De Popprijs wordt elk jaar uitgereikt aan de persoon of artiest die in het afgelopen jaar de belangrijkste bijdrage heeft geleverd aan de Nederlandse popmuziek. In de dagen voorafgaand aan de uitreiking in januari wordt er altijd flink gespeculeerd, wie gaat er winnen? En na de uitreiking is het dan de goede gewoonte om al dan niet kritisch te reageren of het een terechte winnaar was. Dat zijn van die typische Popprijs-tradities. Eén Popprijs-traditie is echter niet meer toegestaan. Het was tijdens de uitreiking gewoonte geworden om de winnaar een bierdouche te bezorgen, maar sinds 2016 is dat ten strengste verboden. En wellicht is dat maar goed ook, een winnaar verdient geen koude, stinkende, kleffe douche.
Tot nu toe is de prijs zesendertig keer uitgereikt. In 1985 ontving zangeres Mathilde Santing als eerste de prijs en vorige week ging de prijs naar Goldband. Klinkende namen hebben de prijs mogen ontvangen. Echter er staan ook op de lijst met prijswinnaars de nodige acts waar we heden ten dage wat minder vaak aan terugdenken, én acts waar we liever helemaal niet meer aan willen denken. Hoe dan ook, de bloggers van Ondergewaardeerde Liedjes blikken terug en presenteren graag hier de persoonlijke favorieten. En voor het geval u het toch jammer vindt dat de bierdouche niet meer mag, bij ons staat het u vrij om – mocht u het niet eens zijn met deze keuzes – een biertje tegen het eigen beeldscherm te gooien* (*geheel voor eigen risico uiteraard).
Keuze Leendert Douma: Nits – Dapperstreet (1987)
Domweg gelukkig
Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hoge staat.Dit heb ik bij mijzelve overdacht,
Verregend, op een miezerige morgen,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.J.C. Bloem (1947)
In hetzelfde jaar dat Nits de Popprijs ontvingen (1987) leerde ik mijn Eerste Liefde kennen. Ons allereerste afspraakje was bij een concert van de Nits in een jongerencentrum in Wageningen. Onze vrienden wilden niet mee. De Nits waren totaal uncool in mijn kringen. We luisterden naar punkbands als Claw Boys Claw of The Ex. Maar mijn Eerste Liefde en ik waren nogal talig. Zij en ik hielden van poëzie en literatuur en dan was je bij de Nits aan het goede adres.
Domweg gelukkig. We stonden dicht tegen elkaar aan te luisteren. Wat vond ik het heerlijk om mijn arm om haar heen te slaan en heel dichtbij te komen om me verstaanbaar te maken boven de muziek. Mijn mond raakte haar oortje soms! Alles is veel voor wie niet veel verwacht. Onze monden raakten nog niet. Dat kwam later. Dat is weer een ander romantisch verhaal. Iets met een muziekkapel in het maanlicht.
Domweg gelukkig. Wat waren we jong en verliefd! Maar hoelang kan zoiets goed gaan? Na twee jaar ging ik studeren in Amsterdam en zij bleef achter in Wageningen. Niet de afstand bleek te groot, maar het verschil in levensfase. Onze liefde was langzaam aan het instorten, besefte ik me terwijl ik eenzaam slenterde door de Dapperstraat. Uitgehold en gesloopt, zoals de panden in Amsterdam-Oost. En in mijn hoofd klonk het liedje dat de Nits schreven naar aanleiding van J.C. Bloem, maar eigenlijk nog meer naar aanleiding van de afbraak in de stad.
Nobody fears the ball and chain
I feel the tears / my memory lane is falling
And still I don’t know where to go
I’m lost in a misty town
No poetry in dead end street
They tear all the houses down
Domweg gelukkig? Er kwamen nu Amsterdamse meisjes op mijn pad. Nits leken net zo makkelijk mee te verhuizen. Het meisje dat altijd zo lekker rook, had hun live-album Urk gekocht. Daarop staat de mooiste versie van het liedje Dapperstreet. We draaiden het als we in bed lagen, op elk moment van de dag.
