Als je er vatbaar voor bent en in de juiste appgroepen of social mediabubbles zit, dan zou je zomaar de indruk kunnen hebben dat er dertig jaar geleden iets heel bijzonders aan de hand was. Muzikaal gezien dan. Er komt nog wel eens het bericht voorbij met de strekking: “Weet je het nog? In 1994?” Waarna herinneringen worden opgehaald aan Dummy, Dookie, Troublegum, Illmatic, Grace, American Recordings, Worst Case Scenario, Ill Communications, noem maar op. Is 1994 echt het beste muziekjaar ooit, zoals in de NRC stond? Definitely Maybe.
Voordat we trouwens denken dat het alleen maar Hosanna was: in de top 10 van Top 40 uit 1994 stonden onder meer Cotton Eyed Joe en The Second Waltz. De toppositie was voor De Meeste Dromen Zijn Bedrog. Tsja. Niettemin: alle aanleiding om ons af te vragen: wat is het beste en meest ondergewaardeerde dat 1994 had te bieden?
Keuze Jeroen Mirck: Beck – Satan Gave Me a Taco (22 februari 1994)
Mozart Mafklapper
Stop maar met zoeken: 1994 was het jaar van Beck. Zijn debuutsingle Loser kwam weliswaar al uit in 1993, maar indertijd waren er slechts vijfhonderd exemplaren van geperst. Oftewel: iedere snob liegt als hij zegt dat de originele single in zijn platenkast staat. Datzelfde geldt voor zijn albumdebuut-op-cassette: Golden Feelings. Met name dankzij MTV trok Beck veel aandacht en airplay, met als resultaat dat platenbonzen vochten om dit supertalent.
In december 1993 troefde Geffen serieuze concurrenten als Warner en Capitol af door Beck een non-exclusief contract aan te bieden. Zo kon het gebeuren dat er tien dagen voorafgaand aan de verschijning van Becks allereerste album bij een groot label (Mellow Gold, dat Loser alsnog de hitparade in stuwde), op 22 februari 1994 doodleuk een concurrerend album uitkwam via het alternatieve circuit: de 25 tracks tellende plaat Stereopathetic Soulmanure. Sterker nog: in juni volgde nog een tweede indie-uitgave: One Foot in the Grave. Drie albums in vier maanden tijd. Bam!
Op die drie bijna gelijktijdig verschenen albums klinkt Beck als een geniale gek. Hij laveert van genre naar genre en maakt de luisteraar krankzinnig met geluidsexperimenten, maar presenteert zich toch vooral als de meest veelzijdige muzikant op aarde. De nieuwe Mozart is opgestaan. Mozart Mafklapper welteverstaan, want tijdens een MTV-interview met Thurston Moore gooit hij boos een schoen weg als de Sonic Youth-voorman hem iets vraagt over zijn naam.
Al die gekte levert ook geniale muziek op. Stereopathetic Soulmanure gaat de geschiedenis in als het album waar Rowboat op staat (later bekend gemaakt door de American Recordings van Johnny Cash), maar mijn persoonlijke favoriet is Satan Gave Me a Taco. Begeleid door een folkdeuntje vertelt Beck een absurd verhaal vol humor en gekke twists. Lees hier de complete tekst. Echt hilarisch. En als we nu toch bezig zijn: zoek ook even naar MTV Makes Me Want To Smoke Crack. Niet te vinden op Spotify, maar wel op YouTube. Net zo’n weirde tekst en aanvankelijk ook een folkliedje, maar na veertig seconden stopt Beck de opname en maakt hij er een Sinatra-parodie van. Briljant.
