In een mannenbolwerk als de popmuziek dienen niet alleen mooie vrouwen als muze. Ook een glimmende bolide met fraaie rondingen, niet voor niets ook wel de heilige koe genoemd, inspireert makkelijk tot prachtige kunstwerkjes, zoals u hieronder bewezen zal zien. Al lijken de hoogtijdagen alweer ver achter ons, toen er nog heel gericht over iconische monumenten zoals T-Birds, Corvettes en Cadillacs werd gezongen: toen auto’s nog smoel hadden. Daarna hooguit nog een enkele song over de Mercedes-Benz, of een lofzang op de 2CV of een Volkswagen busje, en daarna was de muzikale autoliefde wel zo’n beetje voorbij.

Want met al die grijs-zilveren eenheidsworst die er tegenwoordig rondrijdt: wie gaat daar nou nog zijn liefde aan verklaren? Of is het slechts een kwestie van tijd voor de eerste Tesla-fanboy opstaat en een hit scoort?

Keuze Annemarie Broek: Chuck Berry – No Particular Place To Go (1964)

Wanneer je de ontwikkeling van de Rock & Roll bekijkt, dan kan je simpelweg niet om de persoon  Chuck Berry heen. In 1955 al scoorde hij hoog in de Billboard Hot 100 met het nummer Maybelline, ruim voordat er sprake was van een aparte R&B hitparade. Zijn teksten verwezen grotendeels naar het leven van teenagers in de vijftiger en zestiger jaren.

In No Particular Place To Go uit 1964 maakt hij een autorit met zijn vriendinnetje, want waar kon je in die dagen ongestoord met je scharrel alleen zijn behalve in de auto? Maar als het op het serieuze werk aankomt, wil de veiligheidsgordel niet los. Een drama, om kort te gaan.

Jammer genoeg groeiden zijn teksten niet mee met zijn leeftijd, zodat hij in 1972 My Ding-A-Ling uitbracht, wel een dikke hit voor hem, maar qua tekst en muziek Berry onwaardig; bovendien een cover van een cover.

Berry was overigens een lastig heerschap, die het zijn medemuzikanten niet gemakkelijk maakte. Hij was argwanend van aard, omdat hij financieel pootje was gelicht door zijn management. Sindsdien liet hij zich voor de aanvang van elk concert cash uitbetalen. Van de weeromstuit eiste hij de credits van al zijn liedjes voor zichzelf op, hoewel hij in een bepaalde periode alles samen schreef met Johnny Johnson, zijn trouwe pianist. Het enige wat Johnson eraan overhield, was het liedje Johnny B. Goode wat aan hem gewijd was. Toen Johnson de auteursrechtenkwestie eindelijk bij de rechtbank aankaartte, was hij te laat.

Ter gelegenheid van Berry’s 65ste verjaardag was er een concert georganiseerd met een groot aantal bekende muzikanten. Keith Richards had de leiding over dit gebeuren. Een van de mooiste momenten uit de film Hail Hail Rock & Roll van dit concert, is als Chuck Berry Keith Richards aanspreekt op een verkeerd gespeelde slurr in het nummer Oh Carol. De blik van Richards is goud waard. Dat geldt ook voor de blikwisseling tussen Richards en Johnny Johnson.

Keuze Alex van der Meer: Bob Dylan – From A Buick 6 (1965)

Klassieker op de snelweg

Als een B-kantje kon het slechter, als albumtrack ook. From A Buick 6 heeft echter de autopech dat het op het hoogwaardige album Highway 61 Revisited staat en op de B-kant van het even zo briljante Positively 4th Street. Op Highway 61 staan zoveel onvergetelijke nummers dat From A Buick 6, als uptempo blues track, wellicht wat gewoontjes lijkt. Het oude barrel is een klassieker, en tuft nog lekker rond op de snelweg. Wat heet, het is meer dan ouderwets lekker karren.

De theorie gaat dat Bob Dylan heeft willen verwijzen naar een muzikale tijdsperiode met de titel van het nummer. Het liedje gaat namelijk niet over een auto. Tot 1930 werd het model Buick 6 als auto uitgebracht. Het Bluesnummer Milk Cow Blues van Sleepy John Estes komt uit 1930. Dit From A Buick 6 is daar weer gedeeltelijk op gebaseerd. Het specifieke tempo lijkt echter heel erg op een nummer van The Kinks, ook uit 1965. Dit nummer draagt daadwerkelijk de naam Milk Cow Blues. Om het nog verwarrender te maken is dat dan weer een cover van een ander oud Bluesnummer met dezelfde titel, oorspronkelijk uit 1934, van Kokomo Arnold. Ik ben er nog niet geheel achter wat er eerder was, de melkkoe van The Kinks of de heilige koe van Bob Dylan. Ondoorgrondelijk zijn de wegen van de muziekgeschiedenis zo nu en dan.

