Vandaag is het International Day Of Happiness. De initiatiefnemers (United Nations in 2011) hopen dat het globale proporties zal gaan aannemen, want indien de regeringen zich meer op de inwoners  zouden richten en zij vrolijk en tevreden zouden zijn dan zou de economische groei ook hand in hand gaan. We hebben een aantal vrolijke muziekmomenten uitgezocht.

Keuze Quint Kik: Wendy Rene – After Laughter Comes Tears (1964)

Gelukkig zijn met wat je hebt

Een gevoelig punt: mag een artiest gelukkig zijn? Gaat dat niet ten koste van de zeggingskracht van de muziek? Ieder mens gun je in principe alle geluk van de wereld, maar de artiest die niet verscheurd wordt door emoties, wat heeft die de luisteraar eigenlijk nog te bieden? Nee, het is niet eerlijk om zoiets van een normaal mens te verwachten. Het alternatief is echter een zorgeloos wegtokkelende Jack Johnson, waarvan ik van de weeromstuit boze hiphop opzet. De Wu Tang Clan met Tearz bijvoorbeeld, waarin je een getergde RZA hoort rappen over de moord op zijn broer.

De impact van dat nummer komt mede door de sample-keuze: After Laughter Comes Tears. Een vergeten single op STAX, het label dat Otis Redding groot maakte. Die bedacht trouwens ook de artiestennaam Wendy Rene, voor de 16-jarige Mary Frierson. Dat riedeltje Hammond-orgel van Booker T. Jones krijg je niet snel uit je hoofd, maar het is de hartverscheurende voordracht van Wendy die het nummer naar grote hoogte tilt. In de steek gelaten worden door je highschool lover doet ongelooflijk zeer, maar hemeltje: wat een ontstellend verdriet wordt hier ten toon gespreid!

Een kleine 50 jaar later verhaalde Frierson – intussen had ze de naam Cross van haar tweede man overgenomen – er tamelijk luchtig over. In de liner notes bij de heruitgave uit 2011 van haar verzamelde werk leek ze eveneens nuchter onder haar in 1967 vroegtijdig beëindigde zangcarrière. Op een blauwe maandag drie jaar tevoren was ze samen met haar broer Johnny binnengelopen bij Jim Stewart (de ST van STAX), om een auditie later met twee contracten op zak weer naar buiten te komen: eentje voor hun gezamenlijke groep The Drapels en een voor Mary/Wendy als solo-zangeres.

After Laughter was haar eerste solo-single, maar flopte roemloos. Net als de handvol singles die volgden, de hulp van Steve Cropper ten spijt. Bezig met haar tweede huwelijk, koos ze zonder omhalen voor haar gezin. Zelfs een laatste afscheidsconcert met Otis en The Bar-Kays liet ze schieten. Achteraf een fortuinlijke beslissing: het vliegtuig zou verongelukken boven Lake Monona. Toen ze 25 jaar later door haar kinderen op de sample in het Wu Tang Clan-nummer werd gewezen, toonde ze zich niet in het minst boos over eventueel misgelopen royalties (What? My Song? That Old? What?).

Verdriet was er wel, toen Mary na jaren van stilte in 2010 het podium besteeg tijdens het festival Ponderosa Stomp. Johnny was een paar maanden tevoren vrij plotseling overleden, met een brok in haar keel realiseerde ze zich: Mijn tijd als Wendy Rene komt nu echt nooit meer terug. De blik vol genegenheid op de foto’s van haar kinderen was de auteur van de liner notes echter niet ontgaan.

Gelukkig zijn met wat je hebt is ook een kunst.

Keuze Jeroen Mirck: Jackie Wilson – (Your Love Keeps Lifting Me) Higher & Higher (1967)

I’m in heaven when you smile

Iedereen die opgroeide in de jaren tachtig kent de video met het beweeglijke kleimannetje dat Reet Petite zingt. Het betekende een postume nummer-één-hit voor Jackie Wilson (1934-1984), wiens solocarrière ook vliegend van start was gegaan in 1957 met dit nummer. Wilson blonk uit door de passie waarmee hij zijn soulhits vertolkte. Als bevlogen showman droeg hij niet voor niets de bijnaam Mr. Excitement. Dat enthousiasme sprak mede uit zijn met oerkreten doorspekte manier van zingen:

Lookabell, lookabell, lookabell, oooh, weee!
Ooh, ah, ooh, ah, ooh wee!
Well, she’s so fine, fine, fine
She’s so fine, fa-fa-fine
She’s so fine, she’s so fine, fine, fine
She’s really sweet, the kindest girl you ever want to meet

De blijdschap die Wilson wist over te brengen, inspireerde Van Morrison om in 1972 een eerbetoon te schrijven voor de Amerikaanse soulzanger: Jackie Wilson Said (I’m in Heaven When You Smile), wat een van zijn grootste eigen hits zou worden – ook in de heerlijke cover-versie (zie de Toppop-opnames!) van Dexys Midnight Runners tien jaar later.