Keuze Marco Groen: Pink Floyd – Poles Apart (28 maart 1994)
Wij en zij
Was het de stand van de sterren? Goddelijke interventie? Waar kwam in 1994 opeens al die inspiratie vandaan dat artiesten in grote getale de meest geniale albums hebben uitgebracht? Pink Floyd was hier geen uitzondering op. Zeven jaar na A Momentary Lapse of Reason kwam er een album uit dat ik nog steeds als een ‘nieuw’ Pink Floyd-album beschouw: The Division Bell. Een titel bedacht door Douglas Adams, zo ongeveer mijn favoriete schrijver. Voor dit project staken Gilmour en Mason hun koppen weer bij elkaar en werd Wright (eerder door Waters uit de band gezet) in dienst genomen. Net als in 1987 een geheel lunatic-vrij album, dankzij het ontbreken van Roger Waters.
Toch ontbraken de voormalige leden van Pink Floyd niet in zijn geheel op het album. Oud-zanger Syd Barett en bassist/schreeuwlelijk Roger Waters werden nog even door Gilmour in het zonnetje gezet op het nummer Poles Apart, zij het op een typisch Engelse sarcastische wijze. Het is iets dat ik in 1994 nog niet zo goed begreep. Vooral de sneren richting Waters zijn vrij duidelijk en kwamen destijds nogal kinderachtig op mij over. Het is nu 2024 en begrijp ik dat het terecht was. Waters ontwikkelde een maanziekte en dat was -gezien zijn uitlatingen in de media- goed te merken. Gilmour en zijn vrouw Polly Samson (medeauteur van het nummer) hadden daar natuurlijk een goed zicht op, wat dan weer prima inspiratie opleverde voor een van de beste nummers van The Division Bell.
Ergens op het wereldwijde web heb ik gelezen dat Poles Apart tevens een subtiele hint is naar The Trial, een nummer dat op The Wall te vinden is. Het zou kunnen. Het is het soort ironie dat je helemaal van het schrijversduo Gilmour/Samson kunt verwachten.
Keuze Joris van der Aart: Soundgarden – The Day I Tried To Live (18 april 1994)
Vandaag ga ik het anders doen
Een album waar ik in 1994 erg naar uit keek, was Superunknown van Soundgarden. En het stelde niet teleur. Waar de doorsnee radioluisteraar toen misschien pas net Soundgarden leerde kennen dankzij de superhit Blackhole Sun, was er voor mij een ander nummer dat me meteen greep: The Day I Tried To Live.
Er wordt vaak gedacht dat het nummer over zelfmoord gaat vanwege de titel, maar dat is niet zo. Zanger Chris Cornell heeft het uitgelegd. Hij was nogal eens geneigd zich terug te trekken en zag of sprak mensen dan tijden lang niet. Het nummer gaat erover dat hij dat wilde doorbreken en juist normaal probeerde te leven door mensen op te zoeken. Voor hem was het een hoopvol nummer.
Het nummer werd als single uitgebracht, maar het werd niet heel erg gepromoot. Het kwam ook slechts in enkele landen uit, volgens mij niet in Nederland. Ten onrechte wat mij betreft, maar dat maakt het dus wel een erg ondergewaardeerd liedje natuurlijk.
Keuze Erwin Tijms: Nas – Memory Lane (Sittin’ In Da Park) (19 april 1994)
Coast vs coast
Als we voor Pitchfork hadden geschreven, dan hadden we 1994 met veel bijvoeglijk naamwoorden in een extreem lang artikel proberen te vatten. Dan hadden we geschreven dat de authenticiteit van de grunge-ethiek had geleid tot een herwaardering van de do it yourself mentaliteit die je zo sterk terugvindt in de punk, wat de opkomst van Green Day en Offspring verklaart. Dat de mainstream comeback van Beastie Boys uit hetzelfde omarmen van diy komt. En dat de Britse dance, na politiek gedoe rondom raves, meer naar de clubs bewoog en de underground zo ook daar meer mainstream werd. Dat er ruimte was gekomen voor weirdo’s en niches. Ook voor G. Love & Special Sauce en Morphine was plaats. Het draaide in 1994 om veelzijdigheid.
Maar we schrijven niet voor Pitchfork. Daar zijn we voor geholpen.
