Ook in 2025 is de eerste battle (al is die benaming hier eigenlijk niet zo gepast, eerder een collectief geweldloos eerbetoon) gewijd aan de muzikanten die ons in het voorbije jaar zijn ontvallen. Het lijkt alsof het er elk jaar meer worden, en dat zou zo maar eens waar kunnen zijn. Immers, de eerste generatie popmuzikanten is nu rond de tachtig, plus het feit dat niet iedereen die leeftijd haalt, maakt dat het soms erg hard gaat. Opdat wij niet vergeten.

I.M.: Duane Eddy

Keuze Quint Kik: Duane Eddy – Rebel Rouser (1958)

De ruimtelijkheid van de woestijn

Rond de eeuwwisseling ontwikkelde ik een koortsachtige obsessie met alles wat ook maar enigszins te linken viel aan het enigma Lee Hazlewood (zie mijn eerdere bijdragen voor de nachtbattle en de seizoenenbattle). Mijn fascinatie voor deze bariton kende geen grenzen. Via het intro en outro van een van zijn vroegste singletjes The Girl On Death Row leerde ik Twang-koning Duane Eddy kennen.

Ver voor Hazlewood zijn sporen zou verdienen als producer van Nancy Sinatra, begon hij zijn carrière als dj bij een radiostation in Arizona. Daar kruiste hij het pad van de elf jaar jongere Eddy. In een graansilo ontwikkelden ze die karakteristieke twang, die hits als Rebel Rouser en hun bewerking van Peter Gunn kenmerkten. Eddy vond die term nogal kitscherig, maar accepteerde de geuzennaam.

Meer dan die gimmick met het buigen van snaren, in combinatie met overvloedige vibrato, tremelo en galmversterkende graansilo’s, was het de ruimtelijkheid van de woestijn die zijn karakteristieke geluid bepaalde. Hier haalde Eddy ook de inspiratie voor menige hit. Net als voor de meeste rock ’n roller van het eerste uur gold, was het na de opkomst van de Beatles gedaan met zijn succes.

In de luwte die daarop volgde, wisten bewonderaars hem nog geregeld te vinden: als producer (Phil Everly), collegamuzikant (Waylon Jennings) of om juist hem de helpende hand te bieden bij kickstarten van zijn solocarrière (Paul McCartney, Richard Hawley). Sinds 30 april van het vorige jaar valt de immer bescheiden Rebel Rouser enkel nog te beluisteren op de eeuwige jachtvelden.

I.M.: Barbara Dane

Keuze Guido de Greef: Barbara Dane – Ramblin’ (1959)

Vergane idealen

De eerste keer dat ik haar naam tegenkwam, was in 2000. Haar uitvoering van het Woody Guthrie-liedje Ramblin’ was gebruikt in de Nederlandse speelfilm Wilde Mossels. Ik wilde weten wie de zangeres met die diepe altstem was. Het internet was nog een stuk kleiner dan nu, dus het vergde wat speurwerk voor ik de naam Barbara Dane had achterhaald. Ramblin’ bleek al decennia oud te zijn, maar het klonk tijdloos.

Dane maakte onderdeel uit van de folkbeweging van de jaren vijftig en trad op met Phil Ochs, Lenny Bruce en Bob Dylan. Het motto ‘This machine kills fascists’ dat haar voorbeeld Guthrie op z’n gitaar had geschreven indachtig streed ze voor burgerrechten en tegen de Vietnamoorlog. Daarmee dwong ze bewondering af van Dylan en Louis Armstrong, maar Dylans manager Albert Grossman wilde haar alleen vertegenwoordigen als ze zou kappen met die politieke onzin.

Wie wel geïnteresseerd was in de zangeres, was de FBI, die Dane jarenlang schaduwde vanwege haar communistische sympathieën en een vuistdik dossier aanlegde. In de jaren zeventig richtte de zangeres haar eigen platenlabel op, verzamelde opnames uit Cuba, Chili en Noord-Vietnam, en bracht een album uit met de titel I Hate The Capitalist System.

