Muziek. Het zal ooit bij toeval ontdekt zijn door een Neanderthaler of een andere prehistorische voorouder. Stemgeluiden producerend en, mogelijk door een zekere euforie overmand, tegelijkertijd op een boomstam of andermans schedel trommelend. Anders gezegd: er is maar echt weinig nodig voor een liedje. Met een eenvoudige bezetting kun je veel.

Zo ook met een orkestrale compositie, een bak herrie met een gitaarmuur, een bomvol gearrangeerd nummer met drieëntwintig instrumenten of volgepropt dankzij allerlei studiotrucs en overdubs – de producer moet immers ook wat verdienen. Dat alles kan prima, maar juist het liedje klein houden is soms extra knap.

Omdat we dat wel eens vergeten deze week een verzameling ondergewaardeerde, fijnzinnige kleine pareltjes uit de recente muziekgeschiedenis. In elk geval van na de uitvinding van de geluidsdrager; het oergezang van de Cro-magnonmens zal altijd een mysterie blijven.

Keuze Willem Kamps: The Lovin’ Spoonful – Rain On The Roof (1966)

Laat de moesson maar beginnen

Samen. Met z’n tweetjes. Schuilend voor de regen, roffelend op het zinken dak boven de hooiberg. En laat het alsjeblieft nog maar even plenzen want God wat ben je blij dat het regent. Vijf minuten, een kwartier, uren? Ach, laat de moesson maar beginnen. Alle tijd om bij elkaar te zijn. Uren om te praten en weg te dromen. Samen met je geliefde, of misschien wel degene op wie je verliefd bent en waarvan je hoopt dat ook zij (of hij) iets voor jou voelt. Ja, dat is wat anders dan die eenzame Rob de Nijs met het ritmische getik tegen z’n zolderraam.

The Lovin’ Spoonful kwam uit New York en bestond van ’64 tot ‘’69. Vooral John B. Sebastian (de B van Benson) zorgde ervoor dat de spoon vol zat. Hij schreef vrijwel alle muziek en teksten. De band, gewaardeerd door Lennon en McCartney en door hen ooit live aanschouwd, had wisselende bezettingen en – hoewel John B. niet over de exceptionele kwaliteiten van de Liverpudlians beschikte – een dozijn hits, waarvan ik er drie noem. De grootste en meest bekende: het opgetogen Summer in the City, het uber romantische Darling be Home Soon van de soundtrack van Francis Ford Coppola’s You’re a Big Boy Now, met dat gloedvolle, hunkerende blazersarrangement, en dan dat hartverwarmende kleine liedje, Rain on the Roof.

Rain on the Roof wordt gespeeld op drums, gitaar, pedal steel en harp. U leest het goed: harp. John Sebastian was multi-instrumentalist en speelde meermaals harp, al op hun debuut Do You Believe in Magic. Een goed liedje heeft niet veel nodig. Je kunt het volsmeren met diverse lagen strings of toetsenpartijen, een wall of sound neerzetten, toeters en bellen toevoegen, vervormen of partijen achterstevoren afspelen, maar het ook gewoon bij een basaal en helder geluid laten. Dat is de uitdaging. Daar ligt de kracht van Rain on the Roof. Tja, en als het dan toch regent – schuil en luister even mee.

Keuze Marco Groen: The Flying Lizards – Money (That’s What I Want) (1979)

Geef geld

Dat kapitalisme en New Wave prima samen door een deur kunnen,bewijst Money (That’s What I Want) van The Flying Lizards. Sterker nog; een beginnend platenlabeltje heeft dankzij het succes van een eerder editie van hetzelfde nummer een behoorlijke financiële ‘boost’ gekregen. We hebben het dan over Motown. Money (That’s What I Want) is een van de eerste (en misschien zelfs wel het allereerste) nummer van het zeer karakteristieke label, dat destijds nog onder de naam Tamla door het leven ging. Berry Gordy en Janie Bradford schreven het nummer met typisch Motown-geluid voor Barrett Strong, die hier behoorlijk succesvol mee was. Motown stond op de muziekkaart en er kwam genoeg geld binnen om allerlei aanstormende talentjes (The Miracles, Stevie Wonder, The Supremes) een kans te geven.

