Op 17 juni was het Roze Zaterdag, de dag waarop aandacht wordt gevestigd op de gelijke behandeling van homo’s en lesbiennes. Een feestdag maar wel van het wrange soort. Homo’s en lesbiennes durven steeds minder vaak hand in hand over straat te lopen, bang voor scheldpartijen, intimidatie en geweld. Nederland, het eerste land ter wereld dat het huwelijk openstelde voor homo’s en lesbiennes, lijkt steeds minder tolerant te worden. Alex van der Heiden heeft in de battle over jeugdzondes al heel mooi verwoord waar homoacceptatie vandaan moet komen en wat voor een lange weg die acceptatie nog heeft te gaan.
Keuze Peter van Cappelle: Tom Robinson Band – (Sing If You’re) Glad To Be Gay (1978)
Helaas na 45 jaar nog altijd erg actueel
Jarenlang had 3FM in augustus op de vrijdag voor de jaarlijkse Canal Parade in Amsterdam een lijst: de Homo 100. Een lijst die vooral uit nummers bestond die over het algemeen worden geschaard onder de noemer ‘guilty pleasure’ of wat Q-Music zou inplannen voor hun foute uur.
De LHBTIQ+ community werd dus wat muziek betreft vooral in verband gebracht met foute muziek. Met YMCA van The Village People bijvoorbeeld (regelmatig de nummer 1 in de lijst). Eigenlijk was het gewoon de Foute 1500 van Q-Music, maar dan met een labeltje erop.
Oh, wat ergerde ik mezelf ieder jaar weer aan die kortzichtigheid. Terwijl ik voorbeelden van LHBTIQ+ artiesten kon bedenken die nooit die lijst hadden kunnen halen. Wat te denken van Judas Priest frontman Rob Halford die eind jaren ’90 openlijk ervoor uitkwam dat hij op mannen viel? Maar heavy metal paste niet in het format van het lijstje van 3FM, want het moest vooral gezellig klinken.
Deze ergernis had ik niet alleen. Sterker nog: toenmalige 3FM-dj Rob Stenders liet ook in zijn programma overduidelijk merken dat hij geen zin had om dat lijstje te moeten afdraaien. Niet dat hij het er veel beter op maakte. Ik kan mij nog heel goed herinneren dat hij doodleuk zei: “Ik heb niks tegen homo’s, maar het zou wel fijn zijn als ze een betere muzieksmaak zouden hebben”. Waarmee hij net als zijn werkgever het ook allemaal over één kam schoor.
Maar Rob kwam toen wel met een alternatief. Een nummer uit de jaren ’70 waarvan zowel de tekst als de muziek sterk was: Glad To Be Gay van de Tom Robinson Band. In 2011 probeerde Rob tevergeefs dat nummer in die lijst te krijgen.
Tom Robinson schreef het nummer in 1978 naar aanleiding van de beeldvorming rondom homoseksualiteit. Het was toen nog maar 11 jaar dat homoseksualiteit legaal was geworden in Groot-Brittannië. Iets waarvan je je nu niet meer zou kunnen (en willen) voorstellen dat het ooit bij de wet verboden was. Tom Robinson schreef over de hypocriet het was dat homoseksualiteit als obsceen werd beschouwd, terwijl er in de Britse krant The Sun wel de zogeheten ‘page 3’ was waarop naakte vrouwen te zien waren.
Dat laatste is inmiddels ook ter ziele gegaan, want dat zou natuurlijk anno 2023 nogal vreemd en achterhaald zijn. Ook bij 3FM zenden ze gelukkig die Homo 100 niet meer uit en staan ze er anders in, getuige bijvoorbeeld de podcast De Lesbische Liga.
De boodschap van het nummer van Tom Robinson is helaas nog altijd erg actueel. Hoewel er wel steeds meer ruimte is in de samenleving, is acceptatie vaak nog ver te zoeken. Kijk maar naar een willekeurig nieuwsbericht over iets genderneutraals en zie wat voor respectloze reacties het op social media oproept. Des te harder mag het nummer van Tom Robinson worden meegezongen: ‘Sing if you’re glad to be gay!’ Laten we hopen dat het ooit zonder problemen kan. Maar ik vrees dat er nog een hele lange weg te gaan is.
