The Kinks was een Engelse rockgroep opgericht in 1963 en in grote mate bepalend voor het progressieve geluid in de Engelse musicscene. Talloze hits kwamen uit de pen van de broers Ray en Dave Davies verschillend van stevige rock tot vaudeville-achtige liedjes. In 1973 hadden ze hun laatste grote hit tot Come Dancing tien jaar later een Top 10-hit in de V.S. werd. Maar de live-uitvoering van Lola dan? Dat was uitsluitend in Nederland een hit.

Het had de restart van de band kunnen worden, maar de relatie tussen de broers was dermate verstoord dat Dave weigerde te toeren. Ze zouden nog drie albums maken die minder aftrek vonden, zodat besloten werd in 1996 te stoppen.

Keuze Peter van Cappelle: I Go To Sleep (1965)

Gemiste Kinks klassieker

Ray Davies schreef met name in de jaren ’60 de ene na de andere Kinks-klassieker. Net als bij John Lennon en Paul McCartney bleef er dan nog weleens een nummer op de plank liggen dat hij uiteindelijk weg gaf aan een andere artiest, waarmee hij waarschijnlijk zich niet realiseerde dat hij zijn eigen klassieker miste.

Dat was het geval bij I Go To Sleep. Davies schreef het nummer in 1965 ten tijde van hun tweede album Kinda Kinks. Het haalde echter het album niet. Een demoversie van het nummer uit 1965 zou pas in 1998 verschijnen als bonustrack op de reissue van het album.

In die tussentijd waren er al een waslijst aan andere artiesten ermee aan de haal gegaan. Eerst werd het een hit voor The Applejacks die het als eerste uitbrachten. Peggy Lee bracht er nog een jazzcover van uit, en verder namen onder andere Cher, Soulwax en Sia het op. De bekendste is echter de hitversie van The Pretenders uit 1981, wat kwam doordat eerder een andere nummer van The Kinks opnamen: Stop Your Snobbing in 1979. Door deze cover kwam frontvrouw Chrissie Hynde in contact met Ray Davies waaruit een relatie ontstond. Ze hebben samen een dochter gekregen. Davies besloot zijn eigen gemiste klassieker nogmaals nieuw leven in te blazen door het aan de band van zijn geliefde te geven die er een grote hit mee scoorden. De relatie was echter niet van lange duur, want Chrissie Hynde zou er daarna vandoor gaan met Jim Kerr van de Simple Minds (wat overigens ook niet lang heeft stand gehouden).

I Go To Sleep is weliswaar een bekende klassieker geworden, maar het onderdeel kunnen zijn van de rijke catalogus aan klassiekers van The Kinks.

Keuze Marcel Klein: Rainy Day In June (1966)

1+1+1=5

In 1966 kwam Face To Face uit. Een soort concept-album, waarbij met name Ray Davies alle teksten schreef. Hij had ook het beeld om de nummers te verbinden met allerlei geluidseffecten, maar de meeste van die effecten hebben het eindalbum niet gehaald.

In 1966 waren de Kinks populair, maar dit was het eerste album dat ze echt serieus veel tijd namen voor het opname proces. En dat is ook te horen. Niet alleen klinken de nummers veel beter, ook is er een veel betere samenhang tussen de nummers. Voor mij is het hoogtepunt van het album dit Rainy Days In June. Het nummer begint met onweer om daarna pas echt te starten. We praten hier niet meer over de ‘normale’ top 40 hits, maar over een echte verdieping. Het zit de schrijver en zanger niet echt mee. In de stem klinkt de zwaarte van het leven door. Wellicht ingegeven door het feit dat Ray Davies voorafgaand aan het schrijven en opnemen van deze plaat er persoonlijk aan onderdoor was gegaan. De zon van Sunny Afternoon is weg. Donkere wolken voeren de boventoon en ook de muziek klinkt somber.

Luisterend naar dit nummer voel je het Engelse weer op je afkomen:

The eagle spread its mighty wings
And pounced upon its pray
And all the skies, so brilliant blue
Turned suddenly to grey

The cherished things are perishing
And buried in their tomb
There is no hope, no reasoning
This rainy day in June

And everybody felt the rain
Everybody felt the rain
Everybody felt the rain
Everybody felt the rain

Maar niet alleen de regen, ook de zwaarte van de teksten van Ray Davies. Geen hoop, geen rationaliteit, alleen maar donkerte. En ook nog eens in juni.

