Het gebeurde tijdens het samenstellen van de Ondergewaardeerde Playlist over Sinéad O’Connor. Ik luisterde naar Fire On Babylon, de ritmes, de instrumentatie en moest ineens aan Bomb The Bass denken. Geen idee meer of ik het eerder al wist, maar een snelle blik op de credits leerde me dat het nummer inderdaad medegeproduceerd was door Tim Simenon, oftewel Bomb The Bass. Zijn eclectische geluid, waarin hij tapt uit het volle spectrum van electro, house, hiphop, dub en rock, was eind jaren ’80 en in de jaren ’90 in trek. Niet alleen O’Connor, maar ook bijvoorbeeld Depeche Mode en Seal maakten gebruik van zijn diensten. Voor Björk en David Arnold remixte hij Play Dead tot single. En natuurlijk produceerde hij daarvoor al Neneh Cherry, die net als Tim Simenon uit de Londense underground komt, op haar wereldhit Buffalo Stance uit 1988: bomb the bass, rock this place was de shoutout naar haar producer op het nummer.

Eerder in 1988 was een nog piepjonge Tim Simenon doorgebroken als Bomb The Bass met het sample-nummer Beat Dis. Een heerlijk nummer, met aan de ene kant hiphop/electro-invloeden en aan de andere kant duidelijke (acid)house. Leuk detail is de smiley op de hoes, de eerste keer dat dit latere symbool in de housemuziek te zien was. Met de naam Bomb the Bass wilde Tim zeggen dat de baslijn werd gebombardeerd door cut up samples, om zo een nieuw soort dansmuziek te maken. Beat Dis maakte een beroemdheid van Tim. Zeer tegen zijn zin, zoals hij later in interviews vertelde. Voor Beat Dis werkte hij in een restaurant en volgde hij een opleiding tot sound engineer in studio’s. Daar leek ook zijn ambitie te liggen. Liever dan dat vreemden hem op straat aanspraken, werkte hij aan de muziek die hij goed vond, met de juiste mensen. En zijn smaak was breed, heel breed. Het debuutalbum Into The Dragon bevat net als Beat Dis allerlei stijlen aan dansmuziek. Hiphop en house zaten in Londen nog heel dicht tegen elkaar aan. De term hiphouse werd er speciaal voor bedacht. Je hoorde ook nog duidelijk de weerklant van de wat oudere electro in de muziek, zoals in mijn persoonlijke favoriet van Into The Dragon, Don’t Make Me Wait.

Tim Simenon bleef groeien. In 1991 bracht Bomb The Bass het album Unknown Territory uit. Wederom een album dat stylistisch de breedte opzocht. Het had weer de energieke combinatie van rock, hiphop en house, jaren voordat bijvoorbeeld The Chemical Brothers hiermee aan de weg timmerden. Maar daarnaast was er ook nog iets nieuws te horen op Unknown Territory. Tracks zoals de hit Winter In July hadden meer diepte dan het andere werk, een zekere rust ook. Een eerste, vroege beweging richting triphop. Met triphoppers Massive Attack had Bomb The Bass nog iets gemeen: beide acts moesten tijdens de Eerste Golfoorlog hun naam aanpassen om gedraaid en genoemd te worden op de BBC. Van Massive Attack naar Massive was een kleine stap en zij braken sowieso pas net door. Maar de aanpassing van Bomb The Bass naar zijn eigen naam Tim Simenon deed de verkoop van eerste single Love So True qua naamsbekendheid weinig goeds. Gelukkig kon hij het album later wel onder de naam Bomb The Bass uitbrengen.

Het volgende album, Clear, was een overduidelijke triphopplaat. Een album dat op een track zoals Bug Powder Dust nog wel de eclectische energie van eerder heeft (het lome, trippy geluid kwam voor dit nummer met de fameuze remix door Kruder & Dorfmeister), maar op andere tracks vooral dubby, soms een tikje duister en druggy klinkt. De samenwerking met Will Self op 5 ml Barrel is daar een duidelijk voorbeeld van. Ook het nummer dat ik hier onder de aandacht wil brengen, is te vinden op Clear. En omdat ik door Sinéad O’Connor weer eens aan Bomb The Bass moest denken, ligt het voor de hand dat ik hier het nummer Empire kies. De samenwerking met O’Connor op Universal Mother beviel Tim Simenon kennelijk zo goed dat hij haar vroeg om een bijdrage te leveren aan zijn eigen nieuwe album. Dat werd het nummer Empire. Muzikaal hoor je sterke invloeden uit dub en reggae, waar O’Connor zelf ook van hield, met die typische productie van Simenon. Tekstueel gaat het over de uitbuiting van mensen door het Britse rijk en dan met name door de Engelsen. Een tekst die geheel in het verlengde ligt van eerder werk van Sinéad O’Connor.

Na Clear en het productiewerk aan Depeche Modes Ultra werd het een tijd stil rondom Bomb The Bass. Tim Simenon verklaarde dat hij uitgeput was na tien jaar werken aan muziek. Hij verhuisde van Londen naar Amsterdam en richtte zich op zijn platenlabel. Pas in 2008 bracht hij wederom een album uit: Future Chaos, gevolgd door Back To Light in 2010 en In The Sun in 2013. Albums waarop Simenon duidelijk de muziek maakt die hij zelf echt wil maken, met de mensen waarmee hij graag muziek maakt, los van modes, hypes en de drukte waarin hij eerder zat. Into The Sun lijkt soms zelfs wel een crossover tussen triphop en shoegaze. Na Into The Sun stopte Simenon met Bomb The Bass en met het uitbrengen van muziek (hij opende een bistro in Praag, gespecialiseerd in gehaktballen!), maar zijn oeuvre blijft ook nu nog stevig overeind en was in de beste nummers zijn tijd jaren vooruit.

 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.