Tijdens het tweede jaar van mijn studie geschiedenis in Utrecht werd ik door mijn toenmalige vriendin ingewijd in het fenomeen filmhuisfilm. Jamón Jamón, La Ardilla Roja, Kika: de betere films kwamen opvallend vaak uit Zuid-Europa. Natuurlijk werden er ook elders op het continent uitstekende films afgeleverd. En ver daar buiten: eentje die begin deze eeuw een diepe indruk op me maakte, was Cidade De Deus. Een film over het afglijden van de gelijknamige Braziliaanse favela in Rio De Janeiro naar een gangster’s paradise (pas in 2009 slaagde een speciale politie-eenheid erin de voorstad te heroveren). Meer nog dan het verhaal zelf, kwam de begeleidende muziek hard bij me binnen; die verleent een enorme vaart aan de gewelddadige lotgevallen van de hoofdpersonen.
In plaats van de voor de hand liggende kneiters uit de film (Jimmy Bo Horne, James Brown, Kung Fu Fighting) kozen de samenstellers bij het uitbrengen van de soundtrack voor een afwisseling van gejaagde scoremuziek (de onstuitbare brazilectro remix van Batucada) en klassiekers van de Braziliaanse sambarock & -soul uit de seventies zoals Na Rua, Na Chuva, Na Fazenda (Hyldon) en het Bowie-achtige Metamorfose Ambulante (Raul Seixas). Het prijsnummer verstopten ze redelijk achteraan: No Caminho Do Bem van Tim Maia. Samen met Jorge Ben, waar ik al eerder over schreef, geldt hij als een van de voornaamste architecten van sambarock en -funk. Met dien verstande, dat er bij Maia een nadrukkelijk Noord-Amerikaans sausje overheen ging van soul (en later disco en synthpop).
Het onderkoelde No Caminho Do Bem neemt een bijzondere plek in binnen het oeuvre van Maia. Na een tijdje in Amerika te hebben verpoosd, leverde hij eind jaren 60 een visitekaartje af met de productie van Araujo’s album A Onda E Boogaloo (1969): een loepzuivere benadering van de soul van Sam & Dave. Een jaar later deed hij die stunt nog eens dunnetjes over met zijn solodebuut voor Philips; de aftrap van vier naar hem zelf vernoemde albums, stuk voor stuk hybrides van Braziliaanse pop, subtiele funk en fluwelen soul die een goede afdronk vonden bij het Braziliaanse publiek. Tot hij midden jaren 70 naar RCA overstapte en tijdens een mescaline-trip stuitte op het handboek van de Cultura Racional-sekte. Achteraf resulterend in misschien wel zijn beste werk: Racional Vol 1 en 2.
Het aanstekelijke Bom Senso en statement of intent You Don’t Know What I Know…Racional Culture zijn de hoogtepunten van Racional Vol 1. De killer groove-met-koebel van Do Caminho Do Bem is de onbetwiste troefkaart van Vol 2. Jammer alleen dat platenmaatschappij RCA al die pseudo-religieuze verwijzingen maar niets vond, waardoor Maia zich gedwongen zag de platen in eigen beheer uit te brengen. Toen ook het grote publiek hem ermee liet zitten, vernietigde hij het restant en vervolgde zijn carrière. Een tikje zonde: waar het evangelie volgens Racional aan menig luisteraar buiten Brazilië voorbij zal gaan, resteren er platen die niet eens zo heel ver verwijderd klinken van pak hem beet de Isley Brothers rond dezelfde periode (inclusief het moddervette gitaarwerk van een Ernie Isley).