Soms heeft een artiest of band gewoon de tijd mee. Op het juiste moment op de juiste plaats. Aan het eind van de jaren ‘90 was Nederlandstalig “hot” en je hoefde de radio maar aan te zetten of het duo Acda en De Munnik was te horen. Gooi daar, 25 jaar na dato, een flinke portie nostalgie overheen, en menig blogger heeft wel “iets” met Acda en De Munnik. Dat blijkt ook wel uit de stijf uitverkochte reünieconcerten in AFAS Live eind 2023.
Naast de welbekende klassiekers als Niet Of Nooit Geweest en Het Regent Zonnestralen hebben de mannen nog veel meer op hun repertoire staan. Liedjes die geleidelijk aan wat zijn weggezakt uit het geheugen. In de ogen/oren van een aantal muziek-bloggers is dat zonde, waar anderen de muziek van het duo juist niet kunnen uitstaan.
Hoe dan ook: het is (eindelijk) hoog tijd dat het muzikale geheugen over Acda en De Munnik weer eens wordt opgefrist. Lees, luister en oordeel zelf.
Keuze Jan-Dick den Das: Lopen Tot de Zon Komt (1997)
Weemoedig
Op het moment dat ik dit schrijf schijnt het zonnetje, je zou bijna zeggen dat het een unicum is. Regen, harde wind is waar we afgelopen maanden op getrakteerd werden en daar past soms ook wat weemoedige muziek bij. Lopen Tot De Zon Komt pas daar prima bij. Te vinden op het eerste album van de mannen en misschien ook wel het beste album, allemaal prachtige liedjes, eenvoudig met mooie teksten. Het genoemde nummer is daar een schitterend voorbeeld van, een klein liedje maar o zo mooi. Als je het goed beluisterd is het bijna een gesproken film, ondersteund met piano en wat strijkers. Wanhoop, verdriet en spijt worden pijnlijk mooi bezongen en beschreven door Paul de Munnik.
Blijf maar binnen, het is goed zo
Ik wou je zien als laatste keer Wat we samen vroeger droomden Weet de helft van ons niet meer Ik hoop dat je gelukkig wordt Ik hoop dat ik me niet vergis Ik hoop dat ik gelukkig word Nu ik zie wat ik zo mis
Het eerste album heb ik in de platenkast staan en naar aanleiding van deze battle weer meerdere keren beluisterd. Het was gewoon weer een genot want het is en blijft een wonder mooi schoon album. Zo’n album wat je graag beluisterd als je loopt tot de zon weer op komt.
Keuze Der Webmeister: Henk (1997)
Junkfood voor je oren
Muzikaal gezien plaats ik mezelf in het Goddamned Rock ‘n’ Roll-hoekje: simpele, rauwe muziek uit de onderbuik, terug te herleiden tot de Blues. En méér nog dan muziek is het een way of life. Ik heb dan ook een diepgaande afkeer van wat ik Kunstacademie-muziek noem, van die zielloze, “moeilijke” confectiemuziek, art for art’s sake.
Als Acda en De Munnik U lief is kunt U beter nu stoppen met lezen.
De overtreffende trap van Kunstacademie-muziek is in mijn ogen Kleinkunst. Dat woord alleen al bezorgd me rode jeukbultjes op hele vervelende plekken, en staat voor mij gelijk aan oubollig beschaafd AVRO-amusement. Muziek waar je oma naar luistert. Acda en De Munnik hebben beiden de Kleinkunstacademie gevolgd en elkaar daar ook leren kennen. Nou studeerden er lang geleden nog wel eens fijne artiesten af, zoals Boudewijn de Groot en Ramses Shaffy. Dat zijn mannen die er toe doen, omdat ze iets te zeggen hebben. Ze hebben een mening, vooral over de burgerlijkheid, en willen die met de wereld delen. Het zijn mannen met echte emoties: woede, verdriet, vreugde.
