Eerder hebben we ons gebogen over topjaar 1994. Dit omdat dat volgens NRC het beste muziekjaar ooit was. Natuurlijk was het een prachtjaar, zo constateerden wij ook, maar de muziekgeschiedenis kent meerdere goeie jaren. Wat te denken van – iets langer geleden – 1975? Het jaar van Pink Floyds Wish You Were Here, Springsteens Born On The Run, Fleetwood Macs Fleetwood Mac, Patti Smiths Horses, Joni Mitchells The Hissing Of Summer Lawns en Zappa’s One Size Fits All, om enkele topalbums te noemen.

Daarnaast was het het jaar van de omslag naar de punk. Deze bestond al veel langer, maar het genre kreeg in dat jaar een enorme injectie door de opgetreden weerstand tegen de steeds moeilijker muziek in combinatie met de anarchie tegen de gevestigde orde. Ineens waren daar The Sex Pistols, The Undertones, Sham 69 en The Boomtown Rats. Ook Talking Heads, The Runaways en Motörhead gingen terug naar drie akkoorden en spelen maar, al verschenen de meeste (debuut)albums nog niet in dat jaar. Maar de storm laaide al op.

Opnieuw aanleiding om ons af te vragen: wat is het beste en meest ondergewaardeerde dat 1975 had te bieden?

Keuze Willem Kamps: Clearlight – Clearlight Symphony, 1st/2nd Movement

Zó mooi dat het pijn doet

1975 was in meerdere opzichten een overgangsjaar. De Vietnamoorlog kwam ten einde, Suriname werd onafhankelijk, Hilversum 3 ging in stereo uitzenden en in de grote muziekwereld begon de punk te broeien. Ook op persoonlijk vlak een omslag: mijn middelbare schooltijd kwam ten einde – ik ging aan het werk, maar muzikaal gezien liep ik nog rond als een kloon van een Pot-Head Pixie; met m’n lange haar tot ver over m’n schouders leek ik afkomstig van The Planet Gong.

Nieuwe releases kwamen toen tot me via advertenties van Boudisque, RAI en Concerto in de Oor of Ad Vissers Superclean Dreammachine, op maandagavond van 8 tot 9 op Hilversum 3. Ik zat nog helemaal in de psychedelische prog- en spacerock, ook al vond ik de eerste punkgeluiden machtig interessant. Maar hoe weirder de muziek (en liefst onbekend), hoe leuker ik het vond om aan te schaffen. Weird en hypnotiserend was ook Clearlight Symphony, een project van de Franse toetsenist Cyrille Verdeaux.

Het stuk bestaat uit twee movements die beiden een kant beslaan. Verdeaux omringt zich hier met meerdere gastmuzikanten. Bij het 1st Movement (afhankelijk van de persing is het soms 2nd Movement!) zijn dat Steve Hillage (gitaar), Tim Blake (synths) en Didier Malherbe (sax), alle drie van Gong. Al bij de eerste pianonoten daalt de weemoed neer als een klont in je maag. Vanaf minuut 8.50 zwelt die klont verder op tot bijna barstens toe door de piano en de mellotron, zó mooi dat het pijn doet. Wanneer dan Blakes arpeggio’s erbij komen en Hillages barokke gitaarsolo erover heen… Mocht er een hemel bestaan, dan klinkt ie zo.

Keuze Remco Smith: 5000 Volts – I’m on Fire

Electroshock

Statische elektriciteit ontstaat wanneer isolerende materialen in contact komen met elkaar. Door wrijving word je elektrisch geladen wat je kunt ervaren bij het openen van autodeuren en soms het zoenen van je lief. Die statische elektriciteit kan oplopen tot 4000 of 5000 volt.

Die 5.000 volt kun je ook zomaar ervaren bij het luisteren van deze heerlijke discokneiter. Een elektroshock bij de heerlijke discobeats en die stoere, schurende, wat hese stem van de zangeres van het gezelschap. 5000 Volts bestond in eerste instantie uit zanger Martin Jay, zangeres Tina Charles en een gezelschap muzikanten, dat per optreden veranderde. I’m on Fire werd een grote hit in 1975 en leidde tot een grote populariteit van Tina Charles, die vervolgens een niet onverdienstelijke solocarrière begon die meer dan een decennium duurde. I Love to Love was zelfs in 1986 nog een grote hit. Wat een strot, wat is I’m on Fire een heerlijk disconummer in de beste traditie. Dansbroek aan en gaan.

