Eenenvijftig jaar geleden ging het Nederlandse antwoord op Woodstock haar laatste dag in. Het driedaagse Holland Pop Festival te Kralingen had net als de bekende grote zus last van regen, maar desondanks kwamen er tienduizenden mensen op af. Vier namen die ook op Woodstock hadden opgetreden waren van de partij: Jefferson Airplane, Santana, Canned Heat en Country Joe. Acht acts van Nederlandse bodem traden (voornamelijk op het bijpodium) op: The Dream, Oscar Benton Blues Band, Focus, Ekseption, (het Leidse) White Rabbit, Han Bennink, Tamalone en het hippiegezelschap CCC Inc.
HPF werd mogelijk gemaakt door een aantal geestdriftige vrijwilligers en mede dankzij de garantiesubsidie van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk én Coca Cola. Dit (helaas eenmalige) festival vormde tevens in feite het begin van het Nederlandse gedoogbeleid ten aanzien van het gebruik van marihuana; de vele aanwezige undercover politieagenten traden niet of nauwelijks op tegen de openlijk actieve gebruikers en kleine handelaren.
In deze battle hebben de bloggers uitsluitend gekozen voor bands en artiesten die toen optraden. Een bloemlezing inclusief een opname van het daadwerkelijke optreden in 1970.
Keuze Lenny Vullings: The Byrds – So You Want To Be A Rock ‘N’ Roll Star (1967)
Elk schot is geen eendvogel
Oh, Bob Dylan kan liedjes schrijven! Die doen we!
Oh, oh! Pete Seeger kan liedjes schrijven! Die doen we!
Oh, oh, oh! The Beatles zijn cool en populair, én die kunnen liedjes schrijven! Die doen we!
Dit is heel lang mijn vertekende beeld van The Byrds geweest: weinig eigen creatieve input, veel coveren in een ietwat eigen stijl, en cashen maar. Het feit dat op hun set bij Holland Pop Festival maar liefst drie nummers (30% van het optreden) geschreven zijn door Bob Dylan maakt dat dit beeld van The Byrds als een verkapte coverband nog enigszins als plausibel valt te verdedigen. Ze speelden uiteindelijk vier eigen composities.
Ben ik nu te negatief? Nee. Ik waardeer originaliteit. Ik ben een klootzak. Ik vind hun uitvoering van My Back Pages op zijn best een surrogaat van het origineel. Suikervrije Dylan, en ik houd niet van stevia. Ben ik een fan van The Byrds? Nee, en als ik op het festival in 1970 was, dan had ik waarschijnlijk lekker achterin op het gras een biertje gedronken. Echter, ik had dan spijt gekregen bij hun afsluiter. The Byrds beëindigden hun set namelijk met So You Want To Be A Rock ‘N’ Roll Star.
Dit is een dijk van een plaat. Lekker riffje, up-tempo beat, verslavende bas, een kekke trompet. De toevoeging van de guiro op het album had van mij niet gehoeven, en niet op de laatste plaats, omdat ik vijf minuten te lang heb gegoogeld op ‘houten strijkblok’ om de juiste naam van dit onding te vinden. Maar bovenal is de tekst schitterend: wat een branie om een nummer te schrijven geïnspireerd op commerciële bands als The Monkees en deze vervolgens in je tekst af te kraken! En ze doen het niet eens subtiel: sell your soul to the company! Roger McGuinn en Chris Hillman zijn de verantwoordelijken hier en ik maak voor hen een diepe buiging. Mijn spreekwoordelijke pet neem ik af. Wat een sneer. En dan het geluid van peak-Beatlemania-gekrijs toevoegen: geniaal.
The Byrds hebben middels dit nummer dan toch mijn sympathie verdiend. Een vliegende vogel vangt misschien altijd wel wat, maar beter één vogel in de hand dan tien in de lucht. *checkt nerveus woorden.org voor meer uitdrukkingen met vogel* Met dit nummer mogen ze zo trots zijn als een pauw? *checkt zwetend andere sites* … … iets met een gevlogen vogel.
