Mensen zijn niet geschikt om twee dingen tegelijk te doen. Nee, ook die helft van de mensheid niet. Dat evolutie heeft geleid tot mensen die én kunnen zingen én gitaarspelen is op zich al een mirakel. Dat betreft dan in ieder geval nog alleen de melodie.
Bassende zangers en zangeressen zijn helemaal fascinerend. Een deel van de ritmesectie doet zomaar de melodie erbij. Een stap in de evolutie: zij doen echt twee dingen tegelijkertijd. Nog gekker: Sting kon tegelijk bassen, zingen én ruzie maken met drummer Stewart Copeland. Ongekend. Hoe krijgen zingende bassers of bassende zangers en zangeressen het voor mekaar: strak op het ritme en soepel op de melodie?
Keuze Hans Dautzenberg: Brinsley Schwarz – (What’s So Funny ‘Bout) Peace, Love And Understanding (1974)
Lekker op de achtergrond
Bijna was ik bassist in een punkband, maar het mocht niet zo zijn. Na een middag oefenen bij een vriend op de tienerkamer, wist ik het: ik word niet de volgende Dee Dee Ramone of Paul Simonon. Laat staan Sid Vicious.
Het leek me wel wat, de bassist in de band. Lekker op de achtergrond. Rots in de branding. Type Bill Wyman, John McVie, John Deacon zal ik maar zeggen. In die rol zag ik mezelf wel. Dat veel bassisten juist meer op de voorgrond treden, paste toen niet zo in mijn plaatje. Vreemd, want er waren voorbeelden genoeg, ook in mijn jeugd: Sting, Paul McCartney, Jack Bruce, Phil Lynott, Lemmy, Roger Waters enzovoort. Maar dat was toen. Al lang is het besef doorgedrongen dat de bassist niet per se een stil (beperkt?) type muzikant is en in veel gevallen zelfs het ‘brein’ achter de band.
Dat brengt ons bij het thema van deze keer: bassende zangers. Dat is een mooie gelegenheid om Nick Lowe eens in het zonnetje te zetten. Hij speelt bas en zingt, check!
Lowe begon zijn carrrière in de onvolprezen band Brinsley Schwarz, genoemd naar – je verwacht het niet – oprichter en gitarist Brinsley Schwarz. Nick en Brinsley kennen elkaar van school in de vroege jaren 1960, waar ze al in bandjes spelen. Later komen ze samen in een band, die na de nodige wisselingen in naam en samenstelling in 1969 vaste vorm krijgt en genoemd wordt naar de gitarist. De band komt op de radar van de platenindustrie, mag een album opnemen (leuk werk, fraaie hoes, muzikaal (te) veel leunend op CSNY en The Band) en wordt groots gelanceerd voor de Britse pers met een optreden in Fillmore East in New York. Geheel volgens de bekende rockwetten, arriveert de band te laat en heeft te weinig voorbereiding. Het journaille houdt zich ook aan de rockregels door een gedwongen oponthoud op het vliegveld door te brengen in de plaatselijke bar om vervolgens dronken c.q. met kater het concert bij te wonen. Het resultaat is een grandioze mislukking van wat de kickstart van Brinsley Schwarz’s loopbaan had moeten worden. Wel een goed verhaal. En leuk voor Spinal Tap.
De band laat zich niet uit het veld slaan, noemt zijn tweede album treffend Despite It All en vindt zijn weg in de Engelse pub rock scene. De koers wordt qua stijl verlegd in de richting van countryrock met een typisch Engels tintje (Anglo-Americana à la The Flying Burrito Brothers go to the pub) en dat gaat de band goed af. Met de volgende albums Silver Pistol en Nervous On The Road vestigt de band zijn naam, zoals hier te zien in The Old Grey Whistle Test, voor deze keer met Nick Lowe op gitaar. Het daarop volgende Please Don’t Ever Change wordt weer minder goed ontvangen en het zesde album The New Favourites of… Brinsley Schwarz, zal het laatste zijn dat wordt uitgebracht voor dat de band in 1975 uit elkaar gaat. Gitarist Brinsley Schwarz en toetsenist Bob Andrews stappen over naar Graham Parker & The Rumour, waar ze de hoogtijdagen meemaken van die band.