Naderhand vonden verschillende artiesten Money leuk en goed genoeg om er zelf een versie van op te nemen. Zo hebben ene Beatles ooit auditie gedaan met het werkje. Hoewel dat blijkbaar niet zo lekker ging: de Liverpudlians werden afgewezen. Dit gebeurde uiteraard allemaal lang voordat The Flying Lizards uit hun ei kwamen gekropen. Maar toen kwam er ook meteen een versie die zeer acceptabel was. The Flying Lizards is in wezen een hobbyprojectje van David Cunningham, die zich ooit met muziek ging bezighouden omdat hij geen zin had om rugby te spelen met/tegen zijn klasgenoten. Op jonge leeftijd volgde hij een studie film/video-techniek en begon als student minimalistische producties uit te brengen. Een daarvan deed hij samen met zijn schoolmaatje Deborah Evens. Met geleende apparatuur namen ze een album op waarop onder meer een -bewust- finaal uitgeklede versie van Eddie Cochran’s Summertime Blues op te vinden was. Een ander liedje van dat album kunnen we hieronder beluisteren, dat is niet geheel toevallig Money (That’s What I Want). Het arrangement was wederom vrij eenvoudig van aard: met een gemolesteerd pianootje, een tamboerijn en een enkele snaredrum knutselde Cunningham Money in elkaar. De monotone, gortdroge zangpartij nam Evans voor haar rekening.

En zo klonk het zoetgevooisde ‘De mooiste dingen in het leven kosten niets, maar die mag je voor mijn part aan de bloemetjes en bijtjes geven, ik wil pecunia! Dat wil ik! Dat wil ik!’ (zeer vrije vertaling), door eenieders walkman in 1979 (die toen net verschenen was).

Zelden is er een singeltje uitgekomen met goedkopere productiekosten. En dat is maar goed ook, want het eerste album bracht net aan genoeg op om quitte te spelen. Cunningham bracht daarna nog drie albums uit, maar die blijven helaas grotendeels onbegrepen door het muziekminnend publiek.

Keuze Marèse Peters: Sting – The Secret Marriage (1987)

Puur, puurder, puurst

Vroeger, toen we nog met z’n allen albums luisterden, werd je als luisteraar regelmatig verrast door kleine liedjes die artiesten als extraatjes tussen hun kroonjuwelen op een album (ver)stopten. Kleine liedjes. Voorbij voordat je er erg in had. Niet langer dan een minuutje of twee. Met een uiterst sober arrangement.

Niemendalletjes? Allerminst. Juist in deze liedjes op de vierkante centimeter gaf de artiest zich bloot. Hij of zij kon zich niet achter een muur van geluid verschuilen. De grootheid (m/v) op z’n kwetsbaarst. Als argeloze luisteraar zou je er zomaar overheen kunnen luisteren. Maar de ware muziekliefhebber spitste hier juist zijn oren: wat is dít voor moois?!

Zijn ze er tegenwoordig nog, die kleine briljantjes? Nu we muziek voornamelijk streamen in éénhitsporties? Vast wel. Je moet alleen wat beter zoeken. Mijn favoriete kleine liedje dateert uit 1987 en komt van Stings tweede solo-album Nothing Like the Sun.  Die plaat staat vol met knoeperds als Fragile en Englishman in New York. Kwaliteitspop van de bovenste plank. Niet verwonderlijk dat het zo’n succesvol album is.

Mijn hart gaat vooral sneller kloppen bij het intieme en romantische The Secret Marriage. De melodie van dit nummer leende Sting van de Duits-Oostenrijkse componist Hanns Eisler, een tijdgenoot (en collega) van Bertolt Brecht. Stings fantastische stem draagt de melodie. Piano en staande bas zijn er alleen ter ondersteuning. En dan die tekst. Geen twijfel mogelijk: dit liedje gaat over de liefde, ontdaan van al het wereldse gedoe eromheen. Puur. Net zo puur als de uitvoering van het liedje zelf.

