Morgen wordt Ry Cooder 75 jaar; musicus, componist, producer en wereldreiziger en bovenal bekend vanwege zijn fabelachtige slidewerk. In 1966 was hij samen met Taj Mahal en Ed Cassidy het trio Rising Sons. Hij heeft samengewerkt met onder andere John Lee Hooker, Captain Beefheart, Gordon Lightfoot, Ali Farka Touré, Eric Clapton, The Rolling Stones, Van Morrison, Neil Young, Randy Newman, Linda Ronstadt, The Chieftains en The Doobie Brothers. Hij richtte de band Little Village op en is verantwoordelijk voor Buena Vista Social Club.
Rolling Stone zette hem op de 8ste plek als beste gitarist ooit en in vergelijk met zijn grensverleggende muzikale projecten is Paul Simon een spreekwoordelijke puber, maar desondanks blijft hij bij het gemiddelde publiek onderschat. Ook bij Ondergewaardeerde Liedjes komt hij er schamel af met slechts twee blogs: Pueblo Nuevo van Buena Vista Social Club en Humpty Dumpty World van Pull Up Some Dust plus een paar voetnoten. Tijd voor een eerbetoon.
Keuze Mersad Rebronja: Tattler (1974)
Aanrader
Ry Cooder heeft een heleboel muziek op zijn naam staan, of het nou als soloartiest is, samenwerkingen met andere artiesten of als componist van soundtracks. Toch heeft hij in Nederland verrassend weinig hits gehad. Onterecht want hij is een briljant gitarist (hij kan meer instrumenten spelen) en hij heeft dan ook nog eens een prettig stemgeluid. Verder is hij een begenadigd songwriter en staat hij bekend om zijn brede repertoire waarin Americana, Rock & Roll, Blues, Reggae, Tex-Mex, Hawaiiaans, Dixieland jazz, Country, Folk, R&B, Gospel en vaudeville allemaal de revue hebben gepasseerd. De Noord-Amerikaanse roots zijn natuurlijk een rode draad in zijn carrière en daar ben ik zelf erg fan van.
In 1974 bracht Ry het album Paradise And Lunch uit. Het album is net zo divers als zijn carrière, met traditionele spoorwegliedjes, nummers van blues giganten en nummers van Bobby Womack, Burt Bacharach en Little Milton. Ook het Blues-gospelnummer Tattler, geschreven door Washington Phillips staat op de plaat. Het nummer werd in twee delen uitgebracht als You Can’t Stop a Tattler. Ry’s versie heet Tattler en het is een versie van deel 2 van de plaat, waarin ook twee coupletten van deel 1 worden gebruikt. Het nummer is een schitterend pareltje met een hele fijne melodie, waarbij Ry’s vocalen en gitaarspel heerlijk harmonieus samensmelten met de bloedmooie achtergrondvocalen.
Ik heb gezocht naar de achtergrondzangers maar ik kan helaas niet met zekerheid zeggen wie het zijn. Op het album staan meerdere zangeres als achtergrondvocalisten genoemd. Bobby King en Gene Mumford zingen in ieder geval mee. Onbegrijpelijk dat zoiets moois hier zo onbekend is. Het hele album is overigens een aanrader!
Keuze Tricky Dicky: Big Bad Bill (Is Sweet William Now) (1978)
Wereldklasse
Ik maakte kennis met hem in 1976. De lokale platenboer adviseerde mij om Chicken Skin Music aan te schaffen en wie ben ik om zijn advies in de wind te slaan? Een puike plaat met zowaar een hit met een uitstekende cover van He’ll Have To Go. De fantastische opvolgers Show Time (Live!), Jazz en Bop Till You Drop wisten het ook tot mijn platenkast te schoppen, maar daarna vond ik het wel genoeg. Als goedmakertje heb ik in 1994 de verzamelaar River Rescue aangeschaft waar de tachtiger jaren voldoende aanwezig zijn. En natuurlijk Buena Vista Social Club; net zoals bijvoorbeeld Graceland verplichte muziekkost. In 2011 kwam zijn beste albums in de nieuwe eeuw uit: Pull Up Some Dust and Sit Down.
