Hoewel ik sinds 2000 de Engelse muziekbladen verslind (en daarmee in 25 jaar meer dode bomen verzameld heb dan mijn gezin lief is), kom ik er nog geregeld achter belangwekkende releases over het hoofd te hebben gezien. Zo was ik in 2008 stomverbaasd over het album van het jaar volgens Uncut Magazine: de comebackplaat Third van Portishead. Maar liefst elf jaar hadden ze gewacht met de opvolger van het naar hen zelf vernoemde tweede album Portishead. Het muzikale landschap was drastisch verandert, van de triphop-hype was in 2008 nauwelijks nog een spoor te bekennen. Frontvrouw Beth Gibbons had in 2002 een bloedstollend mooie soloplaat gemaakt, op de terugkeer van Portishead was ik dus niet bedacht. Nog eens zeven jaar zou het duren, eer Third geheel toevallig in mijn speler belandde. En ik van mijn sokken werd geblazen door misschien wel hun beste plaat!
Nou is Gibbons weliswaar het gezichtsbepalende element van de band, maar zij is natuurlijk niet in haar eentje verantwoordelijk voor het unieke geluid. Daarvoor moet je minstens zo zeer bij knoppentovenaar Geoff Barrow zijn. Aangevuld met jazzgitarist Adrian Utley construeerden het trio het knappe debuut Dummy, dat met een minimum aan persaandacht – boegbeeld Gibbons onthield zich van interviews – in ’94 de Mercury Music Prijs wegkaapte voor de neus van het voltallige britpopwagenpark. Met Third doken ze veertien jaar later weer even onverwacht op het niets. Een onvoorspelbaar album, waarop de vibes van film noir soundtracks waren ingeruild voor krautrockelementen. Dat is goed te horen op een nummer als The Rip, waarvoor de band de hypnotiserende ritmetrack ‘leende’ van Michael Rother, gitarist van Krautrockvlaggenschip Neu!
Krautrock is ook een leitmotiv binnen het repertoire van Beak>, de band waarmee Geoff Barrow sinds 2012 platen maakt. Samen met bassist Billy Fuller en toetsenist Matt Williams slaagt hij er in om net zo’n unheimisch sfeertje neer te zetten als eerder op die hoogst originele albums van Portishead. Gejaagde elektronica en pastorale folkrock wisselen elkaar af, om via proggy ondertonen geregeld uit te komen bij die repetitieve drumpatronen waar krautrock patent op heeft. Al is dat eigenlijk net zo’n gemakzuchtig etiket als triphop, door muziekcritici gehanteerd om de muziek van Portishead ergens bij in te kunnen delen. Gelukkig blijkt ook Beak> genoeg originaliteit in zich te hebben om zich daar aan te onttrekken; hun laatst verschenen album ontbrak niet in de jaarlijstjes.
Helaas kondigde Barrow vorig jaar aan Beak> te zullen verlaten. Om niet net als bij Portishead’s Third weer achter de feiten aan te lopen, kocht ik een kaartje voor één van zijn laatste shows, waarvoor ik afgelopen november naar Doornroosje toog. Praktisch vooraan bij het podium was ik getuige van een intense set, die enigszins luchtig gehouden werd door de plaagstoten die bandleden aan elkaar uitdeelden. Zo nu en dan werd het trio terzijde gestaan door een roadie met een hondenmasker; een eerbetoon aan bandmascotte Alfie, Barrow’s overleden terriër (die ook vrij prominent het photoshopongeluk van de albumhoest siert). Een van mijn persoonlijke favorieten kwam voorbij in het toegift: Brean Down, van het voorlaatste album >>>. The future’s kinda sketchy so the people gotta get along: Laat deze boodschap (en de muziek van Beak>) niet aan dovemansoren gericht zijn!