De geluidseffecten zitten niet alleen in het begin, maar ook door de plaat heen. Samen met de muziek en tekst vormen de effecten een haast angstaanjagend aanblik. Wordt het ooit nog beter?

Wat mooi is, en dat hoor je ook in dit nummer terug, de manier waarop de band aan het experimenteren is. Niet alleen met geluidseffecten, maar ook het spelen met de muziek. In dat album, en juist ook in dit nummer komt alles samen. Als de basis de tekst is, vormen de muziek en de effecten een mooie versterking voor de boodschap. Met dit album geven The Kinks echt hun visitekaartje af en doen ze echt niet onder voor dat bandje uit Liverpool. Op dat moment tenminste. En Rainy Day In June laat dat in al zijn eenvoud zien. Maar goed, het mag allemaal misschien eenvoudig klinken. Door de tekst, muziek en geluidseffecten ontstaat iets heel moois.

Keuze Marco Groen: David Watts (1967)

Ja, dat is Peter

Theorietje: zouden we de -nog immer alomtegenwoordige- scooterhype te danken hebben een subcultuur uit de jaren ’50 en ’60? Het antwoord hierop lijkt ‘ja’ te zijn, want de zogenoemde mods hebben destijds de scooter als vervoermiddel geadopteerd, zodat hun kleertjes ongeschonden bij de uitgaansgelegenheid aankwamen. Met hun obsessie voor kleding waren olie en vetten voor de zichzelf respecterende mod een gruwel. Gezien hun levensstijl en muziek stonden ze haaks op een andere groep die toentertijd relevant was: de rockers, die de mods maar als verwijfde figuren beschouwden. Op hun beurt vonden de mods de rockers weer ongewassen barbaren. Net als nu vond de media het prachtig om de verschillen te benadrukken en beide groepen tegen elkaar op te stoken, wat meer dan eens tot (soms gewelddadige) confrontaties leidde. Het is dan ook ironisch te noemen dat het eerste hardrocknummer wordt toegeschreven aan een mod-band, namelijk The Kinks. Hoewel dit natuurlijk arbitrair is; diezelfde eer zou je bijvoorbeeld aan Helter Skelter van The Beatles, My Generation van The Who of Jonnhy B Goode van Chuck Berry kunnen toekennen. Maar voor het verhaal komt You Really Got Me (waar ik op doelde) wat beter uit.

Hetzelfde nummer is -zij het indirect- tevens een mooie aanzet geweest voor de punkmuziek, iets waar ondergetekende dan wel wat mee heeft. Nu wil het geval dat in de late jaren ’70 er een band was die zowel de punk als de mod een gezicht gaf. The Jam wordt zowel gezien als een punk-, als een modband. Kan dat? Blijkbaar wel. Leidsman Paul Weller heeft als bijnaam zelfs ‘the modfather’. Wat natuurlijk niet geheel terecht is. Zelf ‘ontdekte’ ik The Jam via geijkte nummers zoals A Town Called Malice, Down in the Tubestation at Midnight (oooohohohoo) en Going Underground. Bij verdere uitdieping van The Jam, stuitte ik op een nummer dat helemaal niet op een Jam-nummer leek. Het paste niet bij de rest. De schrijver was ook al helemaal geen lid van The Jam. Een kleine queeste naar de waarheid leerde dat het om een cover ging. David Watts was geen product van eerdergenoemde meneer Weller, maar ontsproten uit de geest van Ray Davies. Ergo: cirkels zijn niet altijd rond.