Keuze Leendert Douma: Patrick Cowley – Menergy (1981)
Ondergewaardeerd gay-anthem
Hoe het allemaal begon? Begin jaren tachtig was disco vanuit hippe underground gay-clubs als The Paradise Garage (of simpelweg The Garage) in New York doorgedrongen tot de wereldwijde mainstream. Maar disco was saai geworden. Als zelfs ouwe lullen als de Stones of trutjes als ABBA zich er aan gingen wagen, dan werd het tijd voor iets nieuws. Disco was zo goed als dood en kon wel een shot energy gebruiken. Enter Patrick Cowley.
De producer uit San Francisco vroeg zich af: Hoe zet je een ultieme gay-anthem in elkaar? Dat begint natuurlijk met de titel. Pak het woord ‘energy’ en plak er de M van mannelijk voor. Et voilà. Menergy. Dan nog een dubbelzinnige tekst erbij en hij was een heel end. Maar de echte magic begon in de studio. Patrick Cowley had al met drag queen Sylvester gewerkt (You Make Me Feel Mighty Real) en hij wist het revolutionaire I Feel Love van Giorgio Moroder en Donna Summer te remixen tot een epos van maar liefst 15 minuten lang. Cowley wist dus wel waar-ie de disco-mosterd moest halen. Maar bij hem werd ‘t het ingrediënt voor een hele nieuwe stroming: Hi-NRG.
Menergy start met zachte Vangelis-achtige synthklanken. Maar al snel barst een pulserende electro-drone los. Letterlijk en figuurlijk: shooting off energy! De juiste BPM, wat sci-fi-sounds en arpeggio na arpeggio doen de rest. Wat een climax! Het is pure seks gesublimeerd in synthesizers. Het échte hoogtepunt komt ergens op driekwart van het nummer. Menergy is de eerste plaat ooit met een ‘drop’ – waarin de pompende bas terugkomt na een break. Dat werkte zo geil dat sindsdien zo goed als elke disco- of housetrack wordt voorzien van een drop.
Toch kun je niet zeggen dat Menergy insloeg als een bom. Het werd maar een bescheiden hit, nooit een anthem. Ondertussen stond de discopionier voor een veel groter drama. Als een van de eersten in de scene werd hij geveld door het AIDS-virus (in een tijd dat er nog niet eens een naam voor was). De ziekte beïnvloedde Patrick Cowley op zo’n manier dat hij een zwartgallig, letterlijk ziek klinkend album opnam: Mind Warp uit 1982. Hij belandde daarna in het ziekenhuis, waar Sylvester hem regelmatig opzocht. Eenmaal uitbehandeld werd hij ontslagen en in zijn laatste levensdagen verzorgd door vrienden. (Paul Parker, van wie hij de hit Right On Target had geproduceerd, en zijn partner).
Nog één keer had Patrick Cowley een opleving. Sylvester zette hem achterop de scooter en samen reden ze naar de Megatone-studio in New York. Patrick was like Lazarus with a scarf, zo vertelde Sylvester achteraf. In de studio wisten ze te knallen, niet met zware of ziekelijke klanken maar met rechttoe-rechtaan Hi-NRG discoseks. Sylvester zong de longen uit zijn lijf voor wat Cowley’s grootste hit ooit ging worden. Met Do You Wanna Funk zette hij wél een gay-anthem op zijn naam, al heeft hij dat nooit meer mogen meemaken. De producer overleed kort na de opname, op 12 november 1982. Patrick Cowley werd 32 jaar oud. (Sylvester overleed in 1988 aan AIDS. Hij/zij werd 41 jaar.)
Keuze Quint Kik: Man 2 Man Meet Man Parrish – Male Stripper (1986)
Een paardenmiddel
Begin dit jaar hielden we op initiatief van opperhoofd Freek Janssen de missie van Ondergewaardeerde Liedjes tegen het licht: waartoe zijn wij als bloggerscollectief op aard? Wat zouden we daarin eventueel willen veranderen? Een van dingen die al gauw kwamen bovendrijven: meer diversiteit in de onderwerpkeuze en een inclusieve Snob 2000.
