De punkbeweging ontstond in 1976 en werd aangevoerd door journalisten Julie Burchill en Tony Parsons enerzijds en Joe Strummer (The Clash), Jimmy Pursey (Sham 69) en Johnny Rotten (Sex Pistols), respectievelijk zangers en dé gezichten van de punkmuziek en de subcultuur van stekelig haar en veiligheidsspelden.

Net zoals met welk genre in de popmuziek dan ook werd de markt een korte tijd overspoeld met rommel. Misschien wel heel punk, maar niet om aan te horen. Maar toch, met terugwerkende kracht en misschien ingegeven door nostalgie blijven  sommige tracks alsnog aan kracht winnen. Sinds de jaren negentig is er een revival van het genre en heden ten dage zijn er uitstekende punkbands die het vaandel van de helden van weleer overgenomen hebben.

Keuze Marco Groen: MC5 – Kick Out The Jams (1969)

We Shall Overcome, maar dan anders

De ene punkband is de andere niet. Zo heb je bijvoorbeeld bands die in naam punk zijn, maar, gesteund door het grootkapitaal, op een lieve, bijna aandoenlijke manier tegen het establishment aanschoppen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de Blink 182’s, Sex Pistols en de Green Day’s van de wereld. Andere bands uit het genre nemen een wat meer lastige route en kiezen de weg van de onafhankelijke platenlabels, daadwerkelijke maatschappijkritiek, gekoppeld aan harde provocatie. Punk zoals punk bedoeld is. Dan is er ook nog een derde categorie het type bands dat zeer ver gaat met het uitdagen van de gevestigde orde en waarvan de aanhang zelfs ook soms over de grens van fysiek geweld stapt. Zo’n band was MC5.

Hoewel punk… strikt genomen bestond punk nog niet in de tijd van Kick Out The Jams. De muziek en levenshouding van MC5 wordt soms geclassificeerd als proto-punk, maar het is eigenlijk ook best wel veilig om te veronderstellen dat MC5 moeiteloos kan worden gezien als ‘s wereld eerste punkband, of op zijn minst dat de groep  van onschatbare invloed is geweest op de latere beweging. Dat de maatschappij daar in de zestiger jaren van de vorige eeuw daar toch wat moeite mee had, is niet zo heel erg raar. Dit soort verbale agressie was toen nog vrijwel onbekend in de muziekindustrie. Het was een tijd waarin braafheid de klok sloeg en  in het pak gestoken bandjes met keurige kapsels hun veilige repertoire afwerkten voor een half ingeslapen publiek. Dit terwijl de maatschappij bol stond van de spanningen. Het was de era van de massale protesten tegen de Vietnamoorlog, de moord op J.F. Kennedy, het verzet tegen de rassenscheiding door Martin Luther King en de opkomst van radicale militante bewegingen zoals de Black Panthers.

Het afzetten tegen de Amerikaanse autoriteiten van de die laatstgenoemde club, sprak de heren van MC5 enorm aan. Men zag er een soort geestverwanten in. De manager zette een zusterbeweging op van The Black Panthers: The White Panthers. Een van hun tien-punten-plan luidde als volgt: Total assault on the culture by any means necessary, including rock and roll, dope, and fucking in the streets. Net zoals de – zelf niet geheel van racisme gevrijwaarde Black Panthers – predikten de White Panthers tevens de gewapende strijd om een culturele revolutie tot stand te brengen. Bandleden bezetten daarbij in de organisatie prominente plekken. Zo was basist Tyner gebombardeerd tot Minister van Cultuur, manager Sinclair noemde zichzelf Minister van Informatie en de overige bandleden waren allemaal Minister van Oorlog. Toen Kick Out The Jams werd uitgebracht, ontkwam ook de hoes hiervan niet aan de gewelddadige retoriek. En waar de uitspraak kick out the jams eerder nog sloeg op het pretentieuze gepiel van andere bands, kreeg het nu een meer politieke lading. Een strijdleus was geboren.

Vanzelfsprekend waren distributeurs en winkelketens wat minder enthousiast. De algehele boodschap van de band uit Detroit (MC5 staat voor Motor City 5) werd gezien als vulgair, obsceen en hun album zou niet in de schappen komen te liggen. De band reageerde hierop door in een ondergronds nieuwsblaadje KICK OUT THE JAMS, MOTHERFUCKER! and kick in the door if the store won’t sell you the album on ELEKTRA. FUCK HUDSON’S te plaatsen. Hudson’s was een weigerachtig warenhuisketen. Elektra, het desbetreffende platenlabel koos de veilige weg met een ‘kick out MC5’ en haalden ze de zeldzame gevallen die wel ergens te koop waren, uit de handel.

De hele carrière (als je het zo kan noemen) van de band is doorspekt met soortgelijke incidenten. Ondanks hun vaak nogal dubieuze standpunten heeft de band met de leus Kick Out The Jams voor een wereldwijde geestelijke dijkdoorbraak gezorgd. Protestbewegingen konden hun ei kwijt in nieuwe subculturen en non-conformistische muziekgenres. Iets waar latere groeperingen en bands de vruchten van geplukt hebben. Het begon allemaal met de oerknal die Kick Out The Jams (Motherfucker) van MC5 heet.