Inhoudelijk is het nummer van/over David Watts intrigerend. De persoon David Watts zoals het bezongen wordt in het nummer kan je het beste vergelijken met Peter van het Nederlandse meisjeskoor Sweet Sixteen. Peter is een jongen waar verder niemand aan kan tippen. Peter is zó knap en heeft ook nog eens een rode sjaal. Alle meisjes zijn verliefd op Peter, maar Peter is daar totaal niet in geïnteresseerd. Wie een beetje tussen de regels doorleest, ontdekt dat hier een nogal stereotiep beeld van een homoseksuele jongen wordt beschreven. ‘Want zo is Peter.’ Bij de David Watts van The Kinks is dat niet anders. Zoals Paul W… uh, Ray Davies zingt: “He is so gay and fancy free” en “all the girls in the neighbourhood try to go out with David Watts. They try their best but can’t succeed, he is of pure and noble breed.” Deze David Watts is gebaseerd op een schoolmaatje van Ray Davies, wiens echte naam nooit vrijgegeven is. David Watts is rijk, een geweldige sporter, een geboren leider, iedereen kijkt tegen hem op en de kleine Ray had graag net zoals David Watts geweest. Het gay-element komt voort uit een andere gebeurtenis, maar dan van iemand die daadwerkelijk David Watts heet en concertpromotor was. Deze meneer Watts was verliefd op de broer van Ray Davies; Dave Davies (ja, zo heet hij echt). Ray zag in dit gegeven mogelijkheden, want buiten concertpromotor, had David Watts ook nog eens korte lijntjes met de Rutland Brewery. In een eeuwigdurende waas van alcohol en drugs besloot Ray: ‘als mijn broer nu aanknoopt met David, dan heb ik de rest van mijn leven gratis bier!’  Helaas voor Ray was Dave minder enthousiast. Destijds experimenteerde hij wel met biseksualiteit, maar om dat nu te in te zetten voor een niet-aflatende biertoevoer van zijn broer ging hem een stapje te ver.

Een andere David Watts wordt niet bezongen in het gelijknamige nummer. Bij de orgelmuziek van de Tornados heeft een tijdje (je raadt het al) een David Watts achter de zwart/witte toetsen gezeten. De Tornados ken je van het nummer Telstar, een nummer dat, net zoals de sympathieke voetbalclub uit Velsen, vernoemd is naar de satelliet Telstar. Paul Weller schreef  ooit een nummer met de titel Satellite Kid, maar dat heeft hier verder niets mee te maken.

Keuze Joop Broekman: Days (1968)

Melancholie

Bands die al een tijdje niet meer bestaan, maar die je toch graag eens zou willen zien. De leden moeten alleen nog wel even samen op een podium terecht komen. Mijn lijstje bestaat uit groepen, die met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet meer optreden. The Jam, Led Zeppelin, The Smiths, dat werk. Bij The Kinks is de kans een paar honderdste procent groter dat ze live te zien zullen zijn. Als de broers Davies het tenminste overal eens kunnen worden. Want ze riepen twee jaar geleden al dat ze al met plannen voor een reünie bezig waren…

In mijn jeugd was de live-uitvoering van Lola het eerste wat ik van The Kinks hoorde. Die kwam redelijk ver in de hitparade. Vanzelf hoorde ik later hun oudere hits. Zowel het stevigere werk, als de heerlijk melancholieke songs. En ik begreep ook dat The Kinks eigenlijk een van de eerste hardere rockers waren. Dat was toen even schrikken in het conservatieve Engeland van de jaren ’60. Kijk maar eens naar The Boat That Rocked uit 2009, over een piratenzender op een boot in de Noordzee.

Ray Davies schreef heerlijk nostalgische songs. Days is er zo een. Het nummer klinkt best wel vrolijk, en je vraagt je af of het nu over het afscheid van een persoon gaat (in de liefde), of over een overleden dierbare. De zanger is dankbaar voor de tijd die ze samen hebben mogen doorbrengen.

Thank you for the days
Those endless days, those sacred days you gave me
I’m thinking of the days
I won’t forget a single day, believe me

I bless the light,
I bless the light that lights on you believe me
And though you’re gone
You’re with me every single day, believe me

Ray probeert de toekomst positief in te kleuren, toch zijn er momenten dat er even gesomberd wordt. Terecht. Laat er maar gauw een  nieuwe dag aanbreken

I wish today could be tomorrow,
The night is dark,
It just brings sorrow anyway

In 1991 kreeg ik de soundtrack van Until The End Of The World in mijn handen. De film van Wim Wenders moet ik nog steeds zien. Maar de muziek leent zich uitstekend voor een avondje met alleen maar kaarslicht. Elvis Costello heeft Days onder handen genomen. Zijn versie is langzamer, donkerder en meer beladen.

Keuze Willem Kamps: Village Green (1968)

Morgen is het anders

Sticky Fingers, Joshua Tree, Tommy, London Calling, Dark Side Of The Moon, Nevermind, Rumours, Abbey Road, Station To Station, Ten, Thick As A Brick, Pet Sounds, Never Mind The Bollocks. Om het hier even bij te laten: zonder het erbij te zeggen weet je meteen van wie die platen afkomstig zijn. Bij The Village Green Preservation Society en Arthur (Or The Decline And Fall Of The British Empire) zal niet bij iedereen een bel gaan rinkelen. Gek eigenlijk, want we hebben het hier wel over twee topalbums van The Kinks, toch geen kleine jongens in de muziekgeschiedenis.