No earthly church has ever blessed our union
No state has ever granted us permission
No family bond has ever made us two
No company has ever earned commission

No debt was paid no dowry to be gained
No treaty over border land or power
No semblance of the world outside remained
To stain the beauty of this nuptial hour

The secret marriage vow is never spoken
The secret marriage never can be broken

No flowers on the altar
No white veil in your hair
No maiden dress to alter
No bible oath to swear

The secret marriage vow is never spoken
The secret marriage never can be broken

Keuze Carlo Deuten: Fatal Flowers – Tell Me That It Isn’t True (1988)

Klein maar fijn

Klein, intiem en ingetogen. Groots, meeslepend en gierend uit de bocht. Je ‘verstoppen’ achter een wall of sound. Of kwetsbaar opstellen en de stilte zoeken? Een bombastische symfonie of toch  een klein liedje? Het is natuurlijk afhankelijk van de muzikale ‘state-of-mind? Baat bij muziek? (Bijna) altijd! Op het ene moment gaat de voorkeur uit naar scheurende gitaren, dampende stampende beats of een pompend Hammond-orgel. Op een ander moment is een akoestische gitaar, het geluid van zacht strijkende brushes of een simpel piano akkoord voldoende om een gevoelige snaar te raken.

De verplichte basisingrediënten voor deze battle? Klein arrangement, minimale muzikale begeleiding, geen extravaganza en kort. Laat ik het deze keer dan ook maar proberen om het kort, en klein, te houden. Laat de muziek voor zich spreken.

Muziek rechtuit het hart. Geen opsmuk. What you see is what you get, or what you hear, in dit geval.  Muziek in zijn meest pure vorm. Muziek van dichtbij. Koptelefoon op. Ogen dicht. De heren staan bij wijze van spreken in je eigen huiskamer, of muziekhok, te spelen. Zanger/gitarist  Richard Janssen stelt zich kwetsbaar op. Geflankeerd door gitarist René van Barneveld en bassist Geert de Groot. Drummer Henk Jonkers weet ook nog op subtiele wijze een plekje te vinden. Topbezetting. Dylan volgens de Amsterdamse gitaarschool. Groots! Juist door in dit geval klein te blijven.

P.S. Op 13 juni mag Fatal Flowers in De Oosterpoort in Groningen natuurlijk af en toe wel even flink uit de bocht vliegen. Zin an!

Keuze Remco Smith: Luka Bloom – Delirious (1988)

Overdaad schaadt

Een battle over kleine liedjes vraagt om een korte bijdrage. Daarom: een fraaie stem. Virtuoos gitaarspel. Mooi melodielijntje in het refrein. Meer heb je niet nodig.

Keuze Freek Janssen: Gorky – Arme Jongen (1992)

Wie het daarbij droog houdt, is een grote jongen

Kleine liedjes, ik hou daar eigenlijk wel van. Er zijn hebben ook verschillende liedjes door mijn hoofd gespookt: het verstilde Wake Me Up Before I Speak van dEUS, het wrange Pea van Red Hot Chili Peppers, Metamorphosis 1 van Philip Glass dat zijn tijd mijlenver voorbij was en het hartverscheurende Whatever Song van Racoon.

Arme Jongen is binnen het oeuvre van Gorky (in my humble opinion) een flinke dot ondergewaardeerd. Het gaat over een stervende moeder die afscheid neemt van haar zoon en zich zorgen maakt over wat er van hem terecht gaat komen. Het is een doorkijkje naar het Vlaanderen van vroeger:

Als ik sterf dan erf jij
Al mijn geld en de boerderij
‘k Heb nog wel een koe of twee
En een schaap, daarmee red je het wel
Maar alsjeblieft, blijf nog een tijd
Want de moed is op en ik kan niet meer

Wie het daarbij droog houdt, is een grote jongen.

