Frits Spits heeft ooit gezegd dat de nummers die je als puber hoort, diep doordringen in je wezen en dat je ze altijd zult blijven onthouden. Klopt als een bus. Maar rond die tijd ontwikkel je ook je eigen smaak en die wordt vooral beïnvloed door wat je om je heen hoort en wat anderen tippen.

Als puber woon je nog thuis. Daar verblijven meestal ook één of twee ouders. Wat doet dan de muziek die zij draaien of op hebben staan? Wij van ondergewaardeerde liedjes, de puberteit al lang ontgroeid, kijken opnieuw terug op de muziek van pa en ma; wat beklijfde, waarvan gruwelde je, wat kun je nu – na jaren – enigszins pruimen of wat kon je altijd al waarderen? De bloggers blikken terug op hun jeugd (los van eventuele opgelopen muzikale trauma’s).

Keuze Hans Dautzenberg: Caterina Valente – Bong Cha Cha Cha (1959)

Verborgen juweeltje

Lang geleden, in een vervallen Nederlandse mijnstad nabij de grens, keken wij vaak naar Duitse televisie. Dat was vanzelfsprekend: de taal was geen barrière. Dat gold ook voor de muziek. Mijn vader, jaargang 1926, kon erg genieten van veel Duitse muziekprogramma’s, al moest hij bijvoorbeeld niets hebben van Beierse blaaskapellen. Eigenlijk niets van blaaskapellen überhaupt. Wel hield hij erg van de diepe stem van Heino en vooral had hij een bijzonder zwak voor Caterina Valente

In mijn jeugd in de jaren 1970 verscheen zij regelmatig op de Duitse televisie. Terugkijkend was ze toen een jaar of 45, maar ze werd wel – ook toen al – steevast gepresenteerd als een ster uit het verleden. Haar Höhepunkt was immers, zo weet ik nu, in de jaren 1950-1960 geweest. Ongetwijfeld kende mijn vader haar vooral vanwege haar toenmalige populariteit in Duitstalige landen, maar Valente was veel bekender dan dat. Haar roem reikte tot in de Verenigde Staten, waar ze onder meer optrad met Chet Baker, Count Basie en Bing Crosby.

Eén van de meest aanstekelijke nummers van Caterina Valente is Bongo Cha Cha Cha. Hoewel het nummer dus al decennia oud is, klinkt het nog steeds aantrekkelijk. Dat laatste werd mij tijdens het voorbereiden van dit stukje duidelijk. Bij het afspelen van het nummer, dat ik zelf niet kende, zong mijn 14-jarige dochter spontaan het refrein mee. Ze wist te vertellen dat het een hit was op sociale media. Hoor je dat, Pa?

Toch wel leuk om hier in één weg door de muzieksmaak van mijn bijna 25 jaar geleden overleden vader te kunnen verbinden aan een recente TikTok-rage. Valente was overigens slechts ongeveer 5 jaar jonger dan mijn vader, maar leefde veel langer. Ze overleed kortgeleden op 9 september 2024, 93 jaar oud.

Keuze Marco Groen: Paul Anka – Put Your Head on My Shoulder (1959)

Through the looking glass

In een parallel universum waren mijn ouders wellicht fans geweest van The Beatles, zodat ik al op vroege leeftijd de positieve effecten van LSD bij het componeren van muziek had onderkend. Binnen dezelfde imaginaire wereld waren ze onder indruk geweest van The Rolling Stones en hadden ze mij en mijn broer meegenomen naar legendarische concerten in de Kuip. Er zou een kans zijn geweest dat ze de genialiteit van de Kinks hadden onderkend en had ik mezelf op 12-jarige leeftijd een mod genoemd. Of misschien zouden ze geluisterd hebben naar Procol Harum, zodat ik tientallen jaren extra de tijd had gehad om die verbijsterende teksten te doorgronden.