Want laten we eerlijk wezen: witte mannen van bedenkelijke leeftijd met een gitaar om hun nek en een ietwat tobberige sound wel heel erg de overhand in onze lijst. Ten koste van genres als soul, funk, blues & jazz en eigenlijk alle niet Anglo-Amerikaanse artiesten of bands.
Nou weten wij ook wel dat die witte man in zijn eentje niet garant staat voor goede muziek. Alleen: als het op een individuele bijdrage of battle-inzending aankomt, schieten de meesten van ons denk ik net iets eerder die ene favoriete punk- of progrockband te binnen, dan een vrouwelijke hiphopper of zwarte house-pionier. Aan bloggers opleggen waar zij of hij of hen over zouden moeten schrijven is al te krampachtig: liefst zou zoiets vanzelf gaan. Volgens mij is daar niet meer voor nodig dan er net even iets langer je gedachten over laten gaan, want diversiteit is inherent aan goede muziek!
Van tijd tot tijd een paardenmiddel zoals het onderwerp van deze battle kan daarbij geen kwaad. Per slot van rekening wemelt het van de niet-heteroseksuelen in alle denkbare muziekgenres, hoe makkelijk wil je het als OL-blogger hebben?
Aanvankelijk twijfelde ik tussen Labi Siffre en Courtney Barnett, maar hoe tegenstrijdig dit ook mogen klinken: uiteindelijk werden het toch weer twee witte mannen met een voorland in de New Yorkse punkscene. Op de podia van Max’s Kansas City en CBGB’s zetten de broertjes Miki, Mandy en Paul Zone hun eerste stapjes als glampunkers The Fast.
Via experimenten met synthesizers – waarmee ze destijds iedere new wave-act te snel af waren – belandden Miki en Paul in de jaren ’80 dankzij sessiewerk voor producer Bobby Orlando in het middelpunt van hi-NRG. Een typisch Europese, muzikale onderstroom, die fungeerde als brug tussen disco en house. Eentje die omarmd werd door de homobeweging en mede dankzij het succes in de clubs al gauw een cross-over maakte naar de hitlijsten met Divine en Dead Or Alive’s You Spin Me Round. Kenmerkend zijn een nadrukkelijke bas, een staccato ritme en dikwijls campy songteksten.
Onder de naam Man 2 Man droegen Mike en Paul een steentje bij, in de vorm van het energieke Male Stripper. Daarbij kregen ze hulp van electropionier Man Parrish, die vijf jaar tevoren een culthitje had met Hip Hop, Be Bop (Don’t Stop). Toen ze er in de net ontluikende hiphop-kringen achter kwamen dat hij behalve wit ook nog homo was, bleek de wereld te klein. Een verbijsterde Parrish sloeg genadeloos terug. Maatschappelijke én muzikale revoluties win je niet met redelijkheid alleen, soms moet gewoon de beuk er in. Met een vierde plek in de Britse hitparade als resultaat.
Keuze Erwin Herkelman: Furia II – I Want You Boy (1995)
Treurige parallel
Het was een wereld die ver van mij af stond. Dáár, in het grote Amsterdam stond een roemruchte club. De iT. In 1989 opgericht door Manfred Langer, een Oostenrijkse horeca-ondernemer die voor de liefde naar Nederland trok.
Na een aantal succesvolle jaren als uitbater van Chez Manfred richtte hij de iT op. Een extravagante gay-club met veel travestie, leatherparty’s en male strippers. Maar daardoor zó hip dat het ook een flink heteropubliek trok. De aantrekkingskracht werd nog eens extra versterkt doordat grote namen als Grace Jones, Eddie Murphy en Boy George er regelmatig te vinden waren.