Nee, rijk is Dane nooit geworden, zo erkende ze op latere leeftijd. En misschien heeft ze in haar carrière verkeerde keuzes gemaakt. Maar de zangeres was een voorbeeld voor Bonnie Raitt, en Dylan noemde haar een held. Het was haar sowieso nooit om de roem te doen.

Op 20 oktober overleed de zangeres op 97-jarige leeftijd. Met haar overlijden gaat een vrijwel vergeten icoon van de Amerikaanse folkscene uit de jaren vijftig en zestig verloren, en daarmee een symbool van de politieke idealen uit die tijd. De herverkiezing van Donald Trump heeft ze niet meer meegemaakt. Dat zou voor de bevlogen Marxist Dane een ramp zijn geweest.

I.M. Frank Ifield

Keuze Annemarie Broek: Frank Ifield – I Remember You (1962)

Jodelen tot popmuziek verheven

Frank Ifield werd op 30 november 1937 geboren in Coventry (Engeland). Zijn ouders waren Australiërs die voor hun werk in Engeland gestationeerd waren. Zijn opa maakte als gastheer deel uit van een Minstrel Show en daar ontstond Frank’s liefde voor de muziek.
In 1948 ging het gezin terug naar het landelijke Dural in Australië, waar Frank zich al snel wist te bekwamen in het spelen op de ukelele. Op zijn dertiende jaar had hij al een platencontract te pakken en was hij veelvuldig op Australia’s Amateur Hour te gast. Op een gegeven moment kon hij invallen voor een artiest die niet kwam opdagen en zo kreeg hij zijn eerste echte contract voor een aantal radioshows. Zijn carrière ontwikkelde zich pijlsnel en hij had al jong als jodelende countryzanger zijn eigen radioshow.

Toen hij 21 jaar oud was, vertrok hij naar Engeland om daar zijn carrière te vervolgen.
Hij nam enkele platen op in de Abbey Road studios. Zijn grote doorbraak kwam in 1962 met het nummer I Remember You, dat door de Juke Box Jury (te vergelijken met het Nederlandse Top of Flop) unaniem tot hit werd uitgeroepen. In datzelfde jaar volgden nog Lovesick Blues, The Wayward Wind en I’m Confessin’ That I Love You. Allemaal hits in Engeland, maar het Nederlandse publiek raakte snel verveeld van het veelvuldig jodelen en kon alleen I Remember You waarderen.
In Engeland bleef zijn populariteit groot tot hij in 1982 ten gevolge van een longaandoening zijn zangstem had verloren. Hij zette zijn carrière voort als graag geziene presentator van vele televisie- en radioshows.
Hij overleed in zijn slaap op 18 mei 2024 in Australië.

I.M.: Harry Peter Traum

Keuze Jeroen Mirck: Happy Traum – I Will Not Go Down Under the Ground (Let Me Die in My Footsteps) (1963)

Iconisch duet met Bob Dylan

Happy Traum is een begrip dat bij de fijnbesnaarde Nederlandse muzieksnob direct herinneringen ophaalt aan Excelsior-band Daryll-Ann. Als de associatie daar ophoudt, help ik je graag uit (of in) de droom: Happy Traum was een folkzanger die in de jaren zestig veel samenwerkte met Bob Dylan. Hij overleed op 17 juli 2024 op 86-jarige leeftijd en is onmiskenbaar ondergewaardeerd.

Harry Peter Traum, zoals deze zoon van Duits-Nederlandse immigranten in werkelijkheid heet, kreeg al op jonge leeftijd de bijnaam Happy van zijn joodse familie. Hij werd vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog geboren in de Newyorkse buitenwijk The Bronx, maar zou uitgroeien tot een graag geziene gast in de folk-scene van Greenwich Village. Zijn allereerste plaatopnames zijn befaamd: hij was aanwezig bij de Broadside Sessions in 1962, met folk-iconen als Bob Dylan, Phil Ochs, Pete Seeger, Peter LaFarge en The Freedom Singers.

