Enig narcisme is de meeste artiesten niet vreemd. Misschien is het zelfs wel noodzakelijk om een klein beetje van jezelf te houden als je succesvol wilt zijn. Menig artiest schept in zijn of haar liedjes dan ook graag op over skills, geld of sexappeal. Allemaal onzekerheid natuurlijk (of compensatie voor een gebrek aan iets), maar evengoed vaak tamelijk irritant.

Nee, geef ons maar artiesten die goed om zichzelf kunnen lachen. Zelfs de zangers met de allervervelendste liedjes zou je er bijna om gaan waarderen. Zie hier een paar liedjes die getuigen van een flinke dosis zelfspot.

Keuze Carlo Deuten: Dr. Hook – Everybody’s Making It Big But Me (1975)

Say cheese

Je kunt natuurlijk een smeekbede de wereld in sturen dat je een foto op de cover van de Rolling Stone wel ziet zitten. Dat kan ook nog op een andere manier moet Dr. Hook gedacht hebben. Je kunt jezelf  als muzikale underdog natuurlijk ook vergelijken met succesvolle collega’s als Elvis, Paul McCartney, Elton John of  Neil Diamond.

Elvis he’s a hero he’s a superstar
And I hear that Paul McCartney drives a Rolls Royce car
And Dylan sings for millions
And I just sing for free
Oh everybody’s makin’ it big but me

Keuze Tricky Dicky: Elton John – Grow Some Funk Of Your Own (1975)

Macho

Elton John is een dankbaar onderwerp op het gebied van ijdelheid; ik had daarover (hier) al eens geblogd. Maar tegelijkertijd heeft de man humor en zelfspot. Laten we een paar uitspraken onder de loep nemen:
– I was more ashamed that I couldn’t work the washing machine than the fact that I was taking drugs.
– I was a successful man, I was wealthy, I was, you know, seemingly intelligent – even that I am not intelligent enough to ask for help.
– Who really needs a new album from me?

Hij heeft vijf albums in de nieuwe eeuw gemaakt. Oké, ze verkopen niet meer zo goed, maar Sharon maakt nog steeds uitstekende liedjes. Die bijnaam heeft hij van zijn maatje Rod Stewart gekregen, want Elton John is (niet verder vertellen) van de herenliefde. Het heeft enige tijd geduurd, voordat hij er openlijk voor uitkwam. In 1976 stelde hij nog dat hij bi-seksueel was om in 1984 met Renate Blauel te trouwen. Na het mislukte huwelijk gaf hij openlijk toe dat hij zich bij een man prettiger voelde. Mijn vrouw trouwens ook.

Begin jaren zeventig was Elton ‘hot’. Alles wat hij aanraakte veranderde in goud en platina, maar na Blue Moves uit 1976 kwam de klad er (tijdelijk) een beetje in. Maar vanaf 1973 tot en met Rock Of The Westies kwamen alle albums op de eerste plek in de Amerikaanse albumlijst. En zijn singles werden minimaal vette top 5 hits. Op ééntje na: Grow Some Funk Of Your Own, dat het slechts tot de 14de plek wist te schoppen. Misschien omdat het een uptempo-nummer was? Desalniettemin vind ik het een pareltje. Het lied gaat over een man die uit een nachtmerrie wakker wordt. Hij was ergens in een bar in Mexico, waar een jong meisje zijn aandacht trok. Echter, de vriend van het meisje legt hem duidelijk uit dat hij zijn vertier ergens anders moet zoeken.

Take my advice
take the next flight
and grow your funk, grow your funk at home

Alhoewel niet specifiek gesteld mogen we er wel van uitgaan dat het een persoonlijke ervaring van Elton was. En terwijl hij zich uit deze vervelende situatie probeert te redden, merkt hij dat zijn maatjes met de stille trom vertrokken zijn. Hij blijft dus alleen achter en dan zegt onze Elton over de vriend van het meisje: Oh, he was so macho. Even later en omdat het vriendje hem bij zijn arm grijpt: Oh, and it hurt so much.

Ach, diep in zijn hart wist hij allang uit welk hout hij gesneden was en in Grow Some Funk Of Your Own steekt hij de draak met zichzelf.

