The Gun Club. Het was zo’n naam die wel de aandacht trok. Een naam die al klinkt als drie pistoolschoten. Maar zoals wel dat wel vaker ging in de pre-streaming tijd: waar begin je? En afgezien daarvan: in de jaren ’90 had ik mijn geld gewoon uit te geven aan CD’s van bandjes of acts die ik al kende. Ook al kende ik de naam en intrigeerde die, ik heb mij destijds niet verdiept in The Gun Club. Wat wel meteen mijn aandacht trok was de recensie in de OOR van de plaat van Ramblin’ Jeffrey Lee & The Cipress Groove met Willie Love. Een Bluesplaat van Gun Clubzanger Jeffrey Lee Pierce, die op 27 juni a.s. 65 zou zijn geworden, als hij niet al in 1996 onder invloed van drugs en drank tragisch aan zijn einde was gekomen. De naam Ramblin’ Jeffrey Lee had zo uit de jaren ’30 van de vorige eeuw kunnen stammen, past in het rijtje van Blind Lemon Jefferson en Mississippi John Hurt. Een plaat gevuld met jaren ’30 Blues en een aantal eigen nummers.
Destijds studeerde ik in Tilburg waar de plaatselijke bibliotheek een hele goede phonoteek had waar je CD’s kon huren. Een uitstekende phonotheek: ik had daar ooit Demon Box van Motorpsycho uit de schappen geplukt. Ramblin’ Jeffrey Lee & The Cipress Groove met Willie Love bleek daar ook te staan en ik heb die opgepikt en op een cassettebandje gezet. Het is denk ik nog steeds één van mijn favoriete min of meer moderne Bluesplaten ooit. In sommige gevallen extreem rudimentair, soms ook breed uitwaaierend in de beste Neil Young traditie zoals in Stranger In My Heart.
Op enig moment heb ik al mijn opgenomen cassettebandjes weggekieperd en vervangen door CD’s. Voor de meeste was het niet ingewikkeld om die te kopen maar een aantal platen bleek lastig te vinden. Eén daarvan was Ramblin Jeffrey Lee. Ik heb rond de eeuwwisseling eens ƒ 40,00 (toch al snel een euro of 18) gestort op een bankrekeningnummer van een Belgische site waar die verkrijgbaar zou zijn. Niet veel later was de site verdwenen en mijn geld ook. Tijdens mijn eerste bezoek aan New York in 2004 moet mijn lief wel eens met de ogen hebben gedraaid als ik weer een platenzaak binnenstormde, steeds zonder succes. Slechts op één plek was iets van herkenning: Hmmm, a blues album by Jeffrey Lee Pierce. That sounds interesting! De plaat was nergens meer te vinden totdat onder andere Willem Venema (oprichter van Mojo) zich ermee ging bemoeien.
De Bluesplaat van Pierce is wat je van hem kon verwachten. The Gun Club is verwant aan The Birthday Party en oude Nick Cave. Zijn Bluesplaat is een eerbetoon aan de oude jaren ’30 blues, verwant aan de muziek van toen maar dan wel met het sausje van The Gun Club. Als voorbeeld: Good Times van Ligtning Hopkins krijgt een opfrisbeurt; Pierce maakt het nummer vooral wat minder lieflijk dan het origineel.
Op deze manier is Ramblin’ Jeffrey Lee een sleutel naar de muziek van zo’n honderd jaar geleden. Nu zijn YouTube en de streaming diensten je vriend: van alle liedjes kunnen de originelen worden gevonden. Dus leg die oude versies gewoon eens naar de covers op dit geweldige blanke bluesalbum en gebruik het als een opening naar veel prachtige hele oude en in veel gevallen al bijna vergeten muziek. De aanleiding voor deze coverstory is Pony Blues, origineel van Charlie Patton .
Na het vlammende Going Down (origineel van Don Nix uit 1969) volgt Pony Blues, origineel van Charlie Patton. Patton was één van de eerste Deltablues muzikanten die enige bekendheid heeft verkregen in vooral het Zuiden van de Verenigde Staten. Zijn Pony Blues uit 1929 waaiert uit, het verhalende was zoals in de jaren ’30 blues vooral van belang. De versie van Pierce blijft enigszins verwant aan het origineel maar is dan meer afgemeten, verbeten. Daarmee een fraai eerbetoon aan de fundamenten van de blues en daarmee van de hedendaagse muziek