Keuze Joop Broekman: Ian McNabb – Little Bit of Magic (1996)

Een paar verstilde klanken zijn genoeg

Mocht de naam Ian McNabb niet meteen een belletje bij je laten rinkelen, check dan eens het magistrale Love Is A Wonderful Colour van The Icicle Works. Als ik een top-10 met ondergewaardeerde liedjes uit de jaren ’80 mag maken, dan komt deze er zeker in. En in de laatste editie van de Snob 2000 maakte dit nummer een flinke jump de hoogte in

Als The Icicle Works er mee stoppen, begint Liverpudlian McNabb aan een solo-carriére. Hij brengt regelmatig albums uit met daarop poprock, afgewisseld met een ballade of ander langzaam nummer. Zijn luchtige teksten gaan over alles en iedereen in de maatschappij. Ook speelt hij hier en daar mee bij andere muzikanten. Zo toert hij een tijdje mee met The Waterboys, en speelt hij even op de basgitaar in de band van zijn held Ringo Starr. De muziek van The Icicle Works wordt tegenwoordig ook weer live gespeeld, maar dat doet hij niet met de originele leden. In de kleinere zalen, dat dan weer wel.

Alles om de kost te verdienen, want van zijn albumverkopen moet hij het niet hebben. Ook omdat hij op een gegeven moment alles in eigen beheer uitbrengt. Via zijn website, maar ook bij zijn concerten kun je alleen nog zijn  platen en cd’s kopen. Bij HMV ga je niks van hem vinden, Zelfs de betere zaken  hebben geen vakje van hem. Met mazzel kun je bij een tweedehands zaak wat vinden. Of Discogs. Daar vond ik dan een eindelijk een exemplaar van Merseybeast, zijn derde soloschijf .

Little Bit Of Magic hoor ik voor het eerst op een vrijdagavond bij KX Radio. Ik ben er Basyl de Groot nog altijd dankbaar voor. Zo af en toe beleef je een moment dat je met totale stomheid geslagen bent door een mooi nummer. Dat was nu ook. Spaarzame aanslagen op de piano, en een stem op zoek naar net dat ene, bijzondere moment

I’m longing for the spark that lights the evening
I’m looking for the shiver down the spine
I’m dreaming of a velcro heart that’s open
One that I could fasten onto mine

De lange snik die dan volgt maakt het nummer helemaal af. Ian geeft je een boodschap mee. Heb geduld. En het kan niet altijd raak zijn.  Maar hij hoopt dan toch dat jij dat moment vindt. Of diegene voor wie dit nummer bedoeld was.

Keuze Ronald Eikelenboom: Tracy Chapman – Change (2005)

Maatschappijkritisch meisje met gitaar

Tracy Chapman blijft voor mij altijd dat meisje met haar gitaar, al is ze al lang geen meisje meer; dat was ze bij haar debuut al niet meer, en zijn haar liedjes veel meer dan liedjes met gitaar.

In Nederland kwam ze nooit verder dan die twee hits van haar debuut, Fast Car en Talkin’ ’Bout A Revolution. De eerste staat sinds de allereerste aflevering in de Top 2000, die tweede pas sinds vorig jaar! Baby Can I Hold You, ook afkomstig van dat debuut uit 1988 staat sinds editie 2017 in de lijst. Haar overige zeven albums zijn onterecht onbekend en onbemind.

Change is afkomstig van het album Where You Live uit 2005, album nummer zeven. Het nummer verscheen op single met bijbehorende videoclip. Het klinkt wederom als een maatschappijkritisch meisje met gitaar, niet heel anders dan Fast Car, ondanks die hele band achter haar, met Flea van Red Hot Chili Peppers op bas.

Keuze Erwin Tijms: Sufjan Stevens – John Wayne Gacy, Jr (2005)

Zacht trillende snaar

Sufjan Stevens. Hij is een van de weinige muzikale helden die ik heb. Uit een kort rijtje, waarin ook mensen als Björk en Tom Barman te vinden zijn. Er rust dus enig gewicht op mijn schouders bij het schrijven van dit stuk. Je wilt je helden niet tekort doen.

Het nummer John Wayne Gacy, Jr komt van Sufjan Stevens’ album Sufjan Stevens Invites You To: Come On, Feel the Illinoise. Kortweg Illinois. Het is het tweede album van Sufjan in de 50 States-reeks, waarin hij over iedere Amerikaanse staat een album probeert uit te brengen. De eerste was Michigan, over zijn geboortegrond. De tweede en voorlopig laatste was Illinois. Op Illinois neemt hij de luisteraar mee langs verschillende gebeurtenissen, steden (waaronder Chicago, in wat ik misschien wel het mooiste nummer aller tijden vind) en laten we zeggen markante persoonlijkheden in de staat: dichter Carl Sandburg en seriemoordenaar John Wayne Gacy, Jr.

