandjuno. Zoals de naam doet vermoeden is dit afkomstig van het experimentele label  Arthur King.

Jason Lytle was lid van Grandaddy, en door het hele album is die Indie-spacerock duidelijk hoorbaar. Het album laat zich kenmerken door het gebruik van slechts synthesizers en gitaar met nylonsnaren. Het nummer Don’t Wanna Be There For All That Stuff is perfect hierin: de warme, melancholische melodie op de gitaar is enorm versterkt in de mix, op een tapijt van vervreemde synthesizer. De rust van het nummer schetst een wereld waarin Lytle ons vertelt dat hij er eigenlijk niet wil zijn. Het is verdrietig, zingevend, en ronduit prachtig.

Laat je meedrijven op een vlot van nylon over de Ambient-rivier van Jason Lytle.

 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.