Met je familie in zaken gaan: veel mensen zullen het je afraden. Er komt altijd gedoe van. Gedoe over geld, over verschil van visie, over wie nu eigenlijk de baas is. En dan is het maar de vraag of de familieband sterk genoeg is om dat aan te kunnen.
Als het over muzikale zaken gaat, is het vast niet anders. De voorbeelden van familieleden die elkaar de band uit vechten kennen we maar al te goed (hallo Liam en Noel). Maar het is natuurlijk ook die unieke bloedband die creativiteit tot grote hoogten kan opstuwen. Die zorgt voor ongekende muzikale harmonie (hallo Karen en Richard). Die talenten al in de kinderslaapkamer tot bloei laat komen (hallo Billie en Finneas). En die ook voor intieme inkijkjes in het familiaire leven kan zorgen: zo belichtten we eerder al eens de Wainwright-familie.
In deze battle presenteren we de mooiste ondergewaardeerde liedjes die door familieleden zijn gemaakt en/of uitgevoerd. En daarbij nemen we ‘familieleden’ ruim: broers en zussen, ouders en kinderen, neven en nichten: ze mogen allemaal meedoen. Want van je familie moet je het tenslotte hebben.
Keuze Annemarie Broek: The Shepherds – Vier Weverkes (1964)
Familie
Toen de mannen van Fungus nog met een stuivertje naar de snoepwinkel gingen om lolly’s, dropveters, wijnballen en sammeljak te kopen, namen The Shepherds al nummers op met door hen zelf bewerkte volksliedjes, zoals Komt Vrienden In Den Ronde en Merck Toch Hoe Sterck. Wie waren toch die Shepherds?
Jan, Nico en Lenie Schaap waren afkomstig uit een IJmuidens havenarbeidersgezin. Muziek speelde (net als bijvoorbeeld bij The Beach Boys) een grote rol binnen hun gezin. Jan ging later naast zijn werk een klassieke zangopleiding volgen, Lenie kreeg les van zangpedagoog Coby Riemersma en Nico leerde de contrabas te bespelen. Ze werden veelgevraagde gasten op bruiloften en partijen, maar daarnaast gingen ze door met het ontwikkelen van een geheel eigen geluid.
Toen ik een jaartje of zeven was, mochten Nico Schaap en zijn vrouw Willy (mijn oom en tante) op mij en mijn broer passen toen mijn ouders met vakantie gingen. Zo konden ze alvast oefenen voor hun eigen kinderen, die overigens nooit zijn gekomen. Als ik thuiskwam van school, rende ik altijd meteen naar mijn slaapkamertje boven, waar ‘ome’ Nico zijn baspartijen oefende. Als ik binnenkwam, zette hij speciaal voor mij De Fiere Pinksterblom in, wat mij na al die jaren nog steeds met vertedering en trots vervult. De putjes in het pas gelegde balatum van Nico’s bas namen we daarom voor lief.
Maar er moest ook brood op de plank komen. Jan en Nico begonnen daarom een gitaarschool in een bovenzaaltje van een IJmuidens hotel. Hoewel ik liever piano (geen ruimte in huis), harp (te duur) en accordeon (ordinair voor een meisje) wilde leren, koos ik noodgedwongen voor de gitaar. Een ouderwetse jazzgitaar met f-sleuven en stalen snaren kreeg ik erbij. Toch leerde ik met veel pijn in mijn vingers gitaar spelen. Maar voor het wat werd met mijn muzikale aspiraties, werd de gitaarschool opgeheven. Jan en Nico hadden er geen tijd meer voor. Zij waren namelijk begonnen als The Shepherds. Jan Schaap werd John Shepherd, Nico werd Nick Shepherd en Lenie werd Helen Shepherd, een naam die ze tot haar dood aan toe zou handhaven. Heel IJmuiden noemde haar ook zo.
Inmiddels waren ze opgemerkt door platenmaatschappij Bovema uit Heemstede, die ze een platencontract aanbood. Met het opnemen van allerlei Oudhollandse volksliedjes wisten ze een zekere mate van bekendheid te bereiken. Liedjes die Jan/John allemaal voorzag van een modern arrangement, met een aantal jazzy accenten. Heel bijzonder voor die tijd. In de studio aan de Bronsteeweg in Heemstede werd een live-elpee opgenomen, waar wij als familie bij uitgenodigd waren. Daarnaast begonnen ze een aantal min of meer religieuze liederen, zoals Dank U, op te nemen, waarmee ze hun grootste bekendheid binnenhaalden. Ikzelf had niets met die liedjes; ik vermeld ze dan ook alleen maar ter wille van de compleetheid.
De carrière ging in de lift met een groot aantal optredens voor radio en TV. Er wordt zelfs verteld dat een TV-week niet compleet was zonder een Shepherds-optreden. Het trio werd daarnaast gevraagd voor de Snip en Snap revue met Corry Brokken. Later zou Helen daar nog ‘leading lady‘ worden. Joop van den Ende zag destijds ook veel in dit trio, maar ‘een’ relatie raadde Helen af om daar op in te gaan omdat die Van den Ende een ordinaire goochelaar en oplichter zou zijn.
Helen, John en Nick kregen het inmiddels steeds drukker met al hun buitenlandse optredens tot in Amerika aan toe. Helaas was Nico niet tegen al die bijbehorende stress en drukte bestand. Hij nam zijn toevlucht steeds vaker tot drank, drugs en medicijnen. John en Helen moesten verder zonder hem. Hij overleed in 1999 in een Amsterdams verzorgingstehuis.