Het nummer John Wayne Gacy. Jr. heeft deze seriemoordenaar als onderwerp. Een van de beruchtste van de VS: hij vermoordde tenminste 33 mannen, jonge tieners en twintigers, die hij ook misbruikte. Stevens beschrijft Gacy’s jeugd, op een wijze die door de tedere zang vooral empathie oproept, maar waar ook een soort van verbijstering in te horen lijkt, naarmate het levensverhaal vordert. Gacy’s vader was alcoholist en sloeg hem. Op jonge leeftijd kreeg hij een schommel tegen zijn voorhoofd, waardoor een bloedprop in zijn hoofd ontstond die pas veel later werd ontdekt en een verklaring voor zijn gedrag zou kunnen zijn. Er is de ontnuchterende constatering dat Gacy een heel normaal leven leidde. Hij trad op als clown en was een geliefd man in zijn omgeving. Toch ontvoerde hij tientallen jonge mannen, verdoofde ze, misbruikte ze en vermoordde ze, waarna hij hun lichamen verborg onder zijn vloer.

Look underneath the house there
Find the few living things, rotting fast, in their sleep

Je zou Gacy kunnen zien als de belichaming van het kwaad. Maar de tekst en zang van Stevens maken vooral een mens van hem. Zoals Stevens zelf. En u. En ik. Niet voor niets laat hij deze tekst volgen door een treffende samenvatting, in een angstaanjagend mooie falsetto: oh my go-o-o-o-o-o-o-o-od. En de uiterst verontrustende vraag erachteraan: are you one of them? Dat verontrustende wordt nog eens versterkt door de laatste regels van het nummer. Ze intrigeren me al meer dan een decennium.

And in my best behavior
I am really just like him
Look beneath the floor boards
For the secrets I have hid

Sufjan Stevens vergelijkt zichzelf met een seriemoordenaar. Net als Gacy had ook Stevens een jeugd in moeilijke omstandigheden, dat hoorden we later op Carrie & Lowell. Het is alsof Stevens onderzoek doet naar hoe iemand tot zulke daden kan komen en terugschrikt voor wat hij ontdekt en het op zichzelf projecteert. In ieder mens zit de potentie tot slechte daden, lijkt hij te zien. Toch is Sufjan Stevens geen seriemoordenaar geworden, maar muzikant. En wat voor een.

John Wayne Gacy, Jr is een van de kleiner uitgevoerde nummers op Illinois. Veel andere nummers zijn meer orkestraal, met rijkere arrangementen. Op latere albums (zoals Age of Adz) kreeg dat orkestrale meer de overhand. Met het prachtige album Carrie & Lowell keerde Sufjan Stevens weer terug naar wat kleinere arrangementen. De nummers van dat album en nummers zoals John Wayne Gacy, Jr zijn zo betoverend mooi dat zelfs als hij zijn nummers fluisterend zou brengen, begeleid door enkel één zacht trillende snaar, ze nog steeds hartverscheurend zouden zijn. Je zal maar zo’n tekst kunnen schrijven. En het dan ook nog zo kunnen zingen.

Keuze Martijn Janssen: Roosbeef – Boerderij (2006)

‘t Is mooi

Het is alweer tien jaar geleden dat het debuut van Roosbeef, de band van Roos Rebergen, het muzieklandschap verrijkte. De plaat, Ze Willen Wel Je Hond Aaien Maar Niet Met Je Praten, stond vol met knappe liedjes, met interessante invalshoeken, met spitsvondige teksten en met een stem waar je van houdt of die je niet kan uitstaan. Want dat wil ik wel toegeven, Roosbeef’s stem is ook een buitenbeentje. Maar goed, ik behoor dus in het eerste kamp. Vanaf het moment dat ik het eerste nummer (Onder Invloed) van haar album hoorde op de 3 Voor 12 luisterpaal werd ik gegrepen en haar universum binnengetrokken.

