In een muziekband heb je zoals in iedere organisatie een zeker vorm van hiërarchie. De zanger (m/v) staat bijna altijd bovenaan het organigram, daaronder komen gitarist, drummer en toetsenist, en helemaal onderaan staat bijna altijd de bassist. En dat, terwijl de baslijn natuurlijk het cement is dat alles samenhoudt, de rots in de ritmische branding waar de rest op kan terugvallen. Doorgaans zijn bassisten bescheiden, introverte types die onopvallend aanwezig in het muzikaal geheel, maar zonder bas merk je pas hoe ontzettend belangrijk deze is. De bassist is kortom de minst macho persoon binnen een band, dus zou je bijna denken dat je hier bovengemiddeld vaak een vrouw zal aantreffen.

Nu zijn er wel een aantal beroemde bands waarbij het enige vrouwelijke lid de bassist is, wellicht meer dan bands met een vrouwelijke drummer of gitarist. In deze battle komen – u raadt het al – uitsluitend vrouwelijke bassisten langs, en hopelijk geeft dat antwoord op de vraag of dat tot een andere muzikale uitkomst leidt dan wanneer er een man achter de bas staat. Laat vooral uw mening achter in de comments.

Keuze Annemarie Broek – Carol Kaye – Good Vibrations (1966)

Lichtend voorbeeld voor bassende dames (en ook heren)

Carol Kaye geldt als de grote inspiratiebron voor bassende dames. Maar daarmee doen we haar ernstig tekort. Op meer dan 10.000 plaatopnames vanaf 1957 speelde zij haar partijtje mee. Gestart als jazzgitarist in Los Angeles kwam ze al snel in beeld als sessiemuzikant en toen er een basgitarist niet kwam opdagen, vroeg men of zij dan maar de baspartij wilde spelen. Dat beviel zo goed, dat ze besloot zich voortaan op de vier snaren toe te leggen. En wel zodanig, dat ze naast het studiowerk basgitaarles ging geven, wat uitmondde in het maken van cursussen voor dit instrument.
Ze bewoog zich in een grote vaste kern van minstens 75 studiomuzikanten die vanaf 1960 op talloze platen te horen waren, steeds in wisselende samenstelling. Met terugwerkende kracht werd dit gezelschap The Wrecking Crew genoemd. Het onderstaande clipje maakt één en ander duidelijk.

In Nederland kreeg zij meer bekendheid door het interview dat Leo Blokhuis voor de Nederlandse televisie met haar had.

Het is uiteraard onmogelijk in dit artikel al haar bijdragen te vermelden. Ik beperk mij tot enkele van de meest bekende titels: California girls, Gypsies Tramps and Thieves, No Matter What Shape Your Stomach Is In (The T-Bones, alias Wrecking Crew), Parsley Sage Rosemary and Thyme, River Deep – Mountain High. De meest beroemde is waarschijnlijk het intro van These Boots Are Made For Walking van Nancy Sinatra. Daarnaast werkte ze mee aan heel veel film- en seriemuziek: Kojak, The Love Boat, Mc.Cloud, The Brady Bunch, Hawaii-5-O en nog heel veel andere titels.

In ruil voor deze bijdragen heeft ze een goed inkomen kunnen verdienen zonder het zware leven van optredende artiesten en kan ze over straat zonder door een selfie-beluste menigte achtervolgd te worden. Er is vrijwel geen leuk beeldmateriaal van haar te vinden. Daarom tot slot een kijkje achter de schermen van de Good Vibrations opnames.

Keuze Hans Dautzenberg: Tina Weymouth (Tom Tom Club) – Genius Of Love (1981)

Vrolijkheid

Kunst is een serieuze zaak. Dat wist ik al, maar toen ik een vriendin kreeg die studeerde aan de kunstacademie, werd het me helemaal duidelijk. Het waren ook nog eens de donkere jaren 1980, dus de vrolijkheid moest je toch al met een lampje zoeken. Muziek was toen nog Kunst en geen product. Maar gelukkig dook er te midden van veel altijd ernstig kijkende new wave bands af en toe een groep op die een beetje vrolijkheid meebracht. De B’52s bijvoorbeeld en natuurlijk: Tom Tom Club. Die band was nota bene een initiatief van de ritmesectie van de Talking Heads, toch ook een band met een behoorlijk serieuze beroepsopvatting. Hoewel juist vaak gekte het leitmotiv was in het werk.