Keuze Alex van der Heiden: Caravan – Where But What For Caravan Would I Be? (1969)
Eerste experimentele nummer
Dat de samenstellers van het Holland Pop Festival een neusje voor kwaliteit hadden, dat bewijst met name de aanwezigheid van Caravan. Hun eerste gelijknamige album was ruim een jaar oud en eigenlijk niet zo bijzonder succesvol. De Canterbury-scene en de opkomst van de experimentele progressieve muziek is goed in het snotje en maakt Kralingen een historisch festival. Daar hoorde Caravan dus helemaal bij en vandaar hun aanwezigheid. Als ik de line-up zie, dan kan ik alleen maar stellen dat ik te laat ben geboren. Nota bene op de plaats waar ik afgelopen vrijdag nog rondliep in ‘mijn stad’.
Het eerste album Caravan, dat dus niet zo heel succesvol was, heeft ook niet mijn hoogste waardering. Het tweede album waar eerder over geblogd is en In The Land Of Grey And Pink zijn veel mooier en experimenteler. Eén nummer op dat eerste album vormt echter een uitzondering en dat is Where But What For Caravan Would I Be?. Het is ook het enige nummer dat veel langer duurt en ik vind met name de zang in dit nummer veel mooier dan de andere nummers op het album. Sowieso ben ik niet uitermate kapot van de zangkunsten van Richard Sinclair (zang, gitaar en basgitaar), maar juist in dit nummer wel en vult hij de zang van Pye Hastings (gitarist en op latere albums mede zanger) prachtig aan. Naast de wat afwijkende zanglijnen is op dit nummer ook nog een gastmuzikant in de vorm van Brian Hopper te horen op gitaar. Hij zat samen met een aantal bandleden van Caravan in The Wilde Flowers en heeft meegeschreven aan dit nummer.
Ik heb nergens een setlijst of beelden van Caravan kunnen vinden van het optreden op het Holland Pop Festival. Ook om die reden ben ik uitgegaan van nummers die al uitgebracht waren op dat moment. Het tweede album was al wel af in de zomer van 1970, maar nog niet uitgebracht. Waarschijnlijk hebben ze wel wat nummers daarvan gespeeld ook. Where But What For Caravan Would I Be? Is het laatste nummer van het eerste album, maar wat mij betreft ook het eerste nummer dat de schoonheid van het Caravan repertoire vertegenwoordigd. Een mooie opmaat dus naar de daaropvolgende muziek. Dit is feitelijk hun eerste experimentele nummer. Ik ga er min of meer van uit dat deze wel ten gehore gebracht zal zijn in Kralingen, vanwege de mooie overgang van oud naar nieuw.
Keuze Marco Groen: Santana – Soul Sacrifice (1969)
Up in Smoke
Stel, je noemt jezelf hippie. Het is 1970, je staat op het Nederlands equivalent van het hoogtepunt van de flowerpower-beweging en je hebt net wat ‘acid’ (LSD) kunnen scoren. Als je dan lekker staat te spacen (*) is er dan beter een nummer om dit te doen dan tijdens Soul Sacrifice van Santana? Antwoord: nee, dat bestaat bijna niet. Het is typisch zo’n nummer om jezelf compleet te verliezen in de muziek en dan met name tijdens het Holland Pop Festival in het Kralingse Bos. Een legendarisch festival met een nogal suffe naam.