Een breekbaar pareltje op die debuutplaat is Boerderij. In slechts een paar minuten beschrijft en bezingt ze het lot van de plek waar ze is opgegroeid maar die zij en haar ouders moeten verlaten. En hoewel de tekst mooi is gevonden is deze ook meteen zo duidelijk door precies aan te geven wat er gebeurt. De boerderij krijgt een spuitje, zonder verdoving. 

Wat dat betreft zeg ik eigenlijk al teveel en had ik net zo goed het intro kunnen citeren:

‘t Is mooi
‘t Is klaar
‘t Is goed
‘t Is gedaan
‘t Is op
‘t Is rond
‘t Wordt plat

Keuze Frans Kraaikamp: Alexi Murdoch – All My Days (2006)

Zelfs de bar moest dicht

In 2005 en 2006 luisterde ik regelmatig naar web radiostation Pandora, een soort LastFM. Het was nog in het pre Spotify tijdperk. Het aardige was dat Pandora direct met nieuwe nummers op de proppen kwam op basis van muziek die je waardering gaf, of juist niet. Eén van de fijne artiesten die ik daar voor het eerst hoorde langskomen was Alexi Murdoch. Het kwam binnen wat hij deed. Ik was aangenaam verrast door de rust in zijn ontzettend goede debuut plaat: Time Without Consequence. Zeldzaam mooie liedjes en een stem die je uit duizenden herkent, nadat je hem voor het eerst hebt gehoord.

Als ik het me goed herinner was het in 2011 dat ik Alexi Murdoch zag in het oude Doornroosje in Nijmegen. Hij had net zijn twee plaat uit. Met flink gespannen verwachtingen stond ik te wachten op wat komen zou. Zou jij alleen komen, of met zijn tweeën? Stel je voor dat een artiest in zijn eentje optreedt en zijn op de plaat al kleine liedjes met enkel een gitaar en een effectenpedalen set ten gehore brengt. En dat de artiest vooraf kenbaar maakt dat hij liever heeft dat de bar tijdens het optreden dicht is, om storende bijgeluiden te voorkomen. En dat dit ook gehonoreerd wordt. Dat er bijna ademloos aandachtig publiek aanwezig is en er een man met muts op het podium staat die het tegenovergestelde is van een podiumbeest, eerder een introverte musicus met mooie kleine liedjes. Dan heb je Alexi Murdoch te pakken. Het optreden was gecontroleerd en kalm en mooi.

Ik heb gekozen voor All Of My Days van de debuut plaat in een kale live uitvoering. Heel sterk liedje en klein zoals het voor deze battle vereist is. Neem de tijd om deze maestro te leren kennen. Zeer bijzonder!

Keuze Jeroen Mirck: PJ Harvey – The Devil (2007)

Vernuftig

Kleine liedjes, wat kunnen dat allemaal zijn? Op zoek naar het ultieme kleine liedje verval je al snel in het rock-idioom van de unplugged-sessie. Denk aan Neil Young in Massey Hall, denk aan Eric Clapton of Nirvana bij MTV. Of denk aan willekeurig welke singer-songwriter. Lastig kiezen dus.

Ik kies voor PJ Harvey, een vakvrouw die zichzelf gedurende haar carrière meermalen opnieuw uitvond. Die furore maakte met harde gitaren, maar ook klein en intiem werk niet schuwde. Toch moest ze alle gitaren hardhandig de deur uit doen om tot het meest intieme geluid te komen. In 2007 verscheen haar album White Chalk, waarvoor ze zich speciaal had bekwaamd in de klassieke piano. Het was een verstild piano-album, waarmee ze leek af te drijven in de richting van Tori Amos. Toch klonk het allemaal typisch ‘PJ’, met schel stemgeluid en een rafelig rockrandje.

Het allerkleinste liedje is het openingsnummer The Devil. Een staccato zichzelf repeterende enkele toetsaanslag begeleidt het hele nummer, drie minuten lang. De toonhoogte wisselt licht, maar de variatie is bewust beperkt. Ook de begeleidende drum volgt het ritme van de piano-aanslag. Vrouwenstemmen vormen de melodie, waar Harvey zelf scherp doorheen sneert.

