Talking Heads… Wie kent ze niet? Vier art-school punks die in een tijdspan van ongeveer elf jaar acht albums uitbrachten. En wat voor albums! Met een basis van angstige, gestripte rock-muziek en (soms véél te) intellectuele teksten, een helpende hand van Brian Eno, en een scala aan uitstapjes naar andere genres (funk, pop, punk, Afrikaanse percussie etc.) hebben deze pratende hoofden een ongekende invloed gehad op het geluid van de jaren ‘80. Ook jaren later is het kwartet nog relevant, via hun solo-carrières, nieuwe formaties (zoals The Heads en Tom Tom Club), en natuurlijk als inspiratiebron voor velen. Het valt niet mee om uit zo’n divers oeuvre een overzicht te scheppen. Maar wees gerust, wij helpen daarmee door deze week een paar ondergewaardeerde pareltjes uit te lichten. And you may find yourself… reading the Talking Heads battle now!

Keuze Martijn Vet: Talking Heads – Don’t Worry About The Government (1977)

Waanzinnig gaaf land

Het is mooi om te zien dat eigenzinnige muziek soms ook gewoon wél het grote publiek weet te bereiken. Debuutalbum Talking Heads 77 verkocht in Nederland weliswaar matig, de single Psycho Killer van die plaat haalde hier toch maar mooi bijna de top 10.

Beetje macabere tekst? Ach, wie let er nou op teksten als je lekker ongecompliceerd kunt dansen. Vooral in Nederland en België werd vrolijk mee ge-fa-fa-fa-faad.

Wat dat betreft had het geweldige Don’t Worry About the Government van diezelfde debuutplaat ook best een hit kunnen zijn. Hier lijken tekst en muziek wat meer in balans, maar onder al die blijheid lijkt een dikke laag ironie te zitten. Niemand behalve David Byrne weet het zeker, maar mij lijkt het niet dat dit nummer bedoeld is als een ode aan het simpele leven. Daarvoor is de muziek van Talking Heads te doordacht. Het bezongen zorgeloze leventje is naar mijn idee dat van het waanzinnig gave land waar onze premier zo graag mee schermt. Met mij gaat het helemaal top, dus wat zeuren die toeslagenouders of voedselbankklanten nou?

Keuze Lenny Vullings: Talking Heads – Thank You For Sending Me An Angel (1978)

De perfecte albumopener

Dit is wellicht de eerste keer dat ik aan een battle meedoe, en het me geen drol uitmaakt welk nummer ik kies. Ik vind ieder nummer van Talking Heads fantastisch en ondergewaardeerd. Dit is voor mij één van de allerbeste bands ooit: de visie, de skills, de mensen. Pure genialiteit op meerdere fronten.

In dit blog licht ik graag de opener uit van een voor mij gigantisch ondergewaardeerd album. Men kijkt snel naar Remain In Light, Fear Of Music, of het bizarre debuut, maar hun tweede album More Songs About Buildings And Food wordt snel overkeken. Dat is een schandaal! Een culturele catastrofe! Dit album bevat alles wat je hart maar kan begeren: goedgeschreven popnummers (The Good Thing), neurotische ongein (Artists Only), een cover van Al Green (Take Me To The River), enzovoorts. Zonder dollen, de outro van Found A Job – het laatste nummer van de A-kant – duurt nagenoeg twee minuten, maar had zo nog een mensenleven door mogen gaan. Het is zalig!

En dit waanzinnige album begint met het nummer Thank You For Sending Me An Angel. Het kickt onmiddellijk fantastisch in met een legendarische beat: de snare roffelt olijk en de gitaar jinglet-janglet gezellig mee. Al snel komt de ongrijpbare zang van David Byrne erin die de meest onzinnige tekst ijlt. Energieke percussie en een halve gitaarsolo dikken het nog een beetje aan.

Ja, verder gebeurt er eigenlijk niks. 2:11 puur genieten.

En ook dat is Talking Heads: puur genieten. Soms diepzinnig, soms niet echt. Je kunt er van alles in zoeken, of niet. Men zou hierin een verhaal kunnen vinden over het wonder der schepping en de zegen van het zien opgroeien van een kind, maar men kan ook ervoor kiezen om lekker mee te dansen en wat te gniffelen. Het is net datgene waar je zin in hebt. Vandaag dans ik gewoon fijn mee.