De track ademt dus historie en nodigt uit tot verdere muzikale sightsee trips, ook weg van de snelweg. Net zo goed dat het uitnodigt om lekker uit je dak te gaan. Ik vraag me dan ook af of een Buick 6 een wagen was zonder dak? Moet haast wel.

Keuze Remco Smith: The Tragically Hip – Locked In The Trunk Of A Car (1992)

Gevangenis

De auto. Symbool van vrijheid. Met een Cadillac met open dak, loom in het zonnetje. Zonnebrilletje op, countrymuziek op de speakers. Het avontuur tegemoet. Auto’s worden vaak gebruikt als metafoor voor vrijheid, voor seks. Little Red Corvette. Pink Cadillac. Ol’55. De auto als teken van vriendschap zoals in Road Trippin’. Dat geldt niet alleen in muziek trouwens. Ook in films is de auto’s het vehikel voor bevrijding, voor avontuur. Thelma & Louise, om maar wat te noemen.

De werkelijkheid is natuurlijk lang niet zo prozaïsch. De auto brengt de meeste gewone niet avontuurlijke burger van Vinex naar kantoor. In de colonne in de file. Iedere dag weer. Al in optocht nog voordat de A50 is bereikt. En ’s avonds datzelfde stuk in dezelfde file weer terug. Bij terugkomst tien – twaalf rondjes door de wijk rijden op zoek naar een parkeerplaats. Het leven met auto biedt niet alleen maar vrijheid, integendeel. De heilige koe als een gevangenis op wielen. Ik ben geen forens. Ik prijs mezelf iedere dag gelukkig dat ik met een minuutje of vijf lopen op kantoor ben. Die enkele keer dat ik echt om negen uur met de auto ergens moet zijn, denk ik alleen maar: Let me out. Let me out. Let me out. Let me out.

Wat mij brengt bij The Tragically Hip op de top van haar kunnen, ten tijde van het onvolprezen Fully Completely, samen met Road Apples de vliegende start van deze Canadese band. Locked In The Trunk Of A Car is gebaseerd op de ontvoering van een Canadese minister in de jaren ’70. De steeds wanhopiger klinkende Gordon Downie gaat nog steeds, ook bij herluistering, door merg en been. LET ME OUT!

Keuze Freek Janssen: Hallo Venray – Japanese Cars (1992)

Auto’s totaal niet serieus nemen, maar er toch veel mee bezig zijn

In het leven heb je twee soorten mensen: zij die auto’s belangrijk vinden en zij die daar een andere mening over hebben.

Ik zelf, je raad het al, behoor tot de tweede categorie. En als ik het goed heb, dan voelt Henk Koorn van Hallo Venray hetzelfde. Het thema ‘auto’s’ komt regelmatig voorbij in de teksten van Hallo Venray, maar altijd met een hele grote, dikke, vette knipoog. Zoals in The Beach:

I don’t know
I don’t know how to use a surfboard
But I know how to drive a Ford
Or a Chevvy
Or a Plymouth or an Oldsmobile

Maar ook I Don’t Wanna Know (I don’t wanna know, if someone passes you, you drive to slow) en The Road zitten vol met autoreferenties. Zo leuk als in Japanese Cars wordt het nergens. En wel vanwege de volslagen puberale attitude jegens de vierwieler:

I DON’T LIKE JAPANESE CARS
I DON’T LIKE JAPANESE CARS
I DON’T LIKE JAPANESE CARS
I DON’T LIKE JAPANESE CARS
For no reason
At all
Just for fun
Auto’s niet zo serieus nemen, maar er stiekem tóch heel vaak mee bezig zijn. Henk Koorn en ik zijn vast niet de enige die daar last van hebben.

Keuze Marco Groen: Cake – Stickshifts And Safetybells (1996)

Een ritje met Cake

Wanneer je op zoek bent naar een liedje met teksten dat meerdere lagen heeft, een diepere betekenis of een metaforisch beeld geeft van een dystopische wereld; Stickshifts And Safetybells is niet zo’n nummer. Mocht je in plaats daarvan op zoek zijn naar een liedje waarbij de drums je in een soort trance brengen, de bas je in vervoering brengt en de gitaar je kippenvel bezorgt; Stickshifts And Safetybells is niet zo’n nummer. Maar als je op zoek bent naar een liedje dat je door de teksten  doet glimlachen en de muziek zomaar de intro zou kunnen zijn van een film als The Ballad of Buster Scruggs, dan ben je met Stickshifts And Safetybells aan het juiste adres. De belangrijkste reden hiervoor? Het nummer ligt nogal lekker in het gehoor en de songtekst is nogal rechttoe rechtaan.

