Af en toe kan ik het niet laten. Dan komt de echte snob in mij naar boven en kan ik mij ook niet inhouden. Beste lezer, sorry. Vandaag is zo’n blog. Ik kan het niet helpen, het is sterker dan mijzelf. Soms heb je van momenten.
Ik heb een voorliefde voor onbekende bandjes met nummers die zo obscuur zijn dat ze zelfs op het internet slecht te vinden zijn. Als het dan ook nog iets te maken heeft met progressieve rock, dan kun je spreken van een match. En vandaag heb ik er weer één. Hij stond al een tijdje gereed om in dit spotlicht te staan, want het gaat tenslotte over ondergewaardeerde liedjes.
Eind jaren ’80, begin jaren ’90 was het niet makkelijk om aan muziek te komen die niet populair was. De medewerkers van de platenzaak waar ik toen kwam deden hun best, soms duurde het ook weken of maanden, maar vaak lukte het wel om iets wat ik zocht binnen te krijgen. In het pré Spotify (of mp3 downloads) tijdperk waren recensies in muziekbladen het beste wat je had. Een goed alternatief waren toen cassettebandjes. Beginnende bandjes namen hun demo’s op en die kon dan kopen. Het neo-progressieve bandje Moria Falls deed dit in 1993 en op één of andere manier kwam dit in mijn bezit. Geen flauw idee hoe dat ooit is gegaan, maar feit is dat ik een bandje kreeg met drie nummers, waarvan eentje gewoon echt goed was: Carousel.
Maar ja, dat was dus een old fashioned cassettebandje met de titel Bright Light, White Noise. Waarschijnlijk in de huiskamer opgenomen, want de kwaliteit was niet zo goed. Dus het was wachten op een officieel album. In 1996 was het zover en kwam het album The Long Goodbye uit. Een matig album, slap aftreksel van Genesis, Pink Floyd en Camel. Maar ook zonder het nummer Carousel. In 1998 kwam Embrace uit. Als het eerste album al een slap aftreksel was, dit album nog meer. Beide albums verdwenen al snel uit mijn collectie. Alleen ja, dat ene nummer.
Jaren later kwam ik erachter dat Carousel zijn weg had gevonden op de Japanse persing als extra nummer en zo is het ook op YouTube te vinden. Meer niet. Want de band hield op te bestaan en een speurtocht op het internet gaf we de namen van de leden van de band, maar niet meer dan dat. Geen andere projecten. Feit is wel dat Clive Nolan (Arena) en Martin Orford (IQ) hun medewerking verleenden aan het eerste album, maar van de heren is vandaag de dag niets meer te bespeuren en van de band al helemaal niet meer, behalve wat oude recensies en wat materiaal op YouTube.
Wat maakt dit ene nummer dan zo speciaal, dat uw schrijver hier toch een blog over maakt? De band heeft dus blijkbaar iets losgemaakt. Inderdaad, maar blijkbaar vond de band het nummer niet goed genoeg om op de albums te zetten (buiten de Japanse persing dan). Terwijl naar mijn mening dit het enige nummer van de band is wat goed is.
Het komt alleen samen in een track van ruim zeven minuten. De muziek houdt het midden tussen Genesis, Pink Floyd, IQ en Pendragon. Na een rustig begin, trekken in het tweede deel mooie gitaarsolo’s de aandacht, en die gaan prima samen met de keyboardklanken, die bij diverse tempowisselingen een perfecte neo-prog song maken. Okay, de zanger Miff zingt emotioneel en is zeker niet het sterkste element van het nummer, maar wat mij betreft een meer dan uitstekend nummer wat een groter publiek moet verdienen.
En dat voor een nummer wat als demo op een cassettebandje uit 1993 staat.