Een jaartje of wat geleden toerde zanger/gitarist Wayne Kramer nog met een band die de naam MC50 droeg. Een soort veredelde coverband van zichzelf. De meeste leden van MC5 hadden toen al het tijdelijke voor het eeuwige verruild, maar werden vervangen door Kim Thayil (Soundgarden), Marcus Durant (Zen Guerilla), Brendan Canty (Fugazi) en Billy Gould van Faith no More. Erg leuk om te horen en zien, maar vergeleken met ‘hoe het ooit was’ niets meer dan precies datgene waartegen diezelfde Wayne Kramer nogal tegen ageerde in het verleden. Maar daar zullen we maar een keertje niet zo moeilijk en al te principieel over doen. Zo uit mijn hoofd stond Kick Out The Jams als tweede nummer op de setlist. Voor wie wat meer wil weten over de heftige geschiedenis van de band, is er deze documentaire. Aanrader!

Keuze Tricky Dicky: Eddie & The Hot Rods – Do Anything You Wanna Do (1977)

Eenmalig succes

Persoonlijk hou ik van een stukje punk en de tomeloze energie die sommige bands in hun (korte) liedjes weten te proppen. En alhoewel ik geen anarchist ben kan ik de weerstand tegen de maatschappij en de regering goed begrijpen. Ook anno 2020 blijkt de beschaving flinterdun en lijken de politiek en bedrijven uitsluitend op zelfverrijking uit te zijn. In de afgelopen jaren heb ik dan ook met enige regelmaat blogs over punkmuziek geschreven. Een van mijn hedendaagse favorieten zijn De Fuckups die niet onderdoen voor bijvoorbeeld Sex Pistols in hun hoogtijdagen. Ik heb hun drie albums dan ook in mijn verzameling. Maar er is (veel) meer onder de zon.

In 1977 kocht ik het album Life On The Line van Eddie & The Hot Rods vanwege de single Do Anything You Wanna Do. Punk/pubrock tussen Sex Pistols en The Jam in met soms een vleugje Stooges. Het album behoort tot mijn persoonlijke top 5 van punkalbums in de zeventiger jaren. Een onontdekte parel, want in Nederland zijn The Rods onbekend gebleven.

De band werd in 1975 opgericht, speelde in het clubcircuit en bouwde aan een uitstekende livereputatie waardoor ze een platencontract kregen bij Islands Records. Hun manager was overigens Ed Hollis; de broer van Talk Talk’s Mark. Het eerste wat ze daarna deden was Eddie lozen; niet de manager maar de pop die als een geintje op het podium zat. Het debuutalbum Teenage Depression verkocht redelijk en de gelijknamige single wist een top 40-notering in de wacht te slepen.

De opvolger Life On The Line werd hun doorbraak in Engeland en de single Do Anything You Wanna Do behaalde zelfs de 9de plek en werd tot een van de beste 10 singles van 1977 gekozen. De derde single van album werd Quit This Town dat een hele sterke gelijkenis heeft met de hit Going Underground van The Jam uit 1980. Do Anything You Wanna Do is gecovered door onder andere Mannfred Mann’s Earth Band, Die Toten Hosen en The Oppressed.

Feitelijk is de band een one-hit wonder, want de overige (twee) singles bleven in de onderste regionen hangen en de derde elpee in 1979 haalde slechts de 50ste plek.

Keuze Mirjam Geertsma: The Stranglers – Peaches (1977)

Dubbelzinnig

The Stranglers werden in de punktijd onder de punk gerekend maar waren al langer bezig in de muziek en ook wat ouder dan de gemiddelde punkmuzikant. Bovendien hadden ze maling aan wat hoort binnen de punk, waren zeker niet politiek correct en staken er zelfs de draak mee in hun teksten wat hen natuurlijk überpunk maakt. En ze hadden een Hammondorgel, een wat mij betreft behoorlijk ondergewaardeerd instrument. Persoonlijk vind ik dat zij de tand des tijds veel beter doorstaan hebben dan de meeste punkbands en ze waren toen ook beter dan all the rest.

Later maakten ze meer albums met andere stijlen, synthesizermuziek, Spaans-achtige gitaartjes, rock met blaasinstrumenten, new wave en experimentele art rockachtige dingen. Gewoon omdat het kan en dat vind ik leuk. Off the beaten track dus (ook een album van hen en dat beschrijft goed hun intenties). Het schijnt dat Golden Brown regelmatig uitgekozen wordt voor begrafenissen. Kortom heel veelzijdig. Ze bestaan nog steeds hoewel ze muzikaal al ver over hun hoogtepunt zijn maar naar ik begrijp van anderen hebben ze nog steeds plezier in muziek maken en dat telt. Hugh Cornwall, de zanger, zit er helaas niet meer bij en daarom heb ik het eigenlijk nooit gedurfd om naar een concert te gaan.