Het probleem met Acda en de Munnik is precies dit: ze hebben geen mening en zijn volkomen emotieloos. Serieus: ze hebben letterlijk nergens een mening over. En van zich afzetten tegen de huiselijke, burgerlijke moraal, zoals hun voorgangers dat deden, is dus ook geen sprake. Erger nog: Acda en De Munnik prediken juist de huiselijke, burgerlijke moraal als iets dat nagestreefd moet worden. Dus niet treuren over je Vinex-bestaan: Acda en De Munnik geven je een aai over je bol, en zeggen je dat het goed is. En waar Rock ‘n’ Roll artiesten al jong met een naald in hun arm in de goot eindigen, zo eindigde Thomas Acda als middelbare bierbuikdrager in een Lidl-reclame. Hoe burgerlijk wil je het hebben?
Acda en De Munnik is net zo min kunst als die zwart-wit foto-reproducties bij Ikea: het is vlees noch vis, het stoort niet, het schuurt niet, het is hooguit “wel mooi”. Beetje jammer van je Kleinkunst-opleiding als je niet verder komt dan dat niveau. Alsof je de koksopleiding gedaan hebt om vervolgens alle dagen frikandellen te gaan staan bakken. Het is muziek als een Big Mac: junkfood voor je oren. Met pretentieuze teksten die -als je ze goed leest- het literaire gehalte hebben van een reclamefolder, die eigenlijk neerkomen op “there’s no place like home“. Want zo groot is hun benauwende bubbel: de vier muren van het veilige thuis, met hooguit uitstapjes naar het park en uiteraard de kroeg. Teksten die je op bordjes in de Xenos terug kan vinden.
Wat ze te vertellen hebben in hun zouteloze en seksloze liedjes is net zo wereldschokkend als wat je collega’s op maandagochtend bij het koffie-machine weten te melden. Het is allemaal net zo’n holle gebakken lucht als de niemendalletjes van Coldplay. Ideale muziek voor in supermarkten en winkelcentra, zodat de massa gerustgesteld meedeinend op deze botergladde softpop-klanken hun geld zal uitgeven.
Al met al geen wonder dat ze op hun debuutalbum op de proppen kwamen met de oer-Hollandse naam “Henk”, later nog afgewisseld met “Herman”, om de “gewone man”, de ultieme burger die ze bezingen, nog extra te onderstrepen met de meest gewone naam die denkbaar is. Mijn aversie tegen dit duo ontstond in de ICT kantoortuinen van de jaren ’90, waar tal van nerdy sociopaten plots een respectabel deel van het kantoor gingen uitmaken, en ook serieus geld gingen verdienen. Bij gebrek aan een goed ontwikkelde gevoel voor smaak kochten ze zwart-wit foto-reproducties bij Ikea, namen hun vriendin mee uiteten bij de McDonald’s en kochten CD’s van Acda en De Munnik.
Keuze van Vincent van der Vlies: Eerste Helmerstraat (1998)
Contemplatie
Ik heb Acda en De Munnik volgens mij leren kennen als band bij Spijkers Met Koppen op de zaterdagmiddagradio. Die stond vroeger bij ons altijd wel aan voor een gezonde dosis satire, actualiteit en opkomende kleinkunst artiesten. Ik vond hun debuut met het geweldige Als Het Vuur Gedoofd Is echt top! Daarna kwam Naar Huis waar natuurlijk vooral Het Regent Zonnestralen en Niet Of Nooit Geweest de grote hits waren. Maar juist hier zitten een paar authentieke ondergewaardeerde parels op. Eerste Helmerstraat (om een of andere reden met maar één -s in Helmerstraat, terwijl de straat in Amsterdam er twee heeft) is nou echt zo’n mooi, op het gehoor eenvoudig liedje dat met alleen zang van De Munnik en zijn piano een gevoel kan vatten dat wellicht velen, maar in ieder geval ikzelf heel erg herken: hoe je af en toe even een moment voor jezelf kan/ moet/ wil pakken en even overdenkt wat er allemaal gebeurd is in een jaar. Hoe deed je het? Wat is er allemaal gebeurd? En ondertussen ligt Paul de Munnik melancholisch naar de sterrenhemel te kijken en te denken aan van wie hij houdt. Ik luister Acda en De Munnik eigenlijk nooit meer, maar deze battle is een heel goede reden om dit nummer weer eens aan te zetten. Een eenvoudig gegeven, een eenvoudige tekst, minimalistisch uitgevoerd, maar ik vind dit nog steeds ongelooflijk mooi.