Ongeacht je op het moment prevalerende emoties, Talking Heads biedt je aan wat je nodig hebt. Mede daarom is het een tijdloze, grenzeloze band. Thank you for sending me an angel!

Keuze Quint Kik: Talking Heads – Mind (1979)

Dansen met je hoofd

Ze worden doorgaans geschaard onder de New Yorkse punkbands van het eerste uur. Gezien hun latere ontwikkeling konden ze echter niet méér verschillen van de Ramones, Patti Smith en Blondie. Op het podium van de New Yorkse club CBGB’s (een aftands rattenhol, volgens velen die er speelden, ‘maar wel óns rattenhol, hè’) werd het grondwerk verricht, maar amper vijf jaar na hun debuut 77 speelden ze het Londense Wembley stadion plat: de geniale vernieuwers van Talking Heads, die niet op hun handen bleven zitten. Het publiek trouwens ook niet, dat hield niet op met dansen.

De live video’s bij Once In A Lifetime, Slippery People en Girlfriend Is Better zaten midden jaren 80 in hoge rotatie op Music Box (Europese evenknie van MTV) en vormden voor mij de eerste kennismaking met de band. Ze bleken afkomstig uit de concertfilm Stop Making Sense, die ik tot mijn schaamte nog altijd niet gezien heb. Gelukkig is er later dit jaar een herkansing: in augustus gaat hij, gerestaureerd en wel, opnieuw in roulatie. Ik weet vrij zeker dat je me tegen die tijd een keer dansend op de bioscoopstoelen zult aantreffen. Stilzitten is namelijk niet echt een optie bij de Talking Heads.

Dat het meer dan uitstekend dansen is op het repertoire van Byrne en co., ontdekte ik begin jaren 90 op de geschiedenisfeesten in de Grote Catacomben in Utrecht. De DJ van dienst Yellow Magic Tom slingerde de ene na de andere punk ‘n wave-kneiter op ons af: de Clash, de Stranglers, de Specials. En niet te vergeten de Talking Heads’ Burning Down The House. Een verzoeknummer van vriend en medestudent Klaas, die me op zijn studentenkamer van de IBB-flat blootstelde aan dansbare deep cuts in overdrive als I Zimbra en The Great Curve, met hun volstrekt unieke, Afrikaanse ritmes.

Alleen was ik in die tijd hopeloos eigenwijs en bleef ik voornamelijk luisteren naar grunge. Zo kwam het, dat ik eigenlijk pas een jaar of 5 geleden ècht ging luisteren naar een klassieker als Remain In Light (1980) en het voorland daarvan: Fear Of Music. Vooral bij die laatste viel ik van verbazing van mijn stoel: hoe had ik die kunnen missen? Life During Wartime en Heaven kende ik wel, net als coversversies van Memories Can’t Wait (Living Colour) en Drugs (This Mortal Coil). Het nummer direct na opener I Zimbra wist me echter het terra incognita van dit album binnen te zuigen: Mind.

Waar de Talking Heads het muzikaal voorzien hebben op je voeten, staat dit album tekstueel in het teken van je hoofd of je verstand. The songs here deal with lack of affect, with psychosis, and with disorientation caused by drugs or war or even breathing, las ik in Uncut’s Ultimate Music Guide, gewijd aan de band. Dansen met je hoofd?

I try to talk to you to make things clear
But you’re not even listening to me
And it comes directly from my heart to you
I need something to change your mind, mind

Als ik 30 jaar geleden gewoon had geluisterd naar Klaas en mijn mind had opengesteld, had ik dit allemaal al lang geweten. Gelukkig is het nooit te laat om te leren (te laat om te dansen is het sowieso nooit, zie je binnenkort in a cinema somewhere near you).

