Twee battles waar ik afgelopen jaar niet uitkwam (en op de valreep afhaakte): ‘de poster die vroeger boven je bed hing’ en ‘ons liedje’. Wat die laatste betreft konden mijn vrouw en ik domweg geen keuze maken. We zijn alle twee groot muziekliefhebbers, waarbij zij een streepje voor heeft: een vader met een uitgelezener muzieksmaak dan de mijne en een tien jaar oudere broer door wiens kamerdeur zij een staalkaart aan post(punk) voorbij hoorde komen. Iets van The Band of Fairport Convention (uit de kast van vaders) vocht met Nick Cave en Morrisey (die we samen hebben zien optreden). Dan die poster: te bizar voor woorden dat iemand die al van jongs af aan muziek luistert niet scherp had waar hij vroeger punaises in prikte, los van die giraf uit Ouwehands Dierenpark…
We zagen elkaar voor het eerst in café De Koe aan de Marnixstraat, waar een decennium geleden nog iedere laatste zondag van de maand een popquiz werd gespeeld. De eerste keer dat ik haar ook echt durfde aan te spreken was op een feest ter gelegenheid van het zoveeljarig bestaan van de kroeg. Op de dansvloer stond ze enthousiast mee te springen en zingen met Wham!’s I’m Your Man. Let wel: ze zong woord voor woord mee met de maxi-single! Ik was diep onder de indruk. Toch ging ik die avond met een ander naar huis en zou het anderhalf jaar duren eer we elkaar opnieuw troffen. In de zomer van 2005 was ik weer single en raakten we na afloop van en quiz aan de praat over onze gezamenlijke jeugdliefde: Duran Duran. De band was voor het eerst in 15 jaar samen in de oorspronkelijke bezetting en zij had ze met een teamgenoot zien optreden in de Heineken Music Hal.
Nog voor er goed en wel één noot gespeeld was, paradeerden de heren als verloren gewaande godenzonen over het podium: op het randje van potsierlijk. Met weemoed dacht ze terug aan die Italiaanse fotoboeken die nog bij haar ouders moesten liggen, net als die videoband met de uitzending van de Arena-tour op Veronica. Ik bood haar mijn reserve-exemplaar aan van het tourboek dat ik aantrof bij de eerste LP die ik destijds van mijn zakgeld kocht. Het zou nog eens half jaar duren eer het ‘aan’ was. Drie keer bleek scheepsrecht: na afloop van een popquiz die ik zelf organiseerde, belandden we in Café Eijlders, waar Al Green profetisch Let’s Stay Together kweelde.
Een van de eerste keren dat ze bij me bleef logeren, kwam ik ’s avonds thuis met friet en trof ik haar in extase: Je hebt een dvd van Duran Duran met álle videoclips! Dat had je me weleens mogen vertellen! (bij dit verhaal van ‘hoe-heeft-papa-mama-leren-kennen’ moet ik altijd aan mijn kinderen uitleggen dat je voor de komst van YouTube op een wekelijkse uitzending van Top Pop of Countdown moest wachten, om je je favoriete band aan het werk te zien). Met ons frietje op schoot keken we die avond integraal naar die DVD: Girls On Film, New Moon On Monday en A View To A Kill. We raakten er niet over uitgepraat: Zij was vroeger zo verliefd op Simon Le Bon. En ik wilde Simon Le Bon zijn!
Allebei bleken we er in ons ouderlijk huis een poster boven ons bed te hebben hangen. En ‘ons liedje’? Wat anders dan Rio? Het zeiljacht, een tropisch eiland, de maatpakken in pasteltinten en die femme fatale met body paint, die op onverwachte momenten opduikt. Het titelnummer van het album waarom ze tot op de dag van vandaag worden bewierookt en waarvan het sluitstuk The Chauffeur in de Snob 2000 een verdienstelijke 333ste plek bezet. Het album waarnaar Mark Ronson met All You Need Is Now (2011) een geslaagde comeback modelleerde (en waarover ik een bijdrage schreef in mijn blogreeks op Facebook. De rest is geschiedenis, we zijn nu 17 jaar samen en spurten nog altijd naar de dansvloer als dat klassieke basloopje van John Taylor ergens uit de boxen klinkt!