Keuze Freek Janssen: Brussel Moeten Heten (1998)
Even op een andere plek
Acda en De Munnik is typisch zo’n duo dat last heeft van de Nederlands pop-inflatie. Die moet ik even uitleggen. Dat is een fenomeen dat ervoor zorgt dat een artiest even heel cool is, en daarna (zeker door de snobs) wordt afgedankt. Niet meer zo cool. En allemaal eindigen ze uiteindelijk op het podium bij de eenheidsworst die de Vrienden van Amstel Live heet. Vorig jaar kwamen Acda en De Munnik even ongefilterd en onbevooroordeeld bij me binnen. Ik luisterde naar de Snob 2000 op Pinguin Radio en hoorde Brussel Moeten Heten voorbij komen. En dacht, verrek! Ineens realiseerde ik me weer wat ik destijds (eind jaren negentig) zo tof vond aan hun muziek. Het was in een tijd waarin de Nederlandstalige popmuziek enorm in opkomst was; aangejaagd door Van Dik Hout, gevolgd door Bløf, Volumia, en dus ook Acda en De Munnik. Wat hun muziek anders maakte dan de rest: het waren echte liedjes, met echte verhalen. Het leken vaak wel kleine films. Het Regent Zonnestralen is een compleet verhaal met een kop, plot, en een staart. Door hun achtergrond in de kleinkunst krijgen ze het voor elkaar om heel beeldend te vertellen, om je mee te nemen in hun wereld. Soms kom je een meisje tegen dat je nog kent van de middelbare school maar waar het nu niet meer zo goed mee gaat (Dag Esmée). In Brussel Moeten Heten gaat het niet zo goed met de hoofdpersoon. Hij zit in een kroeg, heeft iets te veel gedronken, ziet vooral blije mensen, maar is dat zelf niet bepaald. Dan ziet hij een vrouw voor het raam die hem aankijkt. En dat zorgt voor een draai in het liedje, zowel tekstueel als qua melodie (die ineens openbreekt):
Er blijft een vrouw staan voor het raam
Lijkt of ze wil dat ik iets zeg
Het zou hier Brussel moeten heten
Was ik eindelijk eens weg
Later besluit hij af te rekenen en in plaats van naar huis te gaan, een andere route te nemen. Even uit die sleur, die routine die hem duidelijk niet veel goeds heeft gebracht. Soms heb je het gewoon nodig om even op een andere plek te zijn. Mooi, heren. Alleen begrijp ik niet zo goed waarom de keuze op Brussel is gevallen. Wie denkt nu bij ‘even lekker weg’ aan Brussel?
Keuze Patrick van Ommen: Slaap zacht, Elisabeth (1998)
Dansen op de gulden middenweg
Als Counting Crows liefhebber, werd ik in 1998 verrast door een Nederlandse bewerking van het nummer Goodnight Elisabeth. Waar ik voor die tijd Acda en De Munnik links had laten liggen, omdat het niet in mijn normale scope of interest zat, werd ik door deze mooie bewerking toch nieuwsgierig naar dit duo. Ik werd geïntrigeerd door de schoonheid van de teksten die ze schreven en sloot ze in mijn hart.
Op vakantie op Gran Canaria in 1999 hebben we Naar Huis grijsgedraaid en werd Slaap zacht, Elisabeth mijn favoriete nummer van dit album. Waar Duritz vol melancholieke kracht het rouwproces bezingt met rauwe, emotionele kracht, kiest Acda voor een zachtere en meer serene toon. Beide versies raken je vol in de kern van verlies en pijn. Van de leegte die achterblijft, waar ooit liefde mocht zijn. De Nederlandse bewerking, met mooie bruggetjes naar het origineel, hebben er voor gezorgd dat ik ook de truc van het dansen op de gulden middenweg heb geleerd.
Wat je er ook van mag vinden, ik geef graag toe dat ik naast mijn liefde voor het ruigere gitaarwerk en Hiphop ook kan genieten van dit duo. En ik weet nu al dat ik tijdens hun debuut op de Pinkpop-vrijdag ongegeneerd mee sta te zingen om daarna weer vol overgave de moshpit in te duiken bij Fleddy Melculy.