Keuze Jeroen Mirck: Talking Heads – Heaven (1979)

Heerlijk ironisch

Momenteel ben ik How Music Works aan het lezen, het boek uit 2012 waarin David Byrne de impact van muziek op geheel eigen wijze analyseert. Hoewel de voorman van Talking Heads bezweert het niet vooral over Talking Heads te willen hebben, gaat deze paperback van bijna 400 pagina’s toch echt vooral over Talking Heads. En dat is natuurlijk helemaal niet erg, want dat is de enige band waar Byrne niet uit tweede hand over kan praten.

Zelfrelativering is niet van de lucht, maar tegelijk geeft het opperhoofd van Talking Heads ook haarfijn aan waarom bepaalde fundamentele muzikale keuzes zijn gemaakt: Looking at early video footage of our three-piece combo at CBGB, I now sense that it was less a band than an outline for a band. It was a sketch, just a barebone musical elements needed to lay out a song. Nothing more. (…) It was a performance style defined by negatives – no show-offy solos (…), no rock moves or poses, no pomp or drama, no rock hair, no rock lights (…), no rehearsed stage pattern (I announced the song title and said “Thank you” and nothing more), and no singing like a black man. The lyrics too were stripped bare. I told myself I would use no clichéd rock phrases, “Ohh, baby”s or words that I wouldn’t use in daily speech, except ironically, or as a reference to another song.

Deze omschrijving is voor mij precies waar Talking Heads voor staat. Het is sophisticated art rock, geen fatalistische punk of crowdpleasende stadionrock. En ja, het kan heerlijk ironisch zijn. Het summum van dit alles is het nummer Heaven. Het staat op het vroege album Fear of Music uit 1979, maar is vooral bekend uit de concertfilm Stop Making Sense van vijf jaar later. De hemel uit dit nummer is achtereenvolgens een bar, een feest en een kus. Maar het is bovenal a place where nothing ever happens. Dit alles gezongen met unverfroren ernst. Heerlijk. Dat is Talking Heads.

Keuze Leendert Douma: Brian Eno & David Byrne – Regiment (1981)

Sampleplaat avant la lettre

Wat een creatieve explosie waren de jaren 1979 en 1980 voor de scene rondom Talking Heads! In 1979 produceerde Brian Eno het topalbum Fear Of Music, of beter gezegd: hij gaf het geluid van Talking Heads een diepere laag. Niet lang daarna nam de geluidsmagiër met de avant-gardetrompettist Jon Hassell het adembenemend exotische album Fourth World, Vol. 1: Possible Musics op. Jon Hassell mocht later aanschuiven bij het personeel dat gezamenlijk de beste Talking Heads-plaat ooit maakte: Remain In Light uit 1980. En in de tussentijd dook Brian Eno samen met David Byrne en een hoop bandopnames, radiogeluiden en obscure elpees de studio in. Het leidde tot het bizarre album My Life In The Bush Of Ghosts. Dat album is opgenomen vóór Remain In Light, maar omdat het zo lang duurde voordat alle rechten waren geregeld, kwam de Talking Heads-plaat eerder uit. Als je het in retrospect hoort, dan is de volgorde logisch. Je hoort de ontwikkeling stap voor stap richting de ultieme Afrikaans-Amerikaanse sound van de Heads.

My Life In The Bush Of Ghosts is net zo’n milestone, maar meer ‘east meets west’ dan Remain In Light. Het is een sampleplaat avant la lettre. De techniek bestond in 1980 nog helemaal niet. En Eno en Byrne werkten andersom: ze gingen uit van de geluidsopnames en bouwden daar laag over laag een nummer omheen. Ze gebruikten bijvoorbeeld speeches van politici en tv-dominees, een exorcisme-sessie, maar ook plaatopnamen van een gospelkoor en van woestijnzangers. Zelfs het voordragen van de Koran werd gebruikt, maar dat nummer heeft alleen de allereerste persing gehaald. Uit angst voor een fatwa werd het op latere uitgaven vervangen door een ander werkje. (Zo zonde, ik had die eerste plaat in mijn bezit, maar ik heb ‘m weggegooid omdat hij was kromgetrokken in de zon. Alsnog had ik er een fortuin voor kunnen krijgen op Marktplaats – of de kogel natuurlijk.)

