In de tijd dat Elvis de opkomst van popmuziek inluidde, stond rock & roll te boek als corrumperend, een gevaar voor de onbezoedelde jeugd. Nu waren ze midden jaren 50 niks gewend natuurlijk. Tot dat heuglijke moment was het braafheid troef in de hitlijsten die werden gedomineerd door het type schoonzonen en -dochters met wie je zonder problemen thuis aan kon schuiven bij de zondagse dis. De vervaarlijk swingende heupen van Elvis maakten daar subiet een einde aan. Veel van wat in zijn kielzog volgde, dreef ouders tot wanhoop. Uit Peter Guralnick’s Careless Love – het eerste deel van zijn Elvis-biografie – begreep ik dat hem dat vooral zat in de muziek. Die deed iets met je middenrif, waar je geen controle over leek te hebben. Al die nieuwlichterij zette aan tot massahysterie.
De ultieme vertaling van die oerdrift is de instrumentale rock & roll van Link Wray. Over een vervaarlijk slepende beat speelde hij zijn onheilspellend rommelende akkoorden, alsof er onweer op komst was. Die keer dat Dave Davies van de Kinks een afspraak regelde tussen zijn zakmes en de conus van zijn gitaarversterker en de wereld kennis maakte met de proto-metal van You Really Got Me, kon Link amper een geeuw onderdrukken: daar was hij dus allang en breed geweest in 1958. Metal heeft veel te danken aan You Really Got Me, maar echt ALLES te danken aan de vervormende power chords van Rumble. Het nummer werd overigens van flink wat Amerikaanse radiozenders geweerd. Snap ik volkomen: ik zie de ongecontroleerde geweldsuitbarstingen levendig voor me.
Link was een innovatieve gitarist. In plaats van tijdgenoten na te spelen, experimenteerde hij er lustig op los. Waar überfan Iggy Pop geldt als de peetvader van de punk, staat Link Wray dankzij zijn uitvinding van de power chord te boek als de peetvader van de punkgitaar. Samen met zijn Wraymen – met in de gelederen oudere broer en latere producer Vernon en zijn jongere broer Doug op drums – vormde hij een bloedlinke eenheid. In Rumble klinkt het alsof de gitaarbeul rond torst met iets zwaars; een bijl of zo, waarmee hij je onverwacht kon belagen. Of een lijk. In de studio speelde hij altijd ingehouden, het credo van Vernon indachtig: je hoefde die power chords niet snoeihard op te nemen om ze op plaat snoeihard te laten klinken. Link kruisigde toch wel zijn gitaarversterker.
Wray’s carrière zou een interessante nasleep kennen. Na eind jaren 50, begin 60 de wereld te hebben verblijd met een paar dozijn brute instrumentals, werd het stil. In jaren de 70 zou hij echter een soort van wedergeboorte doormaken. Niet gehinderd door de klaplong waar hij al sinds zijn jeugd meer rondliep, pakte hij daarvoor naast het gitaarspelen ook het zingen op. Samen met Vernon brouwde hij in zijn kippenhok een potje dampende swampblues, met daar overheen zijn doorleefde vocalen. Een uitblinker als Fire And Brimstone, verdienstelijk gecoverd door Mark Lanegan (voor bootleggers-film Lawless), leverde precies wat de titel beloofde. Toch blijft het cinematische Rumble – het nummer figureerde onder meer in Pulp Fiction – het definitieve visitekaartje van deze gitaarslingeraar.