Leestijd: 13 minuten en 8 seconden.
Luistertijd: 4 uur, 37 minuten en 45 seconden.
Het moest er van komen natuurlijk: pakten we vorige week uit met korte liedjes, dit keer steken we de loftrompet over de lange liedjes.
Natuurlijk mag er weer gestemd worden, maar de eerste die zich door ruim vierenhalf uur muziek heen heeft geworstel (wel eerlijk zijn!) mag eigenhandig de winnaar uitkiezen.
Keuze Martijn Janssen: The Velvet Underground – Sister Ray (1968)
Een orgie van lawaai
Soms loop je tegen je grenzen aan, ook op muzikaal gebied. Daar ben ik nu weer eens achter gekomen. Ik hou van epische nummers, uitgesponnen, waar de artiesten de tijd nemen om hun verhaal te vertellen. Maar na zo’n tien minuten is de koek wel zo’n beetje op bij mij. Daarna begin ik het gevoel te krijgen dat er wordt geneuzeld om de lengte. Een liedje moet wel wat structuur hebben, vind ik. (De uitgesponnen stukken in de dance muziek zijn voor mij een uitzondering, maar dat vind ik ook meer geluidscollages die een sfeer neerzetten dan liedjes.)
Voor The Velvet Underground waren muzikale regels er om genegeerd en gebroken te worden. Wat nu drie-minuten popliedjes? Volgens de overlevering zette de technicus bij dit nummer de opname-apparatuur aan en liep vervolgens weg de studio uit. En de band, die begon met spelen en hield niet op totdat ze het nummer zo ver hadden geduwd dat het niet meer verder kon.
Was dit de geboorte van het punk-rock geluid? Het is in ieder geval een orgie van lawaai, net zoals het onderwerp van het nummer. De orgel van John Cale botst met de gitaar van Lou Reed en samen vechten ze het uit. En ondertussen gaat het tempo van Moe Tucker (en Sterling Morrison) onvermoeibaar door.
Na ruim zeventien minuten is de band, en ik, uitgeput. De beproeving is doorstaan! De orgie is afgelopen en ik heb iets nodig om bij te komen…
Keuze Frans Kraaikamp: Neil Young with Crazy Horse – Cowgirl In The Sand (1970)
Het eindeloos uitmelken van een liedje dat kun je aan Neil Young overlaten!
Lange liedjes: waar een discussie naar aanleiding van de Marillion-battle niet toe kan leiden. Mijn bijdrage gaat echter over Neil Young. Neil Young heeft een reputatie op het gebied van lange liedjes. Live kan hij het ook. De man is kampioen in het geven van (te) lang durende concerten. Hij staat nog op mijn lijstje van te spotten bands. Tot op heden is het er niet van gekomen.
Een mooi voorbeeld is de – ruim zestien minuten durende – live-versie van Cowgirl In The Sand. Eindeloos wordt het eenvoudige twee akkoorden bevattende schema doorgespeeld. Afwisselend wordt er flink met elektrische gitaar solo’s gestrooid, of is er de zang van Neil.
Heerlijke track om eens flink in op te gaan. Je concentreren is haast onmogelijk bij het luisteren van deze track. Soms ook wel fijn.. en dat zestien minuten lang!
Keuze Marèse Peters: Genesis – Supper’s Ready (1972)
Laat je overspoelen door dit bombastisch-theatrale meesterwerk
Heb je het over lange nummers, dan kom je al gauw uit in de symfonische hoek. Gelukkig heb ik een zwak voor het vroege werk van Genesis, dus ik hoef niet lang te zoeken naar pareltjes die langer dan 10 minuten duren. The Musical Box (10:30), The Cinema Show (11:06), The Battle of Epping Forest (11:46): ga er gerust even voor zitten.
Maar voor ultiem lang genot moet je Supper’s Ready hebben: 22 minuten en 54 seconden op het album Foxtrot uit 1972. De live-uitvoering op Seconds Out (1977) duurt zelfs nog anderhalve minuut langer. Markant verschil tussen deze versies: in de studio waren de vocalen van Peter Gabriel, live nam Phil Collins ze voor zijn rekening. In 1975 had Gabriel de band namelijk verlaten.
In 1982 kwamen alle leden en oud-leden van Genesis bijeen voor een reünieconcert. Na 7 jaar konden de fans Peter Gabriel eindelijk weer hun favoriete nummers horen zingen. Supper’s Ready stond ook op het programma. Ergens in de derde minuut van het nummer gaat de tekst als volgt:
Ooh, it’s been a long long time
Such a long long time[gesproken:] Hasn’t it?