En toch hè… hoe lekker het ook allemaal was, het deed mijn Eerste Liefde niet vergeten. De arm om haar heen en de vlinders in mijn buik. Mijn mond raakte haar oortje soms. Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Keuze Quint Kik: Urban Dance Squad – No Kid (1989)
Horrorvakantie
In 1990 hadden mijn ouders hun caravan verkocht. Daarmee kwam voor mij en mijn zus een vrij abrupt einde aan tien jaar van vakanties op Spaanse en Franse campings. Drie weken achtereen op dezelfde plek, soms jaren achtereen; onze ouders hielden optimaal rekening met onze wensen. Dat was nu voorbij; nooit meer zouden we ons aan het begin van de avond met pas gemaakte vrienden verzamelen bij onze favoriete hangplek: de pingpongtafel achter de receptie. Mijn zus moest nog 15 worden, zelf was ik 16 ‘going on 17’ en daarmee in de ogen van onze ouders niet oud genoeg om een eigen plan te trekken. Hoog tijd voor iets nieuws, vonden ze. Echt puberen deden we niet en dus gingen we met Hemelvaart braaf mee naar die stacaravan op een camping in Noordwijk aan Zee.
Later dat jaar zou ik nog één maal met hen op vakantie gaan, naar een appartement in Salou, Costa Dorada. Een helse busreis met een waaghals van een chauffeur van Conrad Reizen, die tijdens het rijden meer lette op het afroepen van bingonummers dan op de weg (maar dat is voor een ander blog). Terug naar Noordwijk, waar we bij aankomst een smoezelige stacaravan aantroffen. Schoongemaakt met de Franse slag, oordeelde mijn moeder, waarna zij de bestek ontdeed van achtergebleven haren. Mijn zus en ik hadden geen klik met de locals; volstrekt genegeerd werden we door veelal vaste gasten uit de Duin- en Bollenstreek. Daar stonden we dan met zijn tweeën in de bar, ongemakkelijk te draaien op The Power van Snap en King Bee’s Back By Dope Demand.
Waar we op die campings in het buitenland altijd een dikke hekel hadden aan ‘het bezoeken van een stadje’ – de enige voorwaarde die mijn ouders stelden voor jaren achtereen dezelfde camping frequenteren – grepen we met beide handen de gelegenheid aan om Haarlem te bezoeken; alles om aan die verstikkende camping te ontkomen. In de winkelstraat liep ik geheel onverwacht tegen mijn muzikale coming of age én verlate puberteit ineen: bij een lokale platenzaak kocht ik de afgeprijsde CD-single No Kid van Urban Dance Squad, mét als extraatje een leuk hebbedingetje: een bandana met het logo van de band. Tot lichte consternatie van mijn ouders ging die groot formaat piratenzakdoek bij terugkomst op de camping direct om mijn hoofd en bleef daar gedurende de hele vakantie zitten.
De tweede single van de band, met om te beginnen het fantastische slidegitaarwerk van René van Barneveld (aka Tres Manos) kende ik van MTV. De muziekzender hadden we pas in het voorjaar van 1990 op de Eindhovense kabel gekregen. Zoals mijn kinderen tegenwoordig gekluisterd zitten aan YouTube-shorts, besteedde ik ieder vrij uurtje aan het kijken van videoclips. Op zondagavond was er 120 Minutes met Paul King. Als 11-jarige had ik hem nog zijn spuitbus zien legen op zijn All Stars, op de tonen van Love And Pride. Meer dan one hit wonders voortbrengen, bleek King een puike gids op een trip door de krochten van een voor mij volstrekt onbekend universum van alternatieve popmuziek. Dankzij de veejay leerde ik de beste en meest originele Nederlandse band ever kennen.
Alle drie de singles van het nog altijd verbluffende Mental Floss For The Globe (1990) bleven steken in de Tipparade (paarlen voor de zwijnen, natuurlijk), maar eerder dat jaar hadden ze, zeer terecht, de Popprijs in ontvangst mogen nemen. Hun in mijn ogen beste plaat moest nog komen, waarna de band zou uitgroeien tot een invloedrijke representant van wat toen crossover heette; een kruising tussen Punk, Funk en Hiphop, een school waartoe ook Living Colour en Red Hot Chili Peppers (in hun begindagen) werden gerekend. Voor mij persoonlijk waren Rudeboy, DJ DNA, Tres Manos, Sil & Magic Stick baptizement en salvation ineen, tegen het decor van een horrorvakantie in eigen land. Een weg terug naar de Top 40 en op vakantie met je ouders waren daarna niet langer een optie.
