De eerste kennismaking moet het duet met Julio Iglesias zijn geweest. De ex-voetballer deed het vroeger goed bij ons thuis. Niet vanwege zijn inspanningen voor Real Madrid; mijn ouders waren bepaald geen liefhebbers van sport op de buis. Op zondagavond met het bord op schoot voor Studio Sport was er niet bij, in plaats daarvan keken we naar zo’n beetje alle muziekprogramma’s die er in de jaren 80 op televisie te vinden waren. Op Volle Toeren van de TROS, Veronica Muziekland en natuurlijk AVRO’s Top Pop. Daar spotte ik hem voor het eerst: Willie Nelson. Zij aan zij met de gewezen doelman To All the Girls I’ve Loved Before kwelend, mijn moeder in katzwijm achterlatend. Het tekende ‘s mans veelzijdigheid, maar Julio’s compaan was in mijn 10-jarige ogen in de eerste plaats een merkwaardig soort van indiaan met vlechtjes en een tooi zonder veren. Wist ik veel dat ik zat te kijken naar niemand minder dan the original outlaw!
Hij gaat al weer even mee, vorig jaar tikte Willie nog de 90 aan. Zijn doorbraak bij het grote publiek had nogal wat voeten in de aarde. Ver voordat hij samen met brother-in-arms Waylon Jennings het verzet zou gaan leidden tegen de gladde countrypolitan producties van het keurig aangeharkte Nashville-establishment, sappelde hij als DJ en liedjesschrijver. Talent was evident aanwezig: al in een vroeg stadium kwam de klassieker Family Bible uit zijn pen. Claude Gray had er een grote C&W-hit mee te pakken, maar Willie kon er net de boodschappen voor zijn jonge gezin van betalen. Nogal letterlijk: hij had de rechten van het nummer voor 50 dollar aan zijn gitaarleraar verpatst om die week rond te kunnen komen. Dat laat ik mooi geen tweede keer gebeuren, moet hij hebben gedacht.
Hij bleek een rijke innerlijke bron te hebben aangeboord: Crazy, Funny How Time Slips Away en niet te vergeten Nite Life (waar collegablogger Martijn nog een prachtig stukkie over schreef voor de Nacht-battle) werden stuk voor stuk hits in de handen van collega’s. Op eigen titel liet hij meer dan een dozijn platen het licht te zien, maar dat leverde geen grote successen op. De mal waarin platenlabel RCA hem probeerde te duwen, begon steeds meer te knellen. Tot hij begin jaren 70 besloot terug te gaan naar zijn geboortegrond Texas. Daar werd hij als een held ingehaald door de hometown crowd; behalve bij conservatieve muziekliefhebbers bleek hij ook razend populair onder het hippie-publiek van Austin. Vanaf dat moment liet hij zijn haar groeien en tooide hij zich met die kenmerkende hoofdband.
Dankzij het totaal onverwachte crossover succes van het album Red Headed Stranger (1975) wist hij samen met de gelijkgestemde Waylon Jennnings de Outlaw-beweging te kickstarten. Hiermee stelde hij eigengereide collega’s uit de countrymuziek in staat het muzikale heft in eigen handen te nemen. Twee unieke platen voor platenlabel Atlantic gingen eraan vooraf en verrichtten zo gezegd het grondwerk: de samen met de vermaarde R&B-producer Jerry Wexler vervaardigde conceptplaten Shotgun Willie en het op de kop af een halve eeuw oude Phases And Stages. De een zijn visitekaartje, de ander een echtscheidingsplaat die zijn tijd ver vooruit was. Op unieke wijze wisselde van kant A naar kant B het perspectief van de vrouw naar dat van de man. Kant A bevat een wrange afscheidsbrief die alles op het veel bekendere Rumours van Fleetwood Mac en Marvin Gaye’s Here My Dear in de schaduw weet te stellen: Pretend I Never Happened. Luister, huiver en huil dikke tranen met tuiten.
Foto door Pamela Smith op Flickr