Franstalige popmuziek is veel meer dan chanson alleen, zoveel ontdekte ik wel in de afgelopen 30 jaar. Toen mijn vinyl-verslaving wild om zich heen greep, hing ik geregeld over platenbakken van de kringloopwinkel. Anders dan de betere tweedehands platenzaak – waar de boel weliswaar netjes aangeharkt staat voor de fijnproevers, maar je wel de hoofdprijs betaalt – kun je in kringloopwinkels en vergelijkbare uitdragerijen nog weleens op een mazzeltje stuiten. Zoals dat derde album van Jacques Dutronc, dat me op het spoor zette van een onderbelichte uithoek van het muzikale heelal: de geniale en visionaire gekken uit de Franse popmuziek van de late jaren ’60 en vroege jaren ’70. Tot de zomer praat ik je iedere derde dinsdag van de maand bij over enkele van mijn ontdekkingen.
In de late jaren ’60 werden nogal wat artiesten beïnvloedt door hetgeen de Beatles over de hele wereld teweeg brachten. In Frankrijk resulteerde dit in de Yé-Yé-beweging, waarbinnen piepjonge zangeressen als France Gall en Françoise Hardy op de vleugels van She Loves You een Franse slinger gaven aan de ontluikende jongerencultuur. Oordeel nou niet te snel dat het allemaal copycats waren; een authentieke singer-songwriter als die laatste werd destijds gezien als de ultieme Yé-Yé-girl, terwijl je in haar muziek in de verste verten geen verwantschap hoort met Lennon & McCartney. Bij Hardy denk je eerder aan iemand als Bob Dylan, die in zijn jonge jaren zodanig verkikkerd was op de zangeres, dat hij op de hoes van zijn album Another Side Of (1964) een gedicht aan haar opdroeg.
Waren er eigenlijk ook Yé-Yé-boys? Vast wel, maar die werden minder nadrukkelijk met de scene geassocieerd dan de dames. Iemand als Antoine zou wat mij betreft prima als mannelijk boegbeeld hebben kunnen figureren. Opgeschoten, langharig tuig dat het establishment wel even zou komen opschudden met een mix van garagerock en Dylan. En dan niet op zijn Hughues Aufray’s, die de teksten van de profeet bewerkte c.q. vertaalde naar het Frans (Les Temps Changent, Ce N’Etait Pas Moi, Cauchemar Psychomoteur), maar door zijn eigen hersenspinsels de vrije loop te laten. Ondersteund door een snerpende mondharmonica en een begeleidingsband die vast niet zomaar Le Problèmes heette, vuurde Antoine zijn tirades over burgerlijke bekrompenheid op het publiek af.
In het nummer Les Elucubrations d’Antoine moet ook volksheld no. 1 Johnny Hallyday het ontgelden, wat Antoine betreft is die in 1966 al zwaar passé. In een latere single zou hij er nog een schepje bovenop doen (Opsluiten in een kooi, die gast), maar Halliday zou zich er niet door laten opnaaien: in Cheveux Longs Et Idées Courtes (sluitstuk van het album La Génération Perdue) geeft hij Antoine te verstaan dat het langharige tuig hem eerst maar eens in die kooi moest zien te krijgen. Les Elucubrations d’Antoine groeide overigens uit tot een nummer 1-hit en zou op zijn tweede album een vervolg krijgen met de minstens zo vermakelijke sneer Contre-Elucubration Problèmatiques (Had je moeder de pil maar genomen, dan was jij hier niet geweest om mij te bekritiseren, druiloor).
Rebel kun je niet voor eeuwig blijven; na verloop van tijd liet Antoine zijn snor staan en werd zijn muziek allengs minder hippie en meer poppy. Via compilaties als Ils Sont Fous Ces Gaulois! zou ik later tegen heel wat meer Franse garagerock-obscuriteiten aanlopen. Die kunnen echter niet tippen aan het Oh Yeah!, dat Les Elucubrations d’Antoine inluidt. Daar heb je geen yé-yé-scene voor nodig.