Tijdens deze sessies zong Traum een duet met Dylan: het door His Royal Bobness geschreven anti-oorlogslied Let Me Die in My Footsteps, ook bekend onder de titel I Will Not Go Down Under the Ground. Om contractuele redenen staat Dylan bij de oorspronkelijke opname niet onder zijn eigen naam vermeld, maar als Blind Boy Grunt. Dit iconische nummer heeft Traum later ook solo opgenomen. De tekst van het eerste couplet is perfect voor deze battle:

I will not go down under the ground
’Cause somebody tells me that death’s comin’ ’round
An’ I will not carry myself down to die
When I go to my grave my head will be high
Let me die in my footsteps
Before I go down under the ground.

I.M.: Abdul Kareem Fakir

Keuze Mersad: Four Tops – Baby I Need Your Loving (1964)

Motown legendes

Op 22 juli 2024 overleed Abdul Kareem “Duke” Fakir. Hij was het laatste nog levende originele lid van Motown legendes de Four Tops. De andere originele leden waren: Levi Stubbs, Renaldo “Obie” Benson en Lawrence Payton Sr. Sinds hun middelbare schooltijd werkten ze samen en ze bleven meer dan 40 jaar bij elkaar als de Four Tops. Ze staan nu bekend als één van de beste en meest getalenteerde bands uit de geschiedenis van de muziek. Samen met de Temptations en de Supremes waren ze meest consistente hitmakers bij Motown.

Waar veel andere R&B-zanggroepen een tenor in de spotlight zetten, werden de Four Tops geleid door de diepgestemde Levi Stubbs, die met het lef van een gospel-getrainde soulzanger zong. De combinatie van zijn stem met de prachtige, zijdezachte harmonieën van Benson, Payton en Fakir waren soepel genoeg voor Motown’s popsoul producties.

De Four Tops is één van mijn favoriete artiesten en ik kan uit tientallen prachtige nummers kiezen. Om het mezelf een beetje makkelijk te maken kies ik voor hun eerste hit: Baby I Need Your Loving, uit 1964. Dit prachtige liefdeslied is geschreven en geproduceerd door Holland-Dozier-Holland (Brian Holland en Lamont Dozier). Het is simpel gezegd één van de beste nummers ooit geschreven en uitgevoerd. Meesterlijk geleid door Levi Stubbs en sfeervol ondersteund door Fakir, Benson en Payton. Uiteraard is dit een onsterfelijke Motown klassieker.

I.M.: John Barbata

Keuze Johan Hol: The Turtles – Buzzsaw (1968)

Postume kennismaking

Het was Eerste Kerstdag 2024
Ik weet het nog heel goed ….

Niet zo gek natuurlijk, aangezien het pas een kleine twee weken geleden is.
Met mijn vader (73) had ik een gesprek over muziek uit de jaren 60 en 70.
Bij The Turtles ging niet meteen een belletje rinkelen. Misschien komt het door de bandnaam dat ik even nodig had tot het tot een aha-erlebnis kwam.

Ter voorbereiding op deze battle stuitte ik op het overlijden van John Barbata, eind jaren 60 drummer bij The Turtles en later ook betrokken bij Crosby, Stills, Nash & Young en Jefferson Airplane.
Het is wat cru om het een goede reden te noemen om lezers van Ondergewaardeerde Liedjes ook een aha-erlebnis te bezorgen, dus laat ik het maar een toevallige bijkomstigheid noemen.
Voor mij is het vooral een postume kennismaking met minder bekend werk van The Turtles; het blijft hier tenslotte om ondergewaardeerde liedjes gaan …. én die sterven nooit.

I.M.: Dickey Betts

Keuze Willem Kamps: The Allman Brothers Band – Ramblin’ Man (1973)

Onkruid

Type onkruid, zo zou je Dickey Betts kunnen noemen. Ondanks excessief drank- en drugsgebruik werd ie toch nog tachtig. In 2000 werd hij vanwege al dat gesnoep uit The Allman Brothers Band gezet, to get clean. De band zelf was daarvoor al twee keer opgebroken, waarbij Betts, naast Greg Allman, altijd de constante factor was. Tot ze hem dus zat waren.

Betts (1943, West Palm Beach, Florida) maakte al vanaf zijn vijfde muziek. Eerst ukelele. Daarna de stap naar banjo, mandoline en gitaar, van huis uit country en bluegrass. In de jaren zestig kwam de rock, resulterend in de southern rock van The Allman Brothers Band, waarvan hij in ’69 medeoprichter was. Eén van de eerste bands met twee sologitaristen.

