Als ik ga stappen, wat doe jij dan?
Toen Rob Hoeke mij met de auto afhaalde van het station in Haarlem om op weg te gaan naar mijn eerste repetitie die ik met de band zou doen, sprak hij de legendarische woorden als ik ga stappen, wat doe jij dan? Ik weet niet meer wat ik geantwoord heb maar veel kan dat niet geweest zijn, omdat ik hem niet begreep. Ik begreep het pas tijden later.
In een nauwelijks verlichte schuur in het piepkleine Noord-Hollandse dorpje Wadway, waar in het midden een enorme houtkachel stond, ontwaarde ik als eerste ding een prachtige Hammond B3. Yes dacht ik, daar doe ik het voor. De andere leden van de band waren al aanwezig: JaapJan Schermer, de drummer, Wil de Meier, gitarist en meester-saxofonist/fluitist/pianist Jan Vennik.
De muziek die wij maakten had tot mijn grote verbazing maar dan ook niets met Boogie Woogie te maken, maar ik vond het best! Ik had tot op dat moment nog nooit met zulke geweldige muzikanten gespeeld en ik genoot van elk muzikaal ogenblik! Van de repetities kan ik me weinig meer herinneren dan dat JaapJan daar overdag veel aanwezig was en, hoe modern voor die tijd, allerlei drumgrooves met een cassetterecorder opnam.
Ik mocht, zo bleek toen we klaar waren om op te gaan treden, alles bassen en zingen (dit laatste samen met Wil), behalve de Boogie Woogies: nee had Rob gesproken, dat doet Wil en zo gebeurde het dat we allerlei schitterende liedjes speelden, pauze hadden waarin Jan Vennik steevast de opmerking maakte Rob, ga je onkostensetje even doen waarop Rob, Wil en JaapJan naar het podium togen om een setje Boogie Woogies te gaan spelen. Rob had natuurlijk de pest aan die opmerking, maar Jan plaagde graag. Na dat setje weer een korte pauze, waarna de hele band zo’n concert afmaakte.
Ik heb dus nooit, al zat ik bijna een vol jaar in de Rob Hoeke Boogie Woogie Group, ook maar één Boogie Woogie meegespeeld. Rob speelde soms een hele avond niet mee, ook tot mijn verbazing en we speelden zelfs ooit een groot concert samen met een klassiek orkest en balletdames een enorm werk van Wagner (Tristan en Isolde) over meerdere avonden in de Muntoper in Brussel zonder Rob. Rob zat tijdens die uitvoeringen overigens wél in de zaal.
Ik schreef in die periode ook al liedjes en één van die liedjes werd tot mijn verbazing uitgekozen om een single van te maken. Het was géén Boogie Woogie, maar ik was reuze trots. Het liedje, Concentration, werd ook geclaimd door gitarist Wil de Meier, maar ik vond het best. Rob speelde niet mee en de piano werd door Jan Vennik gespeeld. Rob speelde wél de mondharmonica natuurlijk. Eén en ander werd geproduceerd door Hans van Hemert. Mijn eerste échte single en ik was trots als een ouwe aap!
Wat Rob had bedoeld met de eerder gesproken woorden werd me duidelijk toen we ooit in Utrecht speelden en ik aankwam in Trianon, een clubje aan de Oudegracht waar we die avond zouden spelen. Ik kwam aan in de kleedkamer, waar het een drukte van jewelste was: allerlei lieden die ik niet kende naast Rob zelf en Wil de Meier. Oh zei Rob toen hij mij zag. Ik ben vergeten je te bellen, maar je zit niet meer in de band.
De manager van Rob, ene Daan P., een vreemd, geaffecteerd sprekend type, had me daar ook niets over verteld: pure scheiterigheid vermoed ik. Daan was niet echt te vertrouwen. Nieuw in de wereld van bekende groepjes, had hij me de oude bas-installatie van Willie Middel, mijn voorganger, voor veel geld over doen nemen zonder dat ik me dat bewust was. Dat is gebruikelijk had Daan me toevertrouwd. Een nieuw bandlid neemt áltoos de schuld van zijn voorganger over en zo begon ik bij Rob met een flinke schuld achter mijn naam én een enorme bas-installatie, die door de roadies steevast op de vloer van het podium werd vastgespijkerd maar die met ook wat flinke duimspijkers de kasten aan elkaar werden klonken.
Ik dacht dat ik Rob niet goed verstond maar iemand anders vertelde me toen ik weer op de gang stond, dat Rob de band had ‘vernieuwd’. Ik was nog steeds verstomd van verbazing en liet me verder vertellen dat er een nieuwe drummer (Martin Rüdelsheim), bassist en tweede gitarist waren aangenomen en dat Jan Vennik, JaapJan Schermer en ik ter plekke uit de band waren gezet en dat was dat dus. Rob bleek ontzettend wantrouwend te zijn en ik ontzettend naïef. De woorden die hij tot me sprak tijdens dat eerste ritje hadden betekend als ik de band verlaat, ga jij dan met me mee’ Wist ik veel!
Ik ben Rob jaren later nog eens tegen gekomen in Utrecht. Ik liep een schaakkroegje binnen aan het Ledig Erf in Utrecht en hoorde ergens pianogeluid vandaan komen. Toen ik naar achteren liep bleek daar Rob aan een oude piano te zitten, waar hij Boogie Woogie speelde. Ik vond het een droef gezicht: een wat vermoeid ogende man, een deel van één van zijn handen in een zwart zakje dat met een zwart lintje om zijn pols vastzat, die zachtjes zat te spelen met mensen om hem heen die met de rug naar hem toestonden, af en toe hun glas pakkend dat op de pianoklep stond. Ik ben zachtjes weggegaan zonder hem aangesproken te hebben.
Gelukkig hebben zijn zoons niet al te lang geleden een geweldige cd uitgebracht met door hen afgemaakte oude demo’s van Rob, want hij is en was een geweldige- en wellicht onze beste Boogie Woogie pianist, paranoia of niet!