Zo blij als Wilson klinkt, zo moeizaam verliep zijn leven met zowel ups als diepe downs. In 1961 werd hij neergeschoten door een vrouwelijke fan. Nadien belandde zijn carrière in een fikse dip, die hij gelukkig wist te counteren met het album Higher and Higher uit 1967. Acht jaar later kreeg Wilson een hartaanval op het podium tijdens het zingen van zijn hit Lonely Teardrops. Hij raakte in coma en ontwaakte niet meer. Na ruim acht jaar als kasplant overleed hij op 49-jarige leeftijd in een ziekenhuis.

Toen ik afgelopen maand naar Radio 1 luisterde, passeerde tussen het laatste nieuws door ineens Wilsons comeback-hit (Your Love Keeps Lifting Me) Higher & Higher. Mijn ogen fonkelden, er brak een brede glimlach door op mijn gezicht, ik zoog mijn longen vol met lucht en net als Wilson was ik klaar om op te staan en de wereld aan te kunnen. Dat gevoel overrompelde me totaal en deed me beseffen hoe krachtig het effect van muziek kan zijn.

Hoewel Jackie Wilson het in zijn leven soms zwaar voor zijn kiezen heeft gehad, was hij een man vol energie en optimisme. Het nummer Higher & Higher is daar misschien wel de beste verbeelding van. Daarom sluit ik af met vier tekstregels waarin hij de keerzijde van zijn leven razendsnel kantelt naar datgene wat hem blij maakte:

Now once I was downhearted
Disappointment was my closest friend
But then you came and he soon departed
And you know he never showed his face again

Leuk detail: in de videoclip van het nummer, gemaakt voor een re-release in de jaren tachtig, duikt ook het kleimannetje van Reet Petite weer op. Het blijft een iconisch beeld, maar laten we vooral ook de zanger zelf onthouden: een optimistische showman pur sang.

Keuze Marco Groen: Toy Dolls – She Goes To Finos (1985)

Is this the place to be?

Bands die zichzelf niet zo serieus nemen hebben bij mij een streepje voor. Vooral wanneer ze stiekem bovengemiddeld goed zijn. Hier in de buurt (Alkmaar e.o.) heb je bijvoorbeeld de band Bloid. Dit is een metalband waarbij het maken van lol voorop lijkt te staan. Ondertussen staan er wel een paar bijzonder goede muzikanten op het podium, waarbij vooral de drummer de kwalificatie ‘fenomenaal’ verdient. In iets mindere mate gaat dit op voor de Toy Dolls. 😉

Platvloers, vulgair, onderbroekenlol en regelmatig lomp; het definieert de Toy Dolls. Een concert van ze is dan ook een feestje. Dat zo ook best wel kunnen spelen bewijst hun repertoire. Vooral gitarist/zanger Olga springt er bovenuit. De toonaangevende muziekdatabank Allmusic denkt er ook zo over. Volgens die site is Michael Algar (hij heet natuurlijk niet echt Olga) capable of jaw-droppingly fast guitar picking. Dit viel al te horen op hun eerste album Dig That Groove Baby, waarin bij het gelijknamige nummer doodleuk eventjes een riff van Edward van Halen ertussen wordt geknald (Ain’t Talkin’ ’bout Love). Dig That Groove Baby is overigens volgens het eerder genoemde AllMusic het derde meest populaire nummer van de Toy Dolls. Het meest populaire nummer is natuurlijk het iconische kinderliedje Nellie the Elephant. Op de tweede plek vinden we She Goes to Finos.

Dit nummer vind ik hilarisch. Finos was the place to be in de jaren ’80 en ’90 in Sunderland. Het was een nachtclub waar voetballers, celebs en ander Noord-Engels gespuis graag gezien werd. Het is ook de plek waar het onderwerp van de natte dromen van Olga graag heen ging. Samen met iemand anders dan Olga. Dat weet hij, want als zichzelf respecterende stalker hield Olga dit nauwlettend in de gaten. De pure frustratie die dat oplevert vertaalt zich prachtig op het podium en de intonatie van de gezongen tekst:
…and she goes (nanana nananana) to Finos. And she goes (nanana nananana) with HIM?!
Elke avond probeert Olga wanhopig Finos binnen te komen, maar helaas… Olga is een punk. Kansloze missie voor Olga.