Keuze Luistertips: David Bowie – Fame

Macaroni op tafel

Het is het najaar van 1975. Volgens de archieven van de Top 40 is het de week van 8 november. Terwijl mijn moeder de macaroni op tafel zet, herken ik het intro van een plaat die ik al vaker heb gehoord. Ik vraag of de radio iets harder mag. Normaal gesproken is dat uit den boze tijdens het eten. Na de uitleg dat ik het nummer wil luisteren om te weten te komen wie het is, stemt mijn moeder toe. Ik ben vooral onder de indruk van het gitaarloopje, dat voor een groot gedeelte de sfeer van de compositie bepaalt. Later leer ik dat dit de bijdrage van John Lennon is. Ook het gebruik van echo en speciale effecten fascineert me. Het blijkt om Fame van David Bowie te gaan.

Ik realiseer me dat het hiermee begonnen is. De latent aanwezige interesse voor muziek is vanaf dat moment definitief geactiveerd. Voortaan luister ik wekelijks naar De Nationale Hitparade. Vervolgens ga ik zelf singles kopen. En alhoewel ik ook de typische muziek aanschaf die bij de belevingswereld van een elfjarige hoort, ga ik me verder verdiepen in Bowie. Iedere keer als ik Fame hoor, denk ik terug aan die donkere avond in november. Is Fame nu nog steeds zo goed, of betreft het nostalgie? Het zal een combinatie van beide zijn. Dat het nummer toch best wel ondergewaardeerd is, blijkt wel uit de plek van Fame in de laatste Top 2000. Op de 1994e plek. Op weg naar de Snob 2000?

Keuze Leendert Douma: Harmonia – Monza

Immer wieder rauf und runter

Het jaar 1975 was een goed jaar voor het Duitse experimentele genre Krautrock. De meest legendarische albums van Kraftwerk en Neu!, Can en Cluster waren al verschenen. Maar voor de fijnproevers viel er in 1975 nog veel te genieten bij de oosterburen. In Düsseldorf werkte Kraftwerk aan een waardige opvolger van het iconische album Autobahn. Dat werd Radio-Activity. Maar ook bands als Can, Guru Guru, Popol Vuh en Neu! kwamen met nieuw werk. De synthesizertovenaars van de Berliner Schule (Tangerine Dream en Klaus Schulze) brachten in 1975 elk twee platen uit. Vooral Rubycon van Tangerine en Timewind van Schulze zijn de moeite waard. En wil je de ultieme snob-tip/’how to bluff your way into Krautrock at parties’ horen? Check dan Inventions for Electric Guitar van Manuel Göttsching uit 1975.

Het is haast ondoenlijk om uit al deze geweldige muziek een band en een nummer te kiezen. Ik heb besloten dat ik ga voor de supergroep Harmonia, want die dekt de lading nog het meest. Harmonia bestond uit gitarist Michael Rother van Neu!, toetsenisten Dieter Moebius en Hans-Joachim Roedelius van Cluster en drummer Mani Neumeier van Guru Guru. Hun album werd geproduceerd door Conny Plank, die achter de knoppen zat bij zowat elke noemenswaardige Krautrock-plaat. Bovendien: Het nummer Monza heeft een tekst die de staccato herhaling van het genre goed typeert:

Immer wieder rauf und runter
Einmal drauf und einmal drunter
Immer wieder hin und her
Kreuz und quer, mal leicht, mal schwer

Haha! Müssen zusammen singen, ja!

Keuze Alex van der Heiden: Rush – The Fountain of Lamneth (24-9-1975)

Ommekeer naar progressief

Vorig jaar werd een 30-jarig feestje gevierd rondom het jaar 1994. Ik begreep daar niet zoveel van, maar met 1975 is het prijsschieten. Het ene na het andere briljante album kwam op de markt en de groten der aarde als Pink Floyd, Queen en Springsteen waren goed vertegenwoordigd. Qua populariteit en bekendheid ga ik voor de middencategorie: Rush. Echter niet middenmoot qua muzikaliteit zo bewijst hun album Caress Of Steel. Eerder in het jaar brachten zij Fly By Night uit, maar Caress Of Steel markeert definitief de richting naar progessieve rock en ik ben eigenlijk nooit teleurgesteld door Rush.

Het nummer The Fountain Of Lamneth vind ik het meest spreken. Je kunt twisten of het niet gewoon zes afzonderlijke nummers zijn binnen één concept, maar het staat toch te boek als één geheel en één nummer, dus genieten maar. Met name de ruimte die geboden wordt aan alle individuele instrumenten is zo fantastisch in dit nummer. We weten tenslotte allemaal dat Neil Peart één van de beste drummers ooit was en dat is op deze zijde van de elpee goed te horen.

