Een paar weken geleden zaten we bij Snobradio terug te kijken op de hoogtepunten van het ITGWO festival. Een van die hoogtepunten was Kin’Gongolo Kiniata, wat de rant opleverde dat muziek uit Afrika wel heel erg ondergewaardeerd is. Snel was de afspraak gemaakt dat we daar wel weer een hele aflevering van Snobradio aan konden besteden, en om op te warmen ook maar een battle.
Nu kwamen er wel meteen diverse vragen in onze hoofden of we niet aan het generaliseren waren, want was “Afrikaanse muziek” niet een veel te brede groep? Het is immers een enorm continent, 8000km van Tunis naar Kaapstad, met daartussen bijna 1½ miljard mensen van grote diversiteit. Is dat als één zien niet een heel erge koloniale blik? Dat één soort muziek noemen, terwijl we onze lokale muziek zo ondertussen in 1001 genres opdelen? Ja, dat is inderdaad een grote onterechte generalisatie, maar is dat ook niet het hele idee van de hele wereld in vijf overzichtelijke continenten verdelen? Maar ook: dat gaat ons er niet van weerhouden om over mooie en ondergewaardeerde muziek te schrijven, en juist zo de diversiteit van het continent te vieren. Geniet ervan.
Keuze Ronny Borgstede: Sharhabil Ahmed – El Bambi (1971)
Een nieuw geluid
Soedan is, net als veel andere Afrikaanse landen, een land dat zijn geschiedenis doorkruist ziet door coups. In 1969 greep kolonel Gaafar Nimeiry de macht, en zestien jaar lang hield hij het land in zijn macht. Terwijl hij zijn kameraden in uniform rond de tafel schikte om veldslagen te plannen, zat in een rokerig café een andere strateeg: Sharhabil Ahmed. Hij tekende geen kaarten vol frontlinies, maar partituren waaruit een nieuw geluid oprees.
De opname El Bambi laat goed horen hoe Ahmed zich onderscheidde. De plaat opent met twintig seconden swing die sterk aan Muddy Waters doet denken. Daarna volgt een korte melodische opbouw, verwant aan het surf-geluid van The Trashmen, waarna het couplet opnieuw terugvalt in een gruizige bluesstijl. Het resultaat is een eigenzinnige mix, waarin Westerse invloeden versmelten met Arabische klanken en Soedanese ritmes.
In 2020 verscheen er een bootleg van deze opname, die Ahmeds status opnieuw onderstreepte. Waar Nederland zijn koning en koningin van het levenslied kent – André Hazes en Corry Konings – daar draagt Ahmed de titel van koning van de Soedanese jazz. Of die benaming strikt klopt, is de vraag. Zijn muziek is meer dan jazz alleen: een hybride van blues, rock-’n-roll en lokale invloeden die samen een volstrekt uniek geluid opleveren.
Keuze Jeroen Mirck: Labi Siffre – Bless the Telephone (1971)
Klein liefdesliedje met Afrikaanse roots
Is er een Afrikaanser lied dan (Something Inside) So Strong, de wereldhit uit 1987 van Labi Siffre over apartheid in Zuid-Afrika? Waarschijnlijk niet. Daarom wilde ik dolgraag schrijven over deze zanger en dichter, die voluit Claudius Afolabi Siffre heet. Technisch gezien is hij geen Afrikaan, want hij woont al zijn hele leven in Engeland en is het kind van Britse ouders. Zijn vader en moeder waren migranten uit respectievelijk Nigeria en de voormalige Britse kolonie Barbados. Vanwege zijn apartheidslied vind ik dat hij een plekje verdient in deze battle, vooral omdat de man veel meer prachtige muziek heeft geschreven die we wellicht vergeten zijn.
Velen zullen zich niet realiseren dat ze van Siffre een ander nummer dan So Strong woordelijk kunnen meezingen: It Must Be Love. Zelf had hij er al een Britse hit mee in 1971, maar het nummer werd pas echt iconisch nadat de skaband Madness er tien jaar later een dansbare cover van maakte. Over deze beide klassiekers wil ik het echter niet hebben. Siffre schreef namelijk ook een prachtig klein liefdesliedje getiteld Bless the Telephone. Het stamt helemaal uit het begin van zijn carriere en verscheen op zijn tweede album The Singer and the Song uit 1971, nog voor It Must Be Love. Het is zo lief en zacht, met zulke simpele maar effectieve woorden, dat je je niet kunt voorstellen dat het niet al lang bestond. Een tijdloze parel die we altijd moeten blijven koesteren. Net als zijn meer politieke hit (Something Inside) So Strong.