Na een lange periode van nietsdoen besloten Helen en John weer samen muziek te gaan maken en traden ze veelvuldig op in verzorgings- en verpleeghuizen, waar ze steeds met plezier ontvangen werden. Helen presenteerde tot 2008 een muziekprogramma op de regionale omroep, waar zij een graag gezien gast was. Ook in het dagelijkse leven had ze tot het einde toe een vriendelijk woord over voor iedereen die haar kende.
Keuze Tricky Dicky: Sparks – Something For The Girl With Everything (1974)
Godfathers
In Nederland leerden we de Amerikaanse broertjes Mael pas in 1974 kennen met het derde en uitstekende vooruitstrevende album Kimono My House. De elpee had een groen hoes met de beide broers als Japanse geisha’s in kimono afgebeeld. Er stonden twee hits op: This Town Ain’t Big Enough for Both of Us en Amateur Hour. Kennelijk was ik niet de enige die onder de indruk was, want een jonge Morrissey schreef zelfs een brief naar Melody Maker: Today I bought the album of the year. I feel I can say this without expecting several letters saying I’m talking rubbish. The album is Kimono My House by Sparks. I bought it on the strength of the single. Every track is brilliant – although I must name Equator, Complaints, Amateur Hour and Here In Heaven as the best tracks, and in that order. Dertig jaar later zou dezelfde Morrissey als organisator van de 2004 versie van het Meltdown Festival Sparks uitnodigen. Nirvana’s Kurt Cobain zei dat de gitaarriff in (Shocking Blue’s) Love Buzz van Sparks geleend was. Björk stelt dat Kimono My House een grote invloed op haar jeugd en muziek heeft gehad. Alle reden op dit album maar eens te beluisteren, want de heren waren hun tijd ver vooruit.
Tijdens optredens viel met name toetsenist Ron op vanwege zijn apathische houding en het hele foute snorretje. Broer Russell is een spring-in-het-veld met het hoge stemmetje. De opvolger is minstens zo goed, maar verkoopt aanmerkelijk minder met de singles Never Turn Your back On Mother Earth en Something For The Girl With Everything. Sparks is met name in Engeland populair, maar veranderen continu van stijl en vertonen daarmee enige gelijkenis met David Bowie. Eind jaren zeventig zit de progrock in het verdomhoekje en Sparks richtten zich tot de Duitse elektronische muziek van Tangerine Dream, Can en Kraftwerk. Via via komen ze in contact met Giorgio Moroder en de samenwerking is een feit met het fantastische album No 1 In Heaven tot gevolg. Fans en critici zijn minder gecharmeerd, maar het blijkt een inspiratiebron voor Joy Divion, Depeche Mode, Soft Cell, Erasure, Yazoo en Pet Shop Boys.
Pas medio jaren ’90 maken ze een come-back maken met hun kwaliteits-artpop: Gratuitous Sax & Senseless Violins met de hit When Do I Get To Sing My Way. Daarna wordt het weer rustig, maar hun laatste drie albums verkopen in Engeland weer als vanouds. Hun jongste en 24ste album (A Steady Drip, Drip, Drip) kwam vorig jaar uit en haalde de 7de plek in de Engelse albumlijst.
Keuze Alex van der Meer: Richard & Linda Thompson – Wall Of Death (1982)
Geen toeval
Het album Shoot Out The Lights van het echtpaar Richard en Linda Thompson uit 1982 wordt gezien als een ultiem break-up album. Tevens wordt het beschouwd als één van de beste albums uit de jaren ‘80. Het eerste is een klein beetje onzin, het andere klopt als een bus.
Ik snap het wel. Je zou het makkelijk een break-up album kunnen noemen. Toen het album uitkwam was het huwelijk namelijk net voorbij. Maar het is onwaarschijnlijk aan te nemen dat die scheiding direct een grote rol heeft gespeeld tijdens het maken of het schrijven ervan. De meeste nummers werden geschreven voordat er sprake was van de serieuze relatieproblematiek. Sterker nog, de meeste nummers waren ook al opgenomen voor een eerder album, in 1980. Een heel verhaal op zich, maar dat album kwam dus nooit uit. Uiteindelijk werden zes tracks daarvan later voor Shoot Out The Lights opnieuw opgenomen.
Wall Of Death is de afsluiter van Shoot Out The Lights en mijn keus voor deze battle. Het is niet eens het enige nummer waar ik had voor willen kiezen. Ik had met gemak zo nog tien andere nummers met even zoveel eeuwigheidswaarde kunnen noemen van dit duo. Over het algemeen vind ik dat de waardering voor dit heerlijke Folkrock-nummer, alsmede het volledige repertoire van Richard & Linda Thompson, nog veel breder mag worden gedragen. Het is zo verschrikkelijk fijn aanstekelijk. Wellicht valt het op dat ik vaak schrijf over nummers van Richard Thompson. Dat is absoluut geen toeval. De muziek is eerlijk, en nodigt uit tot het aanspreken van je eigen emotie. Wall Of Death is een perfect voorbeeld. Het lijkt in eerste instantie een ongecompliceerd nummer, maar het gaat nimmer vervelen. Het lijkt zelfs alleen maar te groeien.