Wie weet hadden ze mij al veel eerder besmet met het Pink Floyd-virus en zouden ze mij tijdig hebben gewaarschuwd voor die kwal van een basgitarist. En nu we toch in de richting van waanzin zitten: in een andere wereld hadden ze mij alle albums nagelaten van Frank Zappa, zodat ik de rest van mijn leven nodig zou hebben om die allemaal te beluisteren. Met een iets andere wending van het lot hadden ze steeds naar mijn kamer moeten gaan om hun albums van The Hollies, Small Faces of Jimi Hendrix terug te halen naar de huiskamer.

Maar zo ging het allemaal niet. Mijn ouders luisterden al vanaf hun pubertijd naar Paul Anka. Daar heb ik ongeveer net zoveel mee als de gemiddelde programmering op SBS 6.

Keuze Leendert Douma: Bob Dylan – The Times They Are A-Changin’ (1964)

Strijdbaar en dwars

Mijn vader – geboren in 1928 – had niet echt een fantastische muzieksmaak. De elpee die hij het vaakst op de pick-up legde heette Songs Of The West en bevatte uiterst cringy cowboyliedjes. Ook was hij dol op het kitscherige licht-klassiek van Fountains Of Rome. Mierzoet. Echt, daar is André Rieu een soort John Cage bij.

Maar mijn vader hield wel van goede teksten. Hij had bijvoorbeeld Randy Newman en Robert Long in de kast staan, maar ik mocht ook bij hem aankomen met Public Enemy of Osdorp Posse. Vond ‘ie interessant. Het meest onder de indruk was hij van tekstgenie Bob Dylan. Halverwege de jaren zeventig promoveerde mijn vader op een onderzoek naar veranderende gezinsvormen op het platteland. Als motto koos hij voor een deel uit The Times They Are A-Changin’:

Come mothers and fathers
Throughout the land
And don’t criticize
What you can’t understand
Your sons and your daughters
Are beyond your command
Your old road is rapidly agin’
Please get out of the new one
If you can’t lend your hand
For the times they are a-changin’

Toen zijn proefschrift uitkwam was ik zes. Ik had nog geen benul. Maar in retrospectief denk ik dat de regels niet alleen van toepassing zijn op het Nederlandse platteland van de jaren zeventig. Ze karakteriseerden ook mijn vader. Die dwarse blik! Die strijdbare toon! Hij stond altijd open voor nieuwe ideeën, was nooit dogmatisch: don’t critize what you can’t understand. Mijn vader voelde haarfijn aan wanneer zijn old road aan het verouderen was en hielp ons graag een handje bij het bouwen van nieuwe wegen. Dat deed hij een leven lang, tot aan zijn plotselinge dood in 2012. Op zijn uitvaart klonk zijn levensmotto door de grote kerk in Wageningen. Nog één keer strijdbaar en dwars.

As the present now
Will later be past
The order is rapidly fadin’
And the first one now
Will later be last
For the times they are a-changin’

Keuze Walter van Pijkeren: The Cats – Somewhere Over The Rainbow (1965)

Muzikale erfenis

Er staat gerookte makreel op tafel. Met Melba-toastjes en mayonaise uit zo’n ijzeren tube. Mijn ouders zitten aan de eettafel, achter in ons kleine rijtjeshuis. Een fluitje Amstel naast het bord. Uit de radio klinkt Nederlandstalige muziek. Het is zondagmiddag. Opa en Oma in Hattem zijn in de ochtend bezocht. Nu is het tijd voor ontspanning; oom en tante zijn ook op bezoek, er wordt hard gelachen of hard gevloekt. Het is altijd gezellig.