Dat brengt ons terug bij zanger-bassist Nick Lowe. Deze stapt over naar Rockpile van Dave Edmunds, maar brengt in 1978 ook zijn eerste solo LP uit, Jesus Of Cool. De hit I Love The Sound Of Breaking Glass bereikt dat jaar in Nederland de 21ste plaats. Als huisproducer voor het Stiff label produceert hij in die periode onder meer de eerste vijf platen van Elvis Costello en werk van Pretenders. Met medewerking van Rockpile brengt Lowe nog meer werk uit, tot die band in 1981 uit elkaar gaat. Lowe blijft in de decennia daarna platen maken en produceren, waaronder werk van zijn vrouw Carlene Carter, wat hem de stief-schoonzoon van Johnny Cash maakt. In de jaren 1990 is hij bassist en zanger bij de band Little Village met John Hiatt, Ry Cooder en Jim Keltner.
Wellicht de bekendste hit van Nick Lowe voor Brinsley Schwarz is (What’s So Funny ‘Bout) Peace, Love And Understanding, maar dan vooral in uitvoeringen van anderen. De song is al in 1979 met succes gecoverd door Elvis Costello en is ook bekend van Curtis Stigers uit de film The Bodyguard. In 2004 werd het nummer ook als all-star afsluiter gespeeld tijdens de Vote For Change campagne door Bruce Springsteen et al. In 2020 is nog een prachtige (corona lockdown-) versie verschenen van Josh Homme met Sharon van Etten.
Hier is het origineel.
Keuze Tricky Dicky: Deep Purple – Burn (1974)
Mark III
Deep Purple. Ik laat geen mogelijkheid onbenut om iets van hen te draaien. Thuis of in mijn radiouitzendingen. Een meesterlijke band, maar ze hadden ook duidelijk mindere periodes. Want laten we wel wezen….in den beginne had je niet de indruk dat hier een toekomstige topband aan het werk was. De eerste drie albums waren aardig en duidelijk was dat de band zoekende was. Met In Rock was duidelijk welke koers ze gingen varen en de daaropvolgende albums behoren tot op de dag van vandaag tot de absolute top van de hardrock.
In 1974 hebben Roger Glover en Ian Gillan de band verlaten; de plaatsen worden ingenomen door David Coverdale en Glenn Hughes. Ze zouden maar vier jaar blijven om daarna hun eigen weg te gaan. De albums uit die periode (Burn, Stormbringer en Come Taste The Band) worden steeds minder, maar markeert de samenzang; zowel Coverdale als Hughes zingen afwisselend.
Glenn Hughes begon als bassist en zanger in 1969 in Finders Keepers; een band die een paar matige singletjes opgenomen heeft en maar anderhalf jaar bestaan heeft. Samen met twee bandleden start hij Trapeze die een zeer goed debuutalbum maken en hen een kleine hit opgeleverd met Send Me No More Letters. De critici voorspellen een grote toekomst, maar de twee daaropvolgende albums zijn beduidend minder. Dan volgt de overstap naar Deep Purple.
Na zijn Purple-periode zal hij in diverse bands (mee)spelen waaronder Gary Moore en een blauwe maandag bij Black Sabbath. Vanwege gezondsheidsproblemen (lees drugs en alcoholverslaving) besluit hij af te kicken en in 1991 zingt hij mee op de hit America: What Time Is Love van KLF. Vele projecten volgden tot hij in 2009 samen met Joe Bonamassa Black Country Communion opricht. Na drie albums is het over en sluiten. Sinds 2019 is hij bandlid bij The Dead Daisies.
Het titelnummer op het Deep Purple-album Burn wordt door zowel Coverdale als Hughes gezongen en behoort tot het beste van de derde periode (Mark III). Het verving Highway Star als concertopener. Gitaargod Eddie van Halen noemde de riff één van zijn favoriete aller tijden.
Keuze Jan-Dick den Das: Suzi Quatro – If You Can’t Give Me Love (1978)
Stoer
Wanneer je opgroeit en in aanraking komt met muziek zijn er van die fases. En in iedere fase heb je wel zo’n artiest, soms meerdere die voor altijd in je geheugen gegrift staan. Het is vaak helemaal niet goed te duiden waarom dat nummer, die artiest zo in het je muzikale geheugen gegrift staat. En toch toen de battle over bassende zangers/zangeressen werd aangekondigd kwam daar toch spontaan Susan Kay Quatrocchio om de hoek kijken. We kennen beter als Suzi Quatro. In 1978 had ze een hit met If You Can’t Give Me Love. Als jochie van net 14 vond ik het nogal wat, een vrouw met een bas en een geweldige stem. Die stem die ik nog steeds heerlijk vind om te horen.