Keuze Alex van der Heiden: Jacksons – Torture (1984)
Eén en al muzikaliteit
Allereerst wil ik jullie wijzen op een blog van collega blogger en naamgenoot Alex van der Meer. Hij vertelde in een persoonlijk verhaal over zijn houvast aan muziek en de radioprogramma’s die daar essentieel in waren. Het nummer van I Spy waar de blog over ging werd onder de aandacht gebracht door Frits Spits. Deze blog is wat mij betreft een ‘must read’ binnen de bijdragen op deze website. Ik herinner mij ook de urenlange luistersessies die ik heb beleefd in die jaren. Ik kreeg mijn eerste transistorradio met cassetterecorder op mijn elfde, een overnemertje van mijn oudere zus. Dat betekende dus ervaring opdoen met het opnemen van goede nummers en zo zat ik regelmatig klaar om de record en play knop tegelijk in te drukken. Op één van mijn eerste cassettebandjes deed ik dat ook en daar stond ineens het nummer State Of Shock van de Jacksons met Mick Jagger op. Een overweldigend nummer voor mij en dat is het nog steeds. Het is hoogstwaarschijnlijk opgenomen van het programma Avondspits van Frits Spits waar Alex ook over heeft geblogd, maar ik kan het niet met 100% zekerheid zeggen.
Later ben ik de rest van het album Victory gaan luisteren. Het is één van de best verkochte albums van de Jacksons (voorheen Jackson 5). Inmiddels heeft Michael Jackson, de op één na jongste in deze formatie die inmiddels uit zes broers bestaat, wereldfaam behaald met zijn album Thriller. Door zijn solocarrière zal dit ook het voorlopig laatste album zijn van de Jacksons. Zonder Michael en broer Marlon kwam er na vijf jaar nog wel een album uit, maar dat werd geen succes.
Victory is één en al muzikaliteit en werd naar mijn mening toch wel voor een groot deel gedragen door Michael. En toch wordt de soul en funk die in deze hele familie is vertegenwoordigd ten gehore gebracht. Naast State Of Shock is Torture echt zo’n geweldig jaren ’80 nummer. De clip weerspiegeld een prachtig tijdsbeeld en het nummer is gewoon één en al muzikaliteit. Vanwege het thema van deze battle heb ik het nummer met Mick Jagger buiten beschouwing gelaten en voor Torture gekozen. Alleen al het synthesizer/bas intro voert je meteen mee naar de vette funk- en discosound uit die tijd. Thriller, Beat It, Billy Jean… iedereen kent het, maar Torture uit dezelfde tijd en met dezelfde intensiteit lijkt totaal in de vergetelheid verdwenen en daarom hoog tijd om de gehele familie van Michael hier wat aandacht te geven voor hun muzikaliteit.
Keuze Henk Tijdink: Belly – Now They’ll Sleep (1995)
Stuivertje wisselen
Tot mijn grote verbazing is er in 10 jaar Ondergewaardeerde Liedjes nog nooit geschreven over de band Belly, een Amerikaans bandje dat opereerde in de slipstream van de bekendere alternatieve bands begin jaren ’90. Zelfs de keuzelijst van de Snob 2000 hebben ze nog nooit behaald.
De drijvende kracht achter Belly is Tanya Donelly, geen onbekende in de alternatieve muziekscene. Vanaf begin jaren ’80 (Tanya was toen slechts 15 jaar oud!) verzorgde ze samen met haar stiefzus Kristin Hersh de zang in de band Throwing Muses. Gedurende de beginjaren van de band The Breeders verzorgde ze twee jaar de leadgitaar, maar in 1991 werd ze vervangen door Kelley Deal. Sinsdien is ook The Breeders een familieband met de tweelingzusters Kim en Kelley Deal.
En in 1991 dan de oprichting van Tanya haar ‘eigen band’: Belly. In 1993 leverden ze het behoorlijk populaire album Star af en verzorgden ze het voorprogramma van Radiohead en The Cranberries. In 1995 volgt dan het tweede album King. Naar mijn (bescheiden) mening een van de leukste albums uit midden jaren ’90. Toegankelijke alternatieve rock, prettig overstuurd gitaargeluid en behoorlijk melodieus. Vergelijkingen met Bettie Serveert gaan zeker niet mank. Wonderbaarlijk genoeg blijft enig commercieel succes uit en in 1996 gaat de band uit elkaar om in 2016 weer bij elkaar te komen om op te treden. Ook volgt in 2018 weer een nieuwe album Dove.
Het album King luister ik nog met enige regelmaat. En met veel plezier! Als ik dan toch een nummer moet kiezen, dan is het Now They’ll Sleep. Oh ja, nog even de legitimiteit voor deze keuze, want in tegenstelling tot Throwing Muses speelt Tanya in Belly zonder familieleden. Maar de gitarist en drums worden bespeeld door respectievelijk Chris Gorman en Thomas Gorman. Inderdaad: twee broers.
Keuze Marco Groen: K’s Choice – Mr. Freeze (1996)
Kinetosis
Mentale leegte. Het gaat de een wat natuurlijker af dan de ander. Wat bij sommigen de modus operandi is, is voor anderen een staat van ‘zijn’ die pas na jaren intensieve meditatietraining bereikt kan worden. Een andere optie om in deze geestelijke verdoving te raken is door gewoon de boot van Calais naar Dover te nemen. Dan word je lekker zeeziek en zit je gedurende langere periode op hetzelfde bewustzijnsniveau als wanneer je een teen stoot tegen een tafelpoot. Dat is althans, volgens het liedje, de methode die Gert Bettens hanteerde. Hij en zijn broer (destijds nog zijn zus) Sam Bettens verwerkten dit in Mr. Freeze, een nummer dat een (deels) verkozen apathische toestand beschrijft. Leegte is zelden beter tot muziek verheven.
In de eerste instantie had de uitgevende platenmaatschappij bedacht dat dit pareltje de grote single zou moeten worden van het tweede album van K’s Choice: Paradise in Me. Hier stak Sarah (Sam dus) een stokje voor. Ondanks argumenten van de platenbonzen dat Not An Addict een veel te lang intro had en daardoor niet geschikt zou zijn om te fungeren als het gezicht van het album, bleef Sam onvermurwbaar. Met succes; Not An Addict werd een overweldigend succes. Naast A Sound That Only You Can Hear, Iron Flower, Wait en Dad kwam ook Mr. Freeze uit als single, maar werd door Dad en – met name – Not an Addict volledig ondergesneeuwd. Als hetzelfde nummer op een ander album had gestaan, dan had het waarschijnlijk anders gegaan. Hoewel dat is natuurlijk koffiedik kijken is.