Het is een van de nummers die ervoor zorgt dat Cake nogal lastig in een vakje te plaatsen is. Een eigenschap die het deelt met andere goede bands. Zo is Stickshifts And Safetybells ogenschijnlijk niet meer dan een Countrynummer, waarin gezongen wordt dat auto’s met schakelbakken en losse stoelen in plaats van een bank, helemaal niets zijn. Want: dan kan je tijdens het autorijden je liefje niet stevig aandrukken. Gordels, afzonderlijke stoelen en versnellingspoken zitten voornamelijk in de weg.  Over meer gaat het nummer niet. Hoe anders is het gesteld met de teksten van bijvoorbeeld Comfort Eagle, The Distance Of Sheep Go To Heaven. Ook qua muziekstijl wijkt het nogal af van nummers als Short Skirt, Long Jacket, Rock ‘n Roll Lifestyle en Wheels. Een ding hebben al die songs wel gemeen: de cynisch klinkende zang van John McCrea. Exact een van de elementen die zorgen voor de herkenbaarheid van Cake-nummers. Dit samen met de vrij unieke manier van muziek maken. Een nieuw nummer van Cake herken je meteen als zodanig. Ditzelfde element zorgt er tegelijk voor dat liefhebbers van country wellicht meteen zullen horen dat er iets ‘anders’ is aan Stickshifts And Safetybells.  Iets dat afwijkt van de normale huis-, tuin- en keukencountry. Het zou te maken kunnen hebben met het vermoeden van een verborgen schat die in de tekst besloten ligt, maar wat nog door niemand gevonden is. Dat is natuurlijk totaal onbewezen, want het bestaan van die schat is slecht hypothetisch. Een band als Cake roept dergelijke vermoedens nu eenmaal over zich.

Laten we een poginkje wagen: de protagonist denkt met weemoed terug aan zijn  verkeringstijd toen hij in – van zijn vader geleende – Chevrolet Malibu rondreed, met zijn vriendin tegen hem aangedrukt met zijn rechterarm over haar heen. Een andere tijd, die veel beter was. Want is de realiteit nu? Een veilige en solide Japanse auto, waarbij de afstand tussen de stoelen tevens symbool is voor de afstand die tussen de twee ontstaan is. Poken en gordels zijn dan mentale hindernissen.

Maar wellicht is het gewoon een leuk country-liedje.

Keuze Hans Dautzenberg: Prefab Sprout – Cars And Girls (1988)

Brucie, bedankt!

Veel popmuziek is saai, zo saai. Neem Bruce Springsteen bijvoorbeeld, een aardige vent, een goede vent in hart en nieren, maar wat hij ons muzikaal en tekstueel voorschotelt is het rock’n’roll-equivalent van een dieet, je kunt het eten maar je maag blijft er niet van verzadigd. Aan het woord is Paddy McAloon, de belangrijkste man achter Prefab Sprout in gesprek met Wim van Sinderen voor het Nederlandse magazine Vinyl in 1985. Het gesprek vindt plaats naar aanleiding van het verschijnen van het tweede Sprout-album Steve McQueen. Kort hebben de heren het ook nog over het liedje Faron Young van hetzelfde album. McAloon legt uit dat het nummer, dat hij al in 1978 schreef, een modern countryliedje is, bedoeld als commentaar op het ironische feit dat in het geïndustrialiseerde Engeland ouderwetse Amerikaanse country muziek zo populair kan zijn.

Steve McQueen, Faron Young, Bruce Springsteen… Paddy McAloon heeft in die tijd iets met Amerika. De titel van het derde album, From Langley Park to Memphis onderstreept dat nog maar eens (Langley Park is een plaatsje in de buurt van Durham, waar McAloon opgroeit, Memphis is… enfin). Op het album staat ook het liedje Cars And Girls. Net als bij Faron Young is het een commentaar op muziek, in dit geval van Bruce Springsteen, en hoe hij wordt geïnterpreteerd.

Voor Springsteen wikkelt het leven zich af als een wilde rit over de road in een snelle auto en een meisje aan je zijde. Maar, zingt McAloon, er is meer in het leven dan auto’s en meisjes, dus quit driving, some things hurt more much more than cars and girls. Overigens bedoelt Springsteen het allemaal wel goed, verklaart McAloon (later) in interviews, maar worden zijn metaforen over jonge arbeiders wier leven zich afspeelt bij dashboardverlichting, veel te rechtlijnig opgevat.

Cars And Girls is verpakt in een vlotte en lekker in het gehoor liggende song. Een goed verzorgde poppy productie die anno 1988 alles heeft om een flinke hit te worden. Dat gebeurt niet, maar in de loop van de tijd is het nummer toch uitgegroeid tot één van de populairste liedjes van Prefab Sprout. En terecht. Brucie, bedankt!