Keuze Tricky Dicky: The Ex Ft. Tom Cora – State Of Shock (1991)
Cultklassieker
In 2020 werd de popprijs niet uitgereikt: Covid-19 gooide roet in het eten. Maar in alle eerlijkheid vond ik de keuze uit de genomineerden aan de magere kant: Suzan & Freek, Snelle, Maan, Snollebollekes en Mart Hoogkamer om er maar een paar te noemen. In de categorie meest succesvolle popalbum stond De Dijk, maar die hadden in 2008 al eens gewonnen. Slechts bij meest succesvolle alternatieve album stonden de namen voor wie ik het jammer vond dat het geen doorgang kon vinden: The Kik, Daniël Lohues en Eefje de Visser.
Door de jaren heen vind ik de winnaars van weinig fantasie getuigen, terwijl in de beginjaren verrassende namen uit de bus kwamen rollen: Matilde Santing, Nits, Claw Boys Claw en mijn keuze voor de battle The Ex. Los dat deze eigenwijze band al decennia meegaat en nog steeds kwalitatief uitstekende muziek maakt zijn ze bij het mainstreampubliek weinig tot niet bekend. In alle eerlijkheid moet ik bekennen dat ze er in de Snob 2000 met slechts één notering heel bekaaid afkomen. Maar dat is dan ook wel een pareltje: State Of Shock (Jagger en Jackson….eat your heart out).
De titel herbergt ook het gevoel wanneer je het voor de eerste keer hoort. Een kruising tussen verwondering en bewondering. Het is vreemd, hard, punkig en tegelijkertijd proef je traditionele Hongaarse folkmuziek. Dat komt door de samenwerking met cellist Tom Cora, die voor enige rust in de trein van herrie zorgt. Daarmee past State Of Shock perfect als uithangbord voor de hoes van het bijbehorende album (Scrabbling At The Lock) waar een locomotief door een muur komt. Volledig terecht verdienden ze er in 1991 de Popprijs mee, maar dwars als ze zijn weigerden ze daar op te treden. De organisatie in state of shock, maar pas na een aanpassing van het schema kwamen ze alsnog langs.
Keuze Lido Schuffelers-Bron: Eboman – Donuts With Buddah (1995)
Superman
Tegenwoordig worden we elke jaar getrakteerd op meerdere superheldenfilms, maar in 1996 was dat een heel ander verhaal. Qua superhelden moesten we genoegen nemen met The Phantom en Jet-Li als Black Mask. Geen Superman, Spider-Man of Batman, in de Nederlandse muziekwereld was daar echter Eboman.
Een jaar eerder al beloond met de Zilveren Harp als aanstormend talent timmerde Jeroen Hofs hard aan de weg. De beloning voor het harde werk kwam in januari 1997 met de Popprijs 1996. Zoals wel vaker sprak de menigte schande, Van Dik Hout of Rowwen Hèze had met de prijs aan de haal moeten gaan echter de in de mainstream minder bekende Eboman ging er met de 10.000 gulden en het beeldje vandoor.
Even leek de definitieve doorbraak nabij, want op hetzelfde moment stond Donuts With Buddah in de Nederlandse Tipparade en een opmaat naar de Top 40 was in de maak. De plaat, in het verlengde van Chemical Brothers en Fatboy Slim, met de geniale Guitar King-sample van Hank The Knife & The Jets bleef uiteindelijk in de Tipparade steken en Eboman verdween ook voor mij weer uit het geheugen.
Volgens Wikipedia verlegde Jeroen Hofs daarna zijn talent steeds meer richting de beeldende kunst en muziekproductie. En als Wikipedia dat zegt dan zal het waar zijn. Zelf zet ik zo nu en dan gewoon nog eens het album Sampling Madness Pt. 1 uit 1996 op en dan voel ik me weer even het jongetje wat het prima vond dat niet Van Dik Hout maar ‘Bigbeat’ Superheld Eboman de Popprijs won.