Op eigen benen, weg van de arty/nerdy frontman David Byrne, ontpoppen bassist Tina Weymouth en drummer Chris Frantz zich tot een nóg funkier en vooral: speelser gezelschap. In al mijn vooringenomenheid verdenk ik vooral Weymouth hiervan de imagemaker te zijn. Tina bedenkt en speelt toffe baslijntjes die ook nog eens goed dansbaar blijken. Zoals deze van Genius Of Love (die trouwens werd ingespeeld door de assistant engineer, zoals de video laat zien).

Wat is een goede graadmeter voor een catchy hook? Misschien is het antwoord daarop wel: het aantal keren dat het nummer is gesampled. Met 183 liedjes, waaronder nummers van Mariah Carey en Mark Morrison is het bewijs dan overweldigend. Genius Of Love zit ook in de film Stop Making Sense, maar ik vind de officiële video leuker. Lekker veel kleurtjes.

Keuze Quint Kik: Kendra Smith (The Dream Syndicate) – That’s What You Always Say (1982)

De ziel van de band

Je hebt baslijntjes en je hebt baslijntjes. Deze bezorgde me gelijk kippenvel, de eerste keer dat ik de plaat opzette. En opnieuw, toen ik hem vandaag voor deze battle weer eens uit kast trok: The Days Of Wine And Roses (1982), het debuut van de Dream Syndicate. Het derde nummer op de A-kant bekroop me van achteren en sloeg onverwacht toe. Als een sluipmoordenaar vanuit het kreupelhout.

Het baslijntje in kwestie neemt een halve minuut de vloer, alvorens het terrein moet prijsgeven aan de duellerende gitaren van Karl Precoda en Dream Syndicate-frontman Steve Wynn. Die twee kemphanen laten de tactiek van de verschroeide aarde op de luisteraar los, maar dankzij dat intro heeft het baslijntje je dan al in zijn greep. Eeuwig zonde dat bassiste Kendra Smith hierna vertrok.

Op papier worden ze gerekend tot de zogenoemde Paisley Underground, maar dat is een wat onhandig label. Geen van de bands die er onder wordt geschaard, klinkt namelijk hetzelfde. Zelfs de Bangles horen hier bij! Gelijke delen Velvet Underground, Neu! & free jazz: zo zou je de Dream Syndicate het beste kunnen omschrijven. Waar Wynn het kloppend hart is van de band, was Smith de ziel.

Dat bleek eens te meer toen de groep na dertig jaar een comeback maakte. Met misschien wel hun beste plaat sinds het voornoemde debuut: How Did I Find Myself Here? (2017). Voor de epiloog van het album nam Smith voor even weer haar oude plek in. Na lang aandringen van Wynn bouwde ze zijn nachtmerrie om tot Kendra’s Dream en kickstartte de tweede levensfase van de band, die intussen net zo veel albums telt als de eerste.

Keuze Leendert Douma: Bobbie Rossini (Claw Boys Claw) – Shake It On The Rocks (1986)

Het oog in de storm

Fine Young Cannibals, The Waterboys, The Cult, The Cure… Pinkpop editie 1986 was er eentje om in de geschiedenisboekjes te schrijven, en niet in de laatste plaats vanwege het spectaculaire optreden van Claw Boys Claw. We hadden de klauwenjongens al honderden keren zien spelen in kleine zaaltjes en we waren nog steeds zwaar onder de indruk van het in een paar uur (dus eigenlijk live) opgenomen album Shocking Shades Of Claw Boys Claw uit 1984. Maar voor tienduizenden mensen op een open veld spelen, midden op de dag, was andere koek.