Soul Sacrifice werd als eerste ten gehore gebracht bij de Amerikaanse ‘moeder’ van het Holland Pop Festival: Woodstock. Het verhaal gaat dat de band het idee had dat ze later op de dag ingepland stonden om te spelen, zodat er in de middag ruimte was om het een en ander aan geestverruimende middelen te nemen. In de avond zouden de nadelige effecten daarvan wel verdwenen zijn. Dat pakte ietwat anders uit dan gedacht: om twee uur ‘s middags kreeg de band te horen dat ze acuut op het podium verwacht werden. Zoals je mag verwachten ging dat in het begin van het optreden wat stroef: de individuele bandleden zaten qua bewustzijnsniveau op verschillende uiteinden. Pas bij het zevende nummer kwamen die eindjes bij elkaar wat resulteerde in een optreden die meer dan vijftig jaar later nog steeds tot de verbeelding spreekt. Dat zevende nummer waarbij opeens alles klopte was Soul Sacrifice. Helaas speelden ze slechts acht nummers. Het was de eerste keer dat het speelse werkje te horen was. Twee weken later kwam het Album Santana uit, waarop het de afsluiter was.
In het boekje Voices of Latin Rock: People and Events That Created This Sound wordt Soul Sacrifice beschreven als ‘een perfect voorbeeld van een amalgaam van ouderwetse guaguanco-ritmes en strikt Amerikaanse licks’. Een omschrijving die prima aansluit bij de geestelijke toestand van de muzikanten destijds. Het was een van de eerste werken van Santana en is voortgekomen uit een jam-sessie met basspeler David Brown, toetsenist Gregg Rollie, Marcus Malone op de trommels en vanzelfsprekend gitarist Carlos Santana. Marcus Malone haalde Woodstock niet; vlak daarvoor werd hij voor drie jaar opgesloten in San Quentin wegens moord. Naar verluidt haatte hij elke centimeter van die gevangenis.
(* = geen idee of dit een gangbare term was in die tijd.)
Keuze Quint Kik: Fairport Convention – Matty Groves (1970)
Turbulent
Fill Your Head with Rock en The Rock Machine Turns You On: titels van samplers die platenmaatschappij CBS eind jaren ’60 op de markt bracht en die in veel gevallen mijn eerste kennismaking vormden met bekende, maar ook een hele reeks obscuur gebleven bands uit het decennium vlak voor mijn geboorte (1973). Zulke platen pikte ik meestal op tijdens vrijmarkten, een ideale manier om in één klap een heleboel artiesten en bands tegelijkertijd te leren kennen.
Ik was met het eerste jaar van mijn studie geschiedenis bezig en een huisgenoot had me met klem geadviseerd om te stoppen met het kopen van die veel te dure CD’s en in plaats daarvan over te stappen op relatief goedkoop 2de hands vinyl. Via hem kwam ik in aanraking met Traffic, een band die in 1967 de stadse psychedelica van de Beatles had ingeruild voor een aardser en organischer aanpak. Eentje die tot stand was gekomen in het isolement van het Britse platteland. De sampler The Best Of Island kon ik dan ook niet aan me voorbij laten gaan en zo kwamen Fairport Convention en de tijdloze en huiveringwekkend mooie stem Sandy Denny op mijn pad. Die had ik natuurlijk al eens eerder gehoord, toen ik me als 16-jarige op Led Zeppelin stortte en The Battle Of Evermore voorbijkwam. Meet On The Ledge van die Island-sampler bleek nog maar het topje van de ijsberg.
Naast Sandy bestond de band stuk voor stuk uit talenten, waarvan een groot deel zijn eigen weg zou gaan: Iain Matthews (de tweede stem op Meet On The Ledge) vertrok al na de tweede plaat, Richard Thompson hield het na vijf platen voor gezien. Maar in de tussenliggende periode maakten ze met het album Liege & Lief (1970) een meesterwerk, waarbij ze zich lieten inspireren door The Band. De begeleidingsgroep van Bob Dylan had zich enkele jaren daarvoor samen met de meester afgezonderd op de boerderij Big Pink om vrij van de druk van de grote stad onbekommerd te kunnen musiceren.