Voornaamste reden zal zijn dat bij beide platen commercieel succes ontbrak. Het uitbrengen van The Village Green Preservation Society verliep dermate rommelig – verschillende momenten en verschillende nummers per land – en zonder goeie promotie, dat het slechts mondjesmaat over de toonbank ging. Ook sloot de plaat niet aan op de revolutionaire tijdgeest en daarbij ontbeerde het album een echte hitsingle. Starstruck deed het hier nog redelijk (#13), maar elders niet. Kortom, ondanks goede kritieken een flop. Pas in de loop der jaren is de muziek breder op waarde geschat, maar het momentum was toen natuurlijk allang voorbij.

The Village Green Preservation Society verhaalt over het Engeland dat dreigt te verdwijnen door de veranderende tijden. The Village Green, het dorpsplein, moet behouden blijven, al ontkom je bij Ray Davies niet aan een zekere ironie die voor lichte verwarring zorgt. Neemt ie het nou op de hak of idealiseert hij? Zo zijn alle vijftien nummers stuk voor stuk schitterende producten van Davies’ ambivalentie. Hij zet je op de wip, balancerend tussen de verlichting van de vooruitgang en het genoegen van het goede, maar brave burgermansleven.

Op The Kinks Are The Village Green Preservation Society is de rock ‘n roll verdwenen. Geen vuige You Really Got Me’s. Het is een plaat vol met Mr. en Mrs. Pleasants. Schetsen van het gewone leven, soms bevolkt door wat afwijkende types, zoals Johnny Tunder. Het draait om het vasthouden aan het nu, wetende dat het morgen anders is. De toekomst is als het Corona-virus; je houdt het toch niet buiten de deur. Zo is Village Green een fijnzinnig gepenseeld miniatuurtje (krap twee minuten inclusief hobo, klavecimbel en lalala) van de jongen die zijn heil elders zocht en terugverlangt naar zijn Daisy, maar zij heeft natuurlijk niet op hem gewacht. Daar verandert dat leuke dorpsplein niets aan.

Keuze Alex van der Meer: Australia (1969)

Jammende Kinks

Een jaar na het briljante The Kinks Are The Village Green Preservation Society bracht de band Arthur (Or The Decline And Fall Off The British Empire) uit. Ook dit was een album met hele goede kritieken, echter de verkoop – ondanks een prettige notering in de Amerikaanse albumlijsten – viel wat tegen. Ook de singles van dit album werden geen grote hits. Arthur is echter als album wellicht net zo briljant als de voorganger. Na meer dan 50 jaar is wel duidelijk dat dit album gewoon ook niet mag ontbreken in je muziekcollectie.

En zoals het bij een briljant album betaamt is elke track uiteraard meer dan adequaat, maar de afsluiter van kant A – Australia – is zo’n fijne track dat ik het graag even extra in de schijnwerpers zet. Australia is gedurende het eerste gedeelte al meer dan een fantastisch Kinks-nummer, maar halverwege gaan de sluizen open: we worden getrakteerd op een a-typische jam. Voor Kinks begrippen dan. Dave Davies krijgt de vrije hand om de gitaar eens lekker te laten freewheelen, en het geheel voelt lekker losjes en vrij, maar o zo lekker. Een onweerstaanbaar langdurig outro. Je krijgt meteen zin om je geheugen op te frissen, zodra het nummer is afgelopen, en weer te luisteren waar het allemaal mee begon.

Je kunt trouwens niet zeggen dat dit nummer slechts alleen een albumtrack was. Het nummer is ook als single uitgebracht. Echter dan alleen in het land Australië, op één of andere manier.

Keuze Tricky Dicky: Shangri-La (1969)

Een onmogelijke keuze

Terwijl ik deze blog schrijf heb ik nog steeds geen idee welke Kinks-track ik als onderwerp zal kiezen. De mannen zijn namelijk verantwoordelijk voor zoveel ontzettend goede tracks en de band is feitelijk ondergewaardeerd. Misschien niet in hun thuisland, maar wel op het Europese vasteland. Ja, ondanks hun vele top 10 noteringen. In de Top 2000-editie van 2000  hadden ze nog 16 noteringen (!), maar anno 2020 zijn daar nog maar drie van over en twee zijn op weg naar de uitgang. En dat terwijl The Kinks net zo baanbrekend als The Beatles waren. Ook vrijwel alle garage-rockbandjes zijn schatplichtig aan The Kinks en neem bijvoorbeeld You Really Got Me met het overstuurde gitaargeluid; de basis voor de latere heavy metal en punkrock. Er zijn van ongeveer 130 tracks van hen covers gemaakt, maar You Really Got Me spant de kroon. Van Halen zou het in 1977 wederom naar grote hoogte tillen.