Ik vond vooral de muziek leuk. En toen in 1994 de eerste CD uitkwam van de iT heb ik ermee in mijn handen gestaan. Maar de afbeeldingen op de hoes en het stigma dat rond de club hing, weerhielden mij er uiteindelijk van om ook daadwerkelijk een van de albums aan te schaffen. Wat zouden mijn vrienden er wel niet van denken als ze deze in mijn kast zagen staan?
Achteraf vind ik het jammer dat ik mij door zóiets heb laten weerhouden. De reeks bevatte namelijk een schat aan clubklassiekers, waaronder deze prachtplaat. Een heerlijk nummer van een Italiaans project waar verder niets over bekend is. Met name de panfluitmelodie in het midden pakte mij. Het liedje ontsteeg zelfs de clubs: het schampte even de Top 40. Maar inmiddels is het volledig vergeten.
Had ik die iT-CD’s maar aangeschaft. Ik weet zeker dat er geen vriend van mij is die daardoor anders naar mij zou zijn gaan kijken. Iets dat andersom precies hetzelfde had geweest. Maar de gedachten die ik toen had, vormen een treurige parallel met de realiteit van de tieners en pubers van nu. Tieners en pubers die erachter komen dat zij niet passen in het standaardplaatje.
Bij hen is het alleen niet een CD in een CD-kast. Het is véél meer. Het is hun volledige ‘zijn’. Het raakt rechtstreeks aan de persoon zelf. En ondanks alle mooie woorden en beloften en de progressie die er zeker op wettelijk vlak is gemaakt sinds de jaren ’90, glijden we langzaam af naar een maatschappij, waarin LHBT zijn weer een taboe is. Gevoed door conservatieve krachten, die door anti-westerse propagandisten vervolgens dankbaar als useful idiots op een social media-schild worden gehesen. En makkelijk beïnvloedbaar Nederland hapt gretig toe. Met als triest gevolg dat de mogelijkheid om écht jezelf te zijn steeds verder wordt ingeperkt.
Keuze Jeroen Mirck: Belle & Sebastian – Seeing Other People (1996)
Die spannende eerste keer
Toen ik eind jaren negentig kennismaakte met Tigermilk, het debuut van de Schotse indieband Belle & Sebastian, had ik de indruk dat zanger Stuart Murdoch de worsteling met coming-out van jonge homoseksuelen geweldig visualiseerde in tekst en muziek. Het grappige is dat ik bij recente bestudering van de teksten bijzonder weinig LHBTI-verwijzingen tegenkom op dat eerste album. Uitzondering is het tweede deel van het eerste couplet van The State I Am In:
My brother had confessed he was gay
It took the heat off me for a while
He stood up with a sailor friend
Made it known upon my sister’s wedding day
The State I Am In is werkelijk een prachtig nummer, maar het gaat over heel veel meer dan alleen over ontluikende homoseksualiteit. Murdoch zingt over alle universele twijfels van tieners en twintigers. Toch is die gay-sticker voor mij op hun oeuvre blijven plakken. En ja, ze hebben later zeker vaker over dit thema gezongen. Zo gaat Piazza, New York Catcher over een vermeende homoseksuele honkbalspeler.
De ultieme gay-track uit hun repertoire is echter Seeing Other People, van hun tweede album If You’re Feeling Sinister, verschenen in 1996, hetzelfde jaar als Tigermilk. Dit nummer gaat over twee jonge mannen die samen experimenteren met homoseks. Ze vinden het enorm spannend en maken elkaar wijs dat ze ook andere mensen (van de andere sekse) zien, om het minder beladen te maken.
We lay on the bed there
Kissing just for practice
Could we please be objective?
Because the other boys are queuing up behind us
A hand over my mouth
A hand over the window
Well, if I remain passive and you just want to cuddle
Then we should be ok, and we won’t get in a muddle
Cause we’re seeing other people
At least that’s what we say we are doing
Dit in muziek gegoten verhaal zal extreem herkenbaar zijn voor veel jonge ontluikende homo’s. Prachtig verwoord door een band die ook uitblinkt in een muzikale stijl waarbij gevoelens intens tot leven worden gewekt. Zo intens dat ik decennia heb gedacht dat al hun muziek over homoseksualiteit ging terwijl dat vermoedelijk helemaal niet zo was. Of wel, maar dan ben ik gewoon grenzeloos naïef.
