Hours uit 1999 van David Bowie is een uitstekend album, maar in verhouding met de voorgangers tamelijk rustig. Een album ook met simpele teksten zonder diepere betekenissen. Gevoelsmatig terug naar zijn tweede album (Man Of Words/Man Of Music, dat later omgedoopt werd naar Space Oddity).
Wellicht omdat een aantal tracks een re-recording waren van liedjes die op de soundtrack Omikron: The Nomad Soul stonden? Of doordat Bowie als een oude(re) man terugblikt op zijn leven zonder spijt van zijn gemaakte keuzes. Een constatering dat er geen nieuwe keuzes gemaakt kunnen worden. Je kan zelfs speculeren dat de vrouw in het lied Hermoine Farthingale is; Bowie’s liefde in de jaren zestig. Zij werd al bezongen op Man Of Words/Man Of Music in Letter To Hermoine.
Op het eerste gehoor kabbelt Hours, maar niets is minder waar. Na enkele draaibeurten onderging ik de hypnotiserende kracht van het album. Zonder echte knallers, tenzij je het stevige The Pretty Things Are Going To Hell de uitzondering die de regel bevestigd wilt maken. In het geheel viel Survive niet op.
Totdat in 2010 Moke een album met het Metropole orkest opnam. Slechts drie nieuwe studio-opnamen en een geweldige live-registratie van Pinkpop. De nieuwe opnamen zijn Emigration Song in een orkestrale jas en twee covers die een schitterende tweede leven kregen. Eén van deze covers is Survive. Toen ik het voor de eerste keer hoorde gingen er belletjes rinkelen en viel de warme uitvoering van zanger Felix Maginn direct op. Survive is terug gebracht naar de muzikale basis, terwijl het Metropole orkest de achtergrond invult. In alle eerlijkheid moet ik bekennen dat deze uitvoering beter is dan het origineel; een uitspraak die ik met enige gêne doe, want in de regel vind ik dat covers van Bowie zelden beter zijn.