Suzi komt oorspronkelijk uit de Verenigde Staten, in de buurt van Detroit groeide zij op met haar drie zussen en broer. Ze werd ontdekt door Mickie Most, die daar was om een plaat te produceren van de onlangs overleden Jeff Beck. Op zijn advies verhuisde ze naar Groot Brittannië, waar uiteindelijk de heren Chinn en Chapman nummers voor haar gingen schrijven. Een schrijversduo wat al menig hit voor The Sweet uit hun koker hadden getoverd.
Glamrock was wat de klok sloeg en dat vermeng met een beetje country leverde dit pareltje op. Een nummer wat trouwens ook niet in de Top 2000 staat en noch in de Snob 2000. In de vorige battle had ze dus zeker ook niet misstaan. Zoals ik zei je hebt van die nummers die vooral altijd verbonden zijn met mijlpalen in je leven. In dit geval het puberleven. Suzi Quatro een bassende zangeres; ik vond en vind het nog steeds stoer en dat nummer heeft de tand des tijds best doorstaan. Het klinkt nog steeds lekker. En geloof het of niet, maar de Suzi treed nog steeds op. Sinds 1970 tot de dag van vandaag plukt ze aan de snaren van de bas en zingt ze er bij. Ik geef Suzi al mijn muzikale liefde.
Keuze Remco Smith: Doe Maar – De Laatste Keer (1981)
Wegspringende ree
Toen ik een jaar of negen was, was ik fan van Normaal. Ik ben getogen in Vriezenveen, Twente, en was daarin niet de enige. De jongens waren van Normaal, de meisjes van Doe Maar. Deurdondern, De Boer is Troef, De Klok op Rock. Daar kon Doe Maar niet tegen op. Na Normaal kwam België van Het Goede Doel. Je kunt je afvragen of een kind van negen blootgesteld zou moeten worden aan de teksten van Henk en Henk, maar het was voor mij onweerstaanbaar. Doe Maar ging langs me heen. Ik was tien toen werd aangekondigd dat Doe Maar uit elkaar ging. Ik meen dat ik me de journaalbeelden nog kan herinneren, alhoewel de kans bestaat dat de herinnering pas later is gecreëerd. Het einde van Doe Maar liet me redelijk koud.
De echte waardering kwam eigenlijk pas redelijk recentelijk. Sowieso had ik wel enige fascinatie voor bassende zangers, meer nog eigenlijk voor drummende zangers. Hoe iemand van de ritmesectie verantwoordelijk kan zijn voor de zangmelodie, gaat mijn pet te boven. Dan zou ik voor de muzikant Hennie Vrienten moeten vallen, maar op de één of andere manier stond de persoon Vrienten een beetje tussen mij en de waardering in. Dat werd anders door een snobdiscussie waarin iemand mij wees op de baslijn in Smoorverliefd; toen ben ik er op gaan letten. Als je het eenmaal hoort, kun je het niet onthoren.
Vrienten was een fenomenaal bassist. Hij beheerste alle facetten van de bas: het stuwende, het dienende maar ook het melodische, het huppelende, het dartele. Doordat Doe Maar met de voeten in de ska en reggae was de baslijn al nooit recht-toe-recht-aan, maar wat Vrienten deed, grensde aan jazz. Duidelijk horend spelend met een plectrum, waardoor de bas meer is dan alleen een deel van de ritmesectie. Luister maar naar De Laatste Keer, een baslijn als een wegspringende ree.
Keuze Alex van der Heiden: Chicago – Chains (1982)
Zonder enige schaamte
In de sorry-battle onlangs was mijn plan om over Chicago te schrijven. Sorry. Uiteindelijk ontbrak het mij aan tijd en inspiratie; sorry. De reden is dat vrijwel ieder nummer gezongen door Peter Cetera wel een soort excuus in zich heeft, met natuurlijk Hard To Say I’m Sorry als lyrisch hoogtepunt. In deze battle over bassende zangers mag Cetera natuurlijk niet ontbreken. En omdat de Snob-appgroep van deze website helemaal los gaat van afschuw bij het noemen van Cetera, reden te meer om het juist wel te doen. Ja, natuurlijk kunnen de ballads van Chicago en Cetera je behoorlijk de keel uithangen, maar ontegenzeggelijk bepaalden juist deze ballads het grote succes van Chicago. En ik moet zeggen, ik hou ook wel van die scherpe stem van Peter Cetera. Daarnaast schaam ik me niet te zeggen dat ik van rock en metal ballads houd, scroll maar eens door eerdere bijdragen zou ik zeggen.