Wel schrijven we over liedjes die we goed vinden en onder de aandacht willen brengen. In het verleden waren dat er al veel uit 1994. Zo bespraken we ooit heel Worst Case Scenario. En een aantal weken geleden kwamen er meerdere nummers van Under The Pink voorbij in onze battle over Tori Amos. Gelukkig is er ook nog veel onbesproken. Als ik de keuzes van de collega-bloggers doorneem, dan ligt de nadruk op Amerikaanse rock en op Britse dance. Vandaar dat ik aandacht geef aan hiphop.
Begin jaren ’90 verschoof de aandacht in de hiphop van bakermat New York naar de westkust. Na NWA bracht Dr Dre een funky, meer ontspannen geluid in de hiphop. Had New York dan niets meer in te brengen? Nee, er was nog genoeg kwaliteit te vinden aan de oostkust. Notorious B.I.G. bracht Ready To Die uit in 1994. Maar eerst was het aan Nas. Hij bracht een van de beste rapalbums aller tijden uit, Illmatic. En met het eerste echte nummer op het album maakte hij direct een statement: NY State Of Mind. Die hadden we al eens besproken, dus kies ik voor Memory Lane (Sittin’ in da Park). Lijkt me wel toepasselijk. We weten nu waar de rivaliteit tussen de oost- en westkust medio jaren ’90 toe leidde. In 1994 waren we nog blissfully unaware.
Keuze Wouter Boers: Rollins Band – Liar (22 april 1994)
Schreeuwend naar de hitlijst
De zomer van 1994 staat me nog voor de geest als een geweldige tijd. Ik was net achttien geworden, had een krantenwijk waarvan ik het verdiende geld direct ‘s avonds weer in de kroeg uitgaf en ging met mijn oudere broer, die al een rijbewijs had, op vakantie naar EuroDisney. Ik mocht van alles en hoefde niets en ik bepaalde zelf wel wat ik deed.
Ik luisterde elke dag naar Radio 3, toen net omgedoopt naar Radio 3FM, en daar hoorde ik elke dag een DJ die blijkbaar ook zelf mocht bepalen wat goede muziek was. Ze besloot die zomer om elke dag Liar van de Rollins Band te draaien, een plaat die door haar collega’s grotendeels genegeerd werd, net zo lang tot die in de Top 40 kwam. Eind augustus lukte dat, zij het voor maar twee weken in de onderste regionen van de hitlijst.
Ik zorgde dat ik elke dag de radio op het juiste tijdstip aan had. Elke keer intrigeerde het nummer me meer: Henry Rollins was een imposante klerenkast vol tatoeages die met een gevoelige monoloog het lijdend voorwerp van de tekst inpalmde, om die dan keihard te laten vallen met de bekentenis dat hij al die tijd had gelogen. Muzikaal niet hoogstaand en tekstueel geen subtiel nummer, maar mán, wat vond mijn puberbrein het fijn om het refrein mee te schreeuwen.
I’m a liar!
I’ll rip your mind out
I’ll burn your soul
Wie die DJ was die dit nummer zo promootte, kan ik me niet meer voor de geest halen, maar als ik de programmering van 3FM in 1994 bekijk, kan het niet anders dan Carola Hamer zijn geweest. En ergens is dat ook logisch, want die heeft blijkbaar altijd van metal-achtige elementen gehouden en werkt tegenwoordig dus bij Tata Steel.
Keuze Johan Hol: Live – Waitress (26 april 1994)
Everybody’s good enough for some change
We schrijven 1994. Het jaar waarin ik 15 werd en voor het eerst echt goede muziek ontdekte. En in het pre-Spotify tijdperk was dat nog best een opgave. Het was de tijd waarin 2Unlimited groot was, maar de toegang tot muziek voor mij alles behalve unlimited was.
Het was voor mij in die tijd een combinatie van ouderwets opnemen op cassettebandjes en steeds opnieuw balen als er weer eens een discjockey (ja in 1994 kortte je dat nog niet af tot DJ) doorheen zat of het nieuws te vroeg werd ingestart én hard werken om zo mijn eigen stereotoren en CD’s te kunnen kopen.