Keuze Joop Broekman: Fear Factory – Cars (1999)

Voor de toekomst geschreven

Ooit schreef Gary Numan het nummer Cars als een metafoor voor de moderne mensheid. Steeds meer werden techniek en materiële goederen gebruikt om in afzondering te raken. In 1979 was dat natuurlijk nog lang niet zo erg als nu. Numan wist toen al dat hij het syndroom van Asperger had en schreef dit nummer vrij makkelijk. Na zijn vertrek uit Tubeway Army componeerde hij het album The Pleasure Principle. Elektronica en pop zonder gitaren, hij was een van de eersten die er goed mee scoorden. Vele anderen zouden volgen en de hitlijsten er mee overspoelen. Cars was trouwens in de V.S. en Canada een nog grotere hit.

De muziek van Numan raakte later wat ondergesneeuwd in de explosie van nieuwe (sub)genres. Dat boeide hem allerminst, hij bleef gewoon zijn onverstoorde eigen gang en heeft nog steeds fans over de hele wereld. Daar zitten ook veel muzikanten bij, met een aantal werkte hij samen en er ontstonden ook mooie vriendschappen.

Cars bleek een onverwoestbaar nummer. In 1996 maakte een nieuwe generatie er kennis mee dankzij een reclame voor Carlsberg bier. En ondanks het onderwerp werd de song ook door een paar autobedrijven (Nissan en Olsmobile) gebruikt in commercials. Genoeg bands die zijn muziek coverden, of delen ervan gebruikten in eigen werk. Industrial metalband Fear Factory maakten hun versie van Cars voor de digipack-editie van het album Obsolete. Ze waren toen op hun hoogtepunt, vlak voordat de ellende uitbrak met het vertrek van gitarist Dino Cezares en de voortslepende rechtszaak over de bandnaam met de bassist en de drummer. Er gebeurde genoeg om er een soapreeks van te maken. Cezares kwam later weer terug na een solo-uitstapje (Divine Heresy), maar was ondertussen samen met frontman en strot Burton C. Bell (stapte al eerder uit de band) bakken geld kwijt door die eerder genoemde rechtszaak. Muziek blijven maken werd een bittere noodzaak. Eind 2019 krijgen de twee een gigantische ruzie over een nieuw te maken plaat. En de bom barst echt als Cezares achter de rug om van Bell een crowdfunding-actie start om 25.000 dollar op te halen voor het financieren van de productiekosten. De zang van Bell was al in 2017 opgenomen. Tiende plaat Aggression Continuum verschijnt dit jaar op 18 juni.

Maar nog even terug naar 1999, toen alles nog koek en ei was. Numan zingt mee op Cars en verschijnt ook in de video. Het nummer krijgt een kwaliteitsbeuk in de remix door wonderdokter Rhys Fulber en onze Junkie XL. Overigens zonder afbreuk te doen aan het origineel.

Keuze Marcel Klein: Beth Orton – Stolen Car (1999)

Einde van een relatie

Een echte petrol head kun je mij niet noemen, alhoewel ik jarenlang veel kilometers heb gemaakt en mijn autokeuze daar wel een beetje op afgestemd was en is. Langzamerhand  zal ik ook gaan overstappen op elektrisch rijden en daar zal ik ook wel een beetje aan moeten wennen. Autosport hou ik al van sinds mijn puberteit en Formule 1 kijken doe ik al heel mijn leven. Terwijl ik deze blog schrijf staat ook de Indy500 op, dus heb ik wellicht toch wel wat met auto’s.

Toch kies ik een nummer wat niet echt over auto’s gaat, maar met de titel Stolen Car is de link er wel. De Engelse singer/songwriter Beth Orton is verantwoordelijk voor dit nummer. De muziekstijl van Beth laat zich omschrijven als folktronica; een mix tussen folk en elektronica. Al actief sinds het midden van de 90er jaren komt dit nummer uit 1999 en staat het op het album Central Reservation. Dit is wellicht een meer atypische plaat van haar met minder elektronica en meer gitaar. Haar rustige stem lijkt een beetje op die van Suzanne Vega en dit nummer was zelfs nog een kleine hit in Engeland. Ik kwam haar overigens op het spoor dankzij het boek 1001 Albums waar ik nog wel meer goede muziek uit heb gehaald.

Het nummer gaat dus niet over een gestolen auto, aar het gat om deze tekst:

One drink too many and a joke gone too far
I see a face drive like a stolen car

Het nummer lijkt te gaan over een relatie, waar de term huiselijk geweld op van toepassing is, waarbij de relatie met dit nummer echt aan een einde komt. Ruim 5 minuten lang weet Beth de spanning op te bouwen, en de muziek neemt de tekst mee en geeft het diepte. Een atypische song voor haar, maar wel mijn favoriet.