Dan Chains, het nummer dat ik wil uitlichten. Eigenlijk vooral om nu juist even niet terug te vallen op één van de ballads die we kennen en tevens ook om een lekkere baslijn te horen. Het is niet eens een nummer van Chicago zelf, maar gecoverd van de Canadese singer-songwriter Ian Thomas, die in zijn thuisland best bekend is, maar waar de meeste lezers onder ons waarschijnlijk nog nooit van gehoord zullen hebben. Eerlijkheidshalve ben ik niet blijven hangen bij zijn muziek na nog enkele nummers geluisterd te hebben, dus bespaar je de moeite. Chains daarentegen uitgevoerd door Chicago met de prachtige vocals van Peter Cetera en begeleidt door zijn bas, ik zeg: doen. Nog even over die bas van Cetera: hij is een typische plectrumspeler en persoonlijk hou ik daar niet zo van. Binnen het werk van Chicago heb ik dan ook geen fenomenale baspartijen of solo’s kunnen ontdekken. Ik denk ook dat de aanvulling van Cetera zijn tenorstem voor de meerstemmige partijen in de beginjaren de doorslag gegeven zullen hebben om hem te vragen voor Chicago naast de zang van Robert Lamm.
Keuze Der Webmeister: Motörhead – Killed By Death (1984)
Een Cursus Headbangen voor Beginners
In mijn middelbare schooljaren begin jaren ’80 zat ik het Punk/New Wave-kliekje, maar gelukkig was daar op vrijdag- en zaterdagavond het plaatselijke jongerencentrum met goedkoop bier en een muzikale multi-culturele mix, waarin alle kliekjes aan hun trekken kwamen. Op zo’n avond waren de hardrockers altijd in grote getalen aanwezig, herkenbaar aan hun tamelijke uniforme kleding: strakke spijkerbroek, zwart leren jasje met de nodige metalen onderdelen, en daar overheen een spijkerjasje zonder mouwen, maar wel volbehangen met hardrock patches, door hun moeders er liefdevol opgenaaid. Ze hadden ook allemaal woeste bijnamen, die -toegegeven- beter met hun uiterlijk matchten dan hun echte namen. Persoonlijk vond ik hardrock/heavy metal doorgaans heel veel van hetzelfde, een genre waarbij er wel erg binnen de voorgeschreven lijntjes werd getekend. Een band die er in creatieve zin aangenaam uitsprong was het powertrio Motörhead, met de bassende zanger Lemmy, die altijd van beneden naar boven zong, in een iets te hoog afgestelde microfoon. Motörhead speelde in het grensgebied van Punk en Hardrock, maar zanger/bassist Lemmy noemde het steevast Rock-‘n-Roll.
Een paar keer per avond werden er in het genoemde Jongerencentrum wat Heavy Metal-nummers gedraaid, wat het startsein was voor een potje headbangen, en daar wil ik het met jullie over hebben. Want de jeugdige lezertjes van dit blog zullen waarschijnlijk niet bekend zijn met headbangen, dus de hoogste tijd voor een Cursus Headbangen voor Beginners!
Headbangen is een vorm van dans die doorgaans wordt uitgevoerd bij meer agressieve muziekgenres zoals Heavy Metal en Punkrock. Het is een prettige manier om lekker helemaal in de muziek op te gaan, maar zonder de juiste basistechnieken kan het lijden tot zeer ernstige hoofdpijn en nekklachten. Als je op een lekkere riff wilt meedeinen is het zaak om voor een goeie warming-up te zorgen, liefst nog voor je de concertzaal of het hardrockcafé betreedt, en het headbangen rustig op te bouwen.