Throwing Copper van Live was een van mijn eerste CD’s. Menig uur bracht ik door op mijn slaapkamer: koptelefoon op en met de afstandsbediening van de stereotoren als een malle meedrummen.
In de jaren die volgde zag ik Live op menig festival en zelfs 2x op Rock Werchter 2000 toen ze Pearl Jam vervingen als gevolg van het Roskilde drama.
Met Live ben ik volwassen geworden. Terugkijkend was Throwing Copper voor mij goud. Het begin van een grote verandering; niet alleen qua muzieksmaak maar ook qua loskomen en op eigen benen durven staan. Tijd voor verandering: some fucking change!
Keuze Walter van Pijkeren: Sonic Youth – Screaming Skull (10 mei 1994)
Tegenbeweging
Aan gebeurtenissen gaan andere gebeurtenissen vooraf. Nadat de alternatieve golf over de wereld heen is gespoeld komt Sonic Youth in 1992 met het album Dirty. Dit album is opgenomen met Butch Vig, de producer van Nevermind en Siamese Dream. De man die bijna in zijn eentje verantwoordelijk was voor de enorme kassuccessen. Dirty is Sonic Youth’s ‘grunge’-album, en ook meteen hun grootste succes.
Maar Dirty is helemaal niet de aard van Sonic Youth. De band is eind jaren tachtig pionier in de alternatieve muziek. Veel bandjes kijken met interesse naar wat Thurston Moore en consorten allemaal aan het doen zijn. Sonic Youth neemt ook veel van die acts mee op sleeptouw. Daarmee worden ze, geheel per ongeluk, een belangrijke spin in het web. Beweerd wordt dat dit de enige reden is waarom ze op het major label Geffen zaten. Sonic Youth’s albums verkochten maar matig, maar in hun kielzog tekende ook Nirvana.
Goed, nu worden de zaken complex. Sonic Youth is klaar met de commercie. Met het album Experimental Jet Set, Trash And No Star wil het terug naar, ja… ondergewaardeerd. Terug naar hun dagen bij het indie-label SST. Niet meer de fancy Sunset Strip, maar de ruige thuisbasis New York. Niet meer de geavanceerde studio’s van L.A., maar de Sear Sound Studio waar ze hun album Sister opnamen met een 16-sporenrecorder (lo fi was sowieso een tegenbeweging in 1994; ook bands als Sebadoh en Guided By Voices brachten dat jaar werk uit). Interessant is dat er opnieuw gekozen wordt voor Butch Vig. Want waarom vraag je de best betaalde producer ter wereld om een album vast te leggen met een bandrecorder?
In het nummer Screaming Skull komt alles samen. Constant wordt er gerefereerd aan het indie-verleden. De tekst bestaat voornamelijk uit namen uit de SST-scene. Maar net toevallig ook die zaken, acts en muzikanten die gekozen hebben voor het commerciële pad. Zo hoor je SST Recordsstore, Lemonheads, Hüsker Dü en Pat Smear voorbijkomen. Maar is dit namedroppen een hommage of is het juist uiterst gemeen? Een antwoord krijg je niet, maar het is wel een buitengewoon fijn en, hoop ik eigenlijk, vilein nummer.
Keuze Remco Smith: The Prodigy – Their Law (4 juli 1994)
Luik open
Soms gaan er opeens luiken open. Muzikale luiken wel te verstaan. De eerste keer was in 1990, toen ik in een hele korte tijd kennis maakte met Vivid van Living Colour, Mother’s Milk van The Peppers en de eersteling van Urban Dance Squad. Ok, zo kan rock dus klinken! Tot dan toe was mijn smaak redelijk middle of the road, opeens bleek er veel meer mogelijk. De tweede keer was 1994. Misschien zelfs al wat eerder, Out of Space vond ik ook al niet te versmaden maar dat was een beetje een novelty hit. Met die wonderlijke break met soort van reggae-vibe.