Hun vijfde album, Brothers and Sisters, was een wat toegankelijker plaat, nadat de bezetting noodgedwongen was gewijzigd. Niet door onenigheid, maar gitarist Duane Allman en bassist Berry Oakley overleden in iets meer dan een jaar allebei bij een motorongeluk. Omdat Duane niet werd vervangen bleef Dickey Betts de enige gitarist.

Kompaan Duane Allman (ook bekend van Layla) zei ooit I’m the famous guitar player, but Dickey is the good one. Anders gezegd, Betts was wat ondergewaardeerd, iets wat hij met Brothers & Sisters – een commercieel succes – logenstrafte. Hij ging ook meer zingen. Zo horen we hem in het door hemzelf geschreven Ramblin’ Man, hun grootste hit.

Dickey Betts overleed op 18 april 2024 aan kanker en COPD. Onkruid Dickey mag dan alsnog zijn vergaan, zijn muziek? Onuitwisbaar.

I.M. Sue Chaloner

Keuze Annemarie Broek: Big John Russell & Sue Chaloner –  Swinging on a star (1974)

Van swingend melodietje naar een stampende beat

Sue Chaloner kwam op jeugdige leeftijd met de cast van de musical Hair naar Nederland, vond het muzikale klimaat hier aantrekkelijk en besloot zich blijvend in Nederland te vestigen.

Ze probeerde hier haar muzikale carrière van de grond te krijgen. Dat lukte in 1974 toen ze samen met Big John Russell het nummer Swinging On A Star opnam, een nummer dat al in 1944 voor het eerst was opgenomen. In hun versie, de oorspronkelijke swing was inmiddels vervangen door een stampende beat, werd het een grote hit. Dus moest er opgetreden worden. Russell’s vrouw was hondsjaloers op Sue met haar fragiele figuurtje en haar uitdagende ogen en verbood haar man hieraan mee te doen. Daarom ging Sue het land in met Iwan Groeneveld, de knappe zanger van de Swinging Soul Machine.
Zij nam vervolgens een aantal singles op, die slechts door kenners gewaardeerd werden.
In 1986 nam zij de titelsong op van de film Schatjes 2: Mama Is Boos.

Daardoor werd haar naam wat steviger gevestigd en durfde zij het aan om haar eigen band Sue Chaloners Soul Train op te richten. Met deze band tourde ze met succes in het Nederlandse jaren lang in het Nederlandse clubcircuit.
In 1992 nam ze het album Appreciation op; ze ging daarna met haar band op tournee door heel Europa. De schijf oogstte veel succes elders in Europa maar de Nederlanders bleven er koud onder.
Haar versie van Curtis Mayfield’s Move On Up werd in Engeland ook veel beter verkocht dan hier.

Op 1 april 2024 overleed zij, slechts 71 jaar oud, aan de gevolgen van een slopende longziekte.

I.M: Eric Carmen

Keuze Jan-Dick den Das: Eric Carmen – All By Myself (1975)

Op 11 maart 2024 overleed in Paradise Valley, Arizona Eric Carmen. Ooit zanger van The Raspberries over verschillende periodes want de band had verschillende reünies. Eric Carmen was en is voor mij de artiest die mij altijd doet terug denken aan mijn kinderkamer. Ik had als klein jochie een echte bandrecorder gekregen, ik zou niet meer weten van wie, maar wel dat ik het geweldig vond. Muziek leren luisteren, muziek ontdekken en keren waarderen begon voor mij met het opnemen van muziek. Op mijn kamertje dus aan de gang met kabeltjes, zorgen dat alles werkt om muziek via de radio daadwerkelijk op band te krijgen.

Het ging niet zonder slag of stoot en in die tijd hadden we nog geen internet, dus geen Google om even iets snel te raadplegen. Voordeel daarvan was dat je probleem oplossend vermogen werd aangesproken. Je begrijpt hoe gelukkig is was daar op dat kamertje dat het gelukt was om een nummer op te nemen. En dat nummer was All By Myself van Eric Carmen. Tot op de dag van vandaag vind ik het nog steeds een nummer met emotionele waarde, want het brengt me terug naar die tijd van klooien met kabeltjes, zieken naar de juiste aansluitplugjes en zorgen dat je de opnameknop op tijd indrukte en weer uit. Ik zat daar dus alleen op dat kamertje wat een schril contrast was met waar Carmen over zong.

