Als er zoiets als een Krautrock-hemel bestaat, dan is daar nu een fantastische oneindige jam gaande, want zanger Damo Suzuki heeft zich daar gevoegd bij zijn oude maatjes van Can: Jaki Liebezeit, Holger Czukay en Michael Karoli. Afgelopen vrijdag is Damo Suzuki op 74-jarige leeftijd in Keulen overleden. De zanger is te horen op slechts drie albums van de Duitse band Can, maar dat zijn meteen de drie meest creatieve, meest experimentele en meest invloedrijke uit hun hele oeuvre: Tago Mago (1971), Ege Bamyasi (1972) en Future Days (1973) – die laatste scheen zijn favoriet te zijn.
Eigenlijk was Can de allereerste krautrock-band. Of noem het ‘Kosmische Musik’. Nog voordat bands als Faust, Neu!, Tangerine Dream, Cluster en Kraftwerk echt aan de weg begonnen te timmeren waren Jaki Liebezeit (op drums), Holger Czukay (bas en tapes), Michael Karoli (gitaar) en Irmin Schmidt (keyboards) een soort van hit in Duitsland met hun psychedelische funkrock – inclusief die voor Krautrock zo typische ‘Motorik’-beat. Toen de lichtelijk waanzinnige Amerikaanse zanger Malcolm Mooney afhaakte, doken Czukay en Liebezeit in München een straatmuzikant op: Kenji ‘Damo’ Suzuki. De Japanner (geboren in 1950 in Oiso, Kanagawa – vlakbij Kobe) zwierf sinds zijn 18e langs hippiecommunes in Europa. Hij verdiende zijn geld als eenmansband. Hij was in Zuid-Duitsland omdat hij daar een rolletje in de musical Hair had.
De Can-mannen vroegen Damo Suzuki nog diezelfde avond met hen op te treden. Hij kreeg geen instructies, zo vertelde hij jaren later. Gewoon: stap het podium op en doe maar iets. Dat beviel zo goed dat Damo mocht blijven. Zijn teksten improviseerde hij iedere keer ter plekke, meestal in een mengeling van Japans, Engels en zelfverzonnen taaltjes. (The language of the stone-age, noemde hij dat.) Suzuki’s hoge hypnotiserende stemgeluid was een instrument op zich.
Can waren de godfathers van de krautrock-scene, maar hun invloed reikte veel verder dan dat. Tot pustpunk en dance aan toe. David Bowie, Talking Heads en Radiohead waren uitgesproken fans. De band Spoon ontleende haar naam aan een nummer van Can. En in 1985 bracht The Fall het cryptische nummer I Am Damo Suzuki uit. (Wat een raar figuur. Maar hij zingt het, dus het zal wel zo zijn, zei Suzuki laconiek over zanger Mark E. Smith.)
Na de korte tijd bij Can zei Damo Suzuki de muziekindustrie voor lange tijd vaarwel. Hij trouwde en werd Jehova’s getuige. Pas tien jaar later tuigde hij een nieuwe band op: Damo Suzuki’s Network. Daarmee ging hij op een – zoals hij dat zelf noemde – oneindige wereldtournee. Het bracht hem naar Nederland voor het Incubate festival in 2012 en Roadburn in 2018. Maar al jarenlang kampte Suzuki met darmkanker. De eerste diagnose was in 1983, maar het kwam terug in 2014. Tien jaar later werd de ziekte hem fataal.
Het optreden van Can in 1971 bij het Duitse programma Beat Club werd legendarisch. De band speelde het nummer Paper House van het album Tago Mago. Na wat jazzy improvisatie door de band (in overduidelijk psychedelische setting) verschijnt Damo Suzuki in half ontkleed beeld en wordt er een abstracte groove ingezet. Daarover mag de Japanner loos gaan. En dat doet hij in alle vrijheid, zich niets aantrekkend van rijmschema’s of andere conventies. Het is onverstaanbaar wat hij allemaal uitkraamt, maar dat maakt niet uit. Eén kreet wordt wel duidelijk: Damo Suzuki schreeuwt het uit: You can make everything what you want with the mind. Een beter pleidooi voor oneindige creativiteit is nauwelijks denkbaar. Dat komt wel goed daarboven in die krautrock-hemel…