De energieke garagepunkband wist de pinkpopweide in Geleen om te bouwen in een kolkende massa. Van alles werd er naar het podium gegooid. En weer terug. Zanger Peter te Bos smeet graspollen (kun je deze weer even terugstoppen?), maar slingerde ook zijn schoenen en zijn sokken het publiek in. En de band maar doorraggen… Het hoogtepunt werd bereikt tijdens de knaller Shake It On The Rocks.

Dat kon allemaal gebeuren door een van de drijvende krachten in de band. Ondanks de naam Claw Boys Claw bestond die niet alleen maar uit jongensmannen. De coolste van het stel – die samen met drummer Allard Jolles de band stutte – was bassiste Bobbie Rossini (echte naam Jacqueline Hobbelman). Terwijl Te Bos en gitarist John Cameron allerlei capriolen uithaalden, baste Bobbie stoïcijns door: blik op oneindig, bloedrode mond strak in de plooi, maar de punky zwarte haren wild omhoog. Om haar heen raasde een wervelwind, maar zij bleef kalm. Ze was een beetje als het oog in de storm.

Heel lang heeft Claw Boys Claw niet mogen profiteren van Bobbie en haar bas. Naast Shocking Shades is ze te horen op de albums With Love From The Boys (1986), Crack My Nut (1987) en de coverplaat Hitkillers (1988). In 1989 verliet Bobbie de band. Op een korte escapade met Chicas Del Rock, waarmee ze in 1993 het album Neverneverland maakte, hebben we niet veel meer van haar gehoord. Jammer. Gelukkig hebben we die eerste platen van Claw Boys Claw nog in de kast, inclusief een maxisingle met daarop Shake It On The Rocks live op Pinkpop.

Keuze Jeroen Mirck: Gail Ann Dorsey – Wasted Country (1988)

De vrouw die Freddie Mercury deed herleven

Wie David Bowie begin deze eeuw nog live heeft kunnen zien tijdens de Reality-tour, zal betoverd zijn door zijn geweldige bassist Gail Ann Dorsey. Niet alleen vanwege haar robuuste baslijntjes, maar vooral ook dankzij haar prachtige duetten met His Royal Bowness. Absolute Beginners en Aladdin Sane zijn mooi, maar het klapstuk is natuurlijk Under Pressure, waar Dorsey je doet geloven dat Freddie Mercury uit de dood is opgestaan.

De in Philadelphia opgegroeide Dorsey is vooral bekend als studiomuzikant. Naast Bowie werkte ze voor uiteenlopende artiesten als The National, Lenny Kravitz, Bryan Ferry, Khaled, The The en Skunk Anansie-zangeres Skin, waar ze op het eerste oog enorm op lijkt. Toch heeft ze ook een paar eigen albums gemaakt, waarvan haar debuut The Corporate World uit 1988 een klein beetje succesvol was.

Om niet te vervallen in Bowie-covers kies ik de single van dat debuutalbum, getiteld Wasted Country. Haar eclectische benadering van muziek komt tot uiting door de potsierlijke cowboyhoed die ze in de videoclip en tijdens optredens droeg. Laat je daar niet te veel door afleiden. Dorsey is een geweldige muzikant.

Keuze Erik Stam: Emilie Blom (The Scene) – Borderline (1988)

Kleine wereld

Het zal ergens in 2005 zijn geweest. Veel mensen herkennen het. Van een bedrijf worden twee vestigingen bij elkaar gevoegd. Resultaat: in de onderlinge omgang blijven deze twee vestigingen nog gewoon voort te bestaan. Een goede manier om deze verdeling te doorbreken is: samen de kroeg in. In ons geval Café Kale in Amsterdam. Op zo’n avond raakte ik in gesprek met één van deze nieuwe collega’s. Ik zal ongetwijfeld hebben gevraagd wat ze eerder had gedaan (werk is nu eenmaal mijn werk). Het verhaal ging van bassen in verschillende punkbandjes naar wat meer bekende bands in Amsterdam tot… “en toen vroeg Thé mij om mee te spelen”… Ehh, wat? Thé, Thé Lau? Ben jij dan de Emilie die ik in 1995 nog hoogzwanger op het podium heb zien staan in Atlantis, Alkmaar? Dat bleek dus te kloppen. De voormalige bassiste van The Scene was nu mijn collega.