Ik heb bij deze battle gekozen voor dit nummer uit 1977, midden in de beginjaren van de punk, omdat het niet alleen vreselijk lekker (die bas) en gruizig (de muziek, die stem en dat halve rappen/praten), maar ook omdat de tekst hilarisch is. Destijds werd het uitgebracht als dubbele A-single met op de andere kant Go Buddy Go. Vergeet dat nummer, dat is een van hun mindere singles maar Peaches is zo leuk dat de BBC het in de ban deed. Recept voor een hit zoals iedereen weet. Om precies te zijn nummer 8 in de UK singles chart. De BBC vond de tekst niet kunnen. Vreemd. Het gaat gewoon over een man die op het strand loopt en in zichzelf praat en naar vrouwenbillen (peaches) kijkt.  Hij beschrijft wat vrouwen, a girl and a half, een vrouw met sun tan lotion, hij heeft wat fantasietjes, krijgt het warm en denkt dan over een stukje zwemmen and see if I cool down a little bit. Hij is voor liberation of women that’s what I preach about en vind dat er veel slechtere plekken zijn om te wezen. Like down in the streets or down in the sewer…  Nee, grapje, check de tekst. Het zit vol met seksuele dubbelzinnigheden en seksuele duidelijkheden. Luister het even en lach en denk aan warme zandstranden, de zee en een bier op een terras met de zon op je gezicht.

Keuze Willem Kamps: The Flyin’ Spiderz – City Boy (1977)

Géén punk

We worden genaaid, we worden verkracht, door het fraaie duo Wiegel – Van Agt. Het is voorjaar 1978, The Jehova’s zingen dit in mijn strip Pier Punk, die tweewekelijks verschijnt in de Saterkrant; het huisblad van jongerencentrum De Sater in Leidschendam. Het is de vooravond van de No Future-tijd, de crisis van begin jaren ‘80. Met de punk komen ook de kraakbeweging en de anarchie op; rellen en ontruimingen, met als hoogtepunt de veldslag rond de inhuldiging van Trix, 30 april 1980, op de verjaardag van terugtredende Juul. Hoewel het plan was ook naar Amsterdam te vertrekken, stond een vriend van ons wel erg vroeg aan de deur en hebben we ons nog maar eens omgedraaid. Zo mis je dus de geschiedenis.

Punk aus Holland. In navolging van de Britse hype midden jaren ’70 kwamen ook hier links en rechts bandjes uit de lucht vallen. Ik noem er een paar: Tedje en de Flikkers, de Boegies, Panic, The Ex, nog steeds spelend maar nu met allerlei invloeden een soort van avant garde-punk, en ook de Tröckener Kecks begonnen, alweer iets later, in de punkhoek. Eén van de eerste en toen erg populair, maar helaas door velen vergeten: The Flyin’ Spiderz. Overigens waren de heren stellig: wij bestrijden dat wij de Engelse punk-rage imiteren. Verder uit hun bio (EMI-Bovema):
De Flyin’ Spiderz maken géén punk.
Dat is één.

De Flyin’ Spiderz maken wél te gekke muziek.
Dat is twee.

En ten drie komen ze uit Eindhoven.

Ik zag de band voor het eerst op 7 januari 1978 in De Sater. Zelf nog lang haar tot ver over m’n schouders, maar wel gewoon de pogo doen, want dat ging bij de Spiderz als vanzelf. Want, nogmaals uit de bio: we maken muziek om de luie kont mee uit de stoel te halen. De heren deden najaar ’77 het voorprogramma van The Clash en The Damned. Alle goede geluiden lokten producer en voormalig Kayak-drummer Pim Koopman naar een optreden. Koopman was meteen overtuigd van hun unieke kwaliteiten; Pim deed zijn achternaam eer aan en liet ze tekenen bij EMI Holland.

Ondanks een uitpuilende agenda met optredens in binnen en buitenland, van Engeland tot Zweden, als headliner maar ook als voorprogramma in een tour met Iggy Pop, brengen The Flyin’ Spiderz in twee jaar tijd twee langspelers uit. Daarna schrappen zij, ver voor de vliegschaamte, Flyin’ uit hun naam en  evolueren naar de new wave (al kun je misschien beter van power wave spreken). Na nog eens twee albums houden ze het in ’81 voor gezien. Toch, ruim veertig jaar later doet hun eerste single City Boy mij nog net zo makkelijk mijn luie kont verheffen en vlieg ik, zonder schaamte, vrolijk in het rond.

Keuze Marjolein van Elteren: X-Ray Spex – Oh Bondage Up Yours! (1977)

Geen punkbattle zonder Poly Styrene en X-Ray Spex

Some people think little girls should be seen and not heard

Zo begint Oh Bondage Up Yours!, de debuutsingle van X-Ray Spex. Frontvrouw Poly Styrene, een artiestennaam gekozen omdat het verwees naar iets lichtgewichts en plastics…een wegwerpproduct, vervolgt het nummer met een serieus: but I think… om vervolgens te schreeuwen: oh bondage, up yours!

Geen punkbattle zonder Poly Styrene en X-Ray Sepx. Poly Styrene, punk icoon, rebel en pionier. Zwarte vrouw in een muziekscene die voornamelijk bestond uit witte mannen. Iemand die al over het klimaat zong voor de huidige generatie klimaatjongeren bestond. Iemand die liet zien punk ook prima kan zonder zwart leer en veiligheidsspelden. Ze was voorloper van de de riot grrrl beweging die begin jaren ’90 opkwam. Een plastic punk prinses die weigerde haar mond te houden.