Keuze Marco Groen: Rammstein – Mann Gegen Mann (2005)
Zwarte kunst
Het idee dat kunst moet schuren hebben de heren van Rammstein bijzonder goed opgepakt. Wat heet, als het vampiers waren geweest, dan zou je bijna denken dat ze leven van controverse en provocatie, in plaats van mensenbloed. Geen muziek voor tere mensjes.
Rammstein is gewend om het inktzwarte deel van de ziel aan te spreken. Om de vinger te leggen op de plek waar het echt zeer doet. Bekend zijn de liederen die gaan over seksuele taboes, kannibalisme en niet-subtiele verwijzingen naar fascisme. De teksten en video’s van Rammstein moeten dan ook echt ‘de hel’ zijn voor mensjes die niets snappen van stijlfiguren, satire en ironie. Wat dat betreft begrijp ik de gretigheid wel waarmee een hoop mensjes nu op de band duiken.
Wat zullen diezelfde figuren schrikken van een nummer als Mann Gegen Mann. In een wereld waarin acceptatie van welke seksuele geaardheid dan ook nog verre van ideaal is, trekt Rammstein in dit nummer alle stereotype registers open. De geile dansjes bij een Pride vervallen erbij in het niet.
Het publiek tergen om een punt te maken. Wat dat punt dan exact is laat Rammstein in het midden, want hun kunst doet niet aan hapklare brokken. Je moet zelf nadenken. Mijn interpretatie van het nummer is dat het gaat om een jongeman die worstelt met zijn homoseksuele gevoelens. Aan de ene kant wil hij zich onderdompelen in zijn driften, aan de andere kant is hij bang voor de conservatieve reactie van de buitenwereld.
Dit laatste wordt vooral uitgedrukt in het gedeelte waarbij ‘Schwule! Schwule!’ wordt gegild. Voor de wat jongere lezers: het klinkt wat onwaarschijnlijk, maar vroeger werd ‘homo’ als scheldwoord gebruikt. In dit lied grijpt Rammstein hierop terug. Ironisch genoeg is dit eveneens het deel wat enthousiast massaal wordt meegezongen tijdens concerten.
Met een begeleidende provocerende video laat Rammstein zien dat ‘we’ (de maatschappij) absoluut niet zo tolerant zijn als we denken dat we zijn. Zoals bij wel meer video’s van de band wordt ook dit werkje gezien als smakeloos en vulgair. Mensjes vinden dat het niet overdag op TV vertoont zou moeten worden. Dit in tegenstelling tot films met wapengeweld.
Vooral het land van de onbegrensde mogelijkheden is er goed in om beeldmateriaal van Rammstein flink te begrenzen. Het album Liebe is Für Alle Da mocht bijvoorbeeld niet zichtbaar in de winkels liggen en de Universal Music Group had er precies vijf minuten voor nodig om de video van Stripped van het netwerk af te gooien. Eerstgenoemde maatregel werd overigens overgenomen door het vaderland.
En daarom hou ik van deze band. Men doet niet aan gebaande paden. Rammstein bijt, krabt en strooit legoblokjes op de vloer. Pijn heeft een functie.
Keuze Alex van der Heiden: Julien Baker – Go Home (2016)
God zag dat het goed was
In 2012 werd de roze zaterdag toegewezen aan mijn toenmalige woonplaats Haarlem. Ik had afgesproken met een lesbische vriendin en haar partner. Met onze dreumesen klikte het ook prima en achter onze buggy’s liepen we mee in de roze stoet. De optocht was één en al vrolijkheid, vriendelijkheid en liefde… en God zag dat het goed was.
In deze periode ging ik naar een kerk waar LHBTIQ+ mensen welkom waren en werden geaccepteerd. Tot op zekere hoogte dan, want het huwelijk was nog steeds alleen voorbehouden aan hetero-echtparen. Ik was het daar zeer principieel mee oneens en ik had de illusie dat ik dit het beste van binnenuit kon veranderen. Ik had een missie vond ik.