Een keuze voor deze battle was geen gemakkelijke opgave, want op alle vier elpees uit de zeventiger jaren staat een favorietje: I Got Mine, School Is Out, Big Bad Bill (Is Sweet William Now) en Down In Hollywood. Uiteindelijk viel het kwartje op het album dat ik het meeste gedraaid heb: Jazz. Mede omdat de kans dat iemand anders voor dit album gaat bijzonder klein is en ik van mening ben dat jazz de ruimte moet krijgen op dit onvolprezen medium.
Op dit album duikt Cooder diep in de traditionele jazzmuziek: ragtime en vaudeville. Het is zijn eerste conceptalbum: een eerbetoon aan grootheden als Jelly Roll Morton en Bix Beiderbecke. Schitterende keuze van liedjes die als een soort fluwelen handschoen aangetrokken worden. Een plaat die je blijft beluisteren en waarderen, ondanks al het mooie wat hij ervoor en daarna heeft gemaakt.
Keuze Erwin Herkelman: Why Don’t You Try Me (1987)
Ultiem warm nest
Hij is verantwoordelijk voor meerdere mooie herinneringen. Herinneringen aan mijn reis door Midden Amerika bijvoorbeeld, halverwege de jaren ’00. De eerste twee maanden had ik een logeeradres in Antigua, Guatemala. En in een van de barretjes daar was elke donderdag een combootje waarin – volgens de overlevering – een van de heren van de Buena Vista Social Club speelde. Geen idee of het waar was, maar leuk was het wel.
Het was natuurlijk Ry Cooder die dit clubje Cubaanse muziekvirtuozen eind jaren ’90 bijeen bracht voor een album. De liefde en de passie die de hoogbejaarden lieten zien vormde inspiratie voor velen. Het zorgde daarnaast voor een herwaardering van traditionele, Cubaanse muziek. Ook bij mij, want vrijwel direct na mijn terugkomst kocht ik dat album.
Maar mijn herinneringen gaan óók verder terug, naar mijn puberjaren. Op de zaterdagavonden legden wij met het ouderlijk gezin regelmatig een kaartje. Chipje erbij, drankje ernaast, gezelligheid… En op de achtergrond speelde dan altijd een van mijn vader’s cassettebandjes met ‘kaartmuziek‘. Ook Ry Cooder kwam daarin regelmatig voorbij. Zowel He’ll Have To Go als Little Sister stonden erop. Liedjes die ook lange tijd een notering hadden in de Top 2000.
Een ander, iets minder bekend plaatje op het cassettebandje was Why Don’t You Try Me. De titelsong van zijn eerste ‘Best Of’-LP. Als ik dát hoor, zit ik direct weer aan die grote tafel met een colaatje en een handje chips terwijl we aan het ‘paardjerijden’ of ‘Amerikaans jokeren’ waren. Het ultieme ‘warme nest’-gevoel.
Keuze Hans Dautzenberg: Across The Borderline (1987)
Beloofde land
Bezie het oeuvre van Ry Cooder en er doemt een beeld op van een integere, veelzijdige muzikant. Iemand met oor voor verschillende muzikale wortels en stromingen die hij in zijn werk op prachtige wijze weet te verbinden. Alsof de fles van zijn bottleneck een cocktail bevat van Blues, Folk, Rock & Roll, Country, Tex-Mex, Latin, Gospel, World en Jazz. Zijn werk springt er niet uit in de pophistorie. Geen monument of standbeeld is ervoor opgericht. Zijn muziek is als een aangename onderstroom. Klein en vanzelfsprekend. Soms vrolijk, dan weer melancholisch – wat kan slidegitaar dan prachtig zijn – alsof ze er altijd al was. Precies daarom is zijn muziek ook zo geschikt voor soundtracks.
Nee, Cooder is niet het type dat zichzelf erg graag op de voorgrond plaatst. De muziek staat voorop en het plezier in het maken ervan. Hij is dan ook vaak een briljant vertolker van andermans liedjes. Bijvoorbeeld deze gave versie van Jesus On The Mainline met een solo van Cooder op elektrische ‘mando guitar’. Op toetsen zien we Van Dyke Parks, overigens. En natuurlijk is de grote accordeon meneer Flaco Jimenez – de man bij wie Rowwen Hèze de mosterd haalt – ook present.
