Omdat ik na een paar maanden nog steeds niet m’n balans had gevonden, kreeg ik van m’n skateboard-instructeur huiswerk mee. Probeer eens op één been te rijden, adviseerde hij me. Dat deed ik braaf. Ik heb de mazzel dat voor m’n huis een perfect geasfalteerd veldje ligt. Een veldje waar ik tot die tijd weinig mee kon, omdat m’n skatecapaciteiten niet veel verder kwamen dan van hellinkjes af rijden. Streetskills? Non-existent.
Die winter ging ik elke avond een uurtje heen en weer rijden. Balans vinden. Dat werkte alleen als ik m’n capuchon opzette om me af te sluiten voor de veroordelende blikken van de buurtbewoners. Zij zouden, zo was m’n vaste overtuiging, vanachter hun geraniums m’n belabberde skatecapriolen hoofdschuddend aanzien. Die overtuiging bevond zich strikt tussen m’n oren, want in werkelijkheid boeide het niemand wat ik aan het doen was. De enige uitzondering was de eeuwige student die een paar deuren verder woonde en een keertje kwam kijken. Hij was zelfs onder de indruk en ik wilde me vereerd voelen, totdat ik de wietlucht rook die om ‘m heen hing.
Het beste medicijn tegen die stemmetjes in m’n hoofd die zeiden dat ik mezelf belachelijk maakte was metal. En dan het liefste hard. Deftones luisterde ik al in de jaren negentig. In de nachtelijke uitzendingen van MTV kwam My Own Summer (Shove It) on repeat voorbij. Je weet wel, die clip met die haai. Around The Fur draaide ik af en toe wel, maar m’n liefde voor Deftones was van later datum, toen ik ze een keer op Pinkpop zag. Chino Moreno maakte een griezelig maniakale indruk. Hij kon z’n longen uit z’n lijf brullen en een fractie later stoïcijns voor zich uit staren. Dat niet alleen, die songs waren stuk voor stuk geweldig. Minerva, Graphic Nature, Change (In The House Of Flies), Hexagram, Rickets, Dai The Flu, Feiticeira, Needles and Pins, Leathers, Romantic Dreams (met skater Jason Park in de videoclip).
Tijdens die donkere maanden waren ze een pantser voor me, de broeierige songs van Deftones, met de smachtende, kreunende zang van Moreno. Diamond Eyes, niet eens het bekendste album van de groep, draaide ik elke avond op m’n iPod. Royal. You’ve Seen the Butcher. CMND/CTRL. En, hoe toepasselijk, Rocket Skates. De woo!‘die Chino Moreno vlak voor het refrein eruit gooit, gaf me telkens weer een enorme kick. Ik draaide Deftones zo vaak, dat de muziek was verworden tot ruis. Ruis om me af te sluiten.
Ruim een jaar verder heb ik m’n balans wel gevonden. Maar Deftones blijft nog altijd het beste medicijn tegen veroordelende blikken.
Hard!
Love it.
Het ’90-werk is in zekere zin een opmaat naar het beste werk van ze.
Koi No Yokan en Gore vind ik echt puike albums van Deftones.
Koi No Yokan is fantastisch. Zeer onderschat.