Uiteenlopende collega-musici waaronder Fairport waren er zodanig van onder de indruk dat het een soort ‘terug naar je roots’-beweging in gang zette, waarbij bands zich afkeerden van studiofratsen en zich gingen verdiepen in hun nationale erfgoed. Voor Fairport betekende dit dat aan ballades uit de late middeleeuwen een stevige folkrock slinger werd gegeven, een beetje zoals The Byrds deden met countryrock op Sweetheart Of The Rodeo. Tussen de fijne binnenkomer Come All Ye en de desolate hekkensluiter Crazy Man Michael zijn het de epossen Tam Lin en Matty Groves die de meeste aandacht trekken, waarbij de laatste het wat mij betreft wint met een neuslengte voorsprong.
Matty Groves gaat over de noodlottige afloop van het slippertje van een kasteelvrouw die de veel jongere Matty tot haar bedstee weet te verleiden, maar geen rekening houdt met de trouwe page van manlief. Wanneer die de heer des huizes verwittigt van het overspel, rijgt deze eerst Matty aan zijn degen (in een eerlijk gevecht, dat dan weer wel: Matty mag zich verdedigen met de beste van zijn twee zwaarden), om aansluitend de hand te slaan aan zijn weinige berouwvolle eega. Begraaf ze maar samen in één graf met haar bovenop, verordonneert hij. Van de twee is zij van goede komaf.
Wat het allemaal extra bijzonder maakt, zijn de tragische omstandigheden waaronder dit hoogtepunt in het oeuvre van de band tot stand kwam: kort tevoren raakte Fairport betrokken bij een auto-ongeluk, waarbij de oorspronkelijke drummer Martin Lamble kwam te overlijden en de gitaristen Thompson en Simon Nicol in het ziekenhuis belandden. Kort nadat de plaat Liege & Lief het licht ziet, gaat het onvoorspelbare gedrag van Sandy Denny in de vierde versnelling; haar relatie met rokkenjager Trevor Lucas deden haar gevoelens van onzekerheid weinig goeds, depressie en alcoholisme maakten het er niet beter op. Vlak voor een belangrijk televisieoptreden in Denemarken verliet zij Fairport en richtte zij haar eigen band Fotheringay op (naar het gelijknamige nummer van haar hand, te vinden op Fairport’s tweede album).
Het geeft te denken dat beide bands in 1970 na elkaar geprogrammeerd stonden op het Kralingen Popfestival, al heb ik er bar weinig over kunnen terugvinden. Een aanrader is het boek My White Bicycle van Joe Boyd, die de band produceerde en te boek staat als de ontdekker is van Nick Drake.
Keuze Annemarie Broek: Al Stewart – A Small Fruit Song (1970)
Spijt
In de zomer van 1970 zou het Holland Pop Festival plaatsvinden in het Kralingse Bos. Drie dagen kamperen en de hele dag door muziek. Ideaal toch voor een tiener met een meer dan normale belangstelling voor popmuziek. Wie zouden er allemaal optreden: The Byrds, Santana, The Flock, Canned Heat, Oscar Benton, Al Stewart en nog een handvol bekende en minder bekende groepen.
Helaas had ik in 1968 als jonge tiener Flight To Lowlands Paradise 2 bijgewoond, waar ongeveer de helft van de gecontracteerde acts niet kwam opdagen. Ik heb slechts een vage herinnering aan het optreden van Tyrannosaurus Rex, Pink Floyd (ook met vloeistofdia’s totaal niet aan mij besteed) en de McKenna Mendelson Mainline, een fantastische bluesband, die mocht invallen voor Jimi Hendrix. Ik zat dus niet te springen om weer zo’n teleurstellende manifestatie en ik bleef braaf thuis. Jammer genoeg miste ik daardoor fantastische optredens van onder andere The Byrds, Santana, Dr. John, Canned Heat, Jefferson Airplane (in verschillende samenstellingen) en de Schotse folkzanger Al Stewart.