Keuze Carlo Deuten: Joe Walsh – Life’s Been Good (1978)

Knipoog

Ondergewaardeerd? Zo zou ik het oeuvre van de Eagles niet willen classificeren. Alhoewel deze Outlaw Men wel een aantal nummers op hun naam hebben staan die wat mij betreft wat meer aandacht verdienen. Het feit dat Their Greatest Hits 1971-1975 van de Eagles in Amerika het bestverkochte album aller tijden is spreekt voor zich. En de hoge notering in de jaarlijkse aller-tijden-lijstjes voor Hotel California zegt ook genoeg. Toch vormt deze klassieker wel indirect de aanleiding voor mijn Ondergewaardeerde liedjeskeus.

Ruim 40 jaar na dato is inmiddels wel duidelijk dat een verblijf in Hotel California niet gelijk staat aan een gezellig weekendje ‘hotel motel Holiday Inn’. Het is een  metafoor voor het leven in California. De weg naar het succes, de roem en rijkdom. De Hollywood Hills en ongetwijfeld ook The California Girls. The lifestyle of the rich and the famous binnen handbereik. Zeker voor een jonge succesvolle band in het zonnige California. Zon, sex,drugs, rock & roll en aanverwante genotsmiddelen. Mede mogelijk gemaakt door het succes en de bijbehorende geldstroom. Ik kan me niet voorstellen dat de heren destijds keurig elke maand geld overboekten naar hun Zilvervlootrekening. Je moet wel heel erg sterk in je schoenen staan om al die verleidingen te weerstaan.

You can check out any time you like,
But you can never leave!

Een prachtige metafoor voor het luxueuze leven van de bandleden. Maar waarom een metafoor gebruiken?  Dat moet Joe Walsh hebben gedacht. Een jaar voordat Hotel California verscheen trad de gitarist toe tot de Eagles. Hij drukte meteen een belangrijk stempel op het album. Hij had met de James Gang al zijn visitekaartje afgegeven, maar de Eagles bracht hem naar de muzikale Champions League. In 1978 verscheen zijn vierde sololabum But Seriously Folks… Een titel die al een (muzikale) knipoog doet vermoeden. Dat gaat in ieder geval op voor het nummer Life’s Been Good. Zelfspot in optima forma. Geen luxueus hotel als metafoor voor het leven als rockster. So you want to be a rock and roll star? Nou dan ook gewoon maar het beestje bij de naam noemen. Zelfspot? Geen probleem! Als volwaardige rockster doe je er gewoon nog een schepje, of twee, bovenop. Een gevalletje ‘met de billen bloot!’

So I got me an office, gold records on the wall
Just leave a message, maybe I’ll call

They say I’m crazy but I have a have a good time
I’m just looking for clues at the scene of the crime
Life’s been good to me so far

Een groot huis! Een dikke Maserati voor de deur! Een eigen kantoor met gouden platen aan de muur! Feesten tot diep in de nacht! Overnachten in de duurste hotels. Het leven als succesvol muzikant is goed te doen in The Golden State. Maar ben je je er wel van bewust?  Dat is natuurlijk de vraag!

Keuze Martijn Vet: Ben Folds Five – Army (1999)

Wilde plannen

We klooien allemaal maar wat aan. Doen dingen waar we later spijt van krijgen of, erger, doen dingen niet die we wel hadden moeten doen. Ben Folds is een meester in het beschrijven van zijn eigen geklooi. Hoe hij er een puinhoop van heeft gemaakt, hoe hij zijn tijd heeft verdaan met nutteloze zaken en, in dit onvolprezen Army, hoe de wilde plannen toch niet helemaal uitkwamen.

Keuze Willem Kamps: Blackmail – Leave On (2001)

Stilte

Zelfspot in de muziek. Ik wist er niet één twee drie een naam bij te bedenken. Dus gezocht in m’n iTunes en op het net maar kwam niet verder. M’n platenverzameling dan. Ik zou vast iets tegenkomen en verdomd, halverwege de B was al het raak. Daar stond het Duitse Blackmail. Ik kende ze van Kink FM waar Same Sane begin deze eeuw veelvuldig werd gedraaid en mij aardig wist te bekoren. Toen ik niet veel later hun cd Bliss Please zag staan voor een zacht prijsje was de keuze snel gemaakt. Het bleek een heerlijke plaat met een stevig alternatief en gevarieerd geluid.