All by myselfDon’t wanna be all by myself anymoreAll by myself, I don’t wanna liveDon’t wanna be all by myself anymore

Ik genoot juist van het alleen zijn omdat ik me kon concentreren op vastleggen van muziek. Het was dan eigenlijk storend dat mijn moeder me riep, omdat het eten klaar was. De liefde voor muziek is gebleven, het luisteren verveeld nooit en het vastleggen daar is ook het nodige in veranderd. Van bandrecorder, naar vinyl, naar cd, mp3 en streamingsdiensten.

Eric Carmen eerlijkheidshalve ken ik niet veel van hem maar hij heeft mij wel op het juiste spoor gezet en dat alleen daar al waardeer ik hem voor.

I.M. David Sanborn

Keuze Leendert Douma: David Bowie – Can You Hear Me (1975)

Op het spoor van de Philly Soul

De in mei overleden saxofonist David Sanborn (1945 – 2024) was zo’n beetje de verpersoonlijking van de fusion-jazz in de jaren zeventig en tachtig. Niet voor niets was hij prominent lid van de band van de Brecker Brothers en trad hij regelmatig op met bas-icoon Jaco Patorius. Als sessiemuzikant speelde Sanborn onder andere met grootheden als Stevie Wonder, James Brown, Bruce Springsteen en de Rolling Stones. Maar David Sanborn werd ook bekend als de man die David Bowie in 1974 op het spoor zette van de Philly Soul. Dat leidde uiteindelijk tot het album Young Americans. Dat Bowie al een ‘soul-vibe’ had, bewees hij op het futuristische album Diamond Dogs met songs als 1984 en Rock ’n Roll With Me. En tijdens de tour die daarop volgde – met ingehuurde kracht Sanborn op sax – speelde hij Knock On Wood van Eddie Floyd.

Halverwege die tour streek Bowie neer in de Sigma Sound Studios in Philadelphia, met David Sanborn en een aantal muzikanten die hun sporen verdiend hadden in de soul en funk. De nummers die daar ontstonden, werden gespeeld tijdens het tweede deel van de concertreeks – die werd omgedoopt in de Philly Dogs-tour. Een van de meest sprekende soulnummers was het liefdesliedje Can You Hear Me, met een glansrol voor David Sanborn. Zijn sax is hier net zo belangrijk als Bowie’s stem. Geheel in Philadelphia-stijl werd het album Young Americans lekker strak afgemixt met koortjes en strijkers. Maar de songs – en de muzikanten – komen net zo goed tot hun recht in de wat ruigere live-setting in 1974.

I.M.: Gaps Hendrickson

Keuze Remco Smith: The Selecter – James Bond (1980)

Tequila….James Bond

Grunge en rock zal altijd de muziek blijven waar ik als eerste naar grijp, maar als ik eerlijk ben veer ik vooral op bij oude soul (Al Green, beste mensen, ook in 2024 weer Top Noch Snob! Onbegrijpelijk!) en 2-Tone. De laatste jaren ben ik daar weer meer in gedoken, vooral na het overlijden van Terry Hall van The Specials. Steeds die tik met de gitaar die net achter de tel lijkt te zitten, zorgt ervoor dat ska en 2-Tone een gejaagdheid in zich heeft die ontzettend veel energie mee brengt. Ska is eigenlijk een hele vreemde scene geworden. Kijk naar de belangrijkste bands (The Specials, The Selecter) en je ziet juist het multiraciale. Dat is bij de bandjes nooit een probleem geweest en toch trokken deze bands vaak skinheads als publiek aan.

The Selecter heb ik nog live gezien, in 2004 in een niet uitverkocht Doornroosje. Eén van de meerdere reünies die The Selecter heeft doorgemaakt. Dat was vooral zangeres Pauline Black met inwisselbare musici. Mede-oprichter en zanger Gaps Hendrickson speelde vanaf 2010, in het kader van het dertigjarig bestaan van Too Much Pressure, weer met Pauline Black. Een iconische band, die dit jaar afscheid van Gaps Hendrickson heeft moeten nemen. Hendrickson werd slechts 71 jaar.