In 1994 was het hek van de dam. Aanstichter: The Prodigy. Toen ik voor het eerst No Good (Start the Dance) hoorde wist ik niet wat me overkwam. Tot dat moment was dance wel geinig, 2 Unlimited enzo (geen haat naar 2 Unlimited!) maar vooral bestemd voor op Juristenfeesten. Music for the Jilted Generation was de eerste dance-plaat die ik moest hebben. In mijn platencollectie. Waarmee die onderdeel werd van mijn identiteit. Tot mijn eigen verbazing bleek die thuis ook ontzettend goed te werken. Ik vond en vind het een geweldig, rockend, energiek, vernieuwend en nog steeds relevant album. Eén van de beste platen van de jaren ’90.
Their Law vond ik, rechtenstudent, al intrigerend. De doorzagende riff geeft deze danceplaat het rockgevoel dat ik heel erg te gek vind. Door de podcast over The Prodigy ben ik er achter gekomen dat deze track een protest was tegen het politieoptreden tegen (veelal illegale) rave-parties in Engeland. Dance met een boodschap.
Keuze Alex van der Heiden: Sinéad O’Connor – Thank You For Hearing Me (13 september 1994)
Lichtpuntje tussen muzikale armoede
Zestig jaar geleden in 1964 werden een aantal briljante albums uitgebracht, met waanzinnig mooie al dan niet ondergewaardeerde parels. Ik noem u de meest bekende: The Kinks met She really Got Me, Bob Dylan met zijn Times They Are A’Changin en The Beatles met vrijwel ieder nummer dat op de elpee Hard Day’s Night staat
Vijftig jaar jubileum was nog briljanter, ik noem vijf nummers van briljante albums uit dat jaar: Queen met Stone Cold Crazy, Lou Reed met Kill Your Sons, Bad Company met Ready For Love, Kiss met Cold Gin en wat te denken van Parliament met Testify. Het is slechts prijsschieten op alle baanbrekende muziek in 1974.
Dan komen we aan bij muziek uit mijn jeugd van veertig jaar terug. 1984 bracht het album dat voorgoed mijn smaak voor metal maakte: Metallica met Ride The Lightning. Maar niet alleen mijn smaak werd door muziek uit dat jaar veranderd, ik noem u vier andere albums die muzikaal gezien miljarden levens hebben veranderd: Purple Rain van Prince, Born In The USA van Bruce Springsteen, Like A Virgin van Madonna en 1984 van Van Halen. Ik kan nog wel even doorgaan met bands als The Smiths, U2 en Talking Heads, de lijst is oneindig in 1984.
Dan gaan we dertig jaar terug naar 1994. Ik vind het een jaar van muzikale armoede. Slappe aftreksels van schitterende debuutalbums is wat we voorgeschoteld kregen. Grunge was duidelijk over zijn hoogtepunt heen en indie was het nieuwe toverwoord voor muziek die al jaren bestond. Alle uitzonderingen worden uiteraard in deze battle beschreven door collega bloggers. En daarnaast is er nog één hele mooie uitzondering op alle flauwe hap uit 1994. Namelijk het prachtige album Universal Mother van Sinéad O’Connor. Collega bogger Jeroen Mirck had de geweldige protestsong Famine al belicht en ik ga voor het serene ingetogen Thank You For Hearing Me. Een mooi lichtpuntje in 1994.
Keuze Erik Stam: The Tragically Hip – Yawning Or Snarling (24 september 1994)
Gaap of grom?
1967 wordt over het algemeen beschouwd als het beste jaar in de popmuziek. Ik denk dat 1994 deze functie heeft voor een latere generatie. Als je het OOR-lijstje met de beste 236 platen van dat jaar bekijkt, zitten er echt heel veel pareltjes tussen. Ik ken ze bijna allemaal, veel daarvan heb ik in huis. Toch steekt er voor mij één plaat bovenuit, en dat is Day For Night van The Tragically Hip. Ik kende de band voordien een beetje maar werd door deze plaat echt gegrepen. De plaat wordt als donker en duister omschreven. Dat klopt. Het klinkt niet als een vrolijke plaat. Een goed voorbeeld daarvan in Yawning or Snarling. Het stuwende bassloopje in het intro trekt je direct het nummer in. Wat volgt is, zoals wel vaker bij The Hip, een beschrijving van een waargebeurde gebeurtenis. Tijdens een optreden van de band in El Paso kwam inderdaad de politie club 101 binnenvallen om iemand uit het publiek op te pakken. En of dit de persoon was die gaapte of gromde? The story was never clear.