Keuze Henk Tijdink: Lena (Live) (1999)
Verzinken in weemoed
Paul de Munnik schijnt tegenwoordig in Meppel te wonen. Soms loopt het leven zo. Voor hetzelfde geld was het Alblasserdam, Zoeterwoude-Rijndijk of Deurne geweest. Je kan er vast prima wonen, maar het heeft toch niet de allure van een wereldstad.
Zou hij nog wel eens terugdenken aan de hoogtijdagen, zo eind jaren ’90, zoals de schrijver dezes dat nog wel eens doet? Gedachten aan een overdaad aan vrijheid en energie, de goede muziek en vriendschappen uit die tijd. En de gedachten aan gepasseerde liefdes.
Het overvalt je. Een liedje, een flard van een gesprek, de warmte van de zon op je huid: ineens zijn daar de weemoedige gedachten. Wat als er andere keuzes waren gemaakt, zouden we dan nog samen zijn? Mijmeren of mijn herinneringen ook de hare zijn. En zou zij ook nog wel eens denken aan onze tijd samen?
Het komt doordat ik gisteren
In onze oude buurt moest wezen
Wacht, er zit iemand anders op de lijn
Je spreekt het vloeiend zo te horen
Ik heb een vermoeden wie dat was
Ik had niet gedacht dat jij nu nog alleen zou zijn
Het nummer Lena is voor mij zonder twijfel een van de mooiste van Acda en De Munnik vanwege de nostalgie die er in schuilt. Een verhaaltje is het. Zes regels tekst hebben ze slechts nodig om de situatie te schetsen. De muziek versterkt dat gevoel. Niet in het minst door de bijdrage van wijlen Toots Thielemans op mondharmonica.
Het is half elf `s ochtends hier
En Amsterdam droogt op
Om straks weer in de regen te verdrinken
Het was rustig in de zaak
Ik dacht ik bel je op
Maar ik voel de moed nu in mijn schoenen zinken
Ach, de geschiedenis is niet terug te draaien en herinneringen zijn vaak mooier gekleurd dan de werkelijkheid was. Het is heerlijk om af en toe in weemoed weg te zinken. Voor een romanticus heb ik genoeg realiteitszin om me er niet in te verliezen. En anders zorgt het brengen en halen van de kinderen naar zwemles, voetbaltraining, tennisles, paardrijden, orthodontist of school daar wel voor.
Keuze Jeroen Mirck: Kees (2000)
Hiaten tussen de clichés
Kleinkunst is een gek woord. Het beschrijft een vorm van kunst, maar er schuilt tegelijk iets laatdunkends in. Ik kan een heel eind meegaan in het schotschrift van collega-blogger Der Webmeister die ergens hierboven het genre compleet de gruzelementen in schrijft – en dan al helemaal de wijze waarop Acda en De Munnik deze kunstvorm bedrijven. Tegelijk kan ik niet ontkennen dat ik eind vorige eeuw oprecht geraakt werd door de levens-veranderende gebeurtenis uit het leven van ene Herman, op een terras ergens in Frankrijk in de zon.
Verhalen vertellen is een vak dat Thomas Acda en Paul de Munnik heel verdienstelijk in de vingers hebben. Het probleem dat ik met hun muziek heb, is dat hun laagdrempelige stijl (zowel muzikaal als tekstueel) soms net iets te obligaat of zelfs clichématig is. Bij het terugluisteren heb ik veel nummers geskipt. Uiteindelijk kwam ik uit bij het emotionele lied Kees, over een vriend die veel te vroeg overleed. Op het eerste oog typisch zo’n gevoelig liedje van Thomas en Paul, inclusief een stukje zelfreflectie:
En toch als ik mij zo hoor praten,
Vallen er opeens hiaten
Tussen mijn clichés
Maar wat doen die verwijzingen naar Carmiggelt en Drees in vredesnaam in de tekst van twee vijftigers?