Niet lang daarna waren er de eerste geruchten over een reünieconcert, in Paradiso. Uiteraard was ik daar, met een grote groep collega’s bij aanwezig. De voormalig bassiste van The Scene was ineens weer de huidig bassiste. Heerlijk om ‘onze’ Emilie daar op het podium te zien stralen. Volledig in haar element. Met toch ook af en toe een blik van ‘kijk mij hier nou’ richting ons.

Ik kreeg ander werk, Emilie ook. Na wat omzwervingen is ze geland in Pingjum waar ze de muziekschool Pingpop bestiert. Hoewel ze kort geleden een aantal van haar basgitaren heeft verkocht, speelt ze nog zeker. Sterker nog: als iemand een fijne Fender P-bass te koop heeft, is ze wellicht geïnteresseerd.

Keuze Walter van Pijkeren: Kim Gordon (Sonic Youth) – 100% (1992)

De groep

Het is een kil voorjaar in New York. Ik ben met een groep (vanaf hier de groep) medestudenten op studiereis naar de mondiale hoofdstad voor kunst: het doel van deze reis. We lopen met de groep stad plat met bezoeken aan MOMA, The Met, Whitney en Guggenheim. Op een middag lees ik in de Village Voice dat Kim Gordon die avond gaat optreden. Ergens in een woonkamer in het muzikale hart East Village. Tickets at the door.

Ik weet de groep over te halen om naar het concert te gaan. Kim Gordon zegt ze niets. Begrijp ik nog, Sonic Youth?!, probeer ik. Ook daar wordt schouderophalend op gereageerd. Ik had hier mijn conclusie al moeten trekken. Want ik zal het vast verklappen, dit verhaal loopt niet goed af.

Eerst gaan we met de groep nog eten. Pizza, bij de beste Italiaan van de stad. En die zit niet in Little Italy, lekker dicht bij East Village. Nee, we gaan naar Grimaldi’s Pizzeria, aan de andere kant van de brug in godbetert Brooklyn. De kwaliteit van het eten is inderdaad erg goed. En de groep waardeert het ook. Er wordt genoten… De tijd begint langzaam te dringen. Ik word wat onrustig en probeer er tempo in te krijgen. We halen het wel, joh. Komt goed. 

Als eindelijk het eten op is, spoed ik me naar buiten. Flink de pas er in. Terug de Brooklyn Bridge over. De groep met welhaast gezichtsloze mannen op zo’n tien meter achter me. Met een haastige tred door China Town, langs Little Italy, kom ik v######e aan in East Village. De groep heeft me nog net in het zicht. Het adres had ik al opgezocht in de middag. Een beetje voorbereiding kan geen kwaad. Bij de deur staat een Chinese dame, wier huiskamer dienst doet als concertzaal. Achter haar zie ik een vrouw met haar basgitaar de kamer in lopen. Ik voel een soort sensatie in me opkomen: Kim Gordon! Sorry, We’re Full!, zegt de dame, en de deur valt voor me dicht.

Keuze Remco Smith: Juliana Hatfield (Lemonheads) – Kitchen (1992)

Dankzij Juliana

It’s a Shame about Ray is de beste plaat van Lemonheads. De doorbraak, voor zover daarvan sprake, kwam een jaar later met Come On Feel The Lemonheads, maar die is gewoon minder dan It’s a Shame about Ray. Een reden: Juliana Hatfield.

De in de basis hele klassieke veelal akoestische haast countryachtige liedjes van zanger Evan Dando worden opgetild door de engelenzang van Juliana Hatfield, die voor Dando is wat Emmylou Harris is voor Gram Parsons. Om dat te bewijzen had een verwijzing kunnen volstaan naar de rol van Juliana Hatfield in Bit Part of Alison’s Starting to Happen, maar dit is een battle over bassisten. Dan is Kitchen misschien nog wel een beter bewijs van Juliana Hatfields kwaliteit. Concentratie en aandacht vooral voor haar rollende pulserende bas, die dit prachtliedje net de nodige pit geeft, die de bij tijd en wijle beetje wat zijige Evan Dando soms juist niet aan zijn eigen fraaie liedjes geeft. Dankzij Hatfield is It’s a Shame about Ray een heerlijke en prachtige jaren ’90 klassieker.