Keuze Henkjan Olthuis: Hugh Masekela – Stimela (1974)
And-ah-whooooooooo Whoooooooooo!
Ineens was hij er, op de audioshows: De Trein. De trein uit Namibië en Malawi. De trein uit Zambia en Zimbabwe. De trein uit Angola en Mozambique. Uit Lesotho, uit Botswana, uit Swaziland.
Best wel bijzonder op een audioshow. Zelfs als de trein een lied is van een jazzgrootheid. Want het is niet het gebruikelijke rustige audiofiel klinkende trio, het is een scherpe blues, een protestlied. Een lied waar Hugh Masekela niet alleen zijn trompet laat spreken maar ook beeldend het verhaal vertelt van Stimela, de Coal Train, waarmee zwarte arbeiders vanuit hun thuislanden naar de Zuid-Afrikaanse mijnen bij Johannesburg werden gereden om voor een hongerloon lange dagen onder de grond te moeten ploeteren.
De apartheid in Zuid-Afrika is gelukkig al lang geleden geëindigd, maar uitbuiting en onderdrukking niet. In de mooie lange live versie hieronder draagt hij het lied op aan alle onderdrukten, alle slachtoffers van dictators, en vraagt hij ons, als we in onze jacuzzi zitten, om te bidden voor die mensen zodat ooit regeringsleiders krijgen die er zijn om hun te dienen in plaats van hun eigenbelang. We houden hoop.
Keuze Quint Kik: Burundi Steïphenson Black – Burundi Black (remix by Jean Philippe Ilesco & Rusty Egan, 1981)
Schaduwbestaan in het samplecircuit
Tijdens onze themamaand Reis rond de wereld in 31 landen had ik Mulatu Astatke en William Onyeabor al eens op het schild gehesen. Respectievelijk de uitvinder van de Ethio-jazz en de acid housepionier uit een parallel universum; eerder dit jaar voegde ik de wederopstanding van Zamrocklegende WITCH aan dit rijtje. Ethiopië, Nigeria, Zambia: slechts drie landen van een werelddeel waar muzikaal nog zoveel meer te ontdekken valt!
Voor de battle van deze week bezoekt Livingstone een van Afrika’s kleinste landen qua oppervlak. Met als doel de ontmaskering van een staaltje culturele toe-eigening dat zijn gelijke niet kent. Plat gezegd: hoe een bataljon trommelaars uit Burundi meervoudig genaaid werd door een bonte stoet Westerse muzikanten.
Het begon met twee goed bedoelende antropologen Michel Vuylsteke and Charles Duvelle, die de trommelaars van de koning eind jaren zestig vastlegden op band. Een gehaaide pianist annex producent ging er mee aan de haal: Michel Bernholc voorzag de originele opname van een eigen arrangement en plakte er schaamteloos zijn eigen (schuil)naam op: Burundi Steïphenson Black. Het resultaat schopte het tot plek 31 in de Britse hitlijsten.
Via Punksvengali Malcolm Mclaren belandde een cassettebandje met die bewerking bij Adam Ant. De makeover van The Ants langs de lijn van tribale postpunk bezorgde het album Kings Of The Wild Frontier de status van bestverkochte plaat van 1981 in de UK. Doch geen erkenning voor het Ensemble de Tambours, zoals ze op de hoes van Steïphenson’s creatie nondescript vermeld stonden.
In het sample-circuit leidde het gezelschap een schaduwbestaan, met als bekendste voorbeelden Joni Mitchell’s The Jungle Line en samplesmörgåsbord B-Boy Bouillabaisse van de Beastie Boys. Financieel werden ze daar evenmin wijzer van. Iets van waardering volgde, nadat Rusty Egan Steiphenson’s huisvlijt ombouwde tot een vloervuller voor zijn New Romantics-club The Blitz. De Royal drummers of Burundi slaagden er in op eigen kracht uit te groeien tot graag geziene gasten op Westerse podia.
Keuze Mers: Brenda Fassie – Vulindlela (1997)
Maak plaats voor het nieuwe Zuid-Afrika
Brenda Fassie en haar nummer Vulindlela zijn iconisch in de Zuid-Afrikaanse muziekgeschiedenis. Brenda werd een stem voor de zwarte bevolking tijdens de apartheid, bekend om haar rebelse stijl, provocerende optredens en openlijk biseksuele identiteit.
Brenda groeide op in een township en begon al jong te zingen voor toeristen. In de jaren ’80 brak ze door met hits als Weekend Special, Too Late for Mama en Black President. Ze was een mediafenomeen: uitgesproken, flamboyant, en politiek geladen. Haar muziek mengde dansbare ritmes met sociale commentaren.