Nog eentje, we gaan van een gospel naar een country voorbeeld: He’ll Have To Go origineel van Jim Reeves. Dit haalt in 1976 de 12de plaats in de Nederlandse Top 40. Het is Cooder’s grootste in ons land. Maar het album waar Ry Cooder een vinger in de pap heeft, dat bijna iedereen die ik ken in de kast heeft staan, is dat van Buena Vista Social Club. Het is een illustratie van Cooder’s grenzeloze blik op muziek. Grenzen en vluchtelingen zijn ook het thema van een liedje dat hij in 1981 schreef met John Hiatt en Jim Dickinson: Accross The Borderline. Op basis van het artikel van Richard Williams, hier een korte beschrijving van ontstaansgeschiedenis van het liedje.
De Britse regisseur Tony Richardson vraagt Ry Cooder in 1981 om een soundtrack voor zijn film The Border met Jack Nicholson. Voor de openingsscène (een jongen en een meisje proberen de grens over te steken), wil hij liedje. Ry Cooder: Ik dacht, wat kan ik doen? Woody Guthrie schreef al het volkslied over die mensen met Deportees. Hij bedenkt de muziek en een tekst, maar mist nog een goed refrein. Hij besluit mede Little Village-lid John Hiatt te vragen. Ik reed naar zijn huis met een gitaar en een versterker… Ik installeerde me in zijn tuin, plugde in en speelde wat ik had… Hij zei: Speel het refrein nog eens…en hij stak zijn hoofd uit het raam en zong: When you reach the broken promised land… Het hele refrein. En ik zei, Dat was het, ik ben weg hier. Wanneer Cooder er niet uitkomt met tweede couplet, besluit hij de legendarische producer Jim Dickinson te bellen. Ik speelde het lied aan hem over de telefoon. Hij gaf me het poëtische hart van het lied.
Het resultaat is een melancholie(d) met een sterke boodschap over dromen, grenzen en vluchten. Helaas een verhaal van alle tijden en altijd actueel. Terwijl ik dit schrijf zijn er miljoenen mensen op de vlucht, nu ook in Europa.
De eerste die het nummer opneemt, voor de soundtrack, is Freddy Fender. Ry Cooder zet een eigen versie op zijn album Get Rhythm uit 1987. Voor de gelegenheid voorzien van een couplet in het Spaans, gezongen door Paris, Texas acteur Harry Dean Stanton. In de loop van de tijd wordt het liedje gecoverd door onder meer Bob Dylan, Bruce Springsteen, Willie Nelson en Willy DeVille.
Keuze Marco Groen: Feelin’ Bad Blues (1986)
Papa Legba op een kruispunt
De Karate Kid, wie is er niet groot mee geworden? Er is een hele generatie opgegroeid met het idee dat het uitvoeren van allerlei vervelende huishoudelijke klusjes er uiteindelijk toe leidt dat je een geoliede vechtmachine wordt. Zo kon het in de genoemde film gebeuren dat een onprettig ventje met een irritante stem ondanks zijn frêle postuur een doorgewinterde vechtersbaas kon verslaan. Dit deed hij dan ook nog eens met een volkomen doorzichtige move waar geen hond in was getrapt, behalve dan Amerikaanse filmacteurs. Geloofwaardigheid: 0. Vermakelijkheid: een 8. Daniel LaRusso (een achternaam waar je tegenwoordig mee in de problemen kunt komen) werd op slag een lichtend rolmodel voor de pale and downtrodden. Het personage werd de zogenoemde Iron Lung van acteur Ralph Macchio. In welke productie hij ook verschijnt; steeds weer zie je de Karate Kid.
Zo kon het dus gebeuren dat de Karate Kid opeens een gek hoedje opzette en een gitaar ter hand nam. Iemand die verantwoordelijk was voor de casting van de film Crossroads leek het een uitstekend idee om Daniel LaRu… eh, Ralph Macchio een aankomend Bluesartiest te laten spelen. Het betreft hier een film met goede intenties en een redelijk verhaal, dat onbedoeld op de lachspieren werkt. En dat is allemaal te danken aan de Karate Kid. Het idee is best oké: een jonge blanke/witte (*= doorstrepen wat niet gewenst is) gitaarspeler bevrijdt een oude (zwarte/donkere *) bejaarde crimineel teneinde het verloren gegane dertigste nummer van Robert Johnson te herontdekken. Daarvoor trekken (hobo) ze naar het zuiden, waarbij ze uiteindelijk in Mississippi terecht komen. Net zoals eerder Robert Johnson ontmoetten op een kruispunt de duivel, waar blijkt dat de reisgenoot van de Karate Kid eerder zijn ziel heeft verkocht om goed mondharmonica te kunnen spelen. Een deal waar hij vanaf wil. Dat kan, maar dan moet het stadsjochie wel eventjes de gitarist van de duivel (Steve Vai!) te verslaan in een onderling duel. Dit won het jochie zonder de kraanvogeltrap te gebruiken. Eind goed al goed. Onderweg had hij ook nog eens de heuse blues opgelopen doordat zijn vriendinnetje andere plannen had. Das leben kann so einfach sein.