De muziek komt van een geheime zender. Die uitzendt vanuit het dorp. Iedere zondag stemt de gehele gemeenschap hierop af. Overal in de huiskamers hetzelfde tafereel: aan vele eettafels achter in kleine rijtjeshuizen zitten stelletjes te luisteren naar de piraat. Bier en hapjes op tafel. Er wordt ook stevig gerookt, zware Van Nelle. Iedereen weet op welke zolder de zelfbenoemde DJ zit. Al was het alleen maar om de enorme antenne die vanachter zijn woning boven het dak uitsteekt. De dorpelingen bellen veelvuldig naar de studio met verzoekjes. Of voor het antwoord op de quiz. Mijn moeder is goed in het oplossen van de raadsels en wint vaak kaartjes voor de bingoavond op vrijdag op de voetbalvereniging.

Het intellectuele eigendom van mijn muzikale Snobisme ligt ergens in deze laagcultuur. En behoort misschien wel toe aan, godbetert, Henk Wijngaard. Mijn ouders zullen het zelf nooit zeggen, maar hebben heel veel met muziek. In mijn jeugd is er altijd muziek. Op verjaardagen van mijn vader en zijn tweelingbroer werd de Duivenkeet afgehuurd; ’s avonds schalt Pretty Woman van Roy Orbison hard door de schelle keet en de mannen zingen luidkeels mee. Pa is gek op The Cats, en dat mag ook gewoon. Ma heeft een iets betere smaak, en luistert de hele week naar de radio; Hilversum 3 en Radio 10 Gold. Naast bingokaarten won ze ooit de inhoud van een enveloppe bij Tommy Mulders 50 Pop Of Een Envelop. Ik heb geen idee meer wat ze won. Ze is dol op Foreigners’ I Wanna Know What Love Is. Goed, voor mijn muzikale erfenis zet ik dus al m’n geld in op mijn moeder en app haar: ‘Mam, wat is je favoriete muzieknummer allertijden?’ Wanneer ze me terug appt dat dat Somewhere Over The Rainbow van The Cats is, weet ik dat de liefde tussen deze twee mensen voor eeuwig is.

Keuze Quint Kik: The Walker Brothers – After The Lights Go Out (1966)

Lang niet zo erg als ik dacht

Bij de aankondiging van deze battle hieven nogal wat bloggers de armen ten hemel. Verwijzingen naar Borsato, Boney M en eindeloze autoritten met BZN waren daarbij niet van de lucht. Als je echter kijkt naar hoe dit de vorige keer uitpakte op ons platform, was er allerminst reden tot zorg. Rex Gildo daargelaten, luisterden onze ouders toch maar mooi naar de Doors, Bruce Springsteen en ZZ Top.

Hoewel het er bij ons thuis lang niet zo revolutionair aan toeging, was mijn vader verantwoordelijk voor een keerpunt in mijn muzieksmaak. Op Goede Vrijdag 1987 mocht ik met zijn videorecorder de uitzending van Veronica’s Top 100 Aller Tijden integraal en in digitale kwaliteit opnemen, om met het nodige knip- en plakwerk te komen tot vier cassettebandjes voor de vakantie naar Frankrijk.

Toegegeven: ik kreeg het verzoek om enkele nummers daarbij achterwege te laten: Black Sabbath, AC/DC en Alice Cooper vond hij kromme jongensmuziek. Niettemin was het vergeleken met de Top 40 op vrijdagmiddag een life-changing experience en een feest der herkenning ineen. Iets voor zessen in de ochtend stond ik op om de REC-knop van de videorecorder in te duwen voor Yazoo met Don’t Go.

Wat ik nu papamuziek noem, tierde welig in die lijst: Dire Straits, Queen, U2, Supertramp en Simon & Garfunkel. Toch herbergt mijn vaders muzieksmaak ook wel een enkele bizarre afslag. De laatste tien jaar groeide Scott Walker uit tot één van mijn muzikale helden, maar de pathetisch pop met een randje avant-gardisme van de Walker Brothers bleek lang daarvoor al in zijn collectie te figureren.

Lieve pap, dank voor mijn muzikale opvoeding! Achteraf bleek het lang niet zo erg als ik dacht.