Keuze Willem Kamps: Autopulver – Remedy/Surgery (2000)

Tot stof zult gij wederkeren

Mijn eerste auto was een Renault 4. Het zeegroene vijfdeurs wagentje met versnellingshandel vanuit het dashboard kostte 3600 gulden. Achteraf bezien was dat best duur betaald, want ik heb de nodige mankementen aan het ding gehad, met als dieptepunt een lekke koppakking. Daarnaast startte ie negen van de tien keer niet bij vriezend weer. Volkomen onbetrouwbaar dus. Wel goed was de comfortabele vering, iets waar Franse auto’s toen om bekend stonden. Waar ie ook goed in was (ook een Frans fenomeen) was roesten. De gaten vielen er aan alle kanten in. Er was niet tegenop te repareren. Je zou kunnen zeggen dat ie langzamerhand verpulverde. Tot poeder, tot stof zult gij wederkeren. Ook auto’s.

Nadat ik enkele Citroëns had versleten, reed ik op 18 mei 2000 in mijn volgende Renault, een Kangoo, naar Leiden. In LVC speelde Autopulver. Uit Oslo. Noren dus. Anders dan de wat arrogante Fransen (van die gammele auto’s) zijn dat rustige, bescheiden mensen. Geen woeste Noormannen die de lage landen wel even zullen veroveren. Die avond boden de jongens het publiek een prima avond. Gewoon spelen, een goeie set neerzetten. Geen gedoe. Hooguit enige verbazing en plezier door de enthousiaste ontvangst. De gedachte achter de bandnaam is omgeven met vaagheden. Eigenlijk wisten de bandleden het zelf ook niet. Letterlijk: auto poeder. Ik zag mijn Renault 4 weer voor me.

Dat werd nog eens versterkt door het hoesje van hun tweede CD, Vapor Trails, waarop een auto is afgebeeld. Overigens ziet de rode cabriolet er een stuk degelijker en gestroomlijnder uit dan mijn eerste roestbak. De muziek van Autopulver is allesbehalve roestig. Je kunt het kwalificeren als opgeruimde powerpop. Fris met wat kartelrandjes. Lekker voor in de auto. Minpuntje is de wat non-descripte stem van de zanger, al zit er een sympathieke ondertoon in, wat voorkomt dat ie je gaat tegenstaan. Hij zingt over Remedy en Surgery, zaken die ook nodig blijven voor auto’s, want vroeg of laat stoppen ze er een keer mee. Dat gold ook voor Autopulver. Kort na Vapor Trails viel de band uit elkaar.

Mijn autokeuze zegt waarschijnlijk genoeg. Ik hecht weinig waarde aan comfort of uiterlijk vertoon. Het is een vervoermiddel voor reisjes van A naar B en vice versa. Als het even kan pak ik de fiets. En anders dan een van mijn buurmannen die poetsen tot een kunst heeft verheven, was ik mijn auto ongeveer twee keer per jaar. Toch, ondanks die onachtzaamheid roest ie ook niet meer. Opnieuw een Renault, de laatste Twingo. Lekker klein. Genoeg voor ons tweeën. Maar ook deze zal er een keer mee stoppen. Dat geldt gelukkig niet voor muziek. Ooit aangeschaft op vinyl, CD of als digitaal bestand; het blijft doorgaan. Ook zonder geluidsdrager, gewoon in m’n hoofd. Tot ik zelf verpulver.

Keuze Jan-Dick den Das: Drive-By Truckers – Daddy’s Cup (2004)

Jong geleerd

Een blog schrijven over een lied wat al een prachtig verhaal op zichzelf is, je doet bijna afbreuk aan het nummer zelf. Drive-By Truckers brachten in 2004 het conceptalbum The Dirty South uit. Een album waar de toestand van het Zuiden wordt beschreven en bezongen waar ironie, hypocrisie en tragedie nog steeds bestaan. Niet al te vrolijke onderwerpen en dat in tegenstelling tot Daddy’s Cup wat gaat over de grote voorliefde voor het racen met auto’s. Zoals al gezegd een prachtig verhaal waar de kleine jongen door zijn vader, die niet meer kan racen, wordt klaargestoomd voor het racen in snelle auto’s.

Vanaf het moment dat hij zich kan herinneren heeft hij gereedschap in zijn handen en worden de motoronderdelen voor hem neergelegd om ze te leren kennen. Kortom, zo’n lied dat als je het luistert met ogen dicht filmbeelden oproept. De eerste Mustang tot aan de foto van zijn vader op het dashboard. Een ultiem liefdeslied met als onderwerp het racen en de auto’s. En die liefde wordt doorgegeven van generatie op generatie.