Gelukkig heeft het wel een lekkere meezinger opgeleverd. Het staat nog steeds op de setlist van de Toy Dolls. Finos sloot zijn duren voor het laatst in 2001.

Keuze Tricky Dicky: The Housemartins – Happy Hour (1986)

It’s five o’clock somewhere

Vroeger…..vroeger in mijn jonge jaren spuugde ik er niet in. Het enige wat ik echt smerig vind zijn likeurtjes, sherry en gin: respectievelijk vies zoet, maagzuur en van gin ben ik met een glas dronken. Wat ongetwijfeld ook hielp was dat het herstelvermogen nog optimaal werkte, want vandaag de dag is dat toch allemaal wat problematischer.

Afijn, toen (zei de oude man) werd er na het werk nog even afgezakt in de buurtkroeg. Gezellig nog even nakankeren over de baas en de dwarsligger op de administratie om dan over te stappen op de vakantie of veroveringen. Soms een balsdansje, want er was natuurlijk ook vrouwelijk schoon aanwezig. En als je dan ook nog een tweede glas gratis kreeg steeg de sfeer in korte tijd aanzienlijk. Met het schaamrood op de kaken moet ik toegeven dat we met hetzelfde gemak gewoon in de auto stapten.

Maar ik was een dilettant in vergelijk met sommige die-hards, die om vijf uur plaats namen en pas wanneer de gong van de laatste ronde klonk de uitgezakte kont en bierpens van de barkruk trokken. Hetzelfde zie je ook in veel all-inclusive resorts. Eén keer in mijn leven gedaan. Mexico, waar ik tequila aan het rijtje van nooit meer doen heb toegevoegd. Gelukkig bleven we maar tien dagen, want het hotel lag ver buiten iets wat volgens de reisgids een stadje zou zijn. Het aantal restaurants op het resort was zeer beperkt en het enige echt goede Italiaan had een beperkt aantal tafeltjes dus moest je er als de kippen bij zijn. Na het eerste bezoek heb ik gelijk voor de rest van de week gereserveerd. Dat maakte de aanwezigen Amerikanen geen bal uit, want wanneer om tien uur de bar opende was het laden en drinken. Rond het middaguur waren ze zo dronken als een aap.

Happy Hour is inmiddels een fenomeen waar ik niet meer aan deelneem. Niet dat ik een drankje niet meer lekker zou vinden, maar vanwege tinnitus heb ik erg veel moeite het gesprek te volgen. Het lijkt wel of ik de stemmen om mij heen niet meer kan filteren en een kakofonie van geluid om mij af komt. Doodvermoeiend. Ik hef dus het glas thuis met mijn vrouw. Oeps, ik zie dat het vijf uur is. Tijd om af te sluiten.

Keuze Leendert Douma: Boards of Canada – Happy Cycling (1998)

Wie döt mie wat vandage?

Kkkkkk-tiktik-Kkkkkk-tiktik doet mijn ketting. Rrrrrrrr-rrrrrr-rrrrrrrrrr doen mijn kogellagers. Zoooeeeeffff. Het fantastisch ondefinieerbare geluid van hard gepompte banden over het asfalt maakt me gelukkig. Het is lente en ik ben op fietse! … Wie döt mie wat vandage? ‘k Het de banden vol met wind. Nee ik het ja niks te klagen.

Als eerste moet ik Arnhem uit. De zon schijnt. Ik voel ‘t op mijn blote armen en benen. De motor draait. De baby huilt. De dag begint en de snelweg suist. En ergens blaft een hond. Wraf wraf. Daarna zoef ik naar het klooster in Huissen. Moeoeh, moeoeh loeien de koeien in de wei. Gggt gggt gggt doen de windturbines in de verte. Ik fiets door over de dijk naar Kasteel Doornenburg, jeweetwel waar Paul Verhoeven de tv-serie Floris heeft opgenomen. In mijn hoofd hoor ik een plons. Rutger Hauer springt in de slotgracht. In het echt hoor ik kataklopkataklopkataklop. Twee paarden komen op me afgerend. Er zitten geen ridders op. Daar waar het riviertje de Linge begint, sla ik af en fiets tussen de velden door. Er zijn narcissen en sneeuwklokjes. Bloesem ontbloeit. De rest van de wereld is wonderbaarlijk lichtgroen. Kiet! Kiet! Kiet! kakelen de meerkoeten. Ze hebben zin in seks. Boven de weilanden schreeuwt een buizerd: Iiieeeuw iiiiieeeuw. Die heeft iets anders aan zijn hoofd. Hij ziet zijn prooi en duikt een vlucht. Hebbes.