Keuze Willem Kamps: Ja Zuster, Nee Zuster – Wil U Een Stekkie (van de Fuchsia)? (1967)

Een makkelijke plant

Mijn ouders zijn geboren in de jaren twintig, leerden elkaar na de oorlog kennen op dansles, trouwden in 1952 en kregen in dat decennium drie zoons, waarvan ik de jongste ben. In de jaren zestig kwam een draagbare pick-up in huis en werden de eerste platen aangeschaft. Het was van alles wat: operette, musical, licht en wat zwaarder klassiek, boogiewoogie en dixieland op LP, en daarnaast uiteenlopende singles van Toon Hermans, Ramses Shaffy en Missa Luba. Veel ervan kan ik nog dromen.

Ondertussen luisterden wij naar Radio Veronica en kwam er dankzij zakgeld popmuziek in huis. Alles mocht in de woonkamer gedraaid worden, ook toen het takkeherrie werd en Black Sabbath naast het servies ook de sponningen deed rammelen. Mijn ouders wisten sommige muziek van ons ook echt te waarderen, zoals Dave Dee, Dozy, Mick & Tich, Magna Carta en Mike Oldfield. Andersom was het meer van ‘ach, misschien als ik straks zelf de veertig ben gepasseerd’; ons toen nog niet realiserend dat rock niet leeftijdsgebonden was.

Toch hadden mijn ouders twee platen die – ook door mijn broers en ik – grijs werden gedraaid: Ja Zuster, Nee Zuster. Alles behalve pop, rock of wat dan ook, gewoon liedjes en elke keer was het dikke pret en genieten geblazen, plus meezingen. Woord voor woord kenden we de teksten van Annie M.G. Schmidt, geweldig op muziek gezet door Harry Bannink en gezongen door onder andere Hetty Blok en Leen Jongewaard. Zie ik in een tuincentrum fuchsia’s, komt vanzelf het is een makkelijke plant, hij eet als ‘t ware uit de hand in me op. U wilt toch zeker ook een stekkie? Makkelijk als je op visite gaat.

Keuze Freek Janssen: Tee-Set – Ma Belle Amie (1969)

Albert West, Engelbert Humperdinck, Boney M, BZN, John Denver, Vickie Leandros, Nana Mouskouri, Paul Anka, Heino, Cliff Richards, Anita Meyer, Lee Towers, Lee Towers & Anita Meyer.

Moet ik doorgaan?

Ik mocht niet negatief zijn, deze battle, maar er zit nog steeds een héél klein mini-traumaatje als het gaat om de muziekkeuze van mijn ouders vroeger. Ik luisterde als puber in de jaren negentig naar The Doors, Jimi Hendrix en The Beatles, mijn ouders (kinderen van de jaren zestig) hielden het in hun jeugd liever bij Cliff Richards.

Enfin. Er waren ook lichtpuntjes. ABBA haalde de autoradio weleens, net als Harry Belafonte. En er was één cassettebandje, dat ik vroeger vervloekte, maar in mijn volwassen leven alsnog leerde waarderen. Ik heb zo vaak naar dat compilatiebandje geluisterd dat ik, een paar jaar geleden, nog 21 liedjes uit mijn hoofd wist. Er staan van die geijkte 60s-liedjes op, zoals Sloop John B van The Beach Boys, maar ook onbekendere tracks, waaronder I’m Gonna Knock On Your Door van Eddie Hodges.

En nu kan ik er behoorlijk van genieten. Vanwege de nostalgie. In principe zou ik elk liedje van deze playlist kunnen kiezen, maar mijn keuze gaat toch uit naar Ma Belle Amie van Tee-Set: eigenlijk een behoorlijk goed liedje. Zit mooi in elkaar, komt uit Nederland en haalde de vijfde plek in de Billboard Hot 100. Ik dacht altijd dat She Likes Weeds hun grootste hit was, maar dat was toch Ma Belle Amie.