Al Stewart stond toen pas aan het begin van zijn carrière en zou enkele jaren later pas roem verdienen met titels als Year Of The Cat, On The Border en Time Passages. Op Kralingen speelde hij onder andere de titelsong van zijn derde LP Zero She Flies. A Small Fruit Song, dat ik kende van de CBS verzamelaar Fill Your Head With Rock, speelde hij waarschijnlijk niet. Zo’n mooi liedje van iets meer dan twee minuten met hemels gitaarspel en een beetje tekst, maar wat voor tekst…
Said the apple
to the orange
I wanted you to come
close to me and kiss me to the core
Then you might know me
like no other orange
has ever done before
Niet te evenaren in zijn spitsvondige simpelheid, maar voor mij juist daardoor één van de beste gitaarsongs ooit gemaakt.
Keuze Alex van der Meer: Art Ensemble Of Chicago – Thème De Yoyo (1970)
Camembert en potvissen
Het komt zo uit dat ik het helemaal niet erg vind om naar jazz te luisteren. Je hebt het in alle soorten en maten. Het kan smooth zijn, zacht als zijde. Maar ook experimenteel, funky, en wild en vrij. Zoals het geweldige Thème De Yoyo. Deze jazz komt binnen. Zonder kloppen. Het ramt, het is sexy, en het blaast je van de sokken. Afkomstig van het soundtrack album Les Stances A Sophie, opgenomen in Parijs, kun je Thème De Yoyo beschouwen als hét meest herkenbare nummer van de band Art Ensemble Of Chicago.
In deze samensmelting van funk, jazz en avant-garde, hoor je de scheurende saxofoons van Joseph Jarman en Roscoe Mitchell tezamen met het oer-extatische trompetgeluid van Lester Bowie. Het is heel kenmerkend hoe ze vanuit passie in chaos uiteenspatten en toch weer steeds bij elkaar weten te komen. Maar laten we los van deze direct herkenbare gloriemomenten vooral ook stilstaan bij de stuwende en beukende bas van Malachi Favors, en het zwoele en rollende fundament gelegd door de drums van Don Moye. Het zijn geweldenaren. Uiteraard moet je verder nog speciaal aandacht besteden aan de zang. Fontella Bass zingt vrij en gepassioneerd. Het is wel even wat anders dan bijvoorbeeld haar eigen hit uit 1965, Rescue Me. Bij Thème De Yoyo hoeft ze niet gered te worden, ze heerst met kracht.
Het is negen minuten lang genieten. Ook vanwege de gekte. Op de voorgrond hoor je bijvoorbeeld regelmatig duidelijk een tamboerijn voorbij komen, er wordt op geramd alsof het daarmee tot leven kan worden gewekt. Ik vermoed dat het uiteindelijk ook is gelukt. De tekst is trouwens ook – ahum – interessant. Deze is geschreven door Noreen Beasly. Hoe krijg je het verzonnen? Lees maar:
Your head is like a yoyo
Your neck is like the string
Your body’s like a camembert
Oozing from its skinYour fanny’s like two sperm whales
Floating down the Seine
Your voice is like a long fuck
That’s music to your brain
Camembert en potvissen vinden elkaar in Parijs, de stad van de liefde. Het is duidelijk dat er iets geconsumeerd wordt. Groots en glibberig. Ach ja, de fantasie slaat op hol zodra je dit muzikale geweld toelaat in je hoofd. Hoe moet het zijn geweest in Kralingen? Werd dit nummer gespeeld toen ook? Het is uiteindelijk op 22 juli 1970 opgenomen, iets meer dan drie weken na het Holland Pop Festival. Dus ik weet het niet. Als ik luister naar Thème De Yoyo ervaar ik in ieder geval wel het gepassioneerde doch technisch onmogelijke verlangen om dat optreden alsnog te mogen meebeleven.
Keuze Hans Dautzenberg: Fotheringay – The Sea (1970)
Nothing more
Als je wel eens op een uitverkocht Pinkpop bent geweest met 60.000 mensen, is het staande aan de oever van de Kralingse plas bij het Holland Pop Festival monument, anno 2021 moeilijk voor te stellen dat hier 150.000, 100.000 of zelfs maar 50.000 bezoekers drie dagen hebben doorgebracht. Maar goed, net als grote voorbeeld Woodstock, kende ook Holland Pop behalve een plas om naakt in te poedelen, regenbuien (no rain!), goede muziek en mythische bezoekcijfers.