It ain’t about the money or even being #1
You gotta know when it’s all over you did the best you could’ve done
Knowing that it’s in you and you never let it out
Is worse than blowing any engine or any wreck you’ll ever have

Het gaat niet om het winnen, maar om het beste uit jezelf naar boven te halen  was de boodschap van zijn vader. En dat racen heeft hij op zijn eigen manier gedaan, vol passie, met trots voor zijn pa en nooit maar dan ook nooit opgeven. Schitterend nummer over een prachtige onderwerp. Let’s race!

Keuze Der Webmeister: Fountains of Wayne – ’92 Subaru (2007)

De Man is zijn Auto

Mannen & Auto’s: ik begrijp er echt helemaal niks van. Voor mij zijn auto’s niks meer dan suffe stukken gereedschap waarvan de voornaamste functie het is om je van A naar B brengen, zoals een broodrooster ook maar voor één doel dient namelijk om geroosterd brood te maken. Als ik zelf aan een nieuwe auto toe ben bestaat mijn wensenlijstje eigenlijk maar één item en dat is een goeie geluidsinstallatie, voor de rest zal het me een zorg zijn. Ik behoor daarmee duidelijk tot een minderheid, want veruit de meeste mannen zijn helemaal idolaat van auto’s tot op het lachwekkende af, alsof die koekblikken op wielen goddelijke wezens zijn met hun lichtmetalen velgen, die beschikken over bovennatuurlijke krachten, bij voorkeur acceleratie vermogen en oneindig veel koppel.

Opvallend in de relatie man-auto is dat mannen in de eerste persoon enkelvoud over hun auto praten, in de ik-vorm dus. Vraag een man bijvoorbeeld waar z’n auto geparkeerd staat, en de kans is groot dat hij met z’n rechterhand in de verte wijst en iets antwoordt als: ik sta daarginds op het parkeerterrein. Ik verwijst in dit geval naar De Auto, en De Auto is daarmee dus Ik. Een harder bewijs voor het samenvallen van de entiteiten Man & Auto is er eenvoudig niet. De Man is zijn Auto.

Zo begrijp ik ook niet dat De Man op zijn vrije zondagmiddag de TV aanzet om naar voorbijrijdende auto’s te gaan kijken, of nog erger: er zijn er zelfs die honderden euro’s neertellen om dat live te zien op gesloten stukken weg in De Ardennen of nabij Nürnberg. En nog iets: de naam Omroep Max is natuurlijk puur bedrog. Ik heb heel wat uren ernaar zitten kijken maar ik heb Verstappen er nog nooit op voorbij zien komen.

Nog een laatste bewijs voor de onvoorwaardelijke, ultieme liefde van de Man voor zijn Auto is wel de wekelijkse uitgebreide poetsbeurt, het zaterdagse reinigingsritueel, waarbij met een scala aan peperdure schoonmaakmiddelen iedere onvolkomenheid uitvoerig wordt weg geboend, terwijl diezelfde Man in het huishouden waarschijnlijk geen poot uitsteekt. Hè, effe lekker die koplampen goed soppen, denkt de man, terwijl in de verte Sigmund Freud schaterlacht. De Man in zijn auto staat genetisch gezien vast niet ver weg van de oermens, zoals hij koortstachtig van stoplicht naar stoplicht sprintjes trekt om alle gevaren in de asfaltjungle voor te blijven, intussen de versnellingspook in de hand geklemd als ware het een knuppel om een boosaardige mammoet neer te slaan.

You know I’m coming for you
That’s what I’m gonna do
You better make way ’cause I’m coming through
In my late 92 baby-blue Subaru

Ik mag dan tot een kleine minderheid behoren, gelukkig ben ik niet helemaal de enige die het gedoe van de man en zijn auto bespottelijk vindt. In dit geval bevind ik me in het gezelschap van onze ondergewaardeerde huisvrienden van de Fountains Of Wayne, die altijd wel goed zijn voor een fijn subtiel stukje sarcasme over in dit geval auto’s, muzikaal nog aangedikt door bombastische classic rock. Het idee is simpel: neem een weinig indrukwekkende auto, bij voorkeur klein en in de meest suffe kleur, en ga daar helemaal macho op met stoere verhalen over acceleratie vermogen en dakspoilers, afgewisseld met het benoemen wat ogenschijnlijk kleine mankementen waarvan ik begrepen heb dat er uiterst kostbare reparaties voor nodig gaan zijn. Zoveel ophef over een groot uitgevallen boordrooster op wielen…..

