In de beginjaren van de Mediamarkt hadden ze een redelijk cd-aanbod, met onder andere leuk geprijsde stapelplaatjes. Ik liep er in mijn pauze graag even binnen, neusde wat rond, luisterde wat aan een luisterpaal of snuffelde in containers met ramsj: ouwe meuk, verzamelaars, new age en klassiek, van alles door elkaar. Zo vond ik ook voor een grijpstuiver een dubbelaar van het Transatlantic label, onder de titel Children Of The Sun: The Story Of The Transatlantic Underground 1968-1973. Ik kende het label van Stray en Gryphon, dus het moest wel gek lopen wilde de rest bagger zijn. Bovendien stond Peter Bardens erbij, de latere toetsenist van Camel. Het zat wel goed.
Transatlantic werd in ’61 opgericht door Nat Joseph, een Brit die Amerikaanse muziek – niet verkrijgbaar in Engeland – toegankelijk wilde maken. Voornamelijk jazz en folk. Het eerste commerciële succes was een drietal voor die tijd nogal controversiële platen. Deze bevatten geen muziek, maar seksuele voorlichting. Zoals dat gaat; extra publiciteit leidt tot hoge verkoop. Het tegenovergestelde van wat de mensen wilden bereiken die ertegen ageerden. Door dat succes kon Joseph Britse acts contracteren.
De verzamelaar Children Of The Sun is vernoemd naar het gelijknamige en enige album van het duo The Sallyangie, bestaand uit Mike en Sally Oldfield. Yep, dé Mike Oldfield van Tubular Bells, maar bij The Sallyangie is Mike nog aan het puberen; hij is net zestien. Het is een typerend folkduo: akoestische gitaar, een fluit en fladderig gezang. De plaat deed het redelijk, het duo deed een Britse tour, speelde in Parijs en daarna was het gedaan, bij Transatlantic dan. Mike musiceerde wat met zijn broer Terry, speelde bij Kevin Ayers en ging solo verder, niet zonder succes.
Een meer succesvolle en invloedrijke folkartiest van het Transatlantic label was Bert Jansch. Jansch bracht er zijn soloalbums uit en later ook die van zijn band Pentangle. Zijn eersteling, simpelweg Bert Jansch genoemd, nam hij met een taperecorder op in de keuken van zijn producer. De opnamen werden voor £100,- verkocht aan Transatlantic en Jansch’ naam was gevestigd. De afsluiter van die plaat heet Angie. Een prachtig instrumentaaltje dat niets te maken heeft met het nummer van de Stones. Wel was het de medenaamgever van bovengenoemd duo.
Naast folk nam Transatlantic ook enkele rockbands op in haar stal: het al genoemde Stray, Little Free Rock en Circus. In Circus zat toetsenist Phillip Goodhand-Tait die A Day Without Love en nog een paar nummers schreef voor The Love Affair. Hij verliet het circus al snel en deed nadien productiewerk voor onder andere Venom en The Climax Blues Band. Circus werd vooral gedragen door Mel Collins, die later blaaswerk verzorgde bij onder andere King Crimson, Roger Waters, The Rolling Stones, Camel en The Alan Parsons Project.
Een blije verrassing op de verzameldubbelaar was Alan Hull. Zijn naam zei mij eerlijk gezegd niets, maar zijn latere band wel: Lindisfarne, bij ons vooral bekend van Lady Eleanore. Hull leerde als kind piano en gitaar spelen en maakte al snel zijn eerste liedjes. Omdat de kachel moest roken werkte hij als glazenwasser, verpleger en chauffeur, ondertussen optredend als folkzanger. Voordat Lindisfarne werd opgericht maakte hij één singel: We Can Swing Together die, voordat hij terugkeerde op Children of the Sun, ook was terug te vinden op de debuutplaat van Lindisfarne. Overigens in een mindere, wat lijzige versie.
We Can Swing Together gaat voor mij over de vrije geest. De gevestigde orde kan allerlei regels en wetten bedenken, maar als je je eigen feestje wilt vieren laat je je daardoor niet beteugelen. En zo is het. Leef je uit maar hou het wel gezellig. Die vrolijk- en ongeremdheid hoor je terug bij Alan Hull. Doe je gezellig mee?