Keuze Henk Tijdink: Postmen – Renaissance (1998)
Als een huis
Vroeger, in mijn tienerjaren, we spreken over de jaren ’90, werden mensen ook al ingedeeld in hokjes. Ik behoorde tot de groep alto’s en met mede-alto’s hingen we wat rond op school, spraken we in het weekend af en vooral luisterden we naar muziek. Streamingsdiensten bestonden nog niet evenals Limewire en Napster. Muziek leerde je kennen via je vrienden en ook via het net opgerichte Kink FM.
Van de muziek aan het andere eind van het spectrum moesten we natuurlijk niets hebben. De Hiphop was niet aan mij besteed en de gladde R&B van de jaren ’90 al helemaal niet! Wie kent ze niet? Boys II Men, Brandi & Monica, Toni Braxton, K-Ci & JoJo en natuurlijk TLC. En toch kwam er af en toe scheurtjes in de muur die ‘andere muziek’ moest buiten houden. Het begon met Paparazzi van Xzibit, eigenlijk de eerste rapsong die ik echt mooi vond. Ook Rage Against The Machine en later Fugees zorgden dat de muur verder afbrokkelde.
En toen in 1999 was daar in Nederland ineens Postmen. In mijn beleving hadden ze enorme hits in Nederland, maar het nummer Crisis heeft de Top 40 niet eens behaald! Het muzikale hoogtepunt is mijns inziens het geweldige Renaissance. Rap, Hiphop, Reggae: alles zit erin! En zelfs de R&B van dames van Dignity kan ik waarderen. Heerlijk gevarieerd. Het hele album Documents staat nog altijd als een huis.
De Popprijs van 1999 is niet meer dan terecht. Zullen we ze dit jaar dan ook maar gewoon in de Snob 2000 stemmen?
Keuze Vincent van der Vlies: Postmen – Crisis (1998)
Afscheidscadeau
Ik ben te jong voor het kennen van de legendarische discotheek Cartouche in Utrecht. Maar toen ik zelf op een middelbare school in de verre periferie van Utrecht zat, was het voor mij en mijn vrienden een stoer uitstapje om naar Utrecht te gaan naar de opvolger van Cartouche, de Stairway To Heaven. Voor de late puber in mij had deze plek mythische proporties. Zoals echter wel meer met mythes en helden, moet je die niet nader leren kennen in het echie, maar ze vooral groot in je beleving laten voortleven. Maar toen ik zelf op een bepaald moment werd aangenomen om daar te gaan afwassen op de maandagavonden vond ik dat – naïef – toch wel stoer.
Even een flashback naar 7 februari 2000. Na uiteindelijk letterlijk slechts een aantal blauwe maandagen als afwasser gewerkt te hebben in de Stairway, trok ik voor de laatste keer de keuken droog, ruimde ik een paar laatste pannen op en gooide ik via een nooduitgang in een donker achterafsteegje een vuilniszak in een container. De Stairway was meer dan ruim gevuld, afgeladen vol zeker voor een maandagavond, want de Marlboro flashback tour (een vorm van reclame die nu niet meer mag gelukkig voor sigaretten) waarin Nederlandse artiesten hun favoriete artiest coverden kwam met Postmen naar Utrecht. Toen ik de laatste vuilniszak in dat steegje weggooide heb ik zelfs nog een ticketloos jong stel binnengelaten die er heel graag naartoe gingen.
En dat begreep ik wel want vanaf 1998 veroverde Postmen alles wat er te veroveren was in Nederland. Prijs na prijs wonnen ze inclusief de Popprijs in 1999, met een geweldige mix van Hiphop en Reggae. Dat ze gevraagd waren om de Tribute To Bob Marley te doen was dan ook niet zo gek, want van een groep van wie de naam afgeleid is van een nummer van Burning Spear (African Postman, het outro van dat nummer lijkt overigens heel veel op de intro van het openingsnummer op het debuut Documents) is het ook wel te verwachten dat ze Marley-minded en meer zijn. Hoe dan ook, het optreden was krankzinnig. Echt, abnormaal goed en ik ben er in m’n uppie helemaal in opgegaan.