Vulindlela, dat Brenda scheef samen met haar vaste producer Sello “Chicco” Twala, betekent “Maak plaats” of “Ruim de weg” in het Zulu. Het nummer wordt vaak gespeeld op bruiloften want het gaat over het verwelkomen van de bruidegom en het vieren van een huwelijk. Het nummer is energiek, feestelijk en cultureel geladen.
Maar onder die vrolijkheid ligt een diepere laag: Vulindlela weerspiegelt ook de hoop en het optimisme van een land dat net democratisch was geworden na de apartheid. Het huwelijk in het lied staat symbool voor de verbintenis tussen bevolkingsgroepen in het nieuwe Zuid-Afrika. Het nummer werd dus ook gezien als een metafoor voor nationale vernieuwing: het land maakte plaats voor een nieuw begin na decennia van onderdrukking. Daarom is het tot op de dag van vandaag een belangrijk nummer in Afrika.
Keuze Guido de Greef: AfroCubism – Al Vaivén De Mi Carreta (2010)
Muzikale buren
Het was een schitterend ongeluk.
Eigenlijk zouden de leden van Buena Vista Social Club onder leiding van producer Nick Gold met Malinese muzikanten een album opnemen in Cuba. Maar de visa voor de Malinese muzikanten kwamen niet op tijd binnen, waarop Gold Ry Cooder optrommelde om de geboekte studiotijd nuttig te gebruiken. Het leverde het legendarische album Buena Vista Social Club op.
Het oorspronkelijke idee, om de continenten Afrika en Amerika muzikaal te verbinden, bleef echter staan. Muziek uit Mali en Cuba, die veel overeenkomsten hebben in melodielijnen en ritmes.
In 2010 kwam de samenwerking er alsnog. Van de zangers die Buena Vista Social Club opnamen was alleen Eliades Ochoa nog in leven, maar hij nam vier jonge Cubaanse muzikanten mee. Mali werd onder meer vertegenwoordigd door Toumani Diabaté, meester op de kora, en zanger Kassé Mady Diabaté.
In de muziek op AfroCubism overheerst soms de Malinese muziek, en dan weer de Cubaanse. Al Vaivén De Mi Carreta is een guajira, een traditionele song uit Cuba. Ochoa en Diabaté nemen afwisselend de zang voor hun rekening.
Het mooiste is de videoclip, opgenomen op de eerste dag samen in de studio. Luister hoe instinctief de muzikanten op elkaar reageren. Hoe de twee zangers hun partijen afwisselen. Zie hoe de grote Toumani Diabaté met een grote grijns toekijkt. Er zit een oceaan tussen, maar muzikaal zijn het buren.
Keuze Annemarie Broek: Régis Gizavo – Malaso (2010)
Van 1989 tot 2001 was op de tv het programma Reiziger in Muziek te zien. Dat gaf altijd glans aan een verder saaie en doelloze zondag. Door Han Reiziger leerde ik de nieuwste, mooiste, maar ook de apartste muziek kennen: jazz, klassiek, pop, wereldmuziek, koorzang… De meeste indruk maakte, uiteraard na Spinvis, het optreden van zanger/accordeonist Régis Gizavo (1959 – 2017).
Regis Gizavo werd in 1959 geboren in de havenstad Tulear op Madagaskar. Hij maakte deel uit van de Vezo, een bevolkingsgroep die de accordeon gebruikt bij godsdienstige rituelen. Dit instrument was rond 1895 uit Frankrijk ingevoerd. Hij was één van de 13 kinderen in het gezin en hield zich al vroeg bezig met muziek maken. Zo had hij zich ontfermd over zijn vaders accordeon, ten koste van zijn schoolwerk. Dit tot grote woede van zijn vader, die het instrument stuksloeg. Maar dat weerhield Régis er niet van om zijn passie, de muziek, te blijven beoefenen. Zijn belangstelling strekte zich overigens ook uit tot alle andere muziekstromen die hij op de radio hoorde en later in zijn eigen composities zou verwerken. Hij werkte samen met muzikanten uit alle windstreken zoals Kaapverdië, Corsica en Zimbabwe.
Vanaf 1990 vestigde hij zich in Parijs, waar hij les wilde krijgen van jazz-accordeonist Richard Galliano, maar die lachte hem vierkant uit en zei: Ik kan je niets leren wat iets toevoegt aan je eigen speciale stijl, van mij heb je niets meer te leren.
In 2000 bracht hij het album Samy Olombelo uit. Dit bevat een groot aantal opzwepende nummers in de taal van zijn geboorteland Madagascar, het Malagassisch.