Na het zien van de Sex Pistols op haar 19de verjaardag wist Styrene (echte naam: Marianne Joan Elliott-Said) dat ze een eigen band moest beginnen. Niet omdat het optreden zo’n verpletterende indruk op haar maakte, de band speelde destijds voornamelijk covers, maar omdat ze besefte dat ze gewoon kon gaan spelen omdat het leuk is. Het hoeft allemaal niet perfect en gepolijst, muziek kan rauw zijn. Voor Marianne, die al een paar jaar werkte aan een carrière in de muziekwereld, regelmatig niet serieus genomen werd en gefrustreerd raakte door al het seksisme en racisme waar ze mee in aanraking kwam was het duidelijk: dit kan ik ook!

De eerste single van haar band X-Ray Spex was dan ook een roep om bevrijding. Bevrijding van het
consumentisme en kapitalisme, maar ook van de maatschappij die bepaalde verwachtingen heeft en jezelf losmaken van bepaalde stereotypen. Dat alles met een flinke knipoog en satire in een tijd dat de punk scene zichzelf misschien iets te serieus nam. Poly Styrene ontpopte zich tot de meest onconventionele frontvrouw ooit en Oh Bondage Up Yours! werd een feministisch, anti-consumentisme punk-anthem. Ik zou haast zeggen: verplicht luistervoer voor alle punkliefhebbers.

Keuze Der Webmeister: Crass – Berketex Bribe (1981)

Prikkel voor het geweten

Punkmuziek is in mijn ogen een nogal breed containerbegrip, waar je alles wat ook maar enigszins tegen een of andere gevestigde orde aan schopt in onder kan brengen. Punk is in die zin meer een rebel-way of life, veel meer dan een specifieke muziekgenre. Zelf heb ik enorme voorkeur voor het soort punkmuziek dat de muzikale tak vormt van het anarchistische gedachtegoed. Muziek die je tekstueel er aan herinnert om over zaken als machtsstructuren na te denken, de balans te vinden tussen het onderdeel zijn van allerlei gemeenschappen versus datgene waar je als individu voor staat. Punk als een prikkel voor het geweten.

Het punkjaar nul voor mij was 1980, toen ik als puber het driedubbelalbum Sandinista! van The Clash kocht, helemaal op het verkeerde been gezet door vrolijke hitjes als The Magnificant Seven. De wijze les was dat punkmuziek zoveel meer kon zijn dat matige twee-akkoorden herrie, en zoveel meer dan wat loze holle kreten. Sandinista! overlaadde me met de levenslessen waar ik als zestienjarige hartstochtelijk naar op zoek was. De wereld was helemaal niet zo vanzelfsprekend, en bovendien: ik kon gewoon nee zeggen als ik dat wilde!

Een andere punkband die mij en mijn omgeving enorm beinvloedde was het Britse collectief Crass. Veel meer dan The Clash volgde deze de Do It Yourself-gedachte door zoveel mogelijk buiten de gevestigde orde, in eigen beheer te doen, waardoor het wellicht een behoorlijk ondergewaardeerde band is gebleven. En waar The Clash voorzichtig mondjesmaat het Anarchisme predikte, bestond Crass welhaast uit regelrechte anarcho-evangelisten.

Drijvende kracht hierachter was Eve Libertine, die Crass aan de hand nam en de noise-punk achter zich liet, en een meer contemplatieve richting liet opgaan. Punk is tenslotte verandering, nietwaar? Eerste mijlpaal in deze nieuwe benadering was het album Penis Envy uit 1981, uiteraard een verwijzing naar Freud’s ideeën over vrouwen. Penis Envy was alleen al baanbrekend omdat het een enorme afrekening was met het toenmalige macho image van hardcore punk. Vrijwel alle nummers op dit album waren geschreven en gezongen door Eve, en gaf het radicale feminisme een stem. In mijn battlekeuze (waarbij u moet weten dat de titel een verwijzing is naar de Bruidsjurkenwinkel Berketex) komt Het huwelijk voorbij als het instituut waarin vrouwen zich vrijwillig laten onderdrukken. Prachtig hoe Eve met haar zang het nummer langzaam laat escaleren.

Punksongs als deze hebben mij m’n leven lang gevormd, om bijvoorbeeld niet klakkeloos de bullshit over in dit geval relaties over te nemen, maar je eigen gezonde verstand te gebruiken.

Keuze Alex van der Heiden: MX Machine – Fuck The Neighbors (1988)

Crossover tussen punk en metal

Voor échte punk ben je bij mij eigenlijk aan het verkeerde adres. Natuurlijk vind ik de klassiekers als The Clash en Sex Pistols mooi, maar heel veel verder dan dat ben ik niet gekomen. Ik was in de tachtiger jaren namelijk vooral aan het luisteren naar metal en binnen dat genre was thrashmetal mijn favoriet.

Dan kom je natuurlijk uit bij Testament, Slayer, Metallica en….. Anthrax. Bij die laatste band begint het al iets anders te klinken en gitarist Scott Ian is dan weer grondlegger van de band S.O.D. (Stormtroopers of Death). Hier zijn we ineens aanbeland bij de zogeheten crossover tussen punk en metal. Andere bekende voorbeelden van deze stroming die nagenoeg gelijk opging met de opkomst van thrash, zijn D.R.I., Suicidal Tendencies en Gang Green. Deze crossover stroming heeft volgens mij ook het stagediven in de metal gebracht.