Alle aanleiding om de afsluiter van Too Much Pressure uit de mottenballen te halen: Da Killaaaa…James Bond….

I.M.: Thomas Michael Stevens

Keuze Alex van der Heiden: Joe Cocker – River’s Rising (1987)

Heavy metal funk

Bassisten. Ooit behoorde ik tot deze orde, maar ik was me terdege bewust dat ik nog niet eens in de schaduw kon staan van Flea, Cliff Burton en…. Thomas Michael Stevens. Wellicht heeft u nog nooit van deze laatste gehoord, maar ik weet zeker dat u hem wel eens heeft gehoord. Deze sessiemuzikant speelde met enkele hele grote artiesten als James Brown, Tina Turner en Joe Cocker.

Zijn kenmerkende stijl met een funky slap bracht hij in bij meer rock-georiënteerde muziek. T.M. Stevens wordt ook wel de uitvinder van de ‘heavy metal funk’ genoemd. Daar ben ik het niet geheel mee eens overigens, want ik zie hem meer als één van de bassisten die in de vroege tachtiger jaren met een funk-rock geluid kwam. Net zoals Living Colour bassist Doug Wimbish bijvoorbeeld. Het neemt niet weg dat we hem zeker wel als één van de medegrondleggers mogen zien van deze funk metal, of metal funk richting.

Op het album Unchain My Heart van Joe Cocker is T.M. Stevens op ieder nummer te horen. Het meest kenmerkende nummer qua baspartijen vind ik River’s Rising en vandaar mijn keuze voor dit nummer. Luister en kijk ook gerust eens naar Living In America van James Brown waar we T.M Stevens naast zijn baspartijen ook horen zingen.

I.M.: Seth Binzer (aka Shifty Shellshock)

Keuze Joris van der Aart: Crazy Town – Butterfly (2000)

De trieste afloop van verslaving

Iedereen die een beetje thuis is in de hits van rond de eeuwwisseling, moet het nummer Butterfly van Crazy Town wel kennen. Het was namelijk een enorme hit. Hier kwam het tot plek 5 in de Top 40, maar in de VS haalde het zelfs de nummer 1 positie in de Billboard Hot 100. Maar hoe relaxt en catchy het nummer ook klinkt, het verhaal van zanger en schrijver van het nummer Shifty Shellshock is dat allerminst.

Shifty Shellshock (echte naam: Seth Binzer) begon Crazy Town in de jaren negentig met Bret Mazur. In 1999 brachten zij hun debuutalbum The Gift Of Game uit en ze mochten al direct met de Red Hot Chili Peppers mee op tournee als supportact. Hun grote doorbraak kwam met Butterfly.

Maar drugsgebruik was toen al een probleem voor hem. Het nummer was in feite zelfs zijn manier om aan zijn vriendin een zachte kant te laten zien, maar dat hielp niet. Ze wees hem de deur. Crazy Town was voor Ozzfest uitgenodigd dat jaar, maar ook daar ging een streep door. Shifty was namelijk opgepakt. Nadat zijn vriendin het uit had gemaakt, had hij in een dronken bui een stoel door de ruit gegooid.

En daarna werd het niet beter. De band kon met een volgend album het succes niet meer benaderen en viel uit elkaar. De verslavingsproblemen van Shifty werden alleen maar groter. Hij kwam in tv-shows als Celebrity Rehab en werd meer een realityster dan muzikant. Hij belandde in een coma na drugsgebruik, werd opgepakt voor rijden onder invloed en lag overhoop met de verschillende moeders van zijn drie kinderen.

Het eindigde in juni 2024. Shifty werd thuis dood gevonden. Overleden aan een overdosis van cocaïne vermengd met medicijnen. Hij was pas 49 jaar.

4 comments

    1. Dankjewel Ite, redactiefoutje. Hersteld. David is niet meer Here.

    2. Martin Phillipps van The Chills is wat mij betreft de meest betreurde dode van afgelopen jaar…

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.