As soon as I am left alone
The devil wanders into my soul
And I pretend to myself
And I pretend to myself…

Het nummer klinkt extreem duister, met dank aan het starre ritme en de rudimentaire begeleiding. Juist door niet te vervallen in bombast grijpt het je extra naar de keel. Die sfeer hangt over het hele album, maar er is geen song waarin het zo goed uit de verf komt als in dit openingsnummer. Simpeler, kleiner en daardoor ook beter. Alsof de duivel ook jouw ziel binnenwandelt.

Overigens heb ik ook een compleet ander nummer van PJ Harvey overwogen: Working For The Man uit 1995, van een album vol duister gitaarwerk: To Bring You My Love. Minder klein, want bijna vijf minuten lang. Toch is het arrangement bijzonder in zijn eenvoud: we horen vooral een gruizige bas, begeleid door een simpel drumpartij. De zangeres zingt/praat er doorheen via een ruisende microfoon. En zo kabbelt het nummer door, zonder in te boeten aan urgentie.

In the night, I look for love
Get my strength from the man above
God of piston, god of steel
God is here behind my wheel

Misschien niet het meest voor de hand liggende ‘kleine’ liedje, maar wel vernuftig in zijn kale arrangement. Maar ik koos hem dus niet. God verliest het bij mijn ultieme keuze echt van de duivel.

Over de video: Het originele nummer heeft geen videoclip, dus heb ik voor een live-versie gekozen. Er bestaan meerdere solo-versies uit de maanden na de verschijning van White Chalk, maar ik laat liever een latere uitvoering met haar band zien, op het Sidney Festival in 2013. Er doen meer instrumenten mee, maar nog altijd is het een mooi klein liedje. En het is een geweldige live-vertolking.

Keuze Vincent van der Vlies: Fleet Foxes – Tiger Mountain Peasant Song (2008)

Hoe schoonheid lawaai kan overstemmen

Dat Seattle bekend staat als bakermat van de grunge en bands als Nirvana, Soundgarden, Pearl Jam en Alice In Chains heeft voortgebracht is geen nieuws. Evenmin dat legendarische artiesten als Jimi Hendrix, Ray Charles en Quincy Jones er vandaan komen. Maar in 2008 brak indie folkband Fleet Foxes door met een legendarisch album op een dito legendarisch label (Sub Pop) en dat door voor velen hét album van dat jaar was (Mojo, Pitchfork, Bilboard om er een paar te noemen). Op het album staan schitterende liedjes, arrangementen en melodieën, maar wat er echt uitspringt is de meer dan geweldige harmonieuze zanglijnen van de verschillende bandleden.

Kleine flash forward naar juli 2009: Fleet Foxes zou optreden in Paradiso en ik moest er bij zijn, maar er waren twee nadelen. Ten eerste zat ik op een congres in Zweden en zou ik ongeveer 1½ uur voor aanvang landen en daarnaast staat Paradiso publiek niet bekend als ‘stil’ (althans, niet bij mij, maar laat je handen zien als je je ook ooit kapot geërgerd hebt aan mensen die recht voor je neus even bij staan te praten over hun werk of reisplannen als jij echt heel graag een solo of zanglijn wilt horen). Anyway, ik was dus heel benieuwd of ik op tijd zou zijn en zo ja, in hoeverre het publiek zou meewerken bij deze luistermuziek. Uiteindelijk waren we een paar minuten voor aanvang binnen en was er nog plek helemaal bovenin rechts vooraan. We stonden niet midden in de zaal maar hadden mooi uitzicht op de bandleden. En die speelden prachtig, wellicht wat onwennig maar nummers als White Winter Hymnal en He Doesn’t Know Why kwamen prachtig uit de verf. Maar toen gebeurde er iets wat ik zelf niet voor mogelijk had gehouden. Zanger Robin Pecknold trad naar voren en zet in zijn eentje (best logisch want het nummer is op het album ook met alleen zang en gitaar) Tiger Mountain Peasant Song in. De kracht van de schoonheid van zang en gitaar overstemden geroezemoes.  Later haalde hij na het stemmen nog de stekker uit zijn semi-akoestische gitaar en begon toen onversterkt op de rand van het podium een folknummer te spelen. Geweldig.