Keuze Vincent van der Vlies: Comeback Kid – G.M. Vincent And I (2010)

Ervaring

Auto’s hebben een ongekende revolutie gehad als het gaat over het vereenvoudigen van mobiliteit en verkorten van reistijden. In die zin werd het hebben van een auto ook vaak in verband gebracht met het verkrijgen van meer vrijheid in de jaren ’50 en ’60. Nadeel van die dingen (buiten de vervuiling die ze veroorzaken) is dat er ook risico’s aan kleven en jaarlijks honderden doden in Nederland alleen al te betreuren zijn (funfact: de driepuntsgordel is voor Volvo door dezelfde persoon ontworpen als de schietstoel in Saab straaljagers en door hen gratis ter beschikking gesteld aan andere auto producenten). Door auto-ongelukken zijn ons dan ook vele artiesten ontvallen, denk aan Cliff Burton, Falco, Marc Bolan, Lisa Lopes en Harry Chapin to name a few.

Naast het overlijden zelf natuurlijk is het nadeel voor de fans dat de artiest in kwestie nooit de gebeurtenis zelf tot onderdeel van het repertoire heeft kunnen maken in een nummer. Natuurlijk gaan sommige bands door en heeft Metallica met To Live Is To Ddie wel een nummer in ere van Burton geschreven, maar voor de tekstuele geschiedschrijving zou het mooi zijn als een bandlid het in een monumentaal nummer kan verwerken. Enter Comeback Kid

Comeback Kid is een Canadese hardcore band die door Andrew Neufeld en Jeremy Hiebert gestart is in 2000. Beide waren toen gitarist en deden de backing vocals, maar na vertrek van oorspronkelijke zanger Scott Wade hing Neufeld zijn gitaar aan de wilgen en werd frontman. Een bijzondere move, maar wel eentje die goed uitpakte want wat mij betreft is hij een van de betere zangers in het genre (doet me denken aan die van Chester Bennington van Linkin Park).

Anyway, het was laat op een avond ergens in Canada toen Neufeld met een bevriende band en nog een andere maat in een tourbus zat toen ineens de bus van de weg raakte, een heuvel afgleed en vier keer over de kop sloeg. Iedereen had de nodige kwetsuren, maar de maat van Neufeld lag een uur vast onder de bus met veel pijn en verwrongen benen. Of zoals het in het nummer is verwerkt:

Legs tangled under the vicious weight.
It’s harder to see. Ribs under the knees.
(…) Waiting for someone to save us.

En kennelijk is het geschreven nadat ze er ook meermaals langs de plek des onheils zijn geweest, of in ieder geval minimaal één keer zijn gaan kijken:

Now we’re back here to see.

(…) Now look at us all,
We’re passing again

Uiteindelijk overleefde iedereen het en heeft Neufeld de ervaring (die hij terrifying genoemd heeft) verwerkt in een opzwepend en pompend nummer met meezingkoortjes, beukende riffs, soepele licks en lekkere melodieën. Alles is uit de Canadese registers getrokken om een heerlijk nummer neer te zetten. Oh ja en de titel? Hoe zit dat dan? Is G.M. een verwijzing naar het merk van de bus? Nee, het is niet wat je denkt, want wie zaten er ook al weer in de bus? De band Grave Maker (G.M.), Matthew Vincent Howes (Vincent, de maat) en Neufeld (I). Rijd voorzichtig mensen en draag die gordel.

Keuze Tricky Dicky: Astral Drive – Summer Of ’76 (2018)

Reflectie

Naarmate de dagen en jaren (in een hoog tempo) voortschrijden en de leeftijd vordert merk ik dat van tijd tot tijd in mijn herinneringen duik. Waar is de tijd gebleven? Zelfs twintig jaar geleden was ik alleen met de toekomst bezig, maar vandaag de dag koester ik het verleden en met enige jaloezie bezie ik mijn lichamelijke conditie in die jaren. Voetballen? Squash? Een halve marathon? Even een zware kast verplaatsen? Geen probleem. Over en sluiten vanwege de fors versleten linkerknie.

I was young and green
Nearly seventeen
Rolling high
Smoking weed
I was dreaming dreams

In mijn jongere jaren was het allemaal overzichtelijker en werd je niet de hele dag gebombardeerd met reclames, iPhones, Facebook en e-mails. Ook de muziek uit die periode heeft een warme plek ingenomen. Ik ga niet beweren dat alles beter was, maar ‘alternatieve’ muziek zoeken was een ontdekkingsreis. Was het niet Confucius die zei dat de reis is belangrijker dan de bestemming? Nu kan je vrijwel alles via het web vinden, maar echt spannend is het niet. Te gemakkelijk en dan is de bevrediging van het vinden van dat éné pareltje gewoon minder.