Voor mij geldt in ieder geval dat ik letterlijk met mijn mond open heb zitten luisteren toen ik het nummer voor het eerst op de radio hoorde. Dat jaar heb ik een van hun concerten in Paradiso bezocht. Dat was voor mij de enige keer, terwijl ik de band wel tot één van mijn favorieten reken. Gord Downie overleed 17 oktober 2017. Een nieuw concert zit er daarom niet meer in maar No Dress Rehersal, een uitgebreid verslag van het laatste optreden dat integraal werd uitgezonden in thuisland Canada is sinds september op Prime Video beschikbaar. Ik moet maar eens een tijdelijk abonnement nemen.
Keuze Naomi Mertens: R.E.M. – Crush With Eyeliner (26 september 1994)
Wie wil je zijn?
In 1994 zat ik in mijn vierde jaar aan de uni. Er waren feestjes; er was sleazy grunge all over the place. Ik wisselde in mijn identiteit tussen normalo en alto en wist nooit zeker waar ik nou precies bij hoorde. Crush With Eyeliner beschrijft wat mij betreft precies dit.
What can I make myself be?
Life is strange, yeah (Life is strange)
What can I make myself be? (Faker)
To make her mine?
Wat ik echt heel erg tof vind van dit nummer, en eigenlijk van de hele plaat Monster die in ’94 uitkwam, is dat R.E.M. hierin breekt met de perfecte pop en gestileerde liedjes van de albums Out of Time en Automatic For The People, die in de jaren daarvoor uitkwamen. Ineens leek de gitaar weer het werk te mogen doen en wat op plaat kwam, kon zo recht uit de oefenstudio komen. Oortjes van de discman in en met je hoofd wiebelen als een hondje op de hoedenplank!
Als je goed luistert, herken je ook de stem van Sonic Youths Thurston Moore, die in zijn typische nonchalante stijl de achtergrondzang voor zijn rekening neemt.
Van deze plaat kwamen behalve dit nummer nog drie nummers als single uit: Bang and Blame (zie ook de bijdrage van Marco Groen over dit nummer), Strange Currencies en Tongue. Alhoewel Monster goed verkocht, bereikte dit nummer in Nederland nooit de top 40. Snap je toch niet??
Keuze Quint Kik: Ween – Voodoo Lady (27 september 1994)
Meer dan een muzikale knipoog
Deze bijdrage had probleemloos in de Poptempel-battle van vorige week gepast: twee legendarische concerten van Ween in 1995 en ‘96 in de Effenaar. Met de collegiale gekte van respectievelijk Evil Superstars en Pere Ubu’s David Thomas in het voorprogramma. Dean en Gene Ween zelf – in het geheel geen broers – maakten de meeste indruk; halverwege de show ontspoorden ze volledig.
Aanleiding van hun bezoek was het verschijnen een jaar eerder van hun tot dusver beste album: Chocolate And Cheese. Met klassiekers als Spinal Meningitis, Mister Would You Please Help My Pony en het epische spaghettidrama Buenas Tardes Amigo. Ik had ze opgepikt bij Henk Westbroek, die tijdens een lunchprogramma op Radio 3 het Prince-achtige Roses Are Free op de luisteraars losliet.
Je kunt het je amper voorstellen, maar in die tijd hadden radio-dj’s nog eigen inbreng op de publieke zender. De invoering van de horizontale programmering en de komst van de muziekpolitie zouden daar rap een einde aan maken. De single Freedom Of ‘76 van Chocolate And Cheese mocht hooguit aan de tipparade ruiken. Achteraf bleek Voodoo Lady het hoogtepunt van de setlist in de Effenaar.
