Spiegel, spiegel aan de wand. Wat is er aan de hand? Ik weet het niet precies. Het hoofd blijft maar bewegen, en wat doen die schouders nu? Het is geen dansen, maar er zit wel een extra hupje in de wandelpas. Het bovenlijf gaat enkele centimeters naar voren en dan weer in het ritme mee terug naar achteren. Zelfs de mondhoeken krullen vervaarlijk omhoog. Dat gaat dan een hele luistersessie door. Het lijkt wel of geen enkel muziekwerk van A Tribe Called Quest me in toom weet te houden. Het verstand schreeuwt naar het lichaam dat het niet swingen kan, maar het lichaam houdt zich doof, behalve dan voor de muziek.
Laat ik dus vooropstellen dat ik dol ben op de muziek van A Tribe Called Quest. Zonder dat ik mezelf als een fanatiek Hiphop-kenner beschouw durf ik daarentegen wel te claimen dat deze crew tot de allerbesten van het genre heeft behoord. Echter daar was ik aan het begin van hun carrière niet direct van overtuigd. Ik was wel geïnteresseerd in de act, maar niet op eigen kracht als het ware. Met name was mijn interesse gewekt vooral eerst vanwege dat de Tribe behoorde tot een bepaald collectief. Een collectief met de naam Native Tongues.
Native Tongues was een groep rap-acts van eind jaren tachtig tot begin jaren negentig. De onderlinge band kwam op een natuurlijke manier tot stand. De acts hadden gemeenschappelijke kenmerken en konden het goed met elkaar vinden. Regelmatig kwamen ze bij elkaar langs om aan vaak vrolijke tracks van elkaar een bijdrage te leveren. Weg met de ego-trips, vooral samen lol hebben, leek het devies. De nummers klonken fris en spitsvondig. De La Soul was de eerste Native Tongues crew die met de bloemetjes boven het maaiveld uit kwam steken. Me, Myself And I sleurde mij, mijzelf en ik het genre in. Vervolgens werd ik waanzinnig van mijn sokken geblazen door Jungle Brothers, een natuurkracht als nooit tevoren. Hun tweede album met de naam Done By The Forces Of Nature uit 1989 sloeg bij mij in als een bom.
Niet veel later volgde er een tof Native Tongues debuut. A Tribe Called Quest klonk wat jonger – en wellicht wel meer puberaal – op People’s Instinctive Travels And The Paths Of Rhythm uit 1990. Een sterke troef echter was het heerlijke funky geluid en de onvoorstelbare soepele rhymes van rappers Q-Tip en van Phife Dawg. Beiden met een zeer herkenbare eigen stem. Van de drie genoemde acts leek mij echter de Tribe het minste gewicht te dragen, toen. Het waren de jongste neefjes, als de Kwik, Kwek en Kwak in Duckstad. Schattig, maar het echte karakter ontbrak. Wat kwam ik daar op terug. A Tribe Called Quest was de derde act van het collectief waar ik mee kennismaakte, maar het werd uiteindelijk mijn nummer één. Niet alleen het debuut bleef maar onweerstaanbaar leuk en fris klinken – jaar in jaar uit – onder andere ook de twee daaropvolgende albums waren meer dan waanzinnig.
Het tweede album van de crew, The Low End Theory uit 1991, was minder mellow, en meer basic. Het album werd opgenomen terwijl de promotionele activiteiten voor de voorganger eigenlijk nog in volle gang waren. Ten opzichte van de voorganger was The Low End Theory als rap-album tot de essentie teruggebracht. De min of meer grappige muzikale elementen waren veel minder aanwezig, maar de spitsvondige teksten en de heerlijke vloeiende raps waren gebleven. Over het algemeen werd het album uitermate positief ontvangen. Tegenwoordig zelfs wordt dit album beschouwd als één van de beste Hiphopalbums ooit. Wat betreft het narratief stond ATCQ ook meer op zichzelf; steeds minder draaide het om de Native Tongues.
The Low End Theory was geen toevalstreffer. Opvolger Midnight Marauders uit 1993 stond minstens op gelijke hoogte. Uiteraard was er druk geweest bij het maken van weer een nieuw meesterwerk, maar de crew bezweek niet. Opvallend was dat er weer elementen van het debuut terug waren gekeerd, met name qua sample-gebruik. En over het algemeen klonk het album weer wat meer funky. Het is eigenlijk zo ontzettend bewonderenswaardig. Je kunt neerkijken op de creativiteit van hiphoppers. Samples worden gebruikt van andermans creativiteit. Hoe knap is dat nu werkelijk? Maar wat ATCQ met name op dit album doet is meer dan overtuigend en aanstekelijk.
De crew heeft bijvoorbeeld voor het nummer Award Tour gebruik gemaakt van een sample van het nummer We Gettin’ Down van Weldon Irvine. Dat is een fijne jazzy track, maar juist de elementen van dit nummer die zijn gebruikt klinken hier in Award Tour veel beter. Hetzelfde kun je zeggen van een deel van de tekst van dit nummer. Het refrein is eigenlijk oorspronkelijk een tekst van een Malcolm McLaren track, Hobo Scratch. Het geheel past echter zo naadloos in elkaar, dat het nummer ondanks de elementen van anderen, onmiskenbaar alleen van de Tribe kan zijn. Al met al is het een prijzenswaardig nummer op een album waar vol overtuiging de ene knaller na de andere wordt gepresenteerd. Kortom, Midnight Marauders was wederom een hoogtepunt in het genre en ver daarbuiten, en Award Tour was een meer dan terechte ereronde.