Niemand ontging de symboliek van deze zinnen. Toen Gabriel zei: Hasn’t it? ging er een rilling door het publiek, gevolgd door een uitzinnig gejoel.
Supper’s Ready bestaat uit 7 delen. Ik hoop van harte dat je het volhoudt tot de laatste twee delen. ‘Apocalyps in 9/8’ is een hypnotiserende trip met duivelse en apocalyptische connotaties: 666 is no longer alone… Maar het eindstuk ‘As sure as Eggs is Eggs’ gaat over de zekerheid dat het licht en het goede zullen overwinnen. De Bijbelse refenties zijn niet van de lucht, het akkoordenschema belooft een betere wereld en de juichende gitaar is om te janken zo mooi.
Can’t you feel our souls ignite?
Shedding ever changing colours, in the darkness of the fading night,
Like the river joins the ocean, as the germ in a seed grows
We have finally been freed to get back home!There’s an angel standing in the sun, and he’s crying with a loud voice,
“This is the Supper of the mighty one”,
Lord of Lords,
King of Kings,
Has returned to lead his children home,
To take them to the new Jerusalem!
Op internet zijn veel (doodserieuze en daardoor uiterst vermakelijke) interpretaties en analyses te vinden van de muzikale structuren en de surrealistische, metafysische en psychoanalytische teksten van Gabriel. Die moet je niet gaan lezen. Door dit meesterwerk dat heen en weer beweegt tussen bombastisch-theatraal en folky-minimalistisch moet je je gewoon laten overdonderen, overspoelen en meeslepen. Een klein half uur lang.
Keuze Eric van den Kieboom: Jethro Tull – Thick as a Brick (1972)
Lange liedjes zijn nu eenmaal mijn terrein
Volgens opperhoofd Freek is dit dus mijn terrein, de lange nummers. Maar waar komt het vandaan , wie is hier schuldig aan?
Het eerste echt lange nummer dat ik leerde kennen is Rapper’s Delight, een liedje dat het begin jaren tachtig zelfs tot de eerste positie in de Top 40 schopt. Het jaar 1982 was er voor mij weer een ijkpunt, toen Patrick Cowley een vette mix maakte van Donna Summer’s I Feel Love en daarna Dire Straits met Telegraph Road dat me in vervoering bracht.
Alles wat ik daarvoor had gehoord werd ineens tweederangs shit, zó goed vond ik Telegraph Road. Toen later Alchemy uitkwam met daarop lange versies van een paar hits, wist ik het zeker: Dire Straits is de beste band ooit en Mark Knopfler was mijn eerste echte held in de popmuziek. Dit alles duurde een paar jaar totdat mijn leven drastisch veranderde door mijn kennismaking met Misplaced Childhood. Als gevolg daarvan schafte ik de eerdere Marillion-albums aan, maar ook de 12” van Market Square Heroes, met daarop de ultieme 15-minuten-plus-song: Grendel. Maar die heb ik helaas al gebruikt in de Outro Battle.
In die tijd grossierde Marillion in nummers van meer dan zeven minuten en ik vond het allemaal fantastisch, werd lid van de fanclub want ik wilde graag meer weten over dit soort muziek. Een paar maanden later organiseerde ik een soort Top… aller tijden onder de fans en werden mijn ogen en oren nog verder geopend; het bleek dat er ook voor het punktijdperk nog best goede platen waren gemaakt (ook al het toen, en nog steeds, not done om dat te vinden). Eén van die inzendingen wordt dus deze keer mijn inzending voor lange liedjes-battle: Thick as a Brick in z’n geheel (part 1 en 2) is eigenlijk een parodie op Yes en Emerson Lake and Palmer.
Deel 1 is aanmerkelijk interessanter dan deel 2, en dat komt vaker voor; een ander mooi voorbeeld hiervan is Tubular Bells van Mike Oldfield, waar deel 2 er eigenlijk al niet meer toe doet. Toch mogen we Tubular Bells mogen we zeker niet ondergewaardeerd vinden, want deze klanken zijn zoals gebruikt door Bassie en Adriaan als in The Excorsist.
Nu is het niet zo dat ik álle lange nummers per definitie goed vind. Sterker nog: het moet wel verdomd goed in elkaar zitten, wil een nummer meer dan vijftien minuten kunnen boeien, maar ze zijn er zeker.