Het album kent totaal zestien nummers. Bij de eerste draaibeurt vroeg ik me af wanneer het voorlaatste nummer, Leave On, nou begon. Achteraf bezien gewoon bij de eerste tel, want het bleef stil, 2.22 minuut lang. Wie werd hier in de maling genomen? Wie spotte hier met wie? Wordt gespot met de luisteraar, die zijn verwachtingen plots moet bijstellen; huh, hier komt niks meer? Spot de band met zichzelf? Een nummer dat bestaat uit ruim twee minuten stilte is onzinnig maar kan ook niet slecht klinken, dus kun je de band niet bekritiseren. Het roept ook de vraag op waarom 2.22 minuut? Met 1.54 minuut of 3.18 doe je hetzelfde of zijn die dikke twee minuten de grens voordat je pislink het schijfje uit de speler haalt en uit het raam slingert?

In 1952 schreef avant-garde componist John Cage een vergelijkbaar stuk, 4.33. Dit bestaat uit drie movements, waarbij de uitvoerende muzikant of muzikanten niets doen. Wat telt zijn de omgevingsgeluiden, een hoest, een krakende stoel, wat dan ook. In elk geval ieders ademhaling. Leave On lijkt er erg op, maar het is geen cover zoals de metalversie van Dead Territory, geen ingekorte versie of alleen het tweede  of derde movement. De titel is immers afwijkend en volgens de hoesinformatie geschreven door de band. Maar, net als bij Cage klank-kleurt ook hier het publiek elke keer de uitvoering.

Het mooie is, beide nummers vertolk je vooral zelf, al heb je nog nooit een instrument in je hand gehad. Geen opname bij de hand? Pak je mobiel met stopwatch of je digitale keukenwekker en speel.

Spot, zelfspot? Ironie? Cage was bloedserieus. En Blackmail? Het antwoord laat ik aan de luisteraar, de uitvoerende.

Keuze Eric van den Bosch: William Shatner & Henry Rollins – I Can’t Get Behind That (2004)

Een carrière in zelfspot

De kunst – inclusief pop- en rockmuziek – zit vol snobs, zowel bij de beoefenaren als bij de bewonderaars.

Mijn favoriete bandje Status Quo werd jarenlang laatdunkend afgedaan als ‘drie-akkoorden-bandje’ en gaf een magistraal antwoord door het 28e(!) studioalbum In Search Of The Fourth Chord te noemen. Iemand die zichzelf aanvankelijk zéér serieus nam als acteur en performer was William Shatner. Zozeer zelfs dat hij een soort running joke werd. Tot hij rond de eeuwwisseling doorkreeg dat hij dat imago ook in zijn voordeel kon gebruiken.

Hij ging bewust spelen met dat imago. Hij acteerde de overacterende acteur, zoiets. Of hij nu in Third Rock From The Sun de oversekste galactische overlord The Big Giant Head speelde of in Boston Legal de excentrieke advocaat Danny Crane, Shatner speelde toch vooral zichzelf.

Vanaf 2004 heeft hij ook weer albums gemaakt, met hulp uit onverwachte hoeken. Het popalbum Has Been (2004) met Ben Folds, Joe Jackson en Henry Rollins, het ruimtethema-album Seeking Major Tom (2011) met onder andere Ritchie Blackmore, Alan Parsons, Brad Paisley en Bootsy Collins, het progalbum Ponder The Mystery (2013) met Yes’ Billy Sherwood, Steve Vai en Rick Wakeman, en dit jaar zelfs twéé albums: het countryalbum Why Not Me met Jeff Cook en het kerstalbum Shatner Claus met onder andere Iggy Pop, Todd Rundgren en Billy Gibbons.

Een van de hoogtepunten op Has Been was I Can’t Get Behind That, uitgevoerd met Henry Rollins en daarnaast ook nog Adrian Belew op gitaar. Shatner en Rollins lopen als twee grumpy old men te klagen over van alles en nog wat, van tv-reclames tot rijlesleerlingen. Het hoogtepunt van het nummer is voor mij Shatner die klaagt over rappers: I can’t get behind so-called singers that can’t carry a tune, get paid for talking, how easy is that? Na een korte pauze, alsof hij zich net realiseert wat hij zelf aan het doen is volgt een vrolijk Well, maybe I could get behind that!

In dat ene zinnetje doet Shatner precies wat hem alweer twee decennia succes oplevert: zijn eigen imago omarmen. William Shatner is een wat vreemde oom, waarvan je nooit helemaal zult weten hoe hij écht in elkaar steekt, maar één ding is in prettige mate aanwezig: zelfspot. Eén Bono, één Sting en één Kanye West is volgens mij al meer dan goed is voor de wereld.

[polldaddy poll=10161665]

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.