Wat deze film fantastisch maakt, is de soundtrack. De hoofdverantwoordelijk hiervoor is Ry Cooder, de man die tien jaar later furore maakte met een paar Cubaanse muziekvirtuozen: de Buena Vista Social Club. In Crossroads kon hij helemaal los gaan met de meest deprimerende Blues die er maar te vinden is. De roadmovie leent zich uitstekend voor de meest neerslachtige gitaarpartijen en zorgt er zowaar voor dat de film op dat punt nog nog geloofwaardig overkomt ook. De meeste nummers van de soundtrack komen van zijn hand. Het, in mijn ogen, meest briljante nummer is het muziekstuk dat gespeeld wordt net nadat de Karate Kid zijn liefje is kwijtgeraakt: het zeer toepasselijke Feelin’ Bad Blues. Het wekt (bijna) empathie op voor de hoofdrolspeler. Ry Cooder op zijn best!
Keuze Joop Broekman: El U.F.O. Cayo (2005)
Een sfeerrijke verzameling
En ook van Ry Cooder heb ik té weinig in de kast staan, terwijl ik weet dat de man amper missers maakt. Dus de dag gaat nog komen dat ik de portemonnee trek om voor aanvulling in de kast te zorgen. Hoe Chávez Ravine in 2005 in mijn verzameling belandde, weet ik niet meer. Wel dat ik dit album een behoorlijke tijd niet gedraaid had. Voor deze battle besloot ik het aandacht te geven en dat begon met een uitgebreide luisterbeurt. Totaal geen straf. Integendeel, het voelde alsof er een oude bekende op bezoek kwam en de sfeer was vanaf de eerste noten meteen weer als vanouds.
Op deze plaat spelen veel bekenden mee, zoals Jim Keltner, Flaco Jimenez, Mike Elizondo en Ry’s eigen vlees en bloed Joachim. Nou is Ry niet het type dat gaat lopen shinen met zijn samenwerkingen, hij laat de muziek het werk doen. Ook op Chávez Ravine pakte dat goed uit.
Het is trouwens een conceptalbum. Chávez Ravine was een wijk in Los Angeles, waar vooral mensen met een Mexicaanse en Latijns-Amerikaanse achtergrond woonden. En wat Chinezen met een wasserette of supermarkt. In de jaren ’50 moest de wijk plaats maken voor sociale woningbouw. Alle bewoners moesten op zoek naar een andere plek in de stad en hun huizen werden zonder genade door bulldozers tegen de vlakte gewerkt. Die nieuwe woningen kwamen er uiteindelijk niet. Het honkbalteam van de Brooklyn Dodgers kreeg er wel een nieuw stadion (en heetten vanaf dat moment Los Angeles Dodgers). De verhalen van de oorspronkelijke bewoners zijn nooit verdwenen. Een aantal muzikanten van toen is zelfs te horen op het album, dat bij vlagen een heerlijk broeierige sfeer kent. Latin, Folk en Jazz, Tex Mex en Chicano rock wisselen elkaar af op een fijne manier, zonder dat het ergens vervelend wordt.
Het nummer El U.F.O. Cayo is min of meer een aankondiging van de rampspoed die de bewoners te wachten staat. Ze worden gewaarschuwd door een ruimtereiziger, maar de boodschap is aan dovenmansoren gericht. Gebaseerd op een bezoek van een niet geïdentificeerd vliegend voorwerp, vlak voor de onheilstijding over de naderende sloop van de wijk. Draai deze plaat op een warme zomeravond, als je in de tuin zit. Vergeet de tequila niet. Mezcal mag ook.
When I heard for the first time “Let’s burn down the cornfield” on Randy Newmans second, Ry Cooders slide was like lightning, it caused tears and crying. I will be a fan forever!