De zomer van 2020 is anders dan alle voorafgaande (en hopelijk alle toekomstige). Reizen kan slechts beperkt en vakantie vieren kan uitsluitend met enige restricties. Nederland is weer ‘hot’ en naar alle waarschijnlijkheid ook de temperatuur in de maanden juli en augustus. Daarom hebben we dit jaar voor het thema Oost West Thuis Best gekozen en bloggen we elke dag over een ondergewaardeerd lied met een knipoog naar de eigen stede of omgeving.
Even een optelsommetje gemaakt, maar sinds mijn geboorte heb ik in tien verschillende huizen gewoond. Niet spectaculair veel, want er zijn mensen die elke twee jaar verkassen. Volgens mij pakken die de meeste verhuisdozen helemaal nooit uit. Heel eerlijk maakt het mij niet zo heel veel uit waar ik woon, maar bepalend zijn de (directe) omgeving in de wetenschap dat het perfecte huis niet bestaat. Verhuizen is zelfs vervelend, maar de reis van het zoeken is wel heel erg leuk.
Wel heb ik graag bepaalde zaken op een duidelijke plek en een hok voor mijzelf en de vele muziekschijfjes, naslagwerken en allerhande rommel, waarover mijn vrouw zich afvraagt waarom dat al niet lang is weggegooid. We discussiëren er al lang niet meer over, want mijn hok met mijn rommel is mijn oase van rust. Tenminste wanneer je de muziek wegdenkt. Ik overweeg zelfs een rood lampje boven de deur te monteren, zodat mijn eega weet wanneer ik midden in een opname van het Snobuur (Pinguin radio) of Nuggets (192 Norderney) zit. On Air, dus niet storen. En heel misschien doe ik dat ding dan wel eens aan om lekker te kunnen chillen, want mijn vrouw is een meesteres in het bedenken van klusjes.
Het zal ook met de leeftijd te maken hebben, want vroeger in mijn vrijgezelle dagen had ik die behoefte niet en was ik bijna elke dag onderweg. Ik had natuurlijk wel een eigen woning, maar dat was meer de wasstraat dan wat anders. De auto was op het continue reizen ingericht (cassettebandjes, flessen water, appels, snoepgoed, leesvoer) en de achterbak lag een voorraadje kleding, extra schoenen, handdoeken, toiletartikelen en een fles whiskey met een glas. En waar ik ’s avonds uitkwam was voor een nacht mijn thuis. Soms – wanneer ik een lokale schone had leren kennen – bleef ik wat langer en nam dat punt als uitvalplek voor de werkzaamheden. De ‘relatie’ liep niet altijd goed af, want sommigen bleken – ondanks de waarschuwing vooraf – een tijdelijk verblijf als de start van iets langdurigs te zien.
By the look in your eye I can tell you’re gonna cry
Is it over me?
If it is, save your tears
For I’m not worth it, you seeFor I’m the type of boy who is always on the roam
Wherever I lay my hat that’s my home
Wherever I Lay My Hat behoort tot mijn drie mooiste liedjes van Marvin Gaye (samen met What’s Going On en Let’s Get It On). Het was de flipzijde van de megahit Too Busy Thinking About My Baby in 1969, maar in mijn oren veel beter dan de voorzijde. Wellicht ook door het ska-ritme en de blazerssectie.
In 1982 bracht Paul Young No Parlez uit, maar de twee eerste singles Iron Out The Rough Spots en Love Of The Common People deden geen mallemoer totdat de verschrikkelijk slaapverwekkende cover Wherever I Lay My Hat uitkwam en een hit werd (#1 in Engeland en Ierland). De opvolger Come Back And Stay was de internationale doorbraak en Love Of The Common People werd in de re-release een wereldhit. Overigens ook allemaal covers.
Volg ons op Spotify:
Misschien slaapverwekkend, maar wel met de onvolprezen Pino Palladino op de bas!