Live is de band ongekend. De emotionele stem van Sam, begeleid door Gert en de rest van band doen het publiek warempel de mobiele telefoons vergeten. Zelfs de stiltes zijn compleet en intens. Bij een optreden in Paradiso kreeg Sam de zaal zó stil, dat de schrijver van dit stukje, die op dat moment bij de bar stond om bier te halen, zich genoodzaakt zag om zijn bestelling door te geven in een combinatie van fluisteren en gebarentaal. Gelukkig was dit niet het geval bij Mr. Freeze, zodat er gewoon ongegeneerd vals meegezongen kon worden, zonder dat iemand het door had, hoop ik.
Het onderstaande fragment is overigens niet dat concert, want deze opname komt uit 2001 in plaats van 2017 en is bovendien opgenomen in de AFAS-Live (die toen nog Heineken Music Hall heette).
Keuze Marcel Klein: Finn Brothers – Edible Flowers (2004)
Melancholie ten top
Eens in de zoveel tijd komt er altijd wel weer ergens een verwijzing naar de schrijvers- en zangkunsten van Paul McCartney en John Lennon naar voren. En dat is bij de broers Finn uit Nieuw Zeeland ook een paar keer het geval geweest.
Tim en Neil Finn. Er is een tijd geweest dat ze samen in een zin werden uitgesproken, maar dat is lang niet zo geweest en nu ook al een tijd niet meer. Tim, de oudste van de twee, was een oprichting van Split Enz. Later kwam Neil ook aan boord en nadat Tim een solo carrière startte, werd Neil zelfs de bandleider van Split Enz. Die nadagen waren echter niet zo succesvol en met name Tim werd echt gemist. Split Enz werd dan ook niet lang daarna opgedoekt. Terwijl Tim in Australië en Nieuw Zeeland solo succesvol bleef (in Nederland was dit alleen beperkt tot Fraction Too Much Friction) begon Neil een nieuwe band. Crowded House veroverde langzamerhand de wereld en zorgde ervoor dat Neil echt boven zijn broer begon uit te steken.
In 1991 wisten de broers elkaar toch weer te vinden. Ze waren samen begonnen aan een album wat uiteindelijk het 3de album van Crowded House zou worden, namelijk Woodface. Een commercieel succes en niet in de laatste plaats door de teksten en samenzang van de broers die dus een vergelijking opleverden met het bekende duo uit Liverpool. Toch werd wel duidelijk dat twee ego’s in de groep teveel waren en de bijdrage van Tim bleef beperkt tot een album.
In 1995 brachten ze wel een gezamenlijk album onder de naam Finn uit. Geen commercieel succes, maar wel goed, maar het wat een opmaat naar een andere samenwerking. Want negen jaar later, in 2004, brachten de broers weer een album uit onder de naam van The Finn Brothers. Daar leek alles op z’n plek te vallen; wat ouder – de teksten waren even ondoorgrondelijk als altijd – maar de samenzang weer als vanouds. De vergelijkingen kwamen weer terug. Alhoewel opnieuw een groot succes in Oceanië, viel het commercieel succes opnieuw wat tegen, maar wat staan er op dit album wel een pareltjes. Wellicht het mooiste nummer op het album in Edible Flowers. Spaarzame muziek die overgaat in een melancholisch nummer, wat lijkt te gaan over de snelheid van het leven en dat wij maar even op deze aarde zullen leven.
Everybody wants the same thing
Everybody wants the same thing
To see another birthday
Het is een nummer wat laat zien wat de samenwerking tussen de broers zo uniek maakt. Een net wat andere songopbouw, net een ander instrument en dan die stemmen. Nooit een groot succes geworden en een beetje in de vergetelheid. Wat onterecht, want dit nummer hoort een veel groter podium te hebben.
Er zijn al weer heel wat jaren geruchten over een nieuw album van de broers, maar voorlopig zijn er veel andere activiteiten. Tim zit meer in de musicals, terwijl Neil inmiddels met Crowded House Versie drie bezig is en ook nog in Fleetwood Mac speelt. Zijn het dan toch de ego’s die verhinderen dat er van deze broers nog meer mooie muziek verschijnt?
Keuze Willem Kamps: Mystery Jets – You Can’t Fool Me Dennis (2005)
Waarom ik dit vertel?
Hij lag in drie stukken. Uit het zicht, op een plank in een hangkast in de slaapkamer. Om de zoveel tijd haalde een van ons hem tevoorschijn en draaide de onderdelen weer aan elkaar. En elke keer was er die kleine hoop dat-ie het zou doen en telkens die lichte teleurstelling; weer niks. Hoe hard we ook bliezen. Hij werd nog even bekeken, ging van hand tot hand, werd weer gedemonteerd en ging terug in de kast, bij de andere spullen die er zelden of ooit nog uitkwamen. Ja, elk jaar half december de dozen met de kerstversiering.
Mijn vader had ooit klarinet gespeeld bij de lokale fanfare. Een mooi donker houten en van kleppen voorzien blaasinstrument. Een defect riet was waarschijnlijk de reden dat er geen ander geluid te produceren viel dan dat van geblazen lucht. Toen hij in de tweede helft van de jaren zestig tegen de vijftig liep, en het financieel gezien wat beter ging, nam mijn vader eerst rijles. Na vijf keer te zijn gezakt voor het examen hield hij het voor gezien. Vervolgens kocht ie een orgel, een RiHa, en nam orgelles. Klassikaal.