Maar die wordt het niet, zodat ik na heel veel wikken en wegen uitkwam bij All Day And All Night, Lavender Hill of Shangri-La. Uiteindelijk toch gekozen voor Shangri-La omdat het een hit had moeten worden, maar min of meer een flop werd. Slechts in Nederland wist de plaat de 24ste plek te behalen, en dat terwijl Ray Davies ervan overtuigd was dat het een megahit zou worden. Ook het bijbehorende album Arthur (Or The Decline And Fall Of The British Empire) werd een flop. Overigens ging het in 1968 en 1969 niet zo goed met The Kinks. De stroom hits droogde op en ze mochten op het hoogtepunt van The British Invasion drie jaar de V.S. niet meer in omdat hun manager ruzie met de Amerikaanse vakbonden had gekregen. Weg grootste afzetmarkt.

Shangri-La werd door Ray Davies geschreven voor een televisieserie die nooit gemaakt is en het zou de eerste rockopera geworden zijn. In eerste instantie ging het natuurlijk over het mystieke land, maar op de single werd een huis als onderwerp gekozen. Davies: I’d been living in this semi in Muswell Hill and I was pressured by a couple of my sisters to get a bigger place. So I bought this big manorial house in Elstree, bordering Borehamwood. I felt so ill at ease there I sold it and moved back to my semi. But up there in Borehamwood I wrote a lot of The Village Green Preservation Society, and the beginnings of what became Arthur. A few years before that I’d visited my sister who’d moved to Australia and the words were partly inspired by her new home. But, really, it’s about anyone’s quest for their Shangri-La, their pebble-dashed Nirvana.

Keuze Jan-Dick den Das: Misfits (1978)

Buitenbeentje

Een battle aangaan met een nummer genaamd Misfits is eigenlijk vragen om problemen. het buitenbeentje is doorgaans niet de meest voorhand liggende winnaar. Uitzonderingen bevestigen gelukkig de regel. En Ray Davies was er ook niet de man naar om zich aan de regels te houden. Davies die samen met zijn jongere broer Dave de ruggengraat vormde van The Kinks. Ray was verantwoordelijk voor bijna alle nummers en zeker de teksten. Een man die wel wist hoe je met de woorden moest omgaan en zo ook in dit nummer.

Misfits een mooi en ondergewaardeerd nummer van The Kinks. Een lied waar thema van onzekerheid, angst door Davies in de hem bekende stijl wordt beschreven. Verhalend en het buitenbeentje toe sprekend met woorden van hoop. Heus ook jou moment gaat een keer komen.

You say your summer has gone
Now the Winter is crawlin’ in
They say that even in your day
Somehow you never could quite fit in
Though it’s cold outside
I know the Summer’s gonna come again
Because you know what they say
Every dog has his day

Het noemde het al, het is niet het nummer van de band wat je vaak hoort. Wanneer je het hoort en nog eens goed beluisterd eigenlijk onbegrijpelijk. De tekst is gewoon mooi, de muziek gewoon goed en de zang van Davies herken je uit duizenden. Lijzig en net als teksten melancholiek. Zo’n stem die nooit gaat vervelen en je iedere keer weer meeneemt. Buitenbeentjes, of Misfits – zoals Ray Davies ze noemt – zou je helden van de onderkant kunnen noemen. Vaak weten ze niet welke talenten en krachten ze in huis hebben en overheerst de de angst, het minderwaardigheidsgevoel. Gelukkig hebben we liedjesschrijvers als Ray Davies die ze een hart onder de riem steken. En hoe!

You’re a misfit, afraid of yourself, so you run away and hide
You’ve been a misfit all your life
Why don’t you join the crowd
And come inside
You wander round this town like you’ve lost your way
You had your chance in your day
Yet you threw it all away
But you know what they say
Every dog has his day

[polldaddy poll=10513639]

 

One comment

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.