Daarna ben ik een van de vele mensen geweest die Documents grijs gedraaid heeft. In mijn geval in de zomer van 2000 met Cocktail, Renaissance (hai Henk!), U Wait, Foundation en Crisis als hoogtepunten. Daarom vandaag als keuze van mijn kant Crisis. De keuze voor dit nummer is in tegenstelling tot het bijwonen van dat optreden in de Stairway verre van toevallig en ietwat subjectief, want als teamleider van een team dat advies geeft over veiligheid en crisismanagement moet dat wel hét nummer zijn, nietwaar? Maar zonder gekheid, het album en de nummers zijn dit jaar 24-25 jaar oud en de productie is wellicht wat dunnetjes voor deze tijd, maar het is en blijft fokkking vet.
De mooiste dingen komen ongepland. En dit ongeplande optreden was het mooiste afscheidscadeau dat ik ooit bij een werkgever gehad heb.
Keuze Alex van der Meer: Arling & Cameron – W.E.E.K.E.N.D. (2000)
V.E.R.R.A.S.S.I.N.G.
Wie zou de Popprijs voor het jaar 2000 krijgen? Krezip was kanshebber dacht men. Of anders toch wel Kane. Maar juist het duo Arling & Cameron won. En dat was best een verrassing. Ook voor de heren Gerry Arling en Richard Cameron zelf. Dit elektronische muziekduo was in eigen land nou niet echt weergaloos doorgebroken. Het succes van hun mix van pop, filmmuziek, dance, jazz, en easy listening werd met name in het buitenland gevierd, vooral in Japan en in de Verenigde Staten. In het jaar 2000 was er echter wel in eigen land sprake van een eerste radio-hitje, met het nummer W.E.E.K.E.N.D. En hun album Music For Imaginary Films kreeg hier in datzelfde jaar uitstekende recensies.
De jury van de Popprijs koos met name voor A&C vanwege de originaliteit en de frisheid van de muziek en dus niet voor het grote commerciële succes. In het jaar 2000 was er geen sprake van knaldrang. Al met al zou je kunnen spreken van een redelijk bescheiden act als winnaar. Maar pas op, muzikaal gezien mag het duo nooit worden onderschat. Het album Music For Imaginary Films is daadwerkelijk één van de leukste albums uit Nederland ooit. En zo’n track als W.E.E.K.E.N.D. is ook nu nog steeds uitermate fris en aanstekelijk. Ook al was de keuze van de jury toentertijd zeer verrassend; zelden was de uitslag dus zo terecht.
Keuze Jan-Dick den Das: Anouk – Break Down The Wall (2001)
Prijzenswaardig
In de 2001 wint Anouk de popprijs, inmiddels dus alweer 22 jaar geleden. Ze heeft dan drie albums uitgebracht, waar het talent wat ze heeft tot uiting komt. Het toekennen van prijzen blijft natuurlijk iets arbitrairs maar in het geval van Anouk was (en is) meer dan terecht. Een stem die zelfs tot op de dag van vandaag geweldig is en die zowel in rocknummers goed tot uiting komten ook in de zogenaamde kleine liedjes. Ik ben nog steeds een fan van haar. Haar timing en emotie die zij in haar nummers stopt is weergaloos en misschien ook wel internationaal ondergewaardeerd.
Er zijn er weinig die met hun stem kunnen wat zij kan. Een prachtig voorbeeld is Break down the wall. Het staat in twee versie op het album Lost Tracks, een album wat ook wordt genoemd in het juryrapport: volgens de jury bewijst de plaat Anouk’s kunnen omdat de composities op dit album ook in andere versies overeind blijven en net zo spannend blijken.
En dat is ook de kracht, schoonheid en talent van Anouk, een alleskunner die vooral live tot haar recht komt. In staat is om goed muzikanten om haar heen te verzamelen. Ik kan haar niet genoeg aanprijzen en luister allemaal nog eens naar dat album uit 2001 en dan zal je ervaren dat de jury het bij het rechte eind had.
‘Cause every night has a day
Every wish a prayer Don’t loose your faith And I’ll be holding your hand ‘Cause it’s never too late There’s someone who needs you
Woorden zijn maar woorden en toch laat ze zingen door Anouk en dan wordt het allemaal net iets meer, zoals ik al zei de emotie, de beleving. Anouk verveelt mij eigenlijk nooit, omdat ze door de jaren heen toch iedere keer zichzelf heeft vernieuwd en niet op de voorspelbare manier is doorgegaan en dat is prijzenswaardig.