Keuze Renate van Klinken: Melissa Auf Der Maur – Followed The Waves (2004)

De penvriendin van Billy Corgan

Tijdens mijn studietijd had ik een kennis die de website van Melissa Auf Der Maur had gebouwd. Ik had geen idee wie dat was. Dikke schande natuurlijk, volgens haar. Dus ik kocht het album en draaide dat destijds best regelmatig. Ik wist alleen niet veel over het wonderlijke verhaal van deze vrouw, dat las ik onlangs pas.

Begin jaren negentig bezocht Melissa met wat vrienden een concert van The Smashing Pumpkins in haar hometown Montreal. Een vriend van haar kreeg ruzie met Billy Corgan, hij vond de muziek maar niks. Hij gooide een bierflesje naar Billy’s hoofd en die pikte dat niet. Melissa was dol op de muziek van The Smashing Pumpkins en bood namens heel Montreal haar excuses aan. Een penvriendschap tussen Billy en Melissa volgde, waarna Auf Der Maur met haar band Tinker ook het voorprogramma van The Smashing Pumpkins verzorgde.

In 1994 hoorde Corgan dat Courtney Love een nieuwe bassist zocht voor Hole, omdat Kristen Pfaff was overleden. Hij gaf haar het nummer van Melissa en zij wees Courtney de deur. Hole was te commercieel, Courtney te intimiderend. Uiteindelijk deed Melissa toch auditie, en zo geschiedde: Melissa Auf Der Maur baste gedurende vijf jaar bij Hole. Toen haar contract afliep volgde Melissa haar eigen weg, zo was ze onder andere een jaar de tourbassist van The Smashing Pumpkins.

Na enkele rustige jaren bracht Melissa in 2004 haar soloalbum Auf Der Maur uit. Daarop staat onder andere dit nummer, Followed The Waves. Het begint met een uithaal die ergens wel aan Sinéad O’Connor doet denken, maar daarna klinkt het vooral heel erg grunge. Uiteraard met Melissa zelf op bas. Wie anders?

Keuze: Jan-Dick den Das: Tal Wilkenfield (Jeff Beck)- Cause We Ended As Lovers (2007)

Fenomenaal

Tal Wilkenfield is een genie van de andere kant van de wereld, Australië. Een dame van 38 jaar jong, die haar sporen in de muziek meer dan verdiend heeft. Ze speelde met grootheden als Herbie Hancock, Chuck Corea, Clapton, Incubus om er maar een paar te noemen. Naast het werken met verschillende grootheden uit de muziek schrijft ze zelf ook nummers, en dit heeft geresulteerd in, tot op heden, twee albums. Transformation en Love Remains. Tal Wilkenfield is zo’n muzikante waar iedereen graag mee wil spelen. Jeff Beck had dit als een van de eerste al in de gaten, en hij was het ook die mij in aanraking bracht met Wilkenfield.

Beiden staan in 2007 op het podium op het Crossroad Festival in Chicago. Beck speelt het nummer Cause We Ended As Lovers. En ja, de liefde spat er vanaf, het samenspel, de non-verbale communicatie, de liefde voor muziek. Tal Wilkenfield, toen pas 21, krijgt van Jeff Beck de ruimte om haar kunsten te laten horen. Het is adembenemend mooi, het gitaarspel van Beck, de solo van Wilkenfield. Ik moet hier niet te veel woorden aan willen geven, want alles is in één woord gezegd fenomenaal!

Keuze Alex van der Heiden:  Rhonda Smith (Jeff Beck) – You Know You Know live (2014)

Gewoon lekker los

Het is jaloersmakend om te zien hoe muzikanten met het grootste gemak muziek uit hun instrument weten te halen. Of nog mooier; dat ze als het ware communiceren via hun instrument. Rhonda Smith is er zo eentje en de frontman, wijlen Jeff Beck ook. In de live-uitvoering van You Know You Know lijkt het net alsof de gitaar en vervolgens de bas je een verhaal vertellen. En het gemak waarmee de artiesten dit doen, niet normaal!