Neem een comfortabele, stabiele houding aan. Zet je voeten iets breder dan schouderbreedte uit elkaar, met de ene iets voor de andere. Dit alles om er rekening mee te houden dat u niet de enige bent die wilt headbangen, want niets kan een mens meer aan het wankelen brengen dan een dolle menigte headbangers in uw zeer nabije omgeving. In deze houding zal een mede-headbanger u niet snel omver kegelen, zeker als u uw lichaamsgewicht zoveel mogelijk op uw voorvoet laat rusten.
Houd voor extra stabiliteit de knieën een beetje gebogen, teneinde uw zwaartepunt zo laag mogelijk te houden. Begin met een langzaam, ritmisch knikje, alsof je in een lange saaie vergadering half ingedut instemming probeert te veinzen. Breng je kin een paar centimeter omhoog en omlaag, en laat je hierbij leiden door het tempo van de muziek. Je bent nu lekker aan het opwarmen voor het echte headbangen. En mocht je later hoofdpijn krijgen of duizelig worden, dan kun je altijd terugkeren naar deze basis.
Na een paar nummers warmdraaien begin je met je hele hoofd op en neer te zwaaien, in langere bewegingen. Bij minder snelle nummers kun je je hoofd helemaal tot op je knieën voorover laten vallen. Tip: als je een nummer te snel vindt, probeer dan op de baslijn te focussen in plaats van de drums, dan gaat het meestal wel goed. Intussen is het tijd om wat extra elementen toe te voegen: steek je wijs- en pink recht naar buiten en stop je middel- en ringvinger onder je duim. Schiet dan je hand hoog en trots in de lucht zodat iedereen het kan zien. En als je de beschikking hebt over een flinke bos haar tot over de schouders, en metalfans hebben dat nogal vaak, dan is het natuurlijk zaak om deze af en toe in de strijd te gooien. Draai je hoofd rond in een wijde cirkel, zodat je haren de vorm aannemen van een wervelende windmolen.
Tijd om het headbangen nu in de praktijk te brengen. Zet je volume op max en klik op de startknop hieronder. Veel plezier!
Keuze Quint Kik: Sonic Youth Ft. Chuck D – Kool Thing (1990)
Fear of a female planet
Het was me aanvankelijk niet helemaal duidelijk wie er nu eigenlijk de lakens uitdeelde: een van de gitaristen Thurston Moore of Lee Renaldo? Of toch die onderkoeld zingende bassiste Kim Gordon, die op het album Dirty (1992) meer dan eens het roer overnam? GIRLS INVENTED PUNK ROCK, NOT ENGLAND, prijkte ooit op een van haar T-shirts. Dat is niets te veel gezegd; waar ik Sonic Youth leerde kennen van hun notering in MTV’s U.S. Top 20 – grunge was in zwang, 100% was een opvallend lekker en niet al te commercieel nummer en dat zomaar prime time op zondagavond! – was het de door Gordon gekreunde albumtrack Drunken Butterfly, die op de dansvloer van het Utrechtse podium EKKO (tijdens een van die legendarische biologiefeesten) een onuitwisbare indruk op me maakte.
In OOR’s popencyclopedie van 1990, de bijbel waarmee ik als 16-jarige onder mijn hoofdkussen sliep, had ik ze al weleens zien staan onder het lemma Gitaar U.S.A. Met Dirty’s overrompelende voorganger Goo (1990) hadden de gewezen Avant-gardisten de overstap gemaakt naar de corporate Geffen Records. Sell out! huilden de preciezen, maar Kim wees Kurt wel mooi de weg naar hun doorbraak met Nevermind (de video bij de single Dirty Boots schijnt hiernaar zelfs een nauwelijks verhulde verwijzing te bevatten). Om eerlijk te zeggen vind ik Dirty noch Goo overweldigend commercieel; volgens mij maakte de band gewoon heel slim gebruik van de mogelijkheid die zich voor deed en bleven ze lekker hun eigen ding doen, maar met meer middelen voor onder andere gelikte video’s.
Hey kool thing, come here
Sit down beside me
There’s something I got to ask you
I just want to know
What are you gonna do for me
I mean, are you gonna liberate us girls
From male white corporate oppression?