Amsterdam was eindelijk even stil. En wie me niet gelooft kan het fact-checken
Tot slot nog een fun-fact over het debuutalbum: de albumhoes is een werk van Pieter Bruegel de Oude, ‘Nederlandse spreekwoorden’, uit 1559 waarop meer dan 100 spreekwoorden en gezegden uit die tijd staan afgebeeld.

Keuze Tricky Dicky: John Grant – Where Dreams Go To Die (2010)

Eén van de 1001 liedjes die je moet horen voordat je het loodje legt

Eerlijk zeggen….wie heeft Queen Of Denmark niét in zijn kast staan? Ik zal het ontbreken hiervan deze keer door de vingers zien, maar als rechtgeaarde Snobber en lezer van Ondergewaardeerde Liedjes kan dit echt niet. Bij een volgende overtreding zullen we genoodzaakt zijn de geuzentitel af te nemen. Waarom? Werkelijk, zoveel onwetendheid is bijna muzikaal misdadig.

Your beauty is unstoppable,
your confidence unspeakable
I know you know I know you know,
that I know that you know

Het debuutalbum van ex-Czars zanger John Grant is een parel. Een blik in zijn turbulente levensverhaal als homofiele jongen in het gelovige (en altijd tolerante) Mid-Westen van de V.S. Zijn vlucht uit ‘Hickville’ en de liefde voor een cocaïnedealer, die hem eerst kennis met de drug liet maken om vervolgens op zijn sofa een poging tot zelfmoord te ondernemen. En toen dit geweldige album af was besloot Grant zich wegens suïcidale neigingen uit voorzorg in een ziekenhuis op te laten nemen. Queen Of Denmark is gevoelig mooi en vertaalt enerzijds de woede over de angst in zijn jeugd en anderzijds het keerpunt in zijn leven waarop hij als 41-jarige eindelijk vrede met zichzelf kan hebben. En doe jezelf een plezier: schaf ook zijn livealbum met het BBC Philharmonic Orchestra aan. Magistraal.

Waar Queen Of Denmark één van de 1001 albums is die je moet beluisteren voor je het tijdelijke voor het eeuwige verwisselt is Where Dreams Go To Die eveneens verplichte kost. Het lied gaat over zijn relatie met de coke-dealer en eigenlijk ook over zijn verslaving.

Baby, you’re where dreams go to die
I regret the day your lovely carcass caught my eye
Baby, you’re where dreams go to die
I’ve got to get away
I don’t want to but I have to try

En toch kan het lied nog mooier dan in de albumuitvoering of zelfs de live-uitvoering met orkest. In 2010 was hij in de Strongrooms Studios uitgenodigd en daar speelde hij een naakte versie. De man en zijn piano. Waanzinnig mooi en vol van emotie.

Keuze Alex van der Meer: Our Native Daughters – Mama’s Cryin’ Long (2018)

Keihard

Gelaagdheid, complexe arrangementen, en een geluidsmuur? Is dat altijd magnifico? Bismillah, no! Soms is een nummer juist extra overweldigend door de kaalheid en door de directe benadering. Er zijn wat dat betreft aardig wat mooie en ondergewaardeerde voorbeelden te verzinnen. Ik kies nu in ieder geval voor een vrij recent nummer. Er is namelijk niks meer krachtig voor mij op dit moment dan het nummer Mama’s Cryin’ Long van Our Native Daughters.

Our Native Daughters maakt Amerikaanse folkmuziek. Het is een gelegenheidsgroep, bestaande uit vier vrouwelijke folkartiesten. De muziek van deze groep vertelt het indringende verhaal van het lot en de positie van de zwarte vrouw in de U.S.A. door de jaren heen. Hier is dus sprake van aangrijpende muziek, en dat geldt met name voor het nummer Mama’s Cryin’ Long.

Je kunt in theorie spreken van een klein lied, want je hoort alleen zang, een trommel en geklap. Maar het effect van deze eenvoud is groots. Het wist me te raken bij de eerste beluistering en het liet me vervolgens niet meer los.

[polldaddy poll=10323399]

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.