Keuze Naomi Mertens: David Bowie – Suffragette City (1972)

Vrijgevochten vrouwen

Mijn vader en moeder luisterden in mijn jeugd naar nogal verschillende soorten muziek. Als mijn vader het voor het zeggen had, koos hij voor klassiek. Maar als mijn moeder koos, varieerde het flink: van Cliff Richard en The Beatles tot Barbra Streisand en Nina Hagen. Ze was (en is) een vrijgevochten vrouw. Meestal stond de transistorradio in de keuken op Hilversum 1 en kwam er van alles voorbij, terwijl ik aan mijn boterhammetjes zat aan de kleine klaptafel. Mijn moeder zong vaak met liedjes mee en leerde me dat de teksten van betekenis kunnen zijn; dat ze veel zeggen over de tijd en het politiek klimaat. Ikzelf ging pas wat serieuzer naar muziek luisteren toen een schoolvriendin met mij de ‘Rolling Stones VS Beatles-discussie’ wilde voeren. The Stones wonnen dat debat en het duurde jaren voordat ik weer terugkeerde naar The Beatles van mijn moeder.

Dat ik op een dag David Bowie’s Ziggy Stardust ontdekte in de platenkast, was misschien geen echte verrassing. Maar de plaat werd nooit gedraaid. Had mijn moeder die cadeau gekregen? Was Bowie te extravagant naar haar smaak? Ik luisterde ernaar en vond het ‘best goed’, maar veronderstelde dat mijn Stones-vriendin deze muziek nog meer kon waarderen. Zo verhuisde The Rise And Fall Of Ziggy Stardust naar haar en hoorde ik deze plaat pas jaren later weer terug. Nu kan ik mezelf natuurlijk wel voor mijn kop slaan. Deze plaat uit 1972, nog puntgaaf!

Hoewel ik altijd heb gedacht dat ik van huis uit weinig meegekregen heb aan goede muziek, zie ik nu toch in dat ik vooral mijn moeder moet bedanken voor mijn muzikale opvoeding.

Keuze Jeroen Mirck: The Osmonds – Crazy Horses (1972)

Muzikaal paardengehinnik

De platenkast van mijn ouders was een dwarsdoorsnede van de sixties en seventies. Veel Neil Diamond, Beatles en BZN, maar ook doodleuk The Freewheelin’ Bob Dylan. Een singletje dat indertijd meteen mijn aandacht trok, was Crazy Horses van The Osmonds uit 1972.

Een gek rocknummertje met synthesizers die klonken als paardengehinnik. Een briljante vondst. In Nederland werd het een hit na een optreden van de band in tv-programma Eén van de Acht van Mies Bouwman.

Ik vond het nummer geniaal en irritant tegelijk en dat vind ik nog steeds. Alleen daarom al een onvergetelijke herinnering uit mijn kindertijd. Ik graaf hem graag weer op, al was het maar omdat The Osmonds inmiddels schandalig vaak worden vergeten.

Keuze Joris van der Aart: J.J. Cale – Don’t Cry Sister (1979)

Die ene CD in de auto

Toen ik het thema van deze battle hoorde, moest ik meteen aan één naam denken: J.J. Cale. Hoe dat komt? Mijn ouders hebben sinds mensenheugenis (ik weet niet precies hoe lang) een bepaalde cd in de auto zitten die ze constant draaien. Niet eens een specifiek studioalbum, maar een verzamel cd van J.J. Cale. Wanneer ik dus bij hen in de auto stapte, dan hoorde ik die CD telkens opnieuw. Ik heb het nog eens nagevraagd, en jawel, het is nog altijd hun favoriete album voor in de auto. 

J.J. Cale heeft natuurlijk een aantal grote hits als Cocaine, After Midnight en Cajun Moon, maar zijn oeuvre is veel groter. Een nummer dat ik zo ook heb leren kennen is Don’t Cry Sister. Het nummer stamt al uit 1979, maar kreeg in 2006 nieuwe aandacht dankzij een versie die J.J. Cale opnam samen met Eric Clapton. 