Keuze Marcel Debets: Yes – The Gates Of Delirium (1974)
Bijna 22 minuten agressiviteit, en dat waren we nog niet gewend van Yes
Wanneer je praat over lange liedjes, dan kun je niet om Yes heen. De symfonische band had zijn hoogtepunt in de jaren zeventig, tussen pakweg 1971 en 1973. Close To The Edge (1972) wordt gezien als het absolute hoogtepunt van de vroege symfonische rock. Aangezien het hier over ondergewaardeerde liedjes gaat, komt het titelnummer van deze plaat (wel lang genoeg, 18:39) niet in aanmerking. Tijd om een lans te breken voor The Gates Of Delirium, van het zelfs in zijn geheel behoorlijk ondergewaardeerde Relayer (1974).
Het begint al met het jaartal, dat valt buiten het genoemde tijdvak ‘71-‘73. Yes had het erg moeilijk in die tijd. Na het vertrek van drummer Bill Bruford tijdens de tour van 1972, was inmiddels ook toetsenist Rick Wakeman (voor de eerste keer) opgestapt. Van de succesvolle line-up waren alleen zanger Jon Anderson, gitarist Steve Howe en bassist Chris Squire nog over. Als vervanger voor Wakeman trok de band de Zwitser Patrick Moraz aan, waar werkelijk nog nooit iemand van gehoord had. Net als bij Close To The Edge nam Yes een album op met aan één kant twee nummers en aan de andere kant één lang nummer (21:52).
The Gates Of Delirium laat een band horen die worstelt met de richting na de succesvolle jaren. Howe en Squire trokken in Yes het initiatief naar zich toe, wat leidde tot een nummer met prachtige zware baslijnen en gillende gitaren. Het onderwerp – oorlog en vrede – leende zich perfect voor een soort agressiviteit die Yes voorheen nog niet eerder ten toon spreidde. De track komt traag op gang, de partijen aan beide kanten bereiden zich voor met tromgeroffel en wapengekletter:
Peaceful lives will not deliver freedom
Fighting we know,
Destroy oppression
The point to reaction
(…)
Wars that shout in screams of anguish
Power spent passion bespoils our soul receiver
Surely we know.
In glory we rise to offer,
Create our freedom, a word, we utter a word.
Maar er is ook twijfel:
Listen should we fight forever
Knowing as we do know
Fear destroys?
Listen should we leave our children?
Listen our lives stare in silence
Help us now
Maar het is onvermijdelijk.
Listen your friends have been broken
They tell us of your poison
Now we know
Kill them give them as they give us
Slay them burn their children’s laughter
On to Hell
En dan gaat het los vanaf 8:03. In de afwisseling van solo’s van gitaar en toetsen brengt dan de ene, dan de andere kant slagen aan de andere partij toe. Bas en drums zorgen voor de soundtrack van deze veldslag der veldslagen. Slagen op het Chinese bekken en het gehuil van wolven benadrukken de onmetelijke pijn, het immense verdriet dat schuilgaat achter de oorlog.
En dan victorie! Vanaf 12:45 juichende gitaren, euforie. Ruim twee minuten lang mag de overwinnende partij zich verheugen in een verslagen en vernederde vijand, totdat rond 14:53 de stilte neerdaalt. Tijd voor bezinning en reflectie, terwijl The Gates Of Delirium verandert in een ballad van epische proporties. Is de overwinning wel een overwinning?:
Soon oh soon the time
All we move to gain will reach and calm
Our heart is open
Our reason to be here
Het nummer eindigt met een van de mooiste outtro’s in de symfonische rock, vanaf 20:45, gedomineerd door de steel guitar van Steve Howe.
Na Relayer ging Yes voor het eerst in ‘hiatus’, tot 1977. Rick Wakeman voegde zich weer bij de band en Yes bracht het succesvolle (maar héél anders klinkende) Going For The One uit.
Keuze Jaap Bartelds: Manuel Göttsching – E2-E4 (1981)
Een liedje van een uur opnemen in één studio-opname: dat is ontzettend knap
Wanneer houdt een liedje op een liedje te zijn? Bijvoorbeeld wanneer het een bepaalde lengte overschrijdt. Maar als een muziekstuk van een uur rondom hetzelfde, telkens repeterende thema wordt opgebouwd is het nog steeds een liedje. Gewoon een heel, heel, heel lang liedje.
E2-E4 is de naam van de track die de Duitse artiest Manuel Göttsching op 12 december 1981 opnam in Berlijn. Hij deed dat in één live studio-opname, wat ontzettend knap is. De track begint met één motief dat een uur lang onafgebroken wordt herhaald, en waar Göttsching vervolgens ritmes en patronen overheen drapeert. Na een opbouw van een half uur zorgt een gitaarsolo ervoor dat je ineens weer doorhebt dat je naar iets luistert, heel bijzonder.