Hij was weer terug bij de muziek. Helaas ging het spelen hem niet gemakkelijk af, de souplesse ontbrak, evenals voldoende tijd om te oefenen. Mijn vader hield het voor gezien en richtte zich voortaan volledig op zijn enige echte hobby: de tuin. Omdat dat orgel toch in de huiskamer stond ging ik ermee rommelen en mocht naar orgelles. Klassikaal. Het spelen van Muss I Denn en When The Saints Go Marching In tezamen met overwegend bejaarden, beviel mij allerminst en ook ik gaf er de brui aan. Kut, want daar heb ik tot op de dag van vandaag spijt van.
Had ik maar doorgezet, dan had ik meer gekund dan wat ik nu presteer. Toch was de gebrekkige basis genoeg om met vrienden een bandje te beginnen en bij ons allereerste – aan alle kanten rammelende optreden, – kwamen mijn ouders kijken. Na afloop gingen ze hoofdschuddend, maar apetrots naar huis. Hun interesse in mijn muzikale strapatsen bleef en ook toen ik met mijn vriendin een feestje gaf (samen 97 – ja, waarom alleen kroonjaren vieren?) en met m’n bandje speelde, zat m’n vader pal voor het podium. Dik in de tachtig maar hij vond het geweldig. Waarom ik dit vertel? Ik vroeg mijzelf af: had ik met m’n vader in een bandje kunnen zitten?
Die vraag kwam naar boven door de Mystery Jets, een Britse Indie-rockband waarin vader en zoon vanaf 2003 samen spelen, Henry en Blaine Harrison. Zoon Blaine zingt en speelt gitaar en vader Henry beroert naast toetsen ook gitaarsnaren. De band kent geen grote successen, maar maakt leuke muziekjes op inmiddels zes albums, doet gevarieerde dingen als een Syd Barrett-tribute en heeft een band met de beroemdere Laura Marling, die af en toe meezingt. Luchtige muziek en dito teksten, zoals in You Can’t Fool Me Dennis.
Het fijne weet ik er niet van, maar Blaine is geboren met een open rug en wellicht is dat reden voor Henry om altijd in Blaines nabijheid te zijn, dus ook bij muziek maken en optreden. Helaas kan mijn vader niet meer in mijn nabijheid verkeren. Voor het goede begrip: ik heb geen open rug. Maar samen in een bandje? Nee, hoe gek ik ook op hem was, onze manier van denken en doen liep daarvoor te ver uiteen; Straus versus Sabbath. Maar toch had het te gek geweest om, al was het maar één keer, samen op een podium te hebben gestaan. Maar hij dan wel met een werkende klarinet.
Keuze Hans Dautzenberg: Buddy & Julie Miller – Memphis Jane (2009)
Americana
Met het album Wrecking Ball gaf Emmylou Harris haar carrière in 1995 een nieuwe wending. Zoals ook bij onder andere U2, Bob Dylan en Peter Gabriel werd de impuls daarvoor gegeven door producer Daniel Lanois. Hij laat Harris’ stem floreren dankzij een goed gekozen ensemble van liedjes uit de koker van een reeks artiesten die hun sporen als liedjesschrijver ruimschoots hebben verdiend. Dan hebben we het over mensen als Bob Dylan, Neil Young, Steve Earle, Jimi Hendrix en Lucinda Williams. De meest onbekende naam die terugvinden op de hoes, is die van Julie Miller. Zij levert het prachtige All My Tears (Be Washed Away) aan. Een lied dat in de loop der jaren ook door onder meer Ane Brun vertolkt zal worden.
In het kielzog van de hernieuwde belangstelling voor haar werk, gaat Emmylou Harris na Wrecking Ball op tournee met haar band Spyboy. Sleutelfiguur en steunpilaar in die band is de echtgenoot van Julie, de gitarist Buddy Miller. Hij is ook de producer van het live album Spyboy dat Harris van de tournee maakt. Zo ontpopt Emmylou Harris zich tot een sleutelfiguur in de carrière van zowel Julie als Buddy Miller. Beiden zijn op dat moment al een tijdje actief als muzikanten en liedjesschrijvers – Julie heeft ook al enkele albums op haar naam – maar dankzij Emmylou krijgen hun carrières meer vaart. Buddy, dan 43 jaar, gaat ook zelf albums uitbrengen, naast zijn werk als producer en als sessie- en tourmuzikant voor meer Steve Earle, Lucinda Williams, Linda Ronstadt en later ook voor Dolly Parton en Robert Plant & Alison Krauss.
Buddy en Julie delen behalve de liefde voor de Heer, ook een liefde voor een authentiek, traditioneel geluid. Dat is iets wat ze in hun huisstudio (Dogtown Studios) proberen te benaderen, terwijl uit deze liefde wellicht ook Buddy’s verzameling curieuze Wandre gitaren te verklaren is. Je zou denken dat als je een muzikaal echtpaar bent en dan ook nog in Nashville woont en een studio thuis hebt, dat het een kwestie van tijd is voordat je samen aan de slag gaat. Toch duurt het tot 2001 voordat het een gezamenlijk album verschijnt en pas in 2009 verschijnt hun tweede gezamenlijke werk: Written In Chalk.