Ik houd het echter bij het origineel, want die zal ik blijven associëren met de muziek die we onderweg aan hadden staan. En ik zal er dus ook met plezier weer naar luisteren als ik bij mijn ouders in de auto stap.

Keuze Alex van der Heiden: Kajem (J.S. Bach) – Toccata & Fuga (1985)

De weg geplaveid

Als jongste van vijf ben ik opgegroeid in een gezin waar eigenlijk altijd de radio aan stond. Mijn zussen stemden steevast af op Hilversum 3 en zaterdag was na terugkomst van de voetbal het hoogtepunt met de Dick Voor Mekaar Show en Los Vast met Jan Rietman. Mijn ouders die destijds (samen met ons) lid waren van een redelijk streng gereformeerde stroming waren in dezen erg vrijzinnig en lieten ons muzikaal vrij. Ook op ander vlak kregen wij gelukkig meer ruimte dan menig medegelovige. Ik kan zeggen dat het muzikaal gezien een beetje ratjetoe was in huize Van der Heiden. Mijn ouders luisterden vooral naar klassiek, maar zoals gezegd stonden ze ons toe om af te stemmen op onze eigen favoriete stations.

Om klassiek en in dit geval zelfs kerkorgelmuziek te verbinden met de popcultuur, ontstond een mooi project van organist Klaas Jan Mulder en dat heette Kajem. Deze muziek deed het erg goed in gereformeerde kringen en vond ook intrede in ons huis. Aanvankelijk verfoeide ik alles dat met kerkorgels te maken had, maar met name het Toccata & Fuga van Bach hebben zich in mijn muzikale brein genesteld. En stiekem heb ik die Kajem toch wel gewaardeerd. Sterker nog, misschien heeft het niet veel later de weg geplaveid naar mijn eerste elpee van Bon Jovi en het openingsnummer Let It Rock en tevens naar diverse prog-rock, Dat is ook niet zo heel gek als je bedenkt dat ’s-Neerlands grootste progmuzikant Ton Scherpenzeel meewerkte aan dit project. Ik heb genoten van zijn blog over Kajem. De reflectie van Scherpenzeel over Bach is duidelijk; er valt weinig toe te voegen aan zulke meesterwerken als Toccata & Fuga.

Keuze Quint Kik: Dionne Warwick – Heartbreaker (1982)

Zwak voor easy listening

Net als bij de battle eerder dit jaar over de muzieksmaak van onze kinderen, werd ik geconfronteerd met een loyaliteit- c.q. gewetenskwestie: naast twee kinderen heb ik natuurlijk ook twee ouders. Naar wiens muzieksmaak gaat mijn hart het meeste uit? Onbegonnen werk: al schrijvende kwam ik er achter, dat ze voor de ontwikkeling van mijn muzieksmaak alle twee even belangrijk waren.

Voor mijn ouders was het geen kwestie van Beatles of Stones. Daarvoor zijn mijn moeder uit 1943 en vader (’44)  net iets te vroeg geboren. Tel maar na: de stap van tiener naar puber maakten ze tegen de achtergrond van de ontluikende Rock ’N Roll-revolutie. Tegen de tijd dat de Beatles en de Stones ten tonele verschenen, waren mijn ouders echter druk in de weer met huisje-boompje-beestje.

Dat was goed af te zien aan hun muziekcollectie. Toen mijn zus en ik ons bewust werden hun platenkast, bleek die rijkelijk gevuld met ABBA, Hot Chocolate en Neil Diamond. In de jaren 80 kwamen daar voor mijn moeder de platen van Barbra Streisand en Dionne Warwick bij, waar Barry Gibb van de Bee Gees hoorbaar aan meewerkte. De betere easy listening, maar niet revolutionair.