De experimentele plaat werd gemaakt met een legioen aan gasten: bassisten Bill Laswell en Busta Jones (die laatste zat later in de extended Talking Heads zoals ze in de film Stop Making Sense te bewonderen zijn), maar ook gitarist Robert Fripp, avant-gardedrummer David Van Tieghem, Talking Heads-drummer Chris Frantz, en ga zo maar door. Met z’n allen zetten ze swingende afrobeat, maar ook melancholieke woestijnmuziek neer – en allemaal met een futuristisch randje. Het werd een meesterwerk.

Een van de mooiste liedjes is Regiment, dat drijft op de swingende bas van Busta Jones. Regiment is opgebouwd rondom een opname van de Libanese zangeres Dunya Younes op de elpee Music In The World Of Islam, Volume One: The Human Voice. Destijds – het was ook voor internet – wist niemand in het westen wie zij was. Ze staat op de credits als ‘girl from a northern village’. Maar eigenlijk was ze al hartstikke beroemd.

Dunya Younes op haar beurt wist niet dat haar stem werd uitgeleend voor het New Yorkse project. Dat hoorde ze pas in 2017. Leuk om te lezen: in 2022 bracht de Britse krant The Guardian de zangeres en haar dochter via Teams in contact met Brian Eno en David Byrne. De makers waren lichtelijk beschaamd. Het werd een boeiend gesprek over cultureel imperialisme en westerse hegemonie. Uiteindelijk draait Younes dat om: al wist ze er niks van, ze is blij dat ze via Eno en Byrne de Libanese cultuur kon verspreiden. Haar dochter besluit met de woorden: It’s true that her voice went far, but it was in good hands.

Keuze Annemarie Broek: Brian Eno & David Byrne – The Jezebel Spirit (1981)

Do you hear voices?

De Britse Brian Eno (1948) kwam in 1969 naar Londen, waar zijn muzikale carrière van start ging in het Scratch Orchestra (een experimentele muziekgroep) en het Portsmouth Sinfonia, waar hij klarinet speelde en voor het eerst als producer aan het werk ging.

Al snel ontmoette hij daar Andy Mackay, die hem uitnodigde om bij Roxy Music te komen spelen. Op het tweede album van de groep (For Your Pleasure, met Amanda Lear als covermodel) speelde hij op de VCS-3, een pas ontwikkelde draagbare synthesizer, deed hij de achtergrondzang en droeg hij bij aan de productie van de plaat. Op het podium viel hij op door zijn flamboyante kleding en make-up; dit tot grote ergernis van Bryan Ferry, die liever zelf in het middelpunt van de belangstelling stond. Het boterde dus niet tussen die twee en Eno moest de groep verlaten.

Na een reeks solo-albums en andere muzikale avonturen begon hij samen te werken met mensen als Robert Fripp (King Crimson). Al snel werd hij uitgenodigd om de productie te verzorgen van Remain in Light, het tweede album van Talking Heads. Vanaf dat moment dateert zijn samenwerking met David Byrne.

Uit deze samenwerking ontstond het album My Life In The Bush Of Ghosts, een combinatie van pas ontwikkelde samplingtechnieken, vlagen world music en flarden van radioberichten, die Eno verzameld had. De inspiratie voor deze lp vol duistere, boeiende, pulserende en geheimzinnige muziek kregen Eno en Byrne door het boek My Life In The Bush Of Ghosts, een roman van de Nigeriaanse schrijver Amos Tutuola. Het verhaal gaat over een West-Afrikaanse jongeman, die verdwaalde toen hij probeerde uit de handen van slavenhandelaars te blijven. En hoewel noch Eno, noch Byrne het boek hadden gelezen, voelden ze als het ware instinctief aan dat het thema en de sfeer nauw verwant waren met dat van het album. Dit was het begin van een muzikale stroming die later ambient genoemd zou worden.

Eén van die opnames op de lp is The Jezebel Spirit: een spectaculair stuk waarin een anonieme dominee een duiveluitdrijving verricht. Dit werd op single uitgebracht en haalde zelfs de hitparades. Het is een bijzonder gedreven nummer met een hypnotiserend ritme en dan die stem … Do you hear voices? You do. So you are posessed. You are a believer born again and yet you hear voices and you are posessed.