Dit heerlijke Americana album is een prachtig voorbeeld van dat diverse roots geluid. Dat begint al meteen met de opener Ellis County, dat moeiteloos mee zou kunnen doen op een album van The Band. In de nummers die volgen horen we hoe mooi de stem van Buddy samen met die van zijn vrouw klinkt, die een geluid heeft dat ergens tussen Rickie Lee Jones en Stevie Nicks in zit. Maar ook Julie solo komt mooi uit te verf op de plaat, die uiteindelijk zelfs helemaal uitwaaiert tot late night jazz op Longtime. Maar stevig op aarde is ook erg fijn en dan komt een Bluesy nummer als Memphis Jane als geroepen. Kortom: je bijna willen dat meneer en mevrouw Miller wat vaker samenwerken. Pas in 2019 verschijnt hun volgende project, gevolgd door het mini-album met actuele protestliedjes Lockdowns Songs.
Keuze Remco Smith: Angus & Julia Stone – For You (2010)
Meer dan de som der delen
Beiden hebben ze solowerk afgeleverd. Na het prachtige Down The Way hebben ze ook gezamenlijk nog platen gemaakt. Maar zich overtreffen, dat lukte niet meer. Niet meer hebben we die magie gevonden, die familieleden wel vaker in hun muziek weten te vinden. Familieleden blijken wel vaker op dezelfde toonhoogte te werken. Zowel letterlijk: qua stemgeluid, als figuurlijk: het elkaar aanvoelen. Een wederzijds begrip dat buiten de bloedband lastiger lijkt te vinden. Ruzies liggen dan wel weer op de loer: de vetes tussen de broers Gallagher, Finn, Davies en Robinson zijn legendarisch. Het werk van de broers Gallagher heeft wel bewezen: vaak is een samenwerking meer dan de som der delen. Zolang ze maar kunnen velen dat de ander soms wat meer in de spotlights staat.
Zo komen we terecht bij Angus & Julia Stone. Broer en zus. Ook dat kan goed fout gaan, zie de Carpenters. Van broer en zus Stone geen verhalen over jaloezie, elkaar de aandacht niet gunnen, over een destructieve relatie. Of Angus & Julia Stone ondergewaardeerd zijn: daarover kun je uitgebreid en nutteloos discussiëren. Ze hebben op het hoofdpodium van Best Kept Secret gestaan, twee keer zelfs. Op Rock Werchter. Maar na Down The Way is het wel gaan sluimeren. Alle reden om het prachtige For You een platform te bieden.
Keuze Kees-Jan van der Ziel: DeWolff – The Pistol (2011)
Geen pulp
Op internet staat een gigantische lijst met bands, waarvan de leden familie gerelateerd zijn aan elkaar. Mijn eerste gedachte was bij de broertjes van de Poel uit het Limburgse Geleen. Piepjong waren de drie jongens toen ze hun eigen studio bouwden in de kelder van het ouderlijk huis. Drummer Luka was 12, zijn broer Pablo die zang en gitaar voor zijn rekening neemt, was 14 en gezamenlijke vriend Robin Piso 15; hij gaat wild op een Hammond orgel. Vooral dat laatste zorgt voor een dusdanig warm geluid, dat ze eigenlijk geen basgitaargeluid missen, en omdat de samenwerking zo goed loopt tussen de drie laten ze het ook zo lekker.
Thuis wordt er veel muziek gedraaid van jaren Deep Purple, The Doors, Jimi Hendrix. Dit is hun muziek, of zoals vader Patrick van de Poel zegt, deze jongens zijn een generatie te laat geboren. Die voorliefde is ook te horen als de jongens twee jaar later de winnaar zijn van de Kunstbende, een nationale wedstrijd voor jong talent. Met hun Yellow Rat Magic Blues uit 2008 hebben ze een experimentele mix van rauwe rock en groovy blues gemaakt. Waar de tekst over gaat? Lekker boeiend, het klinkt lekker en dat is belangrijker dan de achterliggende gedachte. Zo wordt ook de band naam bedacht. Een van de meest typerende quotes van Samuel L. Jackson in Pulp Fiction is: You send in the Wolff? Shiiiiiit negro, that’s all you had to say.
Ik ben zelf vooral gecharmeerd van het eerdere werk van DeWolff. Voor hun derde album Grand Southern Electric maakt het trio gebruik van een studio in de Amerikaanse staat Georgia. De producer van het album heeft onder andere gewerkt met The Black Keys. Het geheel zorgt ervoor dat de band een wat meer jaren ’70 Southern American rock geluid.
Ik heb de band inmiddels een aantal keren gezien en wat ik vooral zo lekker vind is dat ze live een heel stuk rauwer klinken dan op de plaat. Dat is natuurlijk wel vaker bij live muziek, maar ik het valt bij DeWolff wel echt op. Het nummer wat ik hier wil uitlichten, is gek genoeg dan toch wel weer een nummer wat dat typische Southern randje heeft, maar ik vind vooral de lange solo’s zo lekker, zowel op gitaar als op orgel. Het laat vooral horen dat het geen band is, waarbij het gaat om macho gedrag van de gitarist. Dat is bij veel blues artiesten wel zo. Bij DeWolff krijgt iedereen zijn aandacht en is even belangrijk. Daarnaast hoor je heel onmiskenbaar de invloeden van de muziek waarmee ze zijn opgegroeid. De opbouw doet denken aan Child In Time van Deep Purple, de tekst verwijst best naar Hey Joe van Jimi Hendrix en ergens doet het mij denken aan The End van The Doors.
The Pistol gaat, hoe toevallig ook, over twee broers en een vrouw. Voor een van de broers loopt het iets minder goed af, maar hoe dat zit, dat hoor je aan het eind van het liedje. Eerst genieten van al het moois wat er vooraf gaat.