Dan hoor ik weer een plons, maar ditmaal echt. Drie jongens in een roeibootje peddelen over het riviertje. De grutto roept zijn eigen naam: gruttooo, gruttooo! De kievit klinkt verbasterd: kjiewiet! Pets pets pets luidt het in Park Lingezegen als twee opstijgende zwanen hun vleugels tegen het water slaan. En daarna is het weldadig stil.

Je leest het in al deze onomatopeeën: ik zit op de racefiets zonder oortjes in. Het geluid van de natuur is genoeg om me gelukkig te maken. Ik heb hier geen muziek bij nodig. Soms, heel soms is een stukje van het parcours wat saai. Dan speelt er een imaginaire soundtrack in mijn hoofd. Dat kan dan heel goed Happy Cycling zijn, het sluitstuk van het album van Boards of Canada met die fantastische titel: Music Has The Right To Children. De bijna acht minuten klinken als een minisoundtrack van een plezierfietstocht – en niet dat gejaagde van Kraftwerk’s Tour de France. Happy Cycling bouwt langzaam op, elke drumtrack die er bij komt klinkt als nieuw tandwiel op het buitenblad. Je komt steeds meer in een cadans. Er komen zweverige synths bij, een zuigend geluid en vogels (meeuwen? – heel anders dan de weidevogels in het Linge-gebied). Het deinst maar door. Happy cycling! Het is fascinerend hoe je hoofd daar leeg van raakt. Het is het een-na-mooiste tijdens een zonnige lentedag op de fiets. Het allermooiste zijn de echte geluiden om je heen.

Keuze Remco Smith: David Gray – The One I love (2005)

Vol overgave

Happiness. Tsja. Happiness en muziek gaan al best lastig samen. Het cliché wil toch dat in tijden van ramspoed de beste kunst wordt gemaakt. Wanhoop, verdriet, depressie, ze zijn een betere voedingsbodem voor kunst dan Geluk.

Wat is geluk nou eigenlijk? “A warm gun”? Geen permanente staat van euforie ofzo. Bij iedereen regent het wel eens, of in letterlijke zin of in overdrachtelijke zin. Bij mij wel in ieder geval. Daarbij: juist door melancholieke of echt ongelukkige periodes, zijn die fasen van welbevinden, van tevredenheid, beter te voelen. Of je dan meteen gelukkig bent? Ik weet het niet. Dat ligt mogelijk aan mijzelf: bij zien van het onderwerp van deze battle dacht ik in eerste instantie aan de intens wrange film Happiness (1998): de ode aan eenzaamheid en menselijke onmacht waarin de hoofdpersonen tegen de klippen op doorlopend proosten “to happiness”.

Wat is geluk? Misschien wel dat je iemand tegen komt tegen wie je vol overgave kunt zeggen: “You’re the one I love”, en die dat ook tegen jou zegt. Soms heb je voor geluk niet meer nodig dan dat.

Keuze Henk Tijdink: The Lathums – How Beautiful Life Can Be (2021)

Vrolijke Britpop

The Lathums komen uit Wigan, een stadje onder de rook van Manchester. En het is niet onwaarschijnlijk dat de muzikale inspiratie, bij een flinke oostenwind, letterlijk is komen aanwaaien en de jongens van The Lathums heeft geïnspireerd de (bas)gitaar of drumstokken ter hand te nemen.

Elke korte en bondige formulering doe de werkelijkheid tekort, maar als ik dan toch een poging moet doen: The Lathums is net The Smiths, maar dan vrolijker en sympathieker.

En zeker dat vrolijke van The Lathums mag zeker niet missen op International Day of Happiness. De titel van het debuutalbum zegt het al: How Beautiful Life Can Be. Eigenlijk elk nummer op deze plaat maakt me blij. Het recept daarvoor is eenvoudig: pakkende melodieën, catchy refreinen, vrolijke gitaarloopjes.

Stiekem is The Great Escape nipt mijn favoriet, maar vandaag kies ik voor het titelnummer van het album. Want in deze crisistijden is het  een verademing om ook nog een vrolijke en optimistische boodschap te horen.

Just how beautiful life can beWhen one allows her to breatheLet the children have their chance to seeJust how beautiful life can be

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.