Die eerste keer kwam zijn Sugar Man me voor als een uitzending van een ander sterrenstelsel. Het psychedelische nummer opende een compilatie van dj-producer-muzikant-dj David Holmes, die enkele jaren eerder bekendheid had verworven met soundtracks voor de films Out Of Sight en Ocean’s Eleven. Op zijn mixtape Come Get It I Got It (2002) nam Holmes je mee op een bevreemdend avontuur langs opgegraven juwelen die hij als fervent cratedigger had aangetroffen in kratten met platen, ergens ver weggestopt achter in de uitdragerij. Op een goede dag moet hij daar tegen het debuut van Rodriguez zijn aangelopen, waarbij het platenlabel Sussex uit Detroit mogelijk zijn aandacht trok: de onderneming van Clarence Avant en thuisbasis van onder meer Bill Withers.
Rodriguez’ debuut Cold Fact was Avant’s eerste release op Sussex, maar positieve kritieken vanuit de industrie daar gelaten lag niemand wakker van de plaat. Hoe anders bleek dat achteraf te zijn gelopen in Australië en vooral Zuid-Afrika. Iedereen die de met een Oscar bekroonde documentaire Searching For Sugarman (2012) heeft gezien – de zoektocht van twee fans naar wat er van hun idool terecht was gekomen – weet dat Rodriguez geadopteerd werd als een soort counter culture icoon: massa’s progressieve Zuidafrikanen luisterden naar hem bij wijze van protest tegen het apartheidsregime. De zoektocht mondde uit in de wonderbaarlijke wederopstanding van een artiest die na een vroegtijdig pensioen plotseling in het harnas werd gehesen om tot zijn verbijstering voor volle stadions te spelen.
Het waren de aan Motown gelieerde sessiemuzikanten Mike Theodore en Dennis Coffey (bekend van zijn gitaarwerk voor de Temptations in hun psychedelische fase) die Rodriguez begin jaren 70 onder de aandacht brachten van Avant. Als voortijdig schoolverlater hing hij rond op de universiteitscampus en frequenteerde hij kroegen in Detroit, waar hij zijn zelf geschreven protestsongs ten gehore bracht met zijn rug naar het publiek. De psychedelische trukendoos van Theo-Coffey gaf Cold Fact een eigentijds aura, waarbij Rodriguez het ene moment klonk als een hippere versie van Dylan (Hate Street Dialogue, Rich Folk’s Hoax) en op andere momenten een pact leek te hebben gesloten met Bacharach (het wonderschone Crucify Your Mind). Het grote publiek haalde echter zijn schouders op.
Na de komst van Bill Withers naar Sussex concentreerde Avant zich op zijn nieuwe aanwinst en stuurde hij Rodriguez naar Europa om samen met Steve Rowland aan de opvolger Coming From Reality te werken. Het leverde een gepolijste plaat af, die dankzij de prachtige teksten zeker zijn momenten kende (Climb Up On My Music, Sandrevan Lullaby, afsluiter Cause), maar minder indruk maakte dan Cold Fact. Rodriguez keerde de muziekwereld de rug toe; om voor zijn jonge gezin te zorgen werd hij bouwvakker en schopte het tot voorzitter van de vakbond. Tegelijkertijd is het een van de weinige artiesten die in vier decennia een meervoudige renaissance beleefde op evenzoveel continenten. Rodriguez werd 81 jaar; ik vermoed dat in Zuid-Afrika een week van nationale rouw is afgekondigd.