Keuze Guido de Greef: First Aid Kit – Emmylou (2012)
Traantje
Wie het ooit zei weet ik niet, maar er is geen mooiere samenzang dan tussen broers en zussen. Er gaat niks boven de harmonieën van The Beach Boys, de Jekyll & Hyde-tegenpolen Angus & Julia Stone of dat hemelse moment als de Everly Brothers oh, I can feel something happening in On The Wings of a Nightingale zingen. Het is geen garantie voor grenzeloos muzikaal succes; er bestaat ook nog zoiets als The Cheeky Girls en de broertjes Gallagher klonken (en klinken) beduidend minder unisoon.
Zingende broers en zussen lijken zeldzamer te zijn geworden. Misschien is dat het Kelly Family-effect; er hangt iets tuttigs aan. Daar trokken de zusjes Johanna en Klara Söderberg, sowieso afkomstig uit een muzikale familie, zich niks van aan. Zij houden er een goede, typisch Zweedse hang naar onafhankelijkheid op na en begonnen al op jonge leeftijd samen op te treden. (Dat ze daarbij als bandnaam voor het belachelijke First Aid Kit kozen, kan ook op het conto van die Zweedse onafhankelijk worden geschoven.)
Dat Zweedse komt terug in de openingsregels van Emmylou, de mooiste song van het duo:
Oh, the bitter winds are coming in
And I’m already missing the summer
Stockholm’s cold, but I’ve been told
I was born to endure this kind of weather
Maar eigenlijk gaat Emmylou over een onbereikbare liefde waar ze het liefste mee zouden willen zingen. Het refrein gaat in harmonie, met verwijzingen naar twee legendarische koppels uit de geschiedenis van de countrymuziek: Johnny Cash en June Carter, wat een liefde voor het leven was, en Gram Parsons en Emmylou Harris; een liefde die in de knop werd gebroken. Die verwijzingen zijn niet het enige country-element van Emmylou, want we hebben ook nog de snik in de stem bij Johanna, de galopperende melodie en de pedal steel.
De ode aan Emmylou Harris kwam niet uit de lucht vallen. Toen de zusjes 14 en 16 jaar oud waren, werden ze gegrepen door Parsons’ album Grievous Angel. Niet lang daarna schreven ze Emmylou als eerbetoon in Zweden, en namen het op in Omaha, Nebraska. Bij die opnames werden ze bijgestaan door Conor Oberst en Mike Mogis. De videoclip filmden ze in Joshua Tree National Park, op de dag dat Parsons 65 zou zijn geworden.
In 2015, tijdens de uitreiking van de Polar Music Prize, kreeg First Aid Kit de kans om voor Harris op te treden. Ze coverden Harris’ Red Dirt Girl, en zongen Emmylou. De Amerikaanse zangeres pinkte een traantje weg. Zou ze gedacht hebben aan de liedjes die ze met Parsons ná Grievous Angel had willen zingen, maar die er nooit zijn gekomen?
Keuze Jeroen Mirck: Tweedy – Low Key (2014)
Eenmalig?
De videoclip draait er niet omheen: vader en zoon lopen het kantoor van de platenbaas binnen. Jeff Tweedy en zoon Spencer Tweedy. Nee, niet Wilco. Wilco is geen familieband, maar dit uitstapje uit 2014 onder de bandnaam Tweedy is dat wel. Indie-icoon Jeff Tweedy dook de studio in met zoonlief Spencer. Dat is geen gimmick, weddenschap of nepotisme, want Spencer Tweedy is echt een prima drummer, die eerder werkte met onder meer Mavis Staples, White Denim en Sarah Lee Guthrie.
De band van vader en zoon is een vooralsnog eenmalig uitstapje dat een prima album heeft opgeleverd, genaamd Sukierae. Over familie gesproken: Sukierae is de bijnaam van Susan Tweedy, vrouw van Jeff en moeder van Spencer. Zij is het (abstract bezongen) onderwerp van het album. Dat onderwerp is zwaarder dan het album klinkt: Susan vocht een strijd uit met het non-Hodgkin lymfoom, een kwaadaardige maar behandelbare vorm van kanker. Me dunkt een familiealbum dus.
Het opvallende aan Sukierae is de beduidend luchtiger toon dan we doorgaans van Wilco gewend zijn. Natuurlijk boetseert Jeff Tweedy wel vaker een toegankelijk mopje Indiepop, maar luchtig is niet echt een kwalificatie voor zijn primaire band. Het project Tweedy is dat wel, mede dankzij de laid back percussie en snaredrums van zoon Spencer, die in zijn ritmiek duidelijk beïnvloed lijkt door soul en jazz. Zeker de single Low Key is behept met de bijbehorende relaxte vibe, die ook doorklinkt in het lieflijke koortje (Jess Wolfe en Holly Laessig, beter bekend als Lucius) dat stroop smeert met kreetjes als ooh-ooh-ooh en aah.
Het album Sukierae zou oneerbiedig gezien kunnen worden als tussendoortje, maar het getuigt juist van een frisheid die Jeff Tweedy even nodig had. Sterker nog: sindsdien is hij vaker eigen muziek gaan uitbrengen zonder Wilco-stempel. Bovendien beviel de samenwerking met zijn zoon, want die drumde vaker mee. Vaak lekker low-key. Heerlijk.
Keuze Joop Broekman: Haim – The Steps (2020)
Zoetverpakte relatietips
Zeg het nou eerlijk: Haim was toch gewoon een ordinaire hype? Een jaar of acht geleden struikelden de journalisten en de DJ’s over elkaar heen om in de feestvreugde mee te delen. Hier natuurlijk met Europees voorportaal Engeland voor de primeur. Oh ja, en de platendeal en de support act. Of iets een hype is, wordt voor de luisteraar bepaald, dus dan hoef je het nog geen hype te vinden. Daar kun je flink over discussiëren. Hypes hoef ik nooit meteen te beluisteren, die komen vanzelf wel ergens voorbij. En dan de volgende keuze; wat doe je er mee? Op afstand houden, tot op zekere hoogte gedogen (snobs doen dat, ijskoud) of alsnog in de armen sluiten? Haim valt bij mij in de de middelste categorie.