Hierop terugkijkend is mijn missie voor het grootste deel mislukt. Gay-koppels mogen nog steeds niet trouwen in deze kerk en er zijn nog wel meer meetlatten die men helaas wenst te hanteren. Toch ben ik blij wanneer ik zie dat ook deze denominatie van kerken is opgeschoven en je in een aantal van deze kerken in ieder geval een ‘inzegening’ op je relatie kunt krijgen als gay-koppel. Op zichzelf is verandering van binnenuit nog steeds het beste, van buitenaf werkt het meestal polarisatie in de hand.
Ondanks het feit dat veel individuen in mijn vroegere kerk net zo ‘open minded’ waren als ik, lukte het niet om het instituut mee te laten buigen en daarom ben ik (met mijn vrouw en kinderen) op zoek gegaan naar een andere kerk. Misschien laf, want het was een easy way out, omdat we tevens gingen verhuizen naar Rotterdam. Hier in Rotterdam hebben we een mooie kerk gevonden waar het niet uitmaakt wie of wat je bent, hoe je leeft, of wat je achtergrond is: je bent welkom. Tevens kun je als gay-koppel trouwen in deze kerk en dat vind ik met name naar mijn kinderen een heel belangrijk signaal.
Ik wilde deze introductie graag vertellen om te komen bij het liedje dat ik onder de aandacht wil brengen: Go Home. Julien Baker heeft in een interview verklaart dat de druk vanuit de kerk dat homoseksualiteit ‘zondig’ is, gay en queer-mensen kan drijven tot het uiterste, namelijk niet verder willen leven.
Baker vertelde dat Go Home daarover gaat en ook de maatschappij of eigen sociale omgeving mensen tot het uiterste kan drijven. Denk maar eens aan het gegeven dat in Nederland nog steeds homogenezingstherapie is toegestaan. Vorige week werden we daar fijntjes aan herinnerd door het aannemen van een verbod in IJsland. IJsland haalde ons net als veel andere landen in op gebied van gelijke rechten en acceptatie.
Het zou goed zijn dat onze Nederlandse conservatieve partijen notitie nemen van de noodkreet die Baker hier maakt:
I’m drunk on the side of a road in a ditch when you find me
I wanna go home, I’m sick
There’s more whisky than blood in my veins
More tar than air in my lungs
The strung out call I make
Burned out at the edge of the highway
Baker bedient zich van metaforische teksten die vooral haar beleving weergeven. Een beleving die ook een verslavingsachtergrond weerspiegeld en de pijn misschien nog wel zichtbaarder maakt. Het zijn rauwe teksten gehuld in dons van intens kwetsbare muziek. Baker heeft zich ook uitgelaten over haar geloof dat prima samengaat met haar geaardheid…. en God zag dat het goed was. Net zoals haar muziek trouwens, bijvoorbeeld in deze indringende live-uitvoering van Go Home.
Keuze Remco Smith: Bob Mould – American Crisis (2020)
Spugend en tierend
Soms is het onderwerp zo belangrijk, is de urgentie zo groot, dat je de nuance moet vermijden. Voor Bob Mould, ooit Hüsker Dü en Sugar, was de urgentie groot. Zeer groot. Spugend en tierend roept hij ons toe. Waarom de nood zo hoog is, blijkt uit het allereerste couplet:
I never thought I’d see this bullshit againTo come of age in the 80’s was bad enough We were marginalized and demonized I watched a lot of my generation dieWelcome back to American crisisNo telling what the price is
In de tachtiger jaren, de tijd van Ronald Reagan, was Mould een jonge twintiger die op zich niet worstelde met zijn seksuele identiteit, hij wist immers heel goed dat hij op mannen viel, maar die het door religieus rechts moeilijk werd gemaakt om zijn leven te leiden. In die tijd was het voor hem al lastig om uit de kast te komen. Het ontstaan en de ontwikkeling van het AIDS-virus maakten het niet makkelijker. Jonge homo’s hoorden dat AIDS een straf van God was. Homohaat was in de Verenigde Staten de norm.