Tijdens dat nummer vergat iemand de rookmachine uit te zetten; na een jam van een klein half uur ging de zaal gehuld in de dichtste mist die ik ooit zag. Toen die eindelijk optrok, bleek de band bezig zijn instrumenten te vernielen, de brokstukken werden uitgedeeld aan het gretige publiek. Rock ’& Roll met meer dan een muzikale knipoog naar de seventies: in geluid, maar zeker ook in excessen.
Keuze Willem Kamps: Jon Spencer Blues Explosion – Blues X Man (11 oktober 1994)
BLUES EXPLOSIOIOIOION!!!
Lange tijd kon de fitnessruimte van het Haagse Stadhuis voor de argeloze sporter zomaar veranderen in een mijnenveld: BOOOOM!!! De vroege ochtend (7.30 uur) had een vaste kern van sporters, waarvan de benjamin (we noemen hem A.) zomaar uit het niets op de crosstrainer BLUES EXPLOSIOIOIOION!!! brulde, in een rake imitatie van Jon Spencer. Die vaste kern keek er niet meer van op en maakte er al antwoordend af en toe een clusterbombardement van, maar die argeloze sporter kon zich lelijk verslikken in zijn of haar dumbell.
Die vaste kern was een clubje van een zestal bij elkaar geraapte mannen van uiteenlopende leeftijden die zich samen de High Five Specials durfden te noemen, naar de sportschool, High Five. Ze kenden elkaar ook via de sportschool, want hadden totaal verschillende functies en achtergronden. Inmiddels zijn er vier met pensioen of wat anders gaan doen, maar ondanks het explosiegevaar komen ze nog regelmatig bij elkaar, steevast met een uurtje sporten in het IJspaleis als start. Uiteraard knalt en ontploft het dan links en rechts, tot groot genoegen van (vooral) de Specials zelf.
Samen met A, die Jon Spencer van voor tot achteren kent en vrijwel elke release en sideproject (Boss Hog, Pussy Galore) van hem in huis heeft, ben ik (één van die andere vijf projectielen) in 2019 naar Rotown geweest om Jon Spencer te zien en te beleven, al speelde hij toen met The Hitmakers. En een belevenis was het. Spencer is geboren voor het podium en moet je eigenlijk live zien, al is Orange uit ’94 een heerlijk studioalbum. De schandalig goede opener Bellbottoms is hier al een keer gememoreerd, maar ik ga natuurlijk voor het brisante Blues X Man, want dat was de oerknal van BLUES EXPLOSIOIOIOION!!!
Keuze Freek Janssen: Pearl Jam – Tremor Christ (22 november 1994)
Wringt, schuurt en brengt je van je stuk
Vitalogy is Pearl Jam’s beste album. Punt. Niet Ten, niet Vs. Misschien kan Yield nog in de buurt komen. Maar niks rockt, schuurt en wringt zo lekker als de derde plaat van Eddie Vedder en zijn mannen.
Het is een plaat waar je een hoop recalcitrantie in hoort. Liedjes als Bugs en Pry, To zijn bedoeld om mainstream-luisteraars af te schrikken. Pearl Jam wilde niet meer hip zijn, en al zeker niet meer grunge. Piss off, MTV, we willen gewaardeerd worden om onze muziek, niet om onze videoclips.
Helaas werden de ballads op Vitalogy de grootste hits: Better Man is nog steeds een van de meest beluisterde Pearl Jam-liedjes op Spotify. Ook Nothingman en Immortality doen het goed. Maar Vitalogy is op zijn best tijdens de eerste vier tracks, van Last Exit tot Tremor Christ, als alle ruwe randjes van de rock worden opgezocht. En tijdens Corduroy, maar daar schreef ik al eens over.
Tremor Christ is een liedje dat heerlijk speelt met spanningen tussen noten, die maar blijven wringen en af en toe even oplossen om je vervolgens weer van je stuk te brengen.