MX Machine was ook zo’n band die ineens opkwam in die tijd en daarna ook weer net zo snel verdween. Ik heb de literatuur er even op nageslagen en het blijkt dat dat vooral aan hun destructieve gedrag lag. Er was geen club die MX Machine nog in huis wilde hebben.

Met de buren had MX Machine ook niet veel op, getuige het lied van deze blog. Eigenlijk is dat ook wel het leuke aan veel van deze crossover stroming. Het zijn vaak lekkere korte nummers met een geschreeuwde boodschap die heel vaak ook nog vol humor is. Of mijn buren het in 1988 ook heel erg humor vonden, durf ik te betwijfelen…… Fuck The Neighbors.

Keuze Joop Broekman: Belgian Asociality – Non Non Rien Va Changer (1989)

Punk, en dan de rest

In de jaren ’80 verslond ik punk. Het liefst de wat stevigere varianten, zoals Exploited of GBH. Over Dead Kennedies (sell outs) en vooral Ramones (die speelden geen punk) voerde ik nog wel eens een discussie. Net als over Bad Brains (niet iedere punker waardeerde de reggae).

Toen ik veel meer andere gitaarmuziek ontdekte, bleek in mijn kast (toen nog met een cassettearchief er naast) wel de houdbaarheid van punk. Ik verloor de interesse. Een enkele keer Pennywise of NoFX kon nog wel. Me First And The Gimme Gimme’s, Rancid, dat werk. Heb ook nog Heideroosjes een tijd gevolgd, maar zo even op zoek naar nieuwe, niet al te bekende punk; nou nee. Alhoewel ik nog steeds mijn Crass tapes nog nooit vervangen heb door cd’s. Keuzes, hè. Het boeit me niet me zo als vroeger. Crass komt nog wel een keer binnen. Echt.

In Nederland kon ik natuurlijk niet om Boegies heen. Die heb ik nog wel op vinyl en op cd. Dat waren leuke concerten, al moest je je afvragen of je pretpunk wel serieus moest nemen. In 1989 zag ik Boegies in Nighttown, Rotterdam. En daar stond Belgian Asociality in het voorprogramma. Ik had nog nooit gehoord van dit Belgisch (duh) kwartet. Maar na een funky basloopje barstten ze los. Gitaar op standje metal, snel drumwerk, en zanger Mark Vosté die met veel grappen de aandacht van die ‘n Ollanders al gauw beet had. Na afloop kocht ik de elpee (ze hadden er toen nog maar een uitgebracht, het jaar ervoor). Kort maar krachtig simpel opgenomen scheurwerk, met de nodige grappen en grollen. Op de hoes (zwart-wit, uiteraard) staat de band afgebeeld met de nodige kratten Jupiler. Dat merk vond je in die tijd alleen in een goed gesorteerd biercafé. En daarvan was er toen nog maar één in Rotterdam. Het volgende album, Astamblief, verscheen in 1991 ook op cd. daar zat dan wel het debuutalbum als bonus bij. Die heb ik ook nog steeds in de verzameling.

De band bestaat nog steeds. In de loop der jaren kwamen er verschillende muziekstijlen om de hoek kijken, maar de basis bleef punk. Zanger Mark is nog als enige over van de originele bezetting, een verschijnsel wat we wel vaker zien bij punkbands. Voor optredens zul je naar het zuiden moeten afreizen, want buiten de Belgische landsgrens spelen ze niet. Maar in maart staan ze wel in het voorprogramma van GBH.

Keuze Remco Smith: Bad Religion – Kerosene (1993)

Battüwü Griekgriek

Er gaan dagen voorbij dat ik niet aan Bad Religion denk. Weken, maanden zelfs. Maar soms fiets ik op mijn wielrenner langs de Rotte. Eigenlijk te vroeg in het seizoen. Kou. Regen. Beukende Wind en dan door de open vlakte. Het kost kracht om de benen naar beneden te douwen. Doet pijn. De handen koud en verkrampt. Denkend: Waarom dacht ik ook al weer dat een goed idee was om in februari te gaan fietsen?

Opeens schiet dan Kerosene door mijn hoofd:

Kerosene keeps me warm
I’m alone to watch it burn
Kerosene

Vrij naar De Renner (Tim Krabbé): Dan denk ik aan Kerosine – En dan gaat het weer even.

Keuze Carlo Deuten: Skik – Betonpaolties (1995)

Pas op!

Het zal ergens midden jaren 90 zijn geweest. In gedachten zie ik mijn enthousiaste collega Geerhard weer voor mij in de studio staan. Jongens! Mu’j ies luusteren. k Heb hier een bandie van een paar jongens van Erica. Ze zingt over betonpaolties en dreuge worst. Ge-wel-dig!! Het cassettebandje met een aantal nummers van Skik galmt door de studio. Het is mijn eerste kennismaking met de band van Erica. Daarna gaat het snel. Het debuutalbum van Skik wordt uitgebracht. Ik zie de band regelmatig optreden en tref de heren de jaren daarna met enige regelmaat bij de lokale omroepen waar ik in die jaren actief ben. Skik verovert in sneltreinvaart de rest van Nederland en staat op de grote festivals. Ik volg de band met veel interesse. Ik zie Skik niet alleen in de buurt optreden maar ook onder andere op Lowlands, Parkpop en in Paradiso.