Vanaf begin jaren ’90 leek het de goede kant op te gaan met homo-acceptatie maar, constateert Mould in het uitstekende interview in The Guardian van september 2020: we zijn weer terug bij af. Hij zag het overal weer terug komen: onverdraagzaamheid. Dat Trump president kon worden heeft extreem religieus Amerika vleugels gegeven. Geen erbarmen meer voor de armen in de grote steden, corruptie. Homohaat. De Amerikaanse crisis houdt me wakker ‘s nachts, gilt hij het uit.
Bob Mould zegt het zonder blad voor zijn mond te nemen. Zijn teksten zijn bot, hard, recht voor zijn raap. Hij kan niet anders.
Keuze Tricky Dicky: Lionstorm – WTJMDZ (2021)
Raak!
De beschaving van het mensdom is flinterdun en vanwege diverse oorzaken, waaronder religie (b)lijkt de acceptatie van homoseksualiteit steeds minder te worden. De politiek kan wel allemaal wetjes en dingetjes vanuit het pluche bedenken, maar zolang je toestaat dat sommige politici en ambtenaren zich (soms verdekt) uitspreken tegen gelijke rechten van de homoseksuele medemens kan ik hen niet serieus nemen. PVV, JA21, FvD (natuurlijk) en SGP, waarbij de laatste ook nog denkt dat homofilie een ziekte is. De Bijbel klinkt vanuit hun monden gevaarlijk hetzelfde als de Koran.
Het denkbeeld van de volgelingen is terug te horen op straat. Zij vallen homoseksuelen lastig of zelfs aan. Hand in hand lopen is helaas vragen om problemen. Vrouwen krijgen dan nog wel het voordeel van de twijfel, maar aangezien het overgrote deel van de agressors mannen zijn krijgen die weer heel andere dingen naar het hoofd geslingerd. Sissen, fluiten en obscene voorstellen.
Volgens de Islam mag dat, want alle vrouwen in het Westen zijn kech (hoeren), behalve hun moeder. Onlangs was er in Toulouse nog een ‘mooi’ voorbeeld van dat denkbeeld c.q. misogynie. In april won Toulouse de Franse beker en de vrouwelijke burgemeester die een toespraak wilde geven vroeg de spelers even stil te zijn. Dat verzoek was tegen het verkeerde been van één van hen (overigens een Nederlandse voetballer met een Marokkaanse achtergrond): bij mij thuis praten vrouwen niet zo tegen mannen. En na de toespraak liep deze idioot op de burgemeester af om haar de les te lezen.
Twee weken later zette dezelfde club enkele spelers (waaronder weer die idioot) uit de selectie omdat ze zich niet wilden associëren met het statement van de Franse club in het kader van de internationale dag tegen homofobie. In ieder geval ondernam de club actie, terwijl Nederland de weigering met de mantel der liefde bedekte. Slappe excuses als vrijheid van meningsuiting werden misbruikt om het gedrag/misdraging van de spelers te rechtvaardigen. De KNVB had bij gebrek aan passende maatregelen van de clubs de spelers voor meerdere wedstrijden moeten schorsen.
Sissen, fluiten en obscene voorstellen. Lionstorm heeft daar een heel goed lied (en clip) over gemaakt. Dit rapduo bestaande uit Vuige Muis en Skerrie Sterrie is een queer rapgroep. Niet mijn woorden, maar die van Wikipedia. Persoonlijk maakt het mij namelijk geen zak uit wat de geaardheid van het beestje is. Elk vogeltje zingt tenslotte zoals het gebekt is. En over vreemde vogels gesproken: wat is het toch met die achterlijke types die denken dat een dickpic van hun cocktailworstje erotisch is en vrouwen hiermee lastigvallen?
Afijn, de leden van het duo zijn ook fotografen en ontwerpen designkleding. De vertegenwoordiging van homoseksualiteit brengen zij op absurdistische en agressieve stijl vanuit het beeld van hetero’s. Hopelijk leren die er iets van, zodat ze in de toekomst hun kroost geen achterhaalde denkbeelden meegeven.