Met de track stond Göttsching aan de basis van de house en techno zoals die halverwege de jaren tachtig opkwam. In 1989 ging de Italiaanse dance-act Sueño Latino letterlijk aan de haal met E2-E4. Ze scoorden een dikke hit met de ineens tropisch klinkende klanken door de sound van het origineel te versnellen.
E2-E4 moet een in muziek gegoten schaakpartij voorstellen die rustig opbouwt, verandert in een gevecht en naar een climax toewerkt. Hier lees je meer over de achtergrond van deze betoverende track.
Keuze Eric van den Bosch: Extreme – Everything Under The Sun: Rise ‘n Shine/Am I Ever Gonna Change/Who Cares? (1992)
De ingewikkelde opvolger van Pornograffitti waar niemand meer op zat te wachten
Een lange-liedjesbattle, daar móet ik natuurlijk aan meedoen. Ik heb legio tracks van tien minuten of langer, tot aan tracks van één cd lang. Of met zelfs een feedbackfest van tien minuten, zoals Ted Nugents Hibernation op het live-album Double Live Gonzo. Niet zo gek, want in mijn collectie barst het van de seventies hardrock, progrock, jamrock, spacerock en andere genres waarin een song van drie minuten gewoon een intro is.
Ik had dus aan kunnen komen met Frank Zappa (The Adventures of Greggery Peccary), Deep Purple (Wring That Neck), Dream Theater (Octavarium) of Transatlantic (The Whirlwind). Die zijn allemaal prachtig, maar ik vond het iets te voor de hand liggend. Om de zoektocht binnen de perken te houden, besloot ik meteen de grens maar bij een ferme twintig minuten te leggen. Bij mij blijft er dan nog genoeg over om een paar dagen mee zoet te zijn. Als je dan alle medleys, uitgerekte liveversies en alles uit bovenstaande genres eruithaalt blijven er warempel precies twee over. Fishbone’s niet overdreven interessante X-Quewz Mee, Dr. Madd Vibe, Emergency House Call Pull-Ease en…. Extreme!
Na de hit More Than Words van het album Extreme II – Pornograffitti leek het niet fout te kunnen met Extreme. Maar de wispelturige muziekconsument besliste anders toen Extreme niet de makkelijke weg koos en met III Sides To Every Story de combinatie van pop, rock en funk wat ingewikkelder maakte en ook nog eens progressieve elementen toevoegde. De hardrockers – die het maar niks vonden dat ‘hun’ Extreme met een ballad een grote hit had gehad – vonden het testosterongehalte te laag, de popliefhebbers konden al helemaal niets met muziek die zich niet vier minuten netjes aan coupletje-refreintje hield.
Bovendien deed net de grunge zijn intrede en zat de gepolijste rock van Extreme aan de verkeerde kant van de streep. III Sides To Every Story haalde bij lange na niet de verwachte successen – en leidde zo het voorlopige einde van Extreme na het volgende album al in. Toch is III Side To Every Story is in alle opzichten volwassener dan Pornograffitti en is met het reünie-album Saudades De Rock hun beste werk.
Het album is verdeeld in drie delen (de III Sides) en het laatste deel ‘The Truth’ bestaat geheel uit Everything Under The Sun – weer onderverdeeld in Rise ‘N Shine, Am I Ever Gonna Change en Who Cares? Eerder op het album staat nog min of meer conventioneel opgebouwde songs, maar op Everything Under The Sun wordt alles uit de kast getrokken.
Gitarist Nuno Bettencourt en zanger Gary Cherone wisselen elkaar af in een song die heen en weer gaat tussen klein en ingetogen, al dan niet met cellobegeleiding) naar Groot en Bombastisch (met zeventigkoppig orkest!). Het middendeel Am I Ever Gonna Change is beduidend steviger en laat prachtig gitaarwerk horen, met name onder het fragment van een toespraak van Martin Luther King Jr. De oppervlakkige beschouwer ziet tekstueel haast een gospelsong. De weinig optimistische afsluiting Who Cares? past daar echter niet bij. Als u denkt nogal wat Beatlesinvloeden te horen, dan klopt dat.
Maar wat op Everything Under The Sun vooral te horen is, is dat Gary Cherone en Nuno Bettencourt magnifieke melodieën kunnen schrijven, die hun invloeden overal vandaan halen, of het nu The Beatles, Van Halen of Broadway is.