Daniël Lohues ontplooit zich in de eerste Skik-jaren al als een ware verhalenverteller. Tegenwoordig weten we eigenlijk niet beter. Een troubadour die sinds jaar en dag vertellend en muziek makend lang de theaters trekt. Maar juist in de beginperiode is er nog weinig materiaal en is er volop ruimte om het één en ander tussen de nummers door te vertellen. Een feest der herkenning als geboren en getogen Zuid Oost Drent. Van de Scapino in Klazienaveen, de niet te versmaden Drentse dreuge worst, de Brasserie in Emmen of de nachtelijke fietstochten. Vooral  de obstakels die je tijdens een nachtelijke fietstocht kunt tegenkomen. Geen (Nieuw) Amsterdammertjes! Nee! Oerdegelijke Emmer betonpaolties. Ik weet het niet helemaal zeker maar ik meen mij te herinneren dat ze in de buurt van de Brasserie in Emmen staan.

Alleen al het woord Betonpaolties zorgt tijdens de concerten van Skik voor een enthousiaste reactie van het publiek. Betonpaolites bent … vul de rest zelf maar in. Een pogoënde mensenmassa is het gevolg. Ik heb mij ook weleens in de menigte gestort. ‘Gewapend’ met kistjes met stalen neuzen. Af en toe een beuk incasseren en een blauwe plek als gevolg. Punk op zien Drèents. Eem 1,5 minuut anarchy in Drenthe. Alhoewel Betonpaolties maar ook Klotenweer, die andere pretpunkklassieker van Skik, in de live-versie meestal wat langer duren. Voorzien van een snufje My Generation van The Who of een ‘funky’ gitaarsolo van de muzikale grootmeester himself.  Intens en vol energie. Punk in de meest positieve zin van het woord. Muzikaal zo hard as een hunebed. Tekstueel gortdroog as eeuwenoude turf.

Soms brengt klank, ‘n smaak ‘n geur
Joe terug naor wat ooit is gebeurd
Soms weet ie zolfs weer wat veur weer ‘t was
Hiele kop vol allemaol herinnerings

Anno 2020. Ik heb de laatste tijd weer regelmatig contact met oud collega Geerhard. We wisselen nog steeds muzikale tips uit en natuurlijk komt de Drentse troubadour ook  ter sprake. Het cassettebandje heeft inmiddels plaats gemaakt voor een flinke verzameling Skik & Lohues. Van de albums en de singles tot  live-opnames van radio en TV. Ik begeef me niet meer in een pogoënde menigte. De energie uit de beginjaren van Skik is overigens wel voelbaar tijdens de recente Elektrisch Live tour van Lohues. Maar ik nestel mij tegenwoordig wat vaker in het rode pluche van het theater. Genieten van de muziek en de verhalen. Helaas zit dat er dit jaar niet in. Vanwege gezondheidsperikelen gaat de geplande theatertour niet door. Sowieso verschijnt over een paar weken het bijbehorende album. Dat geldt ook voor de Skik-verzamelaar Best Tof die volgend maand voor het eerst op vinyl verschijnt. Nog even geduld voordat beide albums op de draaitafel belanden en hun rondjes maken. Ik heb d’r nou al skik an!

In zijn wekelijkse kolom schrijft Daniel (Dagblad van het Noorden zaterdag 5 februari) dat hij nu vooral vooruit kijkt. Waar ga ik naar toe. Wat wil ik doen. Vanzelf vooruit kijken. Over zijn nieuwe album zegt hij het volgende: Sowieso is een album met songs die ik onlangs geschreven en opgenomen heb. Sommige in één keer opgenomen met de band waar ik de laatste jaren zo graag mee speel, andere nummers in dezelfde studio, in mijn eentje bij een schemerlamp. Deze plaat wilde ik sowieso maken. Nu begint later.

Op fietse in kalm tempo onderweg naar later. De blik op de volgende bestemming gericht. Met oog voor detail en de omgeving. Een vriendelijke groet naar de mensen die je onderweg tegenkomt. Af en toe even over je schouder achterom kijken. Want a j niet weten waor je weg kommen wee j ook niet waor a j hen gaon.Toch? Sowieso niet te lang achterom kijken want veur ie t weet knal ie op zo’n K**-paol. En daor knap ie nie van op. Kalm an!

Keuze Freek Janssen: dEUS – Memory Of A Festival (1996)

Punk heeft eigenlijk geen bestaansrecht meer

Punkers nemen meestal geen blad voor de mond, dus zal ik dat ook niet doen: eigenlijk is punk best wel bagger. Dat was ook ooit de bedoeling. Punk is ontstaan als tegengeluid in een tijd waarin symfonische rock hoogtij vierde; jonge gastjes met hanenkammen, piercings en leren jacks wilden de Pink Floyds, Genesissen en Yessen van deze wereld even laten zien waar rock ‘n roll ook alweer over ging. Gewoon beuken, met een paar akkoordjes, en je moeder zich het apezuur laten schrikken.