De drie zusjes uit Los Angeles kunnen spelen, dat staat buiten kijf. Met hun stemmen is niets mis, en dat redt hun muziek, vind ik. Misschien komt dat omdat ik geen r&b-fan ben. Op het podium rocken ze wat meer, dus je kunt me overhalen. En het bijzondere aan poppy gedoogacts? Ergens weten ze je interesse vast te houden, ook al is het op de achtergrond. Want er is altijd wel dat ene liedje dat effe net wat meer indruk maakt. Nee, geen guilty pleasure. Gewoon een echt goed nummer. Een muzikale oorwurm. En dan ook nog een met een kratje weerhaken voor de blijvend indruk.
De dames kregen het bij mij voor elkaar met The Steps. Een liedje over de inhoud van een relatie en hoe belangrijk een goede verstandhouding is, ook al zijn de partners verschillend. Dat kan werken of crashen. Het je begrijpt me niet is heel vaak onderdeel in een discussie of ruzie. Hier is het een pakkende regel.
Keuze Ruud Besseling: Megadeth – A Tout Le Monde (2020)
A Tout Le Ron
Een stukje schrijven over familie, nou dat kan. Laat ik dan een stukje schrijven over muzikale familie en dan niet zo zeer over familie welk instrument bespeelt, maar voornamelijk over familie welke muziek deelt. Mijn neef, welk onlangs Abraham zag, had al vroeg een liefdevolle muzikale voorkeur voor Megadeth en deelde deze met mij. Ik was ook op slag verliefd.
Nimmer heb ik mij ingelaten met de onzinnige strijd qua Megadeth vs. Metallica: beiden hebben absolute pareltjes gecomponeerd, maar de liefde voor Dave en zijn vele mannen was en is gewoon groter. De heerlijke agressieve riffs, zijn politieke statements en zijn persoonlijke ontmoetingen met hogere machten (overleefde minimaal twee keer een medisch verklaarde dood) gaven de doorslag. Een hogere macht welke trouwens ook zou leiden tot intens en groot verdriet. Want waar Dave de strijd wel wist te winnen, was deze ongenadig voor mijn vriend Ron.
Ik leerde Ron kennen via diezelfde neef en meerdere keren bezochten wij een concert van Megadeth. Ron was het oneerlijke slachtoffer van een tegenstander genaamd taaislijmziekte en dat gevecht was vanaf dag één een oneerlijke strijd. Toch was Ron een fantastisch vrolijke gast en zeer geliefd bij familie en vrienden. Met een aantal van die vrienden inclusief moi ging Ron mee naar het optreden van Megadeth in 013, Tilburg 2005. Van de reis daarheen tot na het concert hebben we een fantastische dag beleeft, maar waar de rest het nog kan navertellen was het helaas voor Ron niet lang daarna over en uit. Misschien klinkt dit hard, maar zo voelde het ook. De ‘r’ zat nog in de maand en net als velen liep ook hij een griepje/verkoudheid op, welke helaas fataal was. De avond in 013 heb ik nog even gezellig met hem aan de bar gestaan, vooraf en na het optreden in de auto nog gelachen, maar toch blijft het een pijnlijke herinnering. Toch mag de hele wereld (A Tout Le Monde) het weten, dat Ron een vriend van mij was. Nondeju, klinkt haast als ‘In My Darkest Hour’.
Keuze Marèse Peters: Field Music – No Pressure (2021)
Brave, maar geniale hendriken
Het Britse Field Music timmert al aan de weg sinds 2004. Kern van de band: broers David en Peter Brewis. In hun beginjaren werden ze bijgestaan door derde bandlid Andrew Moore.
Broers en zussen in de muziek, dat gaat vaak niet goed. Britse broers in de popmuziek: daar hebben we meteen een beeld bij. Rollend over straat, vuilbekkend in elk interview. Maar niet deze broers! Met hun keurig gekapte koppen en vriendelijke gezichten ogen ze als brave hendriken. Geen zin en geen tijd om de (relatieve) roem naar hun hoofd te laten stijgen. Veel te druk bezig met het maken van hun geniale composities.
Field Music maakt muziek die niet echt in een hokje past wat mij betreft. Maar wil je ze echt ergens in stoppen, kies dan voor ‘Indie/artrock’. Hun herkenbare geluid wordt gedefinieerd door de opmerkelijk lichte stemmen van de broers, en de aanstekelijke en hoekige ritmes die je voet ongemerkt op en neer doen bewegen. Snufje postrock, vleugje prog, catchy melodietjes: ziedaar het recept voor Field Music.
Hoogtepunt uit hun oeuvre: derde album Plumb uit 2012. Genomineerd voor de Mercury Prize, dus de mensen die het weten kunnen, vinden dat ook. Ik viel meteen voor opener Start The Day Right vanwege de geniale mix tussen proggy en poppy. Ook de andere nummers van dit album doen je van de ene verbazing in de andere vallen.
Maar het nummer dat ik voor deze battle in de spotlights wil zetten, is hun allernieuwste. Deze maand verschijnt het negende album van de broers: Flat White Moon. Ik kijk er enorm naar uit. En zoals dat tegenwoordig hoort, deden David en Peter iets leuks voor de sociale media. No Pressure is het eerste nummer van het nieuwe album, en ze hebben er een geinig filmpje bij gemaakt. Je zou ze toch zó mee naar huis nemen?
[crowdsignal poll=10794094]