Keuze Jeroen Mirck: Bløf – Mooie Dag (2002)
Euthanasie
Voor muzieksnobs is Bløf een dankbaar onderwerp voor lacherigheid. De rijmelarij en al te zoete clichés zijn veelbesproken en de kritiek daarop is gewoonweg waar. De grote hits mogen dan hele volksstammen aanspreken, maar stoten ook andere volksstammen helemaal af, waaronder mij. Nee, ik ben allerminst een fan van Bløf en wilde eigenlijk niet eens over hen gaan bloggen.
Toch hoorde ik ooit een Bløf-liedje waarvan ik dacht: ja, dit is echt mooi in al zijn puurheid. En het heet dan ook nog Mooie dag. Hoe toepasselijk. De van het album Blauwe Ruis afkomstige single heeft een lekker vibrerend riffje, een poëtische tekst zonder poespas (waarin zanger Paskal Jacobsen zich nogal eens verliest) en het klinkt én oogt een beetje als U2. Zeker de videoclip lijkt een maaksel van Anton Corbijn, al zou de band pas jaren later (bij Alles Blijft Anders uit 2011) in zee gaan met de huisfotograaf van Bono en consorten.
Het knappe van Mooie Dag is de simpele tekst, die volgens de band over euthanasie gaat. Nee, niet over de dood van drummer Chris Götte in 2001, waar sommige andere nummers op het album wel weer over gaan. De beslissende verwijzing daarnaar zit in de allerlaatste zin van de tekst (Wat een mooie dag voor de dood), maar galmt het hele nummer door, want het rijmwoord (‘besloot’) is na twaalf regels al verklapt. Die openheid is zo treffend omdat het zou moeten horen bij de discussie over euthanasie, met name de bespreekbaarheid ervan. En ja, een bewust gekozen dood is ondanks al het verdriet altijd een mooie dag.
Keuze Joop Broekman: Spinvis – Het Voordeel Van Video (2005)
De leegheid
Ach ja, de Popprijs. Je mag het een lachertje vinden. Doe ik ook. Het zal de snob in mij wel zijn, want het begon nog wel zo leuk. Ik herkende een alternatief randje. Dat 2 Unlimited er ineens tussendoor kwam was natuurlijk een grap. Bij Marco Borsato vond ik het al wat gaan schuren. En eenmaal in de nieuwe eeuw was de jaarlijkse farce een feit. Is het ook een kwestie van smaak? Misschien. Het kan lachwekkender. VPRO’s Song van het jaar, bijvoorbeeld. Niet meer serieus te nemen.
Ik vond The Opposites erg onderhoudend, dus dat zij in 2013 de Popprijs pakten snapte ik nog. Begin 2007 mocht mijn favoriete Nederlandstalige artiest de prijs in ontvangst nemen. Iets meer dan een jaar ervoor kwam zijn tweede plaat Dagen Van Gras, Dagen Van Stro uit. Na zijn meer dan uitstekende debuut in 2002 vol eenmans zolderkamervlijt was hij nu iemand om rekening mee te houden. Vijf mooie albums heeft hij gemaakt. Zelf hou ik het op zes, want Goochelaars En Geesten tel ik als fan graag volwaardig mee in de CD-kast.
Erik de Jong is als Spinvis een meester in het simpel beschrijven van de hedendaagse werkelijkheid. Nog steeds. Het Voordeel Van Video gaat over de behoefte om zoveel mogelijk van de ander te willen weten. Als in een enquête. In het refrein denk je aan een voyeur, maar wat heb je uiteindelijk aan al die informatie? Niet zo heel veel.
Keuze Marleen de Roo: Di-Rect – Times Are Changing (2009)
Niets is zo blijvend als verandering
Het is de lente van 2001 als Di-Rect in mijn leven verschijnt. Op het podium in een klein Drents dorp speelt een groep jongens uit Den Haag. Het was de tijd dat popmuziek heel populair was, we zongen allemaal luid Damn I Think I Love You mee. Maar ook poppunk bands als Blink 182 en Sum 41 deden het goed. Daar deed Di-Rect in het die beginjaren aan denken. Tieneridolen die overal tegenaan trapten met hun wijde broeken en warrige kapsels. Ik stond als 15-jarige in mijn eerste merch trui bij de cd-presentatie van het debuutalbum Discover. Datzelfde album staat nog steeds in mijn kast, met hun handtekeningen erop. Waarom battle ik met zo’n tienerband in dit Popprijs gevecht?