Keuze Erwin Tijms: John Wizards – Lusaka By Night (2013)
Het mysterie van de verdwenen band
Afrika is prachtig. Niet alleen qua natuur en mensen, maar ook muzikaal. Dat vinden we bij Ondergewaardeerde Liedjes ook. We waren een aantal jaar geleden al eens op muzikale reis in Djibouti met 4 Mars en in Niger met Mdou Moctar. En Quint nam ons mee naar Ethiopië met Mulatu Astatke. En dat is enkel nog maar wat ik me nu herinner.
De laatste jaren groeit in het algemeen de aandacht voor muziek uit Afrika. Waar je vroeger nog overgeleverd was aan gatekeepers, kom je met social media en streaming diensten met een paar klikken terecht bij Afrikaanse muzikanten die je aanspreken. En dat lijkt de hele wereld op te pikken. Burna Boy uit Nigeria is een wereldster en Tyla uit Zuid-Afrika is hard op weg dat ook te worden.
Ook uit Zuid-Afrika komt John Wizards. Hun album John Wizards uit 2013 deed het goed in Europa, wat optredens op de grote festivals opleverde. Het is een heerlijk divers album, met nummers die aan de ene kant verwijzen naar de traditionele highlife en aan de andere kant soms tegen house aanschurken. Op het nummer Lusaka By Night is de geautotunede zang van de Rwandese Emmanuel Nzaramba te horen.
Ondanks alle social media en het gemak waarmee je informatie over bands kunt vinden anno 2025 is er een mysterie: wat is er gebeurd na het album? De website werkt niet meer en ik kom enkel nog één nummer tegen, een comeback uit 2022 voor een verzamelalbum van hun promotor. Wel zijn er wat remixes door John Wizards voor andere artiesten te vinden en lijkt Emmanuel Nzaramba in Frankrijk te wonen? Mocht iemand het mysterie kunnen ontrafelen, laat het weten.
Keuze Jasmijn Godding: Vieux Farka Touré & Khruangbin – Diarabi (2021)
Ode aan Ali
Op het album Ali smelten de dromerige klanken van het Texaanse trio Khruangbin samen met de hypnotiserende desert blues van een van Mali’s bekendste muzikanten: Ali Farka Touré. Het album is een ode aan Ali, die in 2006 overleed, op initiatief van zijn zoon Vieux Farka Touré.
Ali Farka Touré werd wereldwijd beroemd in de jaren 90. Hij werd destijds vaak de Afrikaanse John Lee Hooker genoemd, vanwege zijn hypnotiserende blues nummers. Belangrijk verschil is wel dat Ali vrijwel altijd in Afrikaanse talen als het Songhay, Fulfulde, Tamasheq of Bambara zong.
In die laatste taal zong hij ook Diaraby, te vertalen als “liefde” of “minnaar”. Een melancholisch, ietwat hartverscheurend liefdesliedje met een opmerkelijk ritme dat zich vastgrijpt in je hoofd. Het originele nummer werd gemaakt in samenwerking met Ry Cooder en is, nu ik er eens goed naar luister, absoluut de moeite waard.
De versie van Diarabi op het album Ali is wat minder ruig dan het oorspronkelijke nummer en ligt wat makkelijker in het gehoor. Ook voegt de karakteristieke Khruangbin sound iets mystieks en galmends aan het nummer toe. Toch worden de desert blues, het cyclische ritme, het gevoel van spiritualiteit en de emotie van de oorspronkelijke track gelukkig niet ondergesneeuwd. Er vormt zich simpelweg een nieuwe balans van een prachtig liedje met een moderne twist.
Naast een prachtige plaat, levert de samenwerking tussen Vieux Farka Touré en Khruangbin wat mij betreft een nieuwe ingang naar muziek waar ik anders minder snel mee in aanraking zou komen. Dat is me wel een battle bijdrage waard!
Keuze Remco Smith: Burna Boy – On Form (2023)
Blinde vlek
Heel lang heb ik, man van 52, mijzelf voor de gek gehouden. Ik heb steeds gedacht dat het me lukte om ook recente muziek bij te houden. Als Oudere Jongere moet dat toch lukken. Totdat ik las over het debacle van het afgelaste concert van Burna Boy in Gelredome en dacht: “Wie!?” Gelredome, dat is toch snel een man/vrouw of dertigduizend, en ik ken die zanger niet?