Keuze Marco Groen: Led Zeppelin – Kashmir

Wollig taalgebruik

Zover ik weet, is kasjmier de enige wolsoort waar ooit een liedje voor geschreven is. Alleen in titel, want Kashmir van Led Zeppelin heeft verder niets met de geiten uit de gelijknamige, ietwat roerige vallei te maken. Robert Plant schreef het nummer terwijl hij door de Sahara in Marokko reed. Kasjmir ligt daar zo’n slordige 7500 kilometer vandaan. Desolate leegte als inspiratiebron. Blijkbaar werkt dat erg goed want alle bandleden, inclusief Jimmy Page, zijn het erover eens dat Kashmir één van hun muzikale hoogtepunten is geweest. Het betoverende ritme en de positieve songteksten zijno vrij atypisch voor Led Zeppelin, wat er mede voor zorgt dat Kashmir nogal opviel tussen het progressieve gitaargeweld. De kracht zit ‘m vooral in de kunst van het weglaten, zowel van drummer Bonham als bovengenoemde gitarist.

Het nummer verscheen op Physical Graffiti, een album dat op 24 februari 1975 uitkwam in de Vervelende Staten, en pas op 28 februari in het eigen Verenigd Koninkrijk. Precies daartussen ligt 26 februari 1975, wat de geboortedag van mijn jongere broertje is. Helaas is het niet gelukt om een kasjmier-sjaal te scoren voor de pop die ik bij hem in de tuin gezet heb ter gelegenheid van zijn 50-jarige verjaardag. Dit was natuurlijk om vrij vergezochte reden best wel toepasselijk geweest, hoewel er dan waarschijnlijk ook een bordje met uitleg naast had moeten staan. Het ging mij wat ver op de vroege ochtend.
Hij moet het dus maar even doen met de hypnotiserende klanken van het meer dan acht minuten durende hoogtepuntje uit de tijd toen hij zijn eigen mandje lag te bevuilen.

Keuze Peter van Cappelle: Queen – Death On Two Legs (Dedicated to…)

Meest venijnige tekst van Freddie Mercury?

Bij het jaar 1975 denk je bijna automatisch aan dat ene nummer dat jaarlijks bij veel allertijden lijstjes (afgezien van de Snob 2000 natuurlijk) op nummer 1, dan wel in de top 10 staat. Maar Queen had in dat jaar op het album A Night At The Opera zoveel meer moois te bieden. Getuige natuurlijk dat vier nummers van dat album in die andere eindejaarslijst van NPO Radio 2 terecht zijn gekomen. Echt ondergewaardeerd kun je het album dus niet noemen.

Maar toch zal niet bij iedereen een lichtje gaan branden bij de venijnige opener Death On Two Legs (Dedicated To…). Misschien wel de meest venijnige tekst die Freddie Mercury ooit heeft geschreven? In latere interviews gaf hij aan dat hij achteraf gemengde gevoelens had over de tekst waarin hij losging over oud manager Norman Sheffield die volgens hem de band had misleid. Iets wat Sheffield zelf later in zijn autobiografie tegensprak.

Of het terecht was of niet; Death On Two Legs werd wel een perfecte albumopener die de toon van de plaat gelijk plaatste. Dat het niet zo’n klassieker is geworden als Bohemian Rhapsody zal wel deels komen doordat deze tirade nou eenmaal niet zo gezellig is om Oudjaarsavond mee af te sluiten. Hoewel; is een mini rock opera over een moordenaar dat eigenlijk wel?

Keuze van Hans Dautzenberg: Little Feat – All That You Dream

I’ve been down, but not like this before

In de jaarlijstjes van 1975 scoort The Last Record Album van Little Feat erg goed. Zowel in Nederland (3e plaats in OOR jaarlijst) als in Engeland (4e plaats NME jaarlijst) wordt de plaat hoog gewaardeerd door de popcritici. Toch zal Little Feat bij het publiek nooit echt doorbreken, al bouwt de band in de loop van de jaren een zeer trouwe fanbase op.

In de geschiedenis van Little Feat markeert The Last Record Album een keerpunt. De creatieve leiding verschuift van Lowell George hier merkbaar richting gitarist Paul Barrère en toetsenist Bill Payne. Deze ontwikkeling zal uiteindelijk het begin van het einde betekenen voor de ‘klassieke’ Little Feat-lineup vanaf 1972, die met de – te vroege – dood van George in 1979 definitief wordt.