Wie de duiveluitdrijvende dominee was, weet niemand. De naam van de bezeten vrouw is bekend, maar haar familie verbood haar stem voor de opname te gebruiken; ze was namelijk een vooraanstaande Amerikaanse evangelist.

Ik vind het bijzonder spijtig dat er geen passende clip bij dit nummer te vinden is, maar de sfeer van deze muziek spreekt eigenlijk voor zichzelf.

Keuze Hans Dautzenberg: Talking Heads – Swamp (1982)

Mars

Licht dronken stommelen we voor het eerst de zaak binnen. Het is al laat; de meeste danstenten zijn al gesloten, maar hier kunnen we nog een afzakkertje pakken. Het etablissement heeft nog het meest weg van een typische disco: barretje, DJ-booth en in het midden een open plek, goed verlicht door een batterij knipperende gekleurde spots. En natuurlijk een glitterbal. Enkele dames en nog minder mannen bevolken de dansvloer. Een paar anderen hangen op barkrukken. We nemen het publiek in ons op. Taxatie: voornamelijk oude lullen, nogal volkse types met veel gepermanent haar en een tikkeltje te gebruind. Zeker niet onze normale studentenentourage. Met onze 21 jaar halen we de gemiddelde leeftijd fors naar beneden.

De muziekkeus is passend. Oude discohits wisselen (enigszins) recenter dansbaar top 40-werk af. Op de dansvloer wordt rustig bewogen. Bepaald geen John Travolta hier, laat staan Michael Jackson. We nippen rustig aan ons drankje en slaan de boel gade, met het idee om spoedig de avond af te ronden tot de DJ van dienst plots besluit tot een ware ‘hack the disco’. Hij of zij laat de naald zakken in één van de meest onweerstaanbare alt dance grooves en op dat moment zeker één van onze topfavorieten. Terwijl de relatief stijfjes aandoende locals ons verbaasd gadeslaan, gaan we volledig uit ons dak op de liveversie van Slippery People.

Het nummer kennen we van de concertfilm Stop Making Sense, die in die periode in de bioscopen draait. Een geweldige registratie van een live optreden van Talking Heads op hun hoogtepunt. Daarin zien we ook een lekkere uitvoering van het nummer Swamp, eveneens van het album Speaking In Tongues. Swamp heeft, zoals bij meer nummers van Talking Heads, een bluesbasis, maar is op een bijzonder vernuftige manier aangekleed met funky gitaarspel en subtiele synth-accenten. Het geheel leidt tot een tapijt van verweven ritmes, met een belangrijke rol voor het samenspel tussen het stuwende drumwerk van Chris Frantz en de funky bas van Tina Weymouth.

Zanger David Byrne kruipt in zijn favoriete rol van dominee en geeft een preek (wie ‘in tongen’ spreekt is bevangen door de Heilige Geest), compleet met call-and-response-aanpak. Hij is de voorzanger en de ‘gemeente’ antwoordt. Het Hi hi hi hi hi refrein, dat wel iets weg heeft van Cab Calloway’s Minnie The Moocher,  heeft aanvankelijk nog iets vrolijks, maar verwordt allengs tot een cynische leuze. We marcheren door richting afgrond. Want de boodschap is niet mis: de duivel zal de aarde vernietigen met atoombommen, met dank aan corrupte leiders. Of zoiets. We leven immers in de jaren 1980.

Swamp is een mooi voorbeeld van het vermogen van Talking Heads om complexe ritmes naadloos te mengen met pakkende melodieën tot een liedje met een boodschap. Het is een goed bewijs van hun blijvende nalatenschap als een van de meest innovatieve en invloedrijke bands van hun tijd.

Van dat alles zijn we ons weinig bewust terwijl we in de oudelullendisco uit ons dak gaan in David Byrne-style. We have stopped making sense. Als het besef tot onze met alcohol verdoofde breinen doordringt dat er niemand anders op de dansvloer staat, is het nummer afgelopen. We ontwaken uit de verdoving en marcheren huiswaarts.