Zoals die voor Goo’s tweede single Kool Thing, dat in Nederland de vierde plek in VPRO’s song van het jaar wist te veroveren. En hemeltjelief, wat was (is!) Kim Gordon me toch een coole dame! Haar gelegenheidspartner Chuck D. raakt er hoorbaar van in de war als zij hem aanspreekt: Dat is allemaal mooi knul, die gedroomde zwarte planeet van je, maar wat ga je eigenlijk doen voor het minstens zo zwaar onderdrukte vrouwelijke deel der natie? Public Enemy’s frontman lijkt niet veel verder te komen dan een besmuikt yeah en word up! Al vat hij op de valreep mooi samen wat wij male white corporate oppressors allemaal dachten toen we naar die video keken: Fear baby, fear of a female planet. Zonder al te veel poespas de band overnemen… En potdorie ook nog goed kunnen bassen!
Keuze Marco Groen: Slayer – Disciple (2001)
Misotheïsme
Het was in het jaar 2019 dat ik voor de allerlaatste keer Slayer mocht aanschouwen. Het sacrarium waar dit plaats vond was Graspop, een plek waar nog meer leuke muziekgroepjes optraden. Bandjes als Taking Back Sunday bijvoorbeeld. Zoals gebruikelijk bij festivals waar Slayer optreedt was het terrein een grote kakefonie van mensen die regelmatig uit volle borst Slayer!!! gilden. Want dat hoort zo. Overigens gebeurt dat ook wel bij evenementen waar Slayer helemaal niet speelt, toch lag nu de frequentie een stuk hoger. Elke spontaan uitgeroepen Slayer!!! werd begroet door minstens drie ‘echo’s’ die de mantra enthousiast herhaalden. Vier dagen lang. Het leek veel op hondengedrag: een hond blaft, waarop andere honden het belangrijk vinden om ook te gaan blaffen, wat op zijn beurt weer wordt opgepikt door weer andere honden. Hartstikke leuk natuurlijk.
En dan heb je dus op een wat kleiner podium Taking Back Sunday staan, compleet met een zanger die elk gevoel van perspectief en verhoudingen ontbeert. Tussen de nummers door praatte hij graag tegen het publiek, waarschijnlijk in de veronderstelling dat het hele veld was volgestroomd met Taking Back Sunday-fans. Halverwege het optreden maakte hij een foutje dat zijn ego zo ongeveer een halve meter deed krimpen. In al zijn naïeve onschuld was hij zo handig om het toegestroomde publiek te vragen wat hun favoriete band was.
Dat doet hij nooit meer.
In de praktijk is het gillen van het woordje Slayer niets anders dan een soort meezinger. Dat wil zeggen, bij metalpubliek. Iets wat an sich vreemd is, daar de band Slayer absoluut geen nummers heeft die je als publiek functioneel kan mee gillen. Althans, tot het het nummer Disciple het levenslicht zag. Toen veranderde dat. De frase God hates us all werd, zoals gitarist Kerry King het uitdrukt, een ‘big chant-along moment’. Het idee voor dit immens populaire zinsdeel ontstond in de file. Kerry stond met zijn auto iets te lang onvrijwillig stil naast een reclamebord, waarop God Loves You te lezen viel. Er ontstond kortsluiting in het hoofd van de toch al geïrriteerde Kerry, waarna de tekst voor Disciple al snel hun weg naar het papier vonden. Waanzin en woede zijn vaak prima stimulatoren. Daarover gesproken: Hanneman schreef de bijbehorende muziek en zanger/basgitarist Tom Araya zong de teksten bewust nogal over the top in. Dat deed hij trouwens op het hele album, dat de toepasselijke naam God Hates Us All ging dragen.
De antireligieuze teksten die regelmatig uit de pen van King kwamen, weerhield Araya er niet van om ze met volle overtuiging te zingen. Vrij opmerkelijk, daar die laatstgenoemde een praktiserend Rooms-katholiek is. I’m not one that’s going to go, This sucks because it’s contrary to my beliefs. zo vertelt hij hierover. To me it’s more like ‘This is really good stuff. You’re going to piss people off with this. En dat lukt Slayer over het algemeen erg goed.
Keuze Erwin Tijms: Thundercat – Oh Sheit It’s X (2013)
Hobbelende loopjes van de man met de grote bas
De grote doorbraak van bassist Stephen Lee Bruner, beter bekend als Thundercat, kwam met zijn werk voor Kendrick Lamar‘s meesterwerk To Pimp A Butterfly in 2015. Ongetwijfeld kun je een van de nummers waar hij aan meewerkte vinden in de Ondergewaardeerde Playlist over Kendrick Lamar.