Mystiek was in de hippietijd hoe dan ook al volop aanwezig, al of niet geholpen door geestverruimende middelen. Die hang naar het esoterische vertaalde zich ook in een ‘terug naar de natuur’-mentaliteit welke in de Verenigde Staten leidde tot bomen knuffelende communes, maar ook tot de Manson Family. Het typisch landschap vol middeleeuwse kerken en kastelen zette aan deze zijde van de Atlantische oceaan de Angelsaksische hippies aan tot het zoeken naar inspiratie in vroeger tijden. Muzikaal leidde dat het sturen van de Engelse folk rock in de richting van oude traditionele muziek. Pionier op dit gebied was Fairport Convention dat zich aanvankelijk vooral spiegelde aan Bob Dylan en Joni Mitchell, maar onder de invloed van zangeres Sandy Denny historische, veelal Keltische liedjes ging herinterpreteren.
Sandy Denny is waarschijnlijk vooral bekend als de zangeres die in The Battle of Evermore vocaal de strijd aangaat met Robert Plant. Het lied staat immers op het best verkochte (36,8 miljoen exemplaren) album van Led Zeppelin: IV. Haar carrière begint Alexandra Elene McLean Denny (1947) bij de Strawbs in 1967, om een jaar later weggekaapt te worden door Fairport Convention. Daar maakt ze drie klassieke albums die allen in de loop van 1969 verschijnen. Kennelijk is het dan tijd voor wat nieuws, want in 1970 stapt ze samen met vriend Trevor Lucas uit de band om samen met enkele anderen de band Fotheringay te vormen, genoemd naar haar lied voor Fairport Convention. Opnamesessies volgden snel en in juni 1970 verschijnt het eerste album van de band. Diezelfde maand nog spelen ze op het Holland Pop Festival in het Kralinge bos. De band staat geprogrammeerd op de laatste dag, direct ná Fairport Convention en vlak vóór de afsluitende hoofdacts Soft Machine en Pink Floyd. Ze spelen een set van negen nummers.
Fotheringay valt begin 1971 alweer uiteen tijdens de opnamen voor het tweede album. In de jaren daarna spelen verschillende leden in Fairport Convention en in 1973 treedt Sandy Denny ook weer toe tot die band. Onderwijl brengt ze ook eigen albums uit. In haar entourage groeien in die tijd de zorgen over haar geestelijke gesteldheid en over haar drank- en drugsgebruik. Dat ze John Bonham en Keith Moon tot haar drinkebroers rekent, zegt genoeg. Als ze zwanger wordt, is dat in haar toestand niet alleen voor haarzelf een beproeving, maar merken ook haar vrienden hoe ze achteruit gaat. Haar man Trevor Lucas neemt hun kind mee naar zijn thuisland Australië, mede omdat hij ziet dat Denny niet goed voor haar zorgt. In 1978 wordt Sandy in haar huis onderaan de trap gevonden. Zwaargewond overlijdt ze in het ziekenhuis.
In haar oeuvre neemt het werk met Fotheringay een betrekkelijk bescheiden plaats in. In zekere zin kan de band, die op initiatief van producer Joe Boyd rond de zangeres werd gevormd, worden beschouwd als het eerste soloproject van Denny. De zuinige arrangementen op het eerste album lijken ook vooral bedoeld om de vocale exercities van Denny mooi te doen uitkomen. Met name de liedjes The Sea en Banks Of The Nile gelden als hoogtepunten. Het tweede album van Fotheringay wordt uiteindelijk door bandlid Jerry Donahue afgemaakt. Het verschijnt in 2008.
Het korte bestaan van de originele band maakt dat opnames schaars zijn. Alleen dat al maakt die negen liedjes die de band in 1970 aan de oevers van de Kralingse plas speelde tot een bijzonderheid. Inmiddels is de hele set van die dag uitgebracht op het album Nothing More – The Collected Fotheringay.