Keuze Marco Groen: Talking Heads – Life During Wartime (1984)

What’s the matter with him? (He’s allright)

Ridicule is nothing to be scared of, zong Adam Ant ooit. Het is een advies dat (ver voor het bestaan van Prince Charming) van harte is genomen door David Byrne, de frontman van Talking Heads. Joe Cocker had er geen moeite mee om spastische bewegingen te maken met zijn lichaam tijdens optredens; David Byrne ging veel verder en maakte er complete, kortstondige epileptische aanvallen van. Lower yourself, forgetting all your standards. De eerste keer dat ik daarmee in aanraking kwam zat ik bij een maat thuis bier te drinken. Hij zette een videoband (*) op waarop volgens hem een uniek concert stond: Stop Making Sense van Talking Heads.

Hij had gelijk. Zo’n concertformat had ik nog nooit gezien. Het begon allemaal met een lange slungel die een draagbaar cassettedeck(*) op het podium zette. I want to play a tape, waarna hij met gitaar meespeelt op een verder leeg podium, Psycho Killer, wat is dat? Na dit nummer krijgt het podium een klein beetje meer aankleding en verschijnt bassist Tina Weymouth ten tonele. Samen spelen ze Heaven. Na dit nummer verschint Chris Frantz, een nummer later gevolgd door Jerry Harrison. Dit patroon zet zich voort totdat er een indrukwekkend podium is gecreëerd waarbij er bij elk nummer steeds een of meer kersverse muzikanten gaan meedoen.

Geniaal.

Helaas heeft mijn cynische geest een deel van de magie verknald. En daar neem ik jullie meteen in mee: Byrne speelde niet echt op een cassettedeck mee. Dat was slechts decor. In werkelijkheid stond een Roland TR-808 hem te begeleiden. Een drumcomputer(*) . Het doet verder niets af aan een van de meest memorabele live-registraties ooit. De film die erover gemaakt is wordt beschouwd als een cult-classic. Het was de tijd waarin absurditeit nog hoog gewaardeerd werd. Absurd en Byrne zijn trouwens synoniemen. Mocht je daar bewijs voor willen: kijk de film.

Een ander blijk van de nogal van normaal afwijkende Byrne-benadering vinden we in het negende nummer van Stop Making Sense. Het gaat hier om het nummer Life During Wartime. Het verraderlijke van dit vrolijke liedje zit ‘m in het refrein.

This ain’t no party, this ain’t no disco
This ain’t no fooling around

Het is het deel wat iedereen meezingt. Een kritisch oog op de tekst geeft echter een huiveringwekkende blik in het hoofd van Byrne: Life During Wartime bezingt een dystopie. Een toekomstige maatschappij met gigantische gas- en voedseltekorten. Waanzinnig futuristische technologie, waarbij grote delen van de bevolking een inhumaan leven zullen leiden in bittere armoede. Is Life During Wartime een profetisch bedoeld nummer? Wat in het voordeel van Byrne spreekt is in ieder geval dat hij wat eigenschappen deelt met Ezechiël, een Bijbelse profeet die eveneens met de nodige onheilsboodschappen kwam.

(* = jeugdige lezers mogen zelf even opzoeken wat er bedoeld wordt met deze termen).

Keuze Tricky Dicky: David Byrne – Make Believe Mambo (1989)

Kras

Ik heb een haat-liefdeverhouding met Talking Heads, want de muziek varieert in mijn oren van fantastisch tot bagger en de zeurende stem van David Byrne is hier mede schuldig aan. Ook krijg ik vaak geen hoogte van de richting die Byrne per album kiest. New wave, post-punk, psychedelische funk, rock, worldbeat en pop komen voorbij – en waar ik juist van veel afwisseling hou vind ik het bij Talking Heads vreemd genoeg storend. Het gevolg is dat ik maar twee albums in de kast heb staan: de verzamelaar Once In A Lifetime en Stop Making Sense; het livealbum waarvan ik steeds maar één kant tegelijk kan verwerken.