Sindsdien bracht hij een prachtige EP en een aantal zeer fraaie albums uit, die ook zeer gewaardeerd werden door de muziekpers. Het nummer Oh Sheit It’s X stamt nog van voor die tijd, uit 2013, en is geschreven met onder andere Flying Lotus. Thundercat bezingt zijn ervaring met drugsgebruik op een zo te horen pittig nieuwjaarsfeest. Het levert in ieder geval een heerlijk dansnummer op. Graag zou ik hem nog eens ergens live zien, want naast dat hij een zeer goede muzikant is, lijken zijn optredens me hele bezienswaardigheden, met bonte uitrustingen en de grote bas die hij meestal vrij hoog op het lijf draagt.
Veel van Thundercats nummers zijn wat meer mellow dan Oh Sheit It’s X, dus dit nummer is niet direct exemplarisch voor zijn latere oeuvre, maar het heeft wat mij betreft een van de lekkerste, meest funky, hobbelende basloopjes aan deze kant van de jaren ’70.
Keuze Noah Lefébure: Demob Happy – Be Your Man (2017)
Liefdes baby van Queens Of The Stone Age en The Beatles
Bij bassende zangers moet ik direct denken aan Demob Happy. Het is een niet extreem bekend bandje uit Brighton, maar ik ben van mening dat zo uitermate ondergewaardeerd zijn. Het eerste nummer wat ik van ze hoorde was Be Your Man. Ik was enorm onder de indruk en ging direct meer over ze opzoeken terwijl het nummer op repeat stond. Tot mijn verbazing waren het maar drie gasten terwijl ik vond dat hun muziek klonk als een zeskoppige band, op zijn minst.
Demob Happy bestaat uit Adam Godfrey (gitaar), Thomas Armstrong (drums) en Matthew Marcantonio (basgitaar en zang). Hoewel ik Marcantonio niet de allerbeste zanger vind, live tenminste, weten ze het er ruim voor op te maken door steen goede rock muziek te maken die echt hun eigen is en live het volume lekker nog een paar standjes hoger te zetten. Matthew Marcantonio heeft al wel zijn ‘signature look’ ontwikkeld op het podium: Een hippe maar toch rock ’n roll outfit, een basgitaar om zijn nek met vormen die je niet regelmatig tegenkomt en altijd zijn rechter voet op een klein verhoginkje voor maximaal comfort.
De band word meestal beschreven als je liefdes baby van Queens Of The Stone Age en The Beatles. Dat is een enorme vergelijking om waar te maken, maar bij het luisteren van Be Your Man begrijp en deel ik die mening volledig. Zelfs de muziek video is één grote knik naar The Beatles.
Hun ‘sound’ is een hoop veranderd over de jaren. Hun eerste album, Dream Soda, waarvan ik nog steeds van mening ben dat het hun beste is, is gevuld met rauwe garage rock en harde riffs waar je u tegen zegt. Holy Doom, wat daarna kwam, had al een wat warmer en meer gepolijste klank. Hier begon de band een volledig eigen en ook redelijk eigenaardige sound te ontwikkelen. Hun laatste singles zijn allemaal nog heel erg duidelijk Demob Happy, maar de constante ontwikkeling is niet te missen. Ze beschreven zichzelf als op zoek naar de muziek die Daft Punk had kunnen maken als ze meer in de richting van Robot Rock waren gegaan. Je kunt naar hun nieuwste single Voodoo Science luisteren en zelf kijken of je het er mee eens bent. Of misschien hun mashup van hun eigen nummer Less Is More en Robot Rock.
Keuze Annemarie Broek: Henny Vrienten – Beste Vriend (2019)
Meer dan een zingende bassist
Henny Vrienten – voorbij het basspelen
Henny Vrienten louter als zingende bassist beschrijven vind ik een vorm van misdaad. Natuurlijk zong hij en baste hij tegelijk, maar dan ga je voorbij aan een scala aan muzikale activiteiten, die hij ook allemaal verkend heeft.