De Candese Rhonda Smith belandt via Sheila E in de band van Prince. Hoewel ik de muziek van Prince over het algemeen mooier vind dan Jeff Beck heb ik niet voor Prince gekozen. De reden is dat het grote ego van Prince deze bassiste eigenlijk tekort doet. Ik vind dat ze veel beter tot haar recht komt bij Jeff Beck die kennelijk een zeer goed gehoor had voor goede bassisten, gezien meerdere bijdragen in deze battle. Beck geeft veel meer dan Prince volop de ruimte aan Smith. En terecht want ik heb daags na het overlijden van Beck ademloos zitten kijken naar een concert waar beide muzikanten gewoon lekker losjes aan het spelen waren. Het genot van het spelen was voelbaar voor de kijker. Dit concert in Tokyo zou ik iedereen aanraden om eens in het geheel terug te zien. Voor nu alvast één nummer: You Know You Know

Keuze Henkjan Olthuis – Shalita Dietrich (Lewsberg) – The Smile (2018)

Dancing Barefoot

Op 16 december 2024 sta ik in het theater Zuidplein in de rij om mijn exemplaar van het nieuwe boek Rotterdam Popstad op te halen. Achter de balie staat Shalita Dietrich, het onderwerp van dit stukje; links van me staat Arie van Vliet die al door het boek aan het bladeren is. Sta je er in? vraag ik, het antwoord al wetende want Arie is zanger, gitarist en violist van Lewsberg, de band waarin Shalita de bas speelde. 

Lewsberg zal bij de meeste mensen geen bekende naam zijn, maar in het indie muziekwereldje is het een grote band.  OOR koos hun debuutalbum Lewsberg tot een van de 25 beste Nederlandse albums van deze eeuw en één van de 666 meest memorabele albums ooit, collega Rotterdammers Tramhaus noemen het zelfs het beste Rotterdamse album ooit. 

Op het podium is Shalita het visuele middelpunt van de show. Arie en gitarist Michiel Klein staan als rustpunten aan de zijkant van het podium, Shalita (op blote voeten) zorgt voor het swingende element. Ik heb ze meerdere malen live gezien en zal die herinneringen koesteren, want helaas besloten Shalita en drumster  Marrit Meinema er afgelopen zomer een punt achter te zetten, waardoor Lewsberg vooralsnog een onzekere toekomst heeft. 

Lewsberg staat maar met 1 liedje in de Snob2000: The Smile.  Laat dit nou net een van Shalita’s favorieten zijn, makkelijke keuze dus. 

 

Keuze Der Webmeister: beabadoobee – She Plays Bass (2019)

Bijna liefdesverklaring

In een battle over vrouwelijke bassisten is de ultieme bijdrage natuurlijk een ode aan zo’n vrouwelijke bassist. She Plays Bass van beabadoobee is een bijna liefdesverklaring aan Eliana de bassist in de band van beabadoobee. Volgens beabadoobee de beste vriendschap die ze ooit had, en die haar van haar sokken blies. Toen beabadoobee Eliana voor het eerst ontmoette, zegt ze, konden we gewoon niet stoppen met praten. We waren geobsedeerd door elkaar.
De songtekst is zo persoonlijk, ze zou rechtstreeks uit het dagboek van beabadoobee kunnen komen, wat het dit nummer ook zo bijzonder maakt.

She plays bass, she plays bass
Nothing matters ’cause we’re both in space
Pretty sure we could never date
She plays bass, she plays bass

Muzikaal is het nummer a Cure ripp-off, zo biechtte beabadoobee nota bene op aan haar grote idool Robert Smith. Ik hou het er maar op dat ze gewoon indruk probeerde te maken. Persoonlijk klinkt het eigenlijk meer als een 90’s indieband. Ook niks mis mee!

2 comments

  1. Het is triest om te zien dat de weg voorbereiden voor de dames in de rockmuziek niet in dit rijtje is vermeld. En dan heb ik het over Suzi Quatro.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.