Toen ik bezig was de geschiedenis van The Ivy League helder te krijgen, kwam ik steeds de naam Tony Burrows tegen. Irritant vaak, om de waarheid te zeggen. Wie was die man toch? Dus besloot ik de focus van mijn belangstelling naar zijn persoon te verleggen. Er ging een wereld voor me open! Een wereld van muzikanten en groepen die je allemaal wel kent en op de een of andere manier met elkaar verbonden blijken te zijn.
Terug naar The Ivy League, een Britse close-harmony groep die in de zestiger jaren veel hits scoorde in de hitparades. In Nederland alleen met Tossing And Turning, maar toen was ik al verkocht en verknocht. Overigens is er in mijn beleving geen enkele vocal-group geweest die dit pure geluid kon benaderen.
Toen het succes van The Ivy League tanende was, stopten de oorspronkelijke leden ermee. Tony Burrows was één van de opvolgers. Hij had zijn sporen overigens al ruimschoots verdiend in The Kestrels, een groep uit Bristol, die al getoerd had in het voorprogramma van The Beatles en daar al het nodige had meegemaakt.
The Ivy League, in nieuwe samenstelling, ging naadloos over in The Flower Pot Men, maar de karakteristieke sound was verdwenen mét de oorspronkelijke leden van de groep. Er werd een aantal liedjes opgenomen. Let’s Go To San Francisco werd een grote hit en daar bleef het verder bij. De platenmaatschappij achtte het nummer Love Grows van die opnamesessies echter hitwaardig. Daar wilden de groep niet aan meewerken. Daarom zocht men er een groep bij die ermee wilde optreden: Edison Lighthouse.
Maar Tony Burrows deed niet meer mee. Hij had lang genoeg in het muzikale circuit meegedraaid en vond het nu tijd om zich te wijden aan zijn gezin. Hij bleef echter een graag geziene en gehoorde sessiemuzikant. Redelijk op de achtergrond verleende hij zijn vocale diensten aan onder andere Elton John, Cliff Richard en Tom Jones. Maar af en toe kon hij toch als leadzanger bijdragen. Love Grows was daar een vroeg voorbeeld van.
Ook hij ambieerde een solocarrière maar die werd de grond ingeboord omdat hij te vaak op tv te zien was in te veel verschillende bandjes, soms wel drie op een avond. De omstreden presentator Jimmy Saville kondigde dat met zichtbaar plezier aan. Het sloeg op de uitzending van Love Grows (Edison Lighthouse), My Baby Loves Loving (White Plains) en United We Stand (Brotherhood Of Man), maar voor de BBC was de maat vol. Zijn muziek werd uit de ether verbannen. Zijn solowerk werd niet gedraaid. Tony kan zijn schouders daarover ophalen. Het lijkt hem niet te deren.
Een interviewer stelde hem eens de vraag hoe het voelt om een one-hit wonder te zijn. Hij antwoordde met een brede lach: Ben je een one-hit wonder als je vier keer (wel met verschillende formaties) in de top tien hebt gestaan? En dan is er nog dat hitje Gimme Dat Ding, vertolkt door de Pipkins: Tony en zijn oude vriend Roger Greenaway. Burrows wil het daar liever niet meer over hebben … we vergeten dat dus maar.
Met de gevolgen van zijn bekendheid als zanger kon hij overigens slecht overweg. Hij werd eens in het openbaar vervoer herkend door een stelletje meiden, waarna hij bij de volgende halte de metro uit vluchtte. Een leven in de betrekkelijke anonimiteit maar toch volop deel uitmakend van het muzikale circus in de zeventiger en tachtiger jaren … daar voelde hij zich goed bij.
Een van de liedjes die door de BBC verbannen werden is zijn eerste solosingle: Melanie Makes Me Smile. De beeldkwaliteit is overigens abominabel.