Met deze battle heb ik toch het schaamrood op mijn bleke kaakjes staan. Zo’n groot continent, zo veel en zulke verrassende muziek. Maar als ik Afrikaanse acts / zangers / zangeressen zou moeten noemen, kom ik nog niet tot het aantal vingers van twee handen. Ik beken: Afrika is voor mij best een grote blinde vlek. En zo kom ik nota bene voor ons onvolprezen forum over Ondergewaardeerde Liedjes uit bij één van de allergrootste sterren van nu. Een ster die, als hij komt, Gelredome of de ArenA kan vullen. Een ster, groot genoeg dat één van de grootste spijkerbroekenmerken zijn muziek wilde onder een recente reclamecampagne. Een ster die overigens geweldige muziek maakt: met Afrobeats, springend, huppelend en vol leven. Burna Boy. Onthoud die naam.
Keuze Marco Groen: Arka’n Asrafokor – The Truth (2024)
Metal To Go
Reeds in 1996 bewees Sepultura met het album Roots dat traditionele muziek en metal elkaar niet noodzakelijkerwijs bijten. Met de nummers Itsari, Born Subborn (gedeeltelijk) en Canyon Jam werd er ruimte geboden aan inheemse Braziliaanse folkgeluiden. Het succesvolle experiment opende een wereld naar een nieuwe vorm van metal die gretig gekoloniseerd werd door bands als The Hu, Heilung en Korpiklaani (die zó uit The Lord of the Rings lijken te komen).
Nu is het natuurlijk zo dat wat in het Mongools, Xavante, Sami en Oudnoors kan, ook moet kunnen in het Ewe, moeten de Togolese heren van Arka’n Asrafokor gedacht hebben. Ewe is één van de grotere talen in Togo, dat bezijden het Frans gesproken wordt. Naast hun gitaren en en drum pakten zij er wat traditionele instrumenten bij (waarvan de Djembé er uiteraard één van is) en gingen aan de slag met een mix van heavy metal, Togolese muziek en Afrikaanse percussie.
Het resultaat hiervan mag best even serieus beluisterd worden. De muziek is behoorlijk gevarieerd en gaat van nu-metal, via thrash- naar deathmetal. En wees niet verrast wanneer je zelfs reggae- en psychedelische rock-elementen voorbij hoort komen! Het leukste zou het zijn om dat een keertje live te horen. Helaas zul je Arka’n Asrafokor (nog) niet snel tegenkomen op het sjofele podium bij je om de hoek. De band is in Europa tot dusverre alleen geprogrammeerd in Franstalige gebieden en treedt dan vaak op bij festivals onder het vlaggetje van ‘wereldmuziek’, wat dat ook wezen mag. Het type muziekfestival waarbij niet per se de metal van de band de reden is om ze te programmeren, maar vanwege het feit dat ze uit Togo komen. Neerbuigender bestaat bijna niet.
Hier mag wel heel snel verandering in komen. Programmeurs der Lage Landen: geef Arka’n Asrafokor de eer die ze verdienen en boek ze!
Het duistere, apocalyptische nummer waar we even naar gaan luisteren is The Truth, gezongen in het Ewe en het Engels. Een liedje met een boodschap die je pas echt goed begrijpt wanneer je een Duolingo-cursusje Gbe-talen hebt gedaan.
Keuze Hans Dautzenberg: Alune Wade – From Congo To Square (Feat. Somi) (2025)
De cirkel is rond
David Byrne (ja ik weet het, cliché) schreef in zijn boek Hoe Muziek Werkt dat slagwerkmuziek het beste gedijt in de buitenlucht. Het is ook daar dat complexe, gelaagde Afrikaanse ritmes hun volle glorie bereiken, zonder tot een akoestische brij te vermengen – stel je maar eens voor dat je die muziek in een kathedraal zou beluisteren.
Bij Alune Wade‘s project New African Orleans moest ik denken aan Byrne’s observatie. De Senegalese bassist en componist, geboren in 1978 in Dakar, speelde al samen met jazztodonten als Joe Zawinul en Marcus Miller. Op zijn laatste album verkent Wade de connectie tussen West-Afrikaanse ritmes en de muzikale traditie van New Orleans. Het DNA van die stad is immers diep geworteld in Afrika. Sleutelplek in die geschiedenis is Place Congo (Congo Square). Dat was lange tijd de enige plek in de stad waar tot slaaf gemaakten mochten samenkomen in het openbaar. Place Congo staat bijgevolg aan de basis van latere inheemse New Orleans-muziekstijlen zoals de Mardi Gras Indian-tradities, de second line, New Orleans jazz, rhythm & blues en – in het verlengde daarvan – rock ‘n’ roll en funk.
Wade brengt met zijn album die muziek terug naar zijn Afrikaanse roots.