Keuze Victor Romijn: Lindstrøm – Little Drummer Boy (2009)
Hij had het nog wel langer kunnen maken, maar door zijn bijzondere manier van editen had het eeuwen geduurd voordat het nummer af was
Ik kan niet zelf een muziekblog runnen dat Duurt Lang heet, om het vervolgens nooit over lange nummers te hebben. Een van de langste nummers die ik ken is een nummer van Lindstrøm, uit Noorwegen.
Little Drummer Boy komt voort uit een experiment. Hij was benieuwd hoe lang hij een nummer kon maken. Waar lag voor hem de grens? Uiteindelijk dus bij bijna 43 minuten. Het sterke is, hij had nog wel verder door kunnen gaan, maar als je weet dat hij bij het maken van een nieuw nummer elke keer het nummer van voor tot eind luistert, dan iets verandert en het dan opnieuw van voor naar achter luistert, het nogal een slopend proces kan worden bij deze lengtes. Op een gegeven moment heeft hij er dus toch maar een punt achter gezet en het nummer als ‘af’ bestempeld.
Het resultaat is een nogal psychedelisch geheel met heel trage overgangen. Je kan dit nummer denk ik het beste onder invloed beluisteren. Het is volgens mij een van de vaagste covers van het alom bekende kerstnummer ooit. Ik zie dit niet snel terugkomen op Kerst-verzamelalbums.
Na het experiment is hij gelukkig weer teruggegaan op liedjes van onder of rond de tien minuten. Een stuk beter te behappen, en een stuk sneller klaar.
Keuze Martijn Vet: Motorpsycho – Gullible’s Travails (pt. I-IV) (2010)
En dat kiest dan voor een compositie van dik twintig minuten met een überpretentieuze titel.
Progrock, symfo, minimal music en aanverwanten (dat mag je niet op één hoop gooien, ik weet het, jongens!), ik heb er niet veel mee. Hoe rationeel ik in het dagelijks leven ook ben, ik heb het niet zo op muziek die naar mijn idee te veel met het hoofd is gemaakt en waar te weinig hart in zit. Liedjes componeer je niet met passer en geodriehoek, is mijn bescheiden mening. Zo’n eindeloos machinaal voortpingelende Philip Glass of Canto Ostinato, om eerlijk te zijn word ik er behoorlijk chagrijnig en zelfs licht agressief van. En dat is niet hoe men mij kent. Zie daar de kracht van muziek.
En dat kiest dan voor een compositie van dik twintig minuten, bestaande uit vier delen en met een überpretentieuze titel.
Ach ja.
Over mijn liefde voor Motorpsycho kan ik zo een complete longread schrijven (wees gerust, die komt er nog wel een keer). Het komt er op neer dat de Noren alles wat ik van muziek dacht te begrijpen en te vinden al meerdere keren compleet overhoop hebben gegooid.
In de laatste vijf minuten van Gullible’s Travails zit, jawel, een bijna eindeloze herhaling. Maar! Wat! Voor! Een!!! Mocht er een hemel zijn en mocht mij daar te zijner tijd een plekje gegund zijn, laat bij binnenkomst dan deze melodie spelen.
Voordat het stuk na dik veertien minuten glorieus openbreekt en die hemelse melodie wordt aangeheven, heb je al drie complete stukken muziek voor je kiezen gehad. Een stevige ouverture, die in een fijne groove overgaat, een wonderschoon tweede deel met tedere vrouwelijke zang en fluit en een naar mijn idee iets te uitgesponnen derde, instrumentaal gedeelte. En dan die finale!
Mocht ik ooit nog eens helemaal into progrock raken, dan zal Motorpsycho wel de aanstichter zijn.
We zien wel. Voor nu geldt:
Let it grow and let it flow, let it breathe and give it love!
[polldaddy poll=7949578]
Afbeelding: Lis Ferla op Flickr.
Mijn eerste gedachte was ook een nummer van Lindstrøm, maar dan Where You Go, I Go Too. Met 28 minuten niet zo lang als Little Drummer Boy, maar we hebben het evengoed over een behoorlijje tijdsspanne. Leuk voor onder het werk, een nachtelijke autorit of een potje Audiosurf.
Slechts 11 minuut 54, maar in deze categorie mag voor mij King Crimson – Islands niet ontbreken!
Da’s wel kort hoor, Lineke! 😉
Een schande eigenlijk dat we Earth and Fire hebben overgeslagen,hun Song of the marching children is dan wel de beste 15+ uit Nederland!
Je hebt helemaal gelijk. Lijkt me een mooie nabrander voor een individuele bijdrage!
De psychedelische rock van de band Earthless ontbreekt hier nog. Luister eens naar From The Ages (32 min). Ook de cd Live from Roadburn met daarop 2 nummers! Ongekend mooi. Superband.