George levert voor het album nog maar drie liedjes aan. Maar niet de minste: zijn Long Distance Love en Mercenary Territory zijn, met All That You Dream van Barrère/Payne, de beste nummers van het album. Zelfs de wat vlakke productie kan de kwaliteit van die nummers niet verbergen, al komen ze in verschillende liveregistraties nog veel beter tot hun recht. Luister maar eens naar de versies op het live album Waiting For Columbus, of bijvoorbeeld de opname van Rockpalast 1977, of Pinkpop 1976.

All That You Dream combineert de bluesy slidegitaar van Lowell George, de funky ritmische gitaar van Barrère en Payne’s jazzy orgelwerk met fraaie zang harmonieën (met medewerking van Linda Ronstadt) en is zo een goed voorbeeld van de muzikale overgang waar de band op dat moment in zat.

Keuze Erik Stam: Bob Dylan – If You See Her, Say Hello

Ook van een lijstje

Lijstjes, veel muziekliefhebbers zijn er dol op. Jaarlijsten, uiteraard. Maar bijvoorbeeld ook het beste tweede album (Nevermind van Nirvana), beste album beginnend met een P (Paranoïd van Black Sabbath!) en beste laatste album (Blackstar van David Bowie?). Er schijnt zelfs een lijst te zijn van de mooiste liedjes die niet in een andere lijst staan en waarvan het mooiste liedje uit die lijst van voorgaande jaren niet mee mag doen…

Een van de meest intrigerende lijstjes is dat van beste break up albums. Parels als A Moon Shaped Pool van Radiohead, Back to Black van Ami Winehouse en Blue van Joni Mitchell sieren deze lijst. En Bob Dylan’s Blood on the tracks. Voor mij een van de mooiste Dylan albums. Ik heb het vinyl exemplaar van mijn ouders grijsgedraaid. Niet direct na uitkomen (toen was ik 7), maar toch niet veel later. De plaat staat vol met pareltjes maar wat mij betreft stijgt If You See Her, Say Hello er toch bovenuit. Een nummer vol liefdesverdriet maar zo opgeschreven dat het nergens wrang of zuur wordt. Het vraagt een meesterhand om het einde van een liefde zo te beschrijven.

Dat Dylan zelf altijd heeft beweerd dat de plaat helemaal niet autobiografisch is en daarmee eigenlijk helemaal geen break up album is, is een onbelangrijk detail.

Keuze Quint Kik: Allen Toussaint – Last Train

Een New Orleansfunk-slinger aan singersongwritermuziek

Wil je een vette groove om je oren? Dan moet je beslist eens Right Place, Wrong Time van Dr. John opzetten. Kanonnen, alleen al die eerste, superspannende halve minuut! Of luister eens naar de ongekend subtiele opbouw van de Pointer Sister’s Yes We Can Can. Over het tijdloze Cissy Strut van de Meters – de muzikale rode draad door Tarantino’s Jackie Brown – stak een collegablogger tijdens de funkbattle 2.0 al eens terecht de loftrompet.

Wat die huzarenstukjes gemeenschappelijk hebben, is de hand van producer/ arrangeur, pianist en  songsmid Allen Toussaint. Geholpen door de Meters zette hij vanaf het begin van de jaren 60 de New Orleansfunk op de kaart. Vorig jaar vijftig jaar geleden produceerde hij zich een slag in de rondte, met Dr. John, Bonnie Raitt, Frankie Miller en Robert Palmer. En niet te vergeten de discokneiter Lady Marmelade van Labelle, waarvan velen hem kennen.

Dat hij tussendoor nog de tijd vond om een soloplaat te maken, mag een klein wonder heten. In mijn begindagen als blogger schreef ik al eens over diens From A Whisper To A Scream. Later nog verdienstelijk gecoverd door onder meer Robert Palmer en Esther Philips, maar in mijn optiek benaderen hun versies nergens de onderkoelde masterclass in berouw en verdriet van Toussaint.

Dit jaar vijftig jaar geleden maakt de meester volgens kenners zijn ultieme artistieke statement met Southern Nights: een album dat niet voor een gat te vangen is. Aan de singersongwritermuziek uit die jaren geeft hij een New Orleansfunk-slinger, die je duizelig en verdwaasd achterlaat. Iedereen aan boord? Zorg dat je deze trein niet mist (en hopelijk rijdt hij door tot aan Snob 2000, later dit jaar).

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.