Het is een herfstachtige avond en ik rijd terug naar het huis van mijn ouders om mijn moeder terug te brengen. Het is na een bezoek aan het ziekenhuis waar mijn vader is opgenomen. Het lijkt allemaal mee te vallen en als ik mijn moeder heb afgezet, nog even ben meegelopen om zeker te zijn dat ze straks rustig zal gaan slapen, vervolg ik mijn weg naar mijn eigen huis. Ik mijmer. Twee lieve oude mensen die al zo lang bij elkaar zijn, ik moet er niet aan denken dat de één zonder de ander zou moeten verder leven. Het liefste gun ik hen een gelijktijdig einde, ook al zou dat voor mij en mijn zussen een groot verlies in één keer zijn. En zo mijmer ik door terwijl de strepen van de weg aan me voorbijvliegen.
Gelukkig is het nog niet zover bedenk ik me, al weet ik wel dat een einde onherroepelijk zal komen de komende jaren. Wat kunnen we dan terugkijken op mooie dingen en op de liefde die ze nog steeds koesteren voor elkaar. Terwijl de muziek op radio 2 voortkabbelt rijd ik mijn straat in en hoor ik iemand zingen:
Ze ligt in bed
De grijze haren los
De handen met de rimpels
En de vele bruine vlekjes
D’r handen die al zo vaak schoven tussen lakens
Naar de teerbeminde
Die zo rustig naast haar ligt
Er schiet een brok in mijn keel en kan net nog parkeren voor het verder gaat:
Haar vingers die zo zeker weten waar ze moeten zijn
Die laat ze op zijn wenkbrauwen rusten
De borstelige haren
Doen gewoon hun eigen zin
Hoe vaak zij ze ook tot platte bogen kuste
Ik heb het lied rustig wenend afgeluisterd in de auto, zette de motor af, de radio uit en ben nog even rustig blijven zitten.
Deze autorit speelde zo’n 11 jaar geleden, mijn ouders zijn inmiddels hoogbejaard. En ondanks een aantal pittige attacks nog steeds in relatief goede gezondheid en vooral: samen! Mooiere woorden dan die van Mylou Frencken in Laatste Keer kan ik niet verzinnen.
Foto: Govert de Roos