Simpel beuken met een simpel ritme is ook leuk, maar dat blijft niet lang leuk. Niet voor niets dat The Clash en The Stranglers zich elk album verder ontwikkelden, meer diepgang en complexiteit in hun muziek gingen aanbrengen.

Punk was nooit een lang leven beschoren. Er zijn nog steeds bands die pure punk maken, maar daar is gewoon niet zo heel veel aan. Het gedachtegoed van punk is verder in wat gepolijste versie verder gegaan in de punkrock. Rockbands die een beetje variatie op hun album willen brengen, grijpen al gauw terug op één punkrockliedje op de plaat.

En dan is punk fucking lekker. Denk aan What’s Coming Up van Hallo Venray, Fell In Love With A Girl van The White Stripes, Got Some van Pearl Jam. Of deze, van dEUS; op een album (In A Bar, Under The Sea) dat op en neer deint tussen zigeunermuziek, jazz, Americana en muzak is Memory of a Festival haast een verademing.

I know this ain’t nothing very deep, but it’s good fun.

Keuze Annemarie Broek: Elektrik Hannes – Ik Kan Alleen Maar Schreeuwen (1996)

De schreeuw van een leeuw

Het moet wel heel raar lopen als je als bewoner van de Haarlemse binnenstad nog nooit kennis hebt gemaakt met de kunstuitingen van Hannes Kuiper, ofwel Elektrik Hannes. Hij is een bekende Haarlemse kunstenaar, van wie in de openbare ruimten van verschillende gemeenten werk te bewonderen is. Werk dat opvalt door eenvoud van vormgeving en heldere primair kleurgebruik. Al sinds 1967 is hij samen met zijn partner, Christine Peursum, die ook beeldend kunstenaar is. De liefde voor de muziek delen zij ook samen, zij het dat de uitingen van Hannes haaks staan op Christine’s middeleeuws snarenspel.

In 2015 hadden fans, vrienden en familie een muzikaal feest aangericht ter ere van Hannes Kuiper, dat tot in de late uurtjes duurde en waaraan elke zichzelf respecterende Haarlemse muzikant (dus ook onze toenmalige burgemeester) een bijdrage leverde. Het duurde tot de laatste uurtjes en ik heb nog altijd spijt dat ik daar niet bij kon zijn.

In 1996 kwam er een CD uit onder auspiciën van Bevrijdingspop met als thema War Child. Hier deden heel wat regiogebonden groepen aan mee, zoals Bintangs, Gotcha en Blue Man Can. Allemaal met een speciaal voor dit doel geschreven nummer. In min of meer omfloerste bewoordingen werd het lot van deze oorlogskinderen bezongen. Heel mooi en ook heel smaakvol.

Maar dan Elektrik Hannes. In krachtige, niets verhullende teksten verbeeldt hij de emoties van deze kinderen. Ik citeer een klein stukje: Mijn broer ligt onder het puin, waar is mijn vader toch. Ik kan alleen maar schreeuwen want alles is kapot. De essentie van de oorlog, gezien door kinderogen.

Keuze Guido de Greef: Blink 182 – Anthem (1999)

Tienerleed

M’n iPod is onverbiddelijk. In de playlist Punkrock – ‘alleen af te spelen bij een temperatuur boven de 25 graden’ – is niet Ace Of Spades van Motörhead, The Idiots Are Taking Over van NoFX of zelfs Veteran van Ignite de meest gedraaide track. Nee, dat is Anthem van de punkpoppers van Blink-182. Niet de meest verantwoorde keuze, wel de leukste. Dat komt door tekst, maar vooral door de hooks. Je blèrt het probleemloos hardop mee. Het heet niet voor niets Anthem.

Adolescentenleed in de popmuziek is zo oud als de rock ‘n roll. Niks schreeuwt zo jeugdrebellie als rockmuziek, en elke generatie heeft z’n eigen subgenre om dat leed van zich af te schrijven: van Summertime Blues van Eddie Cochran (Every time I call my baby, try to get a date, My boss says, ‘no dice son, you gotta work late’) in de jaren vijftig via Fight For Your Right (To Party!) van de Beastie Boys (Man, living at home is such a drag) in de tachtiger jaren tot de pretpunk van Blink-182.

Tom DeLonge schreef Anthem over een concert dat hij in z’n tienertijd bij een vriend wilde geven voor al z’n vrienden en klasgenoten. Er was alleen één probleem: pa en ma zouden om middernacht thuis komen en dus moest alles na afloop in allerijl weer worden opgeruimd. Iets dat lukte, al was tegen die tijd de politie gearriveerd wegens geluidsoverlast. En oja, er lag overal bloed vanwege een grote vechtpartij. En de stereo was kapot. Maar voor de rest ging het best goed.

Anthem is een aaneenschakeling van tienerleed: over veel te strenge ouders en de drang weg te willen lopen, naar een spannender leven dan de verveling van de Amerikaanse suburbs. Bloed doorlopen ogen van het blowen, uit de mond stinken van de stiekem gedronken alcohol, dat is het ideaal. Door alle ellende staat de testosteronbom op ontploffen, vandaar dat eindeloos herhaalde I time bomb aan het einde van de song. Al heb ik daar jarenlang I time wrong verstaan. Dat maakt het tienerleed nog nét iets groter.