In de seventies was de muziek in het algemeen enerzijds melodieuzer en anderzijds experimenteler. De Billboard Hot 100 stond vol van softrock bewegend tussen soul, jazz, pop en (natuurlijk) rock. Fleetwood Mac, Bread, Hall & Oates, America, Chicago, Steely Dan, Todd Rundgren. De laatste had een megahit over de plas met Hello It’s Me. En toen hoorde via YouTube ik Astral Drive dat zo uit de 70’s gestapt had kunnen zijn of door Rundgren geschreven had kunnen worden; het soloproject van Phil Thornalley. Zanger van Johnny Hates Jazz, schrijver en producer van talloze hitsingles (onder andere Natalie Umbruglia’s Torn) en producer voor The Cure en Prefab Sprout. Als voorloper van de EP Love Is Real (met een cover van een Rundgren’s A Dream Goes On Forever) wordt de single Summer Of ’76 uitgebracht. Typische jaren zeventig softrock met een hele vette knipoog naar Todd Rundgren.

Een lied dat mij direct terug brengt naar de zomer van 1976 vlak voor mijn laatste schooljaar. Toen de wereld nog aan mijn voeten lag en de plannen groots waren. Het enige verschil met de clip is de auto, want waar je in de meeste Staten met 16 jaar achter het stuur mag kruipen moest ik nog anderhalf jaar wachten voor ik een oude Simca 1100 kocht.

Swimming pools and sexy girls
Hanging with my friends yeah
Feeling we could take the world
And the days would never end

Keuze Alex van der Heiden: Juho & The Jellyfish From Jupiter – Hope (I Hate The Noise That Cars Make) (2021)

Gewoon gaan luisteren!

Ik heb echt helemaal niets met auto’s. Ik snap werkelijk waar de lol niet van een blikken apparaat en hoe dat eruit ziet. Ik ben in de gelukkige omstandigheid dat ik om de paar jaar een nieuwe auto uit kan zoeken en ik doe dat dan maar zo duurzaam mogelijk, dus ik rijd nu elektrisch. Dat heeft één belangrijk voordeel, namelijk dat één van mijn andere criteria van een auto ‘muziek luisteren’ nog geruislozer gaat. Naast zuinigheid, een goed audiogeluid, een lekker zittende stoel, is een goed geplaatste koffiebekerhouder eigenlijk mijn enige criterium voor een auto. Hoe groot de motor is, of hoeveel cilinders het ding heeft kan me echt niet bekoren. En hoe die eruit ziet, of welke kleur het ding heeft zal me al helemaal jeuken.

Ik heb niet echt een hekel aan autorijden zelf, maar enige afkeer van auto’s an sich dus wel. Om deze reden had ik ook geen zin om lyrisch te gaan doen over één of ander autonummer, want mooie liedjes over auto’s zijn er genoeg. Ik ging daarom op zoek op Spotify naar ‘I Hate Cars’. Ik kwam er al snel achter dat ik me in goed gezelschap bevind van een aantal punkbands. Echter de meeste van deze nummers waren terecht ‘ondergewaardeerd’ en moeten dat maar blijven ook. Door deze zoekopdracht stuitte ik ook op het nummer Hope (I Hate The Noise That Cars Make) van Juho & The Jellyfish From Jupiter. Dit nummer beklijfde wel. Wat merkwaardige new wave achtige muziek, waarvan ik ook de verwachting had dat het een zogeheten ‘post-wave band’ betrof. Dat bleek niet het geval, het is afkomstig van één persoon uit Finland luisterend naar de naam Juho Saari.

Juho is een jonge kunstenaar die zich bezig houdt met kunst en muziek. Hij doet dat onder andere onder het pseudoniem Melancholic Zombie. Die naam omschrijft erg goed de sfeer van zowel zijn kunst als zijn muziek. Het muzikale aspect wordt tevens voortgezet in het project Juho & The Jellyfish From Jupiter. Ik ben van mening dat de muziekliefhebbers die deze blog lezen gewoon even moeten gaan luisteren naar deze Fin en je laten verrassen door de muziek die hijzelf omschrijft als melancholische spacerock. Ik werd erg aangenaam verrast en laten we het aantal luisteraars van 20 op Spotify even flink opschroeven vanuit Nederland. Ik weet niet of Juho ook optreedt, maar met een leuke basis vanuit Nederland zou ik hem daar graag toe verleiden. Gewoon gaan luisteren! …En begin dan maar met dit liedje over hoop. Degenen die mij kennen via Twitter weten dat ik iets heb met dit thema ‘hoop’ en dat daarbij het geluid van auto’s verguisd wordt is bonus.

[crowdsignal poll=10846480]

One comment

  1. Er schiet mij maar één song te binnen, die ik dan ook node mis: “I’m in love with my car” van Queen. Zo onversneden macho en toch zo duidelijk ironisch, waardoor het zowel door autoliefhebbers als autosceptici kan worden meegebruld. Roger Taylor, als drummer normaal op de achtergrond, blijkt een fantastische hardrockstem te hebben. De broodnodige afwisseling tussen alle androgyne glam van Freddie, hoe goed die ook mag zijn.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.