Medio jaren ’90 vond ik in een uitverkoopbak Byrnes solodebuut Rei Momo en alhoewel spotgoedkoop (ik geloof maar 2½ pietermannen) twijfelde ik gezien mijn ‘ervaring’ met Talking Heads. Ik wist dat Dirty Old Town op het album stond en dat vond ik wel een leuk lied, maar uiteindelijk haalde de naam Celia Cruz mij over, en het feit dat ik Latin muziek heel lekker vind. Nieuwsgierig naar de combinatie heb ik de ceedee opgezet, maar het was toch weer een teleurstelling. Weer die stem. Uiteindelijk draai ik het zelden en ik overweeg het aan een dansschool te doneren, want daar is het zeer geschikt voor: cumbia, mambo, merengue, mapeyé, salsa, cha cha, samba, charanga, rumba tot zelfs de Bolero komen aan bod. Het album sluit af met I Know Sometimes A Man Is Wrong (dat met een minuut bijna stilte begint). Een wijze raad die Byrne tot zich had moeten nemen.

Afijn, de uitschieter is Make Believe Mambo vanwege het geweldige ritme en dankzij Willie Colón. Kirsty MacColl doet volgens de informatie ook mee, maar ik heb haar helaas niet gehoord. Misschien in het achtergrondkoor? Op de voorgrond zou het een mooi tegenwicht voor het zeurende geluid van Byrne zijn geweest.

Keuze Willem Kamps: The Heads – Damage I’ve Done (1996)

Wakker

Deur. Huis. Boem: ik ben geen diehard fan van Talking Heads. Ja, ik kende ze vanaf het begin. Een schoolvriend draaide hun debuut Talking Heads: 77 regelmatig en Psycho Killer blijft een heerlijk nummer, waarvan ik vrijwel elke dag zonder te vervelen hetzelfde fragmentje hoor; mijn vriendin heeft namelijk fafafafafa als ringtone. Vreemd genoeg heb ik dat fraaie debuut zelf nooit aangeschaft, terwijl ik wel ging voor het matige album Sold Out van The Fools omdat daar een (eigenlijk best wel flauwe) persiflage op staat van Psycho Killer: Psycho Chicken.

Dat ik ook de filmklassieker Stop Making Sense nooit heb gezien, zal mijn Snobstatuur zeker niet ten goede komen. Evenmin dat alleen Remain in Light mijn platencollectie heeft verrijkt. Het intro van Once In A Lifetime kan ik dan weer wel woordelijk dromen, en ook van immer prachtige Heaven geniet ik elke keer wanneer ik het hoor. Talking Heads, al met al een heerlijke band, maar ook weer niet zo dat je me er midden in de nacht voor wakker hoeft te maken. Daarbij heb ik ten opzichte van hun een wat ongelukkige hand. Want wat ik weer wel heb gekocht is No Talking, Just Heads van The Heads.

In aanloop naar deze battle na lange tijd uit de kast gehaald en het blijft een incongruente plaat. Vermoedelijk omdat bij elk nummer iemand anders zingt. Zo komen Michael Hutchence, Andy Partridge, Debbie Harry, Gavin Friday en Ed Kowalczyk voorbij. Leuk idee van de drie Talking Headsleden Weymouth, Frantz en Harrison om zelf de talking niet te doen, maar zanger/componist David Byrne wordt node gemist. Waarom dan juist die CD aangeschaft? Vanwege Johnette Napolitano, zangeres/bassiste van Concrete Blonde. Wat een stem heeft die vrouw. Ook hier weer van relaxed naar psychotisch en eerlijk is eerlijk, eigenlijk is het gewoon een Concrete Blonde song. Daar mag je me wakker voor maken. Sorry Heads, Johnette kan bij mij geen schade aanrichten.

Keuze Remco Smith: David Byrne – Burning Down The House (1983/2019)

Totaaltheater

Een jaar of 10 à 11 zal ik zijn geweest toen Slippery People in de live-versie in de Top 40 stond. De live-versie uit de, volgens velen, iconische door Jonathan Demme geregisseerde concertregistratie Stop Making Sense. De film heb ik nooit gezien, het liedje vond ik destijds al fascinerend en de liveplaat Stop Making Sense is één van de weinige liveplaten die ik echt goed vind.