Hoewel songs als Just The Way I Do en Inside My Head best succesvol waren in ons landje, waren de eerste albums niet zo’n succes. Zanger Tim Akkerman had een sterke stem, maar kwam met zijn popgeluid beter tot zijn recht in gevoelige ballades. Zijn vertrek uit de band betekende, hoe hard ook, het beste dat Di-Rect ooit is overkomen. Het BNN tv-programma Wie Is Di-rect? bracht hen Marcel Veenendaal. Een rockzanger met mooie, krachtige, rauwe stem. Hij wist Di-Rect weer op de kaart te zetten. Times Are Changing had geen toepasselijker plaat kunnen zijn. Het nummer veranderde alles. Het betekende de overstap van tienerpoprockband naar een volwassener geluid. Niet alleen omdat ze een nieuwe zanger hadden, maar ook omdat de sound meer gelaagd werd en de teksten poëtischer:
Put a picture in a golden frame,
But in the end, it will be the same
Het betekende letterlijk en figuurlijk een verandering voor de groep, ze boorden ook meteen een nieuwe groep fans aan. Er stonden niet alleen meer jonge meisjes bij de concerten. Opeens hoorde ik van mijn familie dat Di-Rect toch wel een leuke band was. Dat had ik al vroeg gezien.
Al 24 jaar is Di-Rect actief, ups en downs, verschillende genres verkend en nu hebben ze de rust gevonden. Een stabiele, volwassen band die zich echt focust op hun muziek. De nieuwe songs 90’s Kid en Soldier On, laten horen dat ze een boodschap hebben. Een plek in de Nederlandse muziekindustrie. Van invloed op de hedendaagse Nederlandse poprocksound. Dat Di-Rect zich zo heeft ontwikkelt, maakt dat ze wat mij betreft die popprijs meer dan ooit verdienden. En niet alleen omdat ik ooit vooraan stond bij het concert in een klein Drents dorp…
Keuze Remco Smith: The Common Linnets – We Don’t Make The Wind Blow (2015)
Leentjebuur
De wieg van Ilse DeLange zal niet verder dan een kilometer of tien hebben gestaan van de plek waar ik ben getogen. Zij is ook nog van mijn leeftijd. Ik had haar zomaar tegen kunnen komen bij ijsbar Talamini. Of in De Tapperij. Nou was ik in mijn jeugd niet zo’n stapper, maar ik weet niet of ik anders naar haar had omgekeken. Ilse is zeg maar niet helemaal mijn typ. Ook muzikaal heeft zij bij mij geen snaar weten te raken. Te wannabe Nashville ofzo. Maakt niet uit, hele volksstammen dragen haar op handen. Ik hoor daar niet bij. Dat zij in 2013 werd aangekondigd als onderdeel van The Common Linnets, wekte niet mijn enthousiasme. Alhoewel het Songfestivalliedje bij mij wel meteen een snaar raakte. Groeiplaatje ook nog, naarmate ik het vaker hoorde vond ik hem leuker. Zal de invloed van Waylon zijn geweest, dacht ik nog.
Dat was buiten DeLange en JB Meijers gedacht. Toen Waylon al lang en breed het veld had geruimd, kwam een nòg beter liedje uit. We Don’t Make The Wind Blow werd gebruikt als soundtrack van Wayward Pines, een serie met Matt Dillon. De eerste paar keer dat het liedje in reclames voor deze serie voorbijkwam, had ik aanvankelijk niet eens in de gaten van wie die was. The Common Linnets dus. Met een heel internationaal geluid, zeer leentjebuur bij Fleetwood Mac. Prachtig ingetogen gezongen, hele mooie samenzang, geweldige melodie in het refrein. Wat een ongekend mooi liedje is dat. En het bewijs dat The Common Linnets meer bestaansrecht hadden dan alleen het Songfestivalliedje.
DeLange is na medio 2015 weer op het solopad geraakt. Het laat me weer Siberisch. Dan ik trok liever de winnaar van de Popprijs 2014 van Spotify.
Foto: Ben Houdijk