Met al z’n teen angst vormde het een perfecte afsluiter van doorbraakplaat Enema Of The State, waarop alle opwindende en spannende zaken waar een puber mee te maken krijgt (drank, drugs, seks, maar ook een stuk serieuzer, in Adam’s Song, depressiviteit) worden bezongen. Waar Enema Of The State eindigt met Anthem, opent opvolger Take Off Your Pants & Jackets met Anthem Pt. 2. Maar zoals het sequels betaamt, is het nét iets minder dan het origineel.

Keuze Erwin Herkelman: Guano Apes – Big In Japan (2000)

Opengebroken beton

Ze trokken direct mijn aandacht toen hun eerste single Open Your Eyes de hitparade binnen kwam. Iets dergelijks had ik nog niet eerder gehoord. Een vreemde mengeling van rock, rap en punk. En dan óók nog met een frontvrouw. Maar ik vond het stiekem erg leuk. Stiekem, want dit lag mijlenver van de muziek waar ik mij op dat moment graag mee associeerde: trance.

Ze waren mijn aandacht echter weer net zo snel kwijt toen ik de opvolger hoorde. Ik vond Lords Of The Boards een verschrikkelijk schreeuwnummer. Ik kon – en kan er nog steeds – niet naar luisteren. En dat ik daarnaast werkelijk niets met wintersport heb, hielp ongetwijfeld ook niet mee. Het hokje ‘Guano Apes‘ werd dan ook weer razendsnel gesloten in mijn hoofd, maar niet voordat ik het eerst angstvallig had volgestort met beton.

Toch begon dat beton flink wat scheuren te vertonen toen ik enkele jaren later hun nieuwste single hoorde. Ik herkende het wel, maar ik had geen enkel idee waarvan. Pas veel later leerde ik dat het een cover was van 80’s-band Alphaville. Het liedje over artiesten die in Japan stadions uitverkopen, maar in hun eigen land amper bekendheid genieten, was in ons land de grootste hit voor de Duitse synthpop-band. Het haalde een tweede plaats in de Nederlandse Top 40 in 1984.

De versie van Guano Apes kon echter níet rekenen op eenzelfde succes. In Nederland haalde het niet eens de Tipparade. Maar toch is het bij mij blijven hangen: wat een héérlijke plaat is dat. Lekker vlot en de energie spat er vanaf! Wát een contrast met het origineel. Het zorgde ervoor dat het hokje ‘Guano Apes’ bij mij weer helemaal opengebroken is. Al heb ik vooralsnog niet de moeite genomen om het verder te vullen met werk van de Duitse punkrockers. Toch te bang dat er opeens weer iets Lords Of The Boards-achtigs door mijn speakers gilt.

Keuze Alex van der Meer: Otoboke Beaver – Datsu, Hikage No Onna (2019)

Snoeihard in de allerhoogste versnelling en mooi van lelijkheid

Punk is dood en wij leven nog. Luc de Vos van Gorki had wellicht wel een beetje gelijk. Voor mij althans. In de laatste jaren werd punkmuziek voor mij als iets nostalgisch. Genieten van punk was gewoonweg genieten van de golden oldies: Buzzcocks en Ramones, onder andere. De punk uit de jaren ‘90 en ‘00 verloor een beetje glans; die cd’s begonnen aardig stof te vergaren. En tegenwoordig dan? Is er nog rebelse punk? De muziek die schopt, ramt, en je buiten adem doet doen belanden. Zucht, waar moet ik het zoeken? Waar is het heilige vuur nog?

In Japan, blijkbaar. Accorinrin, Yoyoyoshie, Hiro-Chan en Kahokiss vormen de punk-rock-garage band Otoboke Beaver uit Kyoto. De band is wellicht het beste te omschrijven als een fucked-up versie van Shonen Knife. En eerlijk, het oude punk-vuur is helemaal opgelaaid bij mij. Het 2019 album Itekoma Hits bijvoorbeeld staat bol van puntige, scherpe en rammende pareltjes; snoeihard in de allerhoogste versnelling en mooi van lelijkheid. Je verstaat er geen klap van, maar de emotie wordt gevoeld. Het is logisch dat deze band ook buiten Japan bekendheid begint te krijgen. Lowlands was vorig jaar al een slachtoffer van deze tsunami, en toevallig was ik afgelopen week getuige van een weergaloos optreden in Groningen. Wat zijn deze vier dames verschrikkelijk goed, zeg!

Het nummer Datsu, Hikage No Onna is één van de beste tracks van de afgelopen jaren. Waar het over gaat? Geen idee, maar je hebt het idee dat je als man verrot gescholden wordt. Live wordt dit idee versterkt door het veelvuldig gebruik van de middelvinger. Het is een track vol leuke ideeën en weergaloze weerhaken. Het is niet nodig om het te verstaan. Zo zie je maar weer. Rebelse, harde punk is er dus toch nog. Er is hoop voor ons.

[polldaddy poll=10506861]

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.