In 2019 stond David Byrne weer opnieuw op de planken. Ik had gezien dat die op het affiche van Down The Rabbit Hole stond maar heb daar niet zoveel aandacht aan geschonken. Weer zo’n babyboomer die het niet kan laten, dacht ik nog. Dat Spike Lee was ingeschakeld voor een concertregistratie, maakte dan toch weer nieuwsgierig. Zeker toen de recensies lyrisch waren. Terecht overigens. American Utopia is fascinerend totaaltheater. In een minimalistisch decor van kralengordijnen lopen Byrne, muzikanten en dansers blootvoets en met draagbare instrumenten het podium op en af. Dans, theater, poëzie (Dada), filosofie, alles passeert de revue. Het hele oeuvre van Byrne kwam voorbij: van Talking Heads naar zijn plaat met St. Vincent naar zijn solowerk. Wonderlijk: Byrne was ten tijde van de concertreeks 67 maar op zijn stem zat geen enkele sleet. Hiervoor noemde ik het theater en geen concert en dat is bewust gekozen: met minimale middelen zetten Byrne en zijn crew een bijzonder totaaltheater neer. Gaat dat dus zien.

De keuze is gevallen op Burning Down the House van Speaking in Tongues uit 1983, ook al op de setlist van Stop Making Sense. Eigenlijk een keuze uit nood, omdat dat (met Once in a Lifetime) het enige liedje is dat van de originele concertregistratie is te vinden. De tientallen fanfilmpjes (waarom doen mensen dat!?) geven onvoldoende beeld van de kracht van Byrne in dit totaaltheater.

Keuze Marèse Peters: David Byrne – Everybody’s Coming To My House (2018)

Niet Welkom

Spijt. Als haren op mijn hoofd. Dat ik in november 2018 niet bij het concert van David Byrne was in Amsterdam. Het was zijn American Utopia-tournee, en ik weet niet meer waarom ik geen kaartjes had gekocht. Dom, dom, dom. Ik was gewoon niet alert genoeg geweest. Tot overmaat van ramp waren de recensies ook nog lovend. Aargh!

Toen kwam corona en had ik ineens alle tijd van de wereld om concertregistraties te kijken: American Utopia met stip op nummer 1. Vanaf de eerste seconden van Spike Lees film (en de prachtige opener Here) zat ik aan het scherm gekluisterd, terwijl ik rilde van bewondering (wat is die man goed!), nieuwsgierigheid (wat gebeurt er nou weer?) en genot (wat is dit mooi!). Ik werd compleet omvergeblazen door de nummers, de geniale enscenering, de rondwandelende musici en de grootmeester Byrne zelf.

Het finalenummer van deze fantastische concertfilm is Everybody’s Coming To My House. Byrne schreef het samen met Brian Eno, en het is – zoals zoveel Byrne-composities – nogal dubbelzinnig. Althans, de tekst zegt iets heel anders dan de muziek je doet geloven.

Everybody’s coming to my houseAnd I’m never gonna be aloneAnd everybody’s coming to my houseAnd they’re never gonna go back home

Zoals Byrne het zingt, is dit een schrikbeeld: iedereen komt naar zijn huis en gaat niet meer weg. Hij kan nooit meer eens lekker alleen zijn. Wat een nachtmerrie!

Voor de bijbehorende video had Byrne de samenwerking opgezocht met de Detroit School of Arts. Een koor van jazz-studenten nam het refrein op als achtergrondzang. Toen Byrne hun versie hoorde, was hij stomverbaasd: zonder ook maar iets aan de woorden of de melodie te veranderen, hadden zij het omgetoverd in een versie waarin de zanger blij is om iedereen in zijn huis te ontvangen. I realized it was about inclusion, welcoming and not being alone, vertelt Byrne tijdens de tournee.

Aan het eind van de film zie je de hele cast op fietsjes (met helmen!) door New York rijden – Byrne is een groot voorstander van fietsen in de stad. Als je tot dat punt nog niet overtuigd was van Byrnes intelligentie, dan gebeurt dat op dat moment alsnog.

(Lees ook dit interessante VPRO-artikel als je meer wilt weten over de diepere lagen van American Utopia.)

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.