En dan hoeft ook helemaal niet. Toen ik afgelopen herfstvakantie met mijn zoon in Florence was, belandden we in een pizzeria waar een playlist op stond met precies die hits. Het riep in de eerste plaats fijne familieherinneringen op, aan tijden waarin alles overzichtelijk was: ik speelde met Star Wars en op de achtergrond zong Dionne Warwick even smartelijk als berustend over hartenbrekers.

Ook jij bedankt, lieve mam! Stiekem heb ik er een zwak voor easy listening aan over gehouden.

Keuze Remco Smith: Robert Long – De Lente De Lente (1985)

Het Geheugen Het Geheugen

Het zal een jaar of twintig geleden geweest zijn, dat ik met mijn zus in de auto van mijn moeder naar Stadskanaal en Musselkanaal reed, het zal nog in de oude Nissan Micra zijn geweest. Uurtje rijden vanaf mijn ouders. In het dashboardkastje kwamen we een cassettebandje van Robert Long tegen. Dag Kleine Jongen. Vermoedelijk hadden wij beiden die muziek al een jaar of 10 niet gehoord, toch eens luisteren. Tot onze verbazing en ook wel tot onze lol konden wij ieder liedjes woordelijk meezingen. Het titelnummer, Het Heet Hier Holland, Jos; ieder liedje zongen wij, weliswaar vrij vals, hartstochtelijk mee. Mam had ons er kennelijk mee doodgegooid in onze jeugd. Die liedjes hadden een onuitwisbare indruk gemaakt op ons beiden.

Zou dat nog zo werken, bedacht ik me vooruitlopend op deze battle. En ja hoor, De Lente De Lente bleek als in cement gestort nog in mijn geheugen vastgeklonken. Nou is De Lente ook wel een heerlijk liedje, met die vrolijkmakende romantische tekst. En wat zong Robert Long eigenlijk ontzettend mooi, ontspannen en zorgeloos. Toch even mijn zus geappt: ‘ha Peetje, ik schrijf voor een forum dat Ondergewaardeerde Liedjes heet. Binnenkort schrijven we over muziek van onze ouders en ik dacht voor de aardigheid: ik ben benieuwd of ik nog een liedje van Robert Long mee kan zingen als ik dat hoor. Nou dat lukt. Dus ik dacht, benieuwd of mijn zusje dat ook nog steeds kan. Haar reactie: tot schrik van Dennis (man) en Stan (zoon) kon ik het grotendeels meezingen. Deze kan wel op nummer 1 van ondergewaardeerde liedjes!’

Keuze Remco Smith: Buddy Guy – Damn Right I’ve Got the Blues (1991)

Niet lastigvallen

Mijn pa was altijd aan het werk en vooral heel ver weg aan het werk. Iedere dag vanuit Vriezenveen, vlakbij Almelo, met de auto naar de nieuwbouwwijk die hij aan het bouwen was. De wijk Lunetten bij Utrecht, Renswoude, Hoorn, hij reed er iedere dag naar toe. Tot aan Capelle aan den IJssel. Het is eigenlijk niet voor te stellen. In de auto had hij zijn trits cassettebandjes: ELO, CCR, Cale, Clapton, Parsons. Uren in de auto, dus ook uren muziek. Dat zal de reden zijn geweest dat hij thuis zijn muzieksmaak niet echt opdrong: hij had al zijn uitlaatklep in de auto. Zijn muzieksmaak was ook flink anders dan die van mijn moeder (in de blog hierboven).

Zijn lol zal groot zijn geweest toen ik Hendrix ontdekte, waar hij overigens helemaal niets mee had, en in de slipstream van Hendrix blues ging ontdekken. En zo stonden wij ergens in 1991 in een vrij klein zaaltje bij de TU in Enschede te kijken naar een eigenlijk veel te vrolijke Buddy Guy (het is toch blues hè, lijden moet je!), die in een nogal schreeuwerige broek zijn prachtige muziek liet horen.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.