De grap is dat de heren hier een kleinkunst-klassieker coveren: Kees van Frans Halsema, ook gecoverd door Herman van Veen. Dat doet het duo heel verdienstelijk zelfs. Maar dat komt mede door het materiaal, groot gemaakt door enkele meesters van de kleinkunst. Waarmee ik maar wil zeggen dat kleinkunst meer is dan iets laatdunkends.
Keuze Peter van Cappelle: De Beatles en de Buren (2000)
Beatlesque middle eight
Het zal ongeveer tegelijkertijd met de doorbraak van Acda en de Munnik zijn geweest in 1998 dat ik de muziek van The Beatles als jochie van 9 jaar ontdekte. En doordat Thomas en Paul uitgesproken bewonderaars van de Fab Four waren, sprak hun muziek mij ook aan. Natuurlijk mede door de hit Laat Me Slapen over de herinnering van Thomas aan de dag waarop John Lennon werd vermoord in 1980. Een beetje tegelijk luisterde ik zowel The Beatles als Acda & de Munnik. Ik ben ze halverwege de jaren ’00 wel een beetje uit het oog verloren en volgde hun nieuwe albums niet meer actief. Dat viel bij The Beatles allang niet meer te doen, want die bestonden voor mijn geboorte al niet meer. Ik herinner mij nog wel dat hun derde album Hier Zijn in 2000 verscheen. Met daarop als eerste nummer een veelbelovende titel: De Beatles en de Buren. Als jochie van elf hoopte ik vermoedelijk te veel op een soort vervolg op Laat Me Slapen. Een beetje teleurgesteld was ik wel dat de tekst nauwelijks iets met de Fab Four had te maken. Toch ben ik jaren later wel de schoonheid van het nummer gaan horen. Want eigenlijk heeft het (behalve de titel) wel degelijk een link met John, Paul, George en Ringo. Want passen Acda & de Munnik hier niet eigenlijk dezelfde techniek toe als dat The Beatles midden in de jaren ’60 vaak deden in hun liedjes? Namelijk het gebruik van een middle eight. Ook nog eens eentje waarin ze hele mooie hamonieuze koortjes zingen zoals The Beatles, maar ook The Beach Boys en Simon & Garfunkel dat zo mooi konden in de jaren ’60. Mede door het inzicht hoe knap het nummer muzikaal gezien in elkaar zit, werd het bijna 25 jaar later toch nog mijn favoriete nummer van de heren.
Keuze Joop Broekman: Groeten Uit Maaiveld (2002)
Zo is het goed
Nou dacht ik toch iets meer aan Acda en De Munnik-albums in huis te hebben, maar het rijtje stokt na Liedjes Van Lenny. Dat is dan maar zo. Ik ben nog naar die rockopera geweest, Ren Lenny ren. De liedjes waren oké, maar daar tussenin was het maar een matige, soms zelfs tenenkrommende bedoening. Graag zou ik de heren nog eens keer hun beste nummers willen zien en horen spelen. Maar dan ontkom ik niet aan een Vrienden van Amstel Live-setting. En daar bedank ik voor. Zelfs met geld toe.
In 1998 raakt de single Niet Of Nooit Geweest me niet meteen. De kleinkunst hing krampachtig als een spruitjeslucht om deze hit-poging heen, vond ik. Maar bij Laat Me Slapen moest ik mijn eerdere fundamentalistische mening inslikken. Zowel tekst als melodie kwamen binnen als een sloopkogel. En niet veel later stonden alsnog de eerste twee albums in de kast. Nog steeds hun beste werk in al hun eenvoud.
Opvolger Hier Zijn is dan weer een stuk saaier, alsof de heren aan iets nieuws toe lijken. Ze tappen uit een ander vaatje op vierde plaat Groeten Uit Maaiveld en dat hoor je. Het titelnummer is ook de opener van het album en bij het refrein was ik destijds al meteen óm. Het vele vioolwerk klinkt niet overdadig, maar zorgt voor een prachtige melancholische sfeer. Kippenvel, zó mooi. Je weet meteen dat het met de andere songs ook goed zit. Voor deze battle heb ik Groeten Uit Maaiveld twee keer achter elkaar volledig beluisterd. Dit album heeft na ruim twintig jaar nog niets aan kracht verloren. Ik denk dat het zo blijft.