Er wonen reuzen in ons dorp; vlakbij de gastouder waar mijn twee kinderen regelmatig heen gaan. Mijn zoontje weet er veel over te vertellen. Als hij samen met een vriendje van hem naar buiten gaat dan komen ze die reuzen tegen. Gelukkig weten de kinderen die reuzen bij de knieën te verwonden tot ze bloeden en dan trekken ze de kop eraf. Wat een helden. Wel een bloederig verhaal, besluit ik. Dat heeft ‘ie niet van mij.
Een boom is gekapt. We lopen erlangs en hij ziet nog wat takjes van de boom op de stoep. Die moeten mee, zegt hij. Ik snap dat; takken zijn belangrijk. Uiteraard moeten we ook één van die takjes weer in de grond stoppen, want dan kan er een nieuwe boom uit groeien. Zijn handjes worden zwart, en ik kijk goed of er geen hondendrollen liggen; een vader is altijd gespitst op dat soort gevaren. Maar ik weet wel zeker, de kans bestaat dat het takje morgen nog fier overeind staan. Je moet nu al glimlachen om het idee er – samen met hem – weer langs te lopen.
De andere takjes kan hij met zijn kinderhanden en gladde handschoenen niet zo goed vasthouden. Mogen de takjes in de wagen, vraagt hij. Ik vraag aan zijn kleine zusje, die vrolijk vanuit de wandelwagen naar passerende auto’s zwaait, of ze er bezwaar tegen heeft. Het mag, zie ik in haar wijze blik. Die takjes zijn voor het buurmeisje, en voor de slager en de groenteboer, en voor ander de buren: F. en S. Dat zullen ze leuk vinden, hé?
Ik weet het niet, zeg ik tegen hem, niet alle mensen die vroeger kind zijn geweest weten nog hoe belangrijk het kan zijn om een mooi takje te hebben. Hij vindt dat maar raar. Het is even stil, maar dan: Het is toch lief? F. en S. houden toch van me? Dan vinden ze het vast fijn een takje van me te krijgen…
Daar moet ik hem gelijk in geven. Hij heeft eigenlijk altijd gelijk. Dus even later mag hij naar de deur van de buren rennen. Hij kan bij de bel daar, ook al is hij nog maar drie-en-een-half. Hij is groot voor zijn leeftijd, en de bel hangt relatief laag. Ik zie op een afstandje dat het stokje dankbaar wordt aangekomen. Ik word weemoedig. Hij maakt grote stappen – reuzenstappen – in zijn ontwikkeling. Ook dit kind is een mens, met eigen verhalen, avonturen en een eigen sociaal leven.
Geïnspireerd zet ik thuis een nummer op over reuzenstappen. De eerste uitdagende tonen overweldigen echter de sereniteit van het moment. Dit vind ik geen mooi liedje, hoor ik uit een hoek van de kamer. Gelukkig maar eigenlijk. Dat zou anders wel een hele grote stap zijn geweest.