Keuze Tricky Dicky: Mungo Jerry – Baby Jump (1971)
Leeftijdsrestrictie
Alhoewel ik tot de oudere jongeren in dit bloggerscollectief behoor was ik in 1970 zo’n vijf jaar te jong om naar het popfestival te kunnen gaan. Jammer, want er staan veel bands op de poster die ik graag had gezien waaronder Mungo Jerry. De band kreeg internationale bekendheid met hun hit In The Summertime dat de maanden juli en augustus de hitlijsten aanvoerde.
De band kwam pas onder de aandacht van het publiek toen zij eind mei samen met Black Sabbath, Traffic, José Feliciano, Ginger Baker’s Air Force en The Grateful Dead op het Hollywood Festival in Newcastle-Under-Lyme optraden. Twee keer op twee verschillende dagen zelfs, want het optreden viel in zeer goede aarde. Wellicht ook door het markante stemgeluid van Ray Dorset (de man met de enorme ‘sideburns’), maar evenzo vanwege het aanstekelijke Skiffle-, Folk- en Bluesrepertoire.
Er was op het Holland Pop Festival (net zoals op Woodstock overigens) veel aandacht voor Folk georiënteerde muziek: It’s A Beautiful Day, Pentangle, East Of Eden (die overigens niet optraden), Country Joe, The Byrds, Al Stewart, CCC Inc., Fairport Convention, Fotheringay en Tamalone. Wie? Dit is de artiestennaam van Michiel Buijen; een Nederlands folkzanger met een zwaar Brits accent. Tamalone bewoog zich door de Haarlemse folkscene van de jaren zestig, waar ook Boudewijn de Groot, Astrid Nijgh en Lenny Kuhr optraden. In 1967 vertrekt hij naar Engeland en leerde daar vele artiesten kennen zoals dus Al Stewart en Bert Jansch van Pentangle. Dag één van het popfestival stond hij op een bijpodium, maar dag twee stond hij op het hoofdpodium ter vervanging van Renaissance. Tamalone speelde hierna nog op grote festivals in Cambridge en Edinburgh. Hij heeft slechts een singeltje gemaakt: het door Jan Akkerman geproduceerde I Love You, I Love You, maar ondanks de single verwaterde de muziekcarrière. In 2016 overleed hij na een kort ziekbed.
Terug naar Mungo Jerry: ze zouden verschillende grote hits hebben, zoals Lady Rose, You Don’t Have To Be In The Army To Fight In The War, Alright Alright Alright (cover van Jacques Dutronc’s Et Moi Et Moi Et Moi), Maggie, Long Legged Woman Dressed In Black en Baby Jump. De laatste werd in Engeland eveneens een stevige nummer een hit, maar in Nederland bleef het in de tipparade steken. Een heerlijk opzwepend nummer. Alright, Alright, Alright, Alrighta!
Keuze Remco Smith: Dr. John – Revolution (2012)
Feestje
Het is een beproefd en succesvol recept gebleken. Neem een hippe producer en koppel die aan een inmiddels vergeten held van heel vroeger. Stof de held af en kijk wat er gebeurd.
Rick Rubin maakte de blauwdruk door Johnny Cash in 1994 na decennia onzichtbaarheid weer op het podium te brengen. Rubin koos er voor om Cash zo kaal als redelijkerwijs mogelijk op te nemen, met een groot commercieel en artistiek succes. Dan Auerbach pakte het met Dr. John anders aan. Dr. John, de legendarische pianist uit New Orleans, was eveneens al tijden uit de spotlights. Dan Auerbach had net met The Black Keys het succesalbum El Camino uitgebracht. Had Lana del Rey al als producer geholpen. In 2012 heeft hij zich gewaagd aan Dr. John, door hem muziek te laten maken die past bij New Orleans. Rijk aan arrangement, met een zompig moerasgeluid. Blues, Jazz, Rock, alles door elkaar. Wat een feest.
[crowdsignal poll=10867999]
Foto: Erik Baas