In het begin van zijn muzikale loopbaan wilde het allemaal niet zo vlotten, maar sinds hij via Boudewijn de Groot kennis maakte met Ernst Jansz kwam het helemaal goed. Tussen 1980 en 1984 vormden zij samen met Jan Hendriks en René van Collem/Jan Pijnenburg Doe Maar, de populairste Nederbeat-groep aller tijden. Nadat de groep in 1984 uit elkaar was gevallen, hoefde het voor Henny allemaal niet meer zo nodig. In relatieve stilte schreef en produceerde hij de LP Geen Ballades, met medewerking van Herman Brood, die ook het hoesontwerp voor zijn rekening nam.
Vrienten was eigenlijk helemaal niet zo gelukkig met deze plaat en daarom stortte hij zich op het componeren van filmmuziek. Enkele titels: Spoorloos, De Gulle Minnaar, Abeltje, Left Luggage en Sonny boy. Zijn eerste filmscore was voor De Prooi, geheel naar voorbeeld van Ennio Morricone. Bij de film Spoorloos ging hij al wat subtieler te werk. Daarop volgde de muziek bij The Discovery Of Heaven, waarbij hij een beetje leentjebuur speelde bij hedendaagse componisten als Strawinsky en Ravel. Zijn filmoeuvre werd twee keer bekroond met een Gouden Kalf, daarbij ook nog de Zilveren Harp (1982) voor aanstormend talent en de Gouden Harp (1995, oeuvreprijs). In 1994 werd hij benaderd als opvolger van Harry Bannink voor de muziek bij Sesam Straat en Klokhuis, wat hij tot 2019 met veel plezier deed. Hij componeerde de liedjes, vernieuwde enkele begin- en eindtunes en legde ook veel van zijn eigen karakter in deze muziek.
En toch verlangde hij op den duur weer naar het opnemen van zijn eigen teksten en muziek. Hij bracht in 2014 weer een album uit (En Toch), in 2015 gevolgd door Alles is Anders. In 2019 werkte hij mee aan een podcast van Hans Schiffers, waarin hij verklaarde dat hij zuinig geworden was met zijn tijd: ik heb haast, ik wil dingen maken. Hij was toen druk bezig met het opnemen van Tussen De Regels. Dit drieluik beschouwde hij als zijn autobiografie; wie het wezen van Hennie wil leren kennen, moet heel goed naar deze teksten luisteren.
Op 22 april 2022 kwam er een einde aan het leven van deze gedreven en veelzijdige muzikant. We missen hem!
Bijdrage Halbe Kroes: Nik West – Cotton Candy (2023)
We willen alleen maar paarse regen
Voor mij was het voor de battle over zingende bassers of bassende zangers al snel duidelijk met welke artiest ik deze strijd zou aangaan. Uiteraard kun je in deze laagtonige competitie kiezen voor de geijkte muzikanten zoals Sting of Mark King. Dat zijn natuurlijk ook, zonder twijfel, basgitaristen die hun sporen ruim verdiend hebben en misschien niet echt ondergewaardeerd meer zijn.
In 2015 stuitte ik op het album Just In The Nik Of Time. Waarschijnlijk een door het algoritme aanbevolen album doordat ik in een Funk-periode zat. Veel Prince, Tower Of Power, Sly Stone. Dat soort zaken. En laat nou Prince degene zijn die Nik West ook begeleid heeft, tot zijn onfortuinlijke dood in 2016. Hij vergeleek haar zelfs met Sheila E. Zijn stijl en aanmoedigingen weerklinkt zeker door in Cotton Candy, het nummer waar ik aandacht voor vraag in deze sing and bass battle.
Nik West is op het moment van schrijven, 34 jaar oud. En heeft eigenlijk al een mooie carrière te pakken zonder een grote doorbraak naar het massa publiek. Wat haar ook bijzonder maakt is de uitgesproken stage-act. Kleurrijke kledingdracht, opvallende haar, explosieve dans/zang en uitstekende baspartijen maakt dat ze eigenhandig zorgt voor een ware funk-revival.
Naast het eerder genoemde album met daarop bijvoorbeeld het heerlijke nummer Forbidden Fruit, is ook een aanrader het nummer We Can Do It van haar 2de album, een all-female rock-funk liedje met onder andere Cindy Blackman (de vrouw van Carlos Santana en voormalig drummer bij Lenny Kravitz). Omringt door sterren lijkt haar definitieve doorbraak een kwestie van tijd, en laat het in januari 2023 uitgebrachte nummer Cotton Candy daar een mooie opmaat voor zijn